Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Vergadering van 27/01/2011
Vraag om uitleg van de heer Marino Keulen tot mevrouw Hilde Crevits, Vlaams minister van Mobiliteit en Openbare Werken, over de daling van het aantal carpoolers
- 772 (2010-2011)
Vraag om uitleg van de heer Sas van Rouveroij tot mevrouw Hilde Crevits, Vlaams minister van Mobiliteit en Openbare Werken, over het lage percentage Vlaamse carpoolers
- 787 (2010-2011)
De voorzitter : De heer Keulen heeft het woord.
De heer Marino Keulen : Voorzitter, minister, collegas, op 15 december 2010 stond in Het Nieuwsblad dat het aantal carpoolers gedaald is. Mobiel Vlaanderen stelde vast dat er in de periode 2007-2008 3,65 procent van de ondervraagden samen naar het werk reed en dat dit aantal in 2009 zakte naar 2,89 procent.
Een onderzoek van de federale overheid stelde vast dat de daling onder meer te wijten is aan de grotere flexibiliteit die de werkgevers vragen van hun werknemers, waardoor onderling afspreken moeilijker wordt, en aan het invoeren van glijdende werktijden, waardoor files vermeden kunnen worden en het openbaar vervoer interessanter wordt om te gebruiken. De carpoolbank zei dat er na het uitbreken van de economische crisis in 2007 een stijging was van het aantal inschrijvingen van personen die kostendelend willen reizen. De Vlaamse overheid zelf investeert volop in nieuwe carpoolparkings om het carpoolen te promoten. Zelfs in mijn buurgemeente Maasmechelen is er een mooie in gebruik genomen.
Op zich zijn de cijfers en conclusies toch verbazend. De carpoolparkings hebben nog nooit zo vol gestaan als nu. Het openbaar vervoer zou door de glijdende werktijden interessanter worden en dus meer betalende reizigers moeten aantrekken. Maar in de cijfers van De Lijn is dit niet te merken. De argumenten die het onderzoek van de federale overheid aanhaalt, waren ook van toepassing juist voor en na het uitbreken van de economische crisis van 2007.
Minister, als er een daling is van het aantal carpoolers, wie zijn dan de gebruikers van de overvolle carpoolparkings? Heeft de Vlaamse overheid een onderzoek of een theorie over de trendwijziging waardoor er een daling is van het aantal carpoolers? Door het invoeren van glijdende werktijden wordt het openbaar vervoer interessanter voor het woon-werkverkeer. Hoe komt het dat De Lijn er niet in slaagt om deze, voor hen broodnodige, betalende reizigers aan te trekken?
De voorzitter : De heer van Rouveroij heeft het woord.
De heer Sas van Rouveroij : Mijn vraag is aanvullend en dus kort. Het succes van het carpoolen is tanend. Dan zijn er twee mogelijkheden. Ofwel legt u zich daar niet bij neer. Dat is de politiek correcte houding. Dan is mijn vraag: wat gaat u eraan doen? Hoe gaat u het carpoolen weer stimuleren? Ofwel legt u zich daar wel bij neer. Dat is wat ik de politiek moedige houding zou durven noemen. Dan doet u wat men in Nederland doet: het verlies nemen. In Nederland heeft men vastgesteld dat het carpoolen niet succesvol is, stimuleert men het niet langer en heeft men het beleid op dat vlak voorlopig begraven. Waarvoor kiest u?
De voorzitter : Mevrouw Smaers heeft het woord.
Mevrouw Griet Smaers : Ik heb ook gelezen over de daling in de cijfers. Maar als je de carpoolparkings ziet en daarnaar heeft de heer Keulen ook verwezen , staan er heel veel wagens. Dat toont toch het succes van de carpoolparkings aan, en ik denk ook van het carpoolgebruik.
Ik verwijs naar een vraag die ik aan de minister heb gesteld over de carpoolparkings. Er is nog steeds vraag naar bijkomende carpoolparkings langs grote autosnelwegen, ook bij ons in de regio. Die zijn nodig en daarin wordt in de toekomst het best nog geïnvesteerd, om het duurzame woon-werkverkeer te stimuleren.
Ik heb ook al eens gevraagd naar maatregelen om het carpoolen blijvend onder de aandacht te brengen. Bedrijven in onze regio die gebruikmaken van carpoolplanning voor hun werknemers, zeggen mij dat als je er niet continu op wijst dat het systeem bestaat, de aandacht ervoor wegebt. Het voortdurend onder de aandacht brengen is nodig om dat gebruik te stimuleren. Daar kan een taak zijn weggelegd voor de overheid, om daarvoor constant een promotiecampagne te voeren.
Ook kan het misschien nuttig zijn om de carpooldatabanken, die nu zijn opgericht, ook met behulp van Taxistop, uit te breiden, en de mogelijkheden tot matching met carpoolvriendjes uit te breiden. Nu bestaat dat dikwijls enkel op het niveau van een bedrijf of van een kleine regio. Als je dat op bedrijfsterreinniveau ziet, zullen er wellicht meer matchen gebeuren. Dan zijn er meer mogelijkheden om samen naar één terrein te komen. Ik hoor ook van de mensen van Taxistop dat ze heel wat heil verwachten van het verruimen van de carpooldatabank om die matching mogelijk te maken. Ziet u daar mogelijkheden ter ondersteuning?
De voorzitter : Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits : Collegas, vooraleer een positieve of negatieve trend te becommentariëren, zou ik eerst de cijfers willen duiden. Meten is weten. We moeten uitgaan van correcte cijfers. Ik heb er voor u vier meegebracht.
Eerst en vooral hebben we de cijfers uit ons eigen onderzoek verplaatsingsgedrag (OVG). Op 15 december 2010 is er een artikel in een krant verschenen, waarschijnlijk de aanleiding voor de vraag, waarin wordt vermeld dat het aantal Vlaamse carpoolers de jongste jaren gedaald zou zijn van 3,65 procent naar 2,89 procent. Ik heb gezocht van waar die cijfers komen. Die komen dus uit mijn eigen OVG Vlaanderen. Daarin staat vermeld dat het verschil niet significant is en dat je met die twee cijfers absoluut geen uitspraken kunt doen over de evolutie. Pas als er grote rek zit op de cijfers, kun je met zekerheid van een evolutie spreken. De enige conclusie is dat het aandeel carpoolen rond de 3 procent blijft. Dat is geen stijging of daling, dat is gewoon 3 procent.
Daarnaast zijn er cijfers uit een onderzoek van de federale overheid. In dat onderzoek wordt vastgesteld dat het carpoolen als hoofdvervoermiddel in Vlaanderen tussen 2005 en 2008 gedaald is van 5,1 procent tot 4,4 procent. Oorzaken voor de daling zijn volgens het onderzoek de toename van de vereiste flexibiliteit van de werknemers en de economische crisis. De economische crisis is voor mij moeilijk om vat op te krijgen. De toename van de vereiste flexibiliteit is een vaststelling.
Ten derde zijn er de cijfers van de inschrijvingen in de carpooldatabank. Dat is wel belangrijk en interessant. Ik heb die opgevraagd om te kijken of er een evolutie merkbaar is op lange termijn. De cijfers van individuele inschrijvers over meerdere jaren geven een stijgende tendens aan, met twee piekmomenten: in 2003 en 2008. Die piekmomenten, collegas, vallen samen met de campagnes. Een campagne geeft een piekmoment. Dat is misschien logisch, maar het is toch goed om dat hier te zeggen. En in het geval van 2008 waren er ook stijgende brandstofprijzen.
Daarnaast geven de cijfers van de bedrijven die aangesloten zijn bij de carpooldatabank in Vlaanderen een continue groei weer. Deze cijfers geven aan dat er een stijgende vraag is en dat de interesse van bedrijven nog steeds toeneemt.
Ten vierde, mevrouw Smaers, mijnheer Keulen, de bezetting van de carpoolparkings stijgt. Er is een toenemende vraag naar carpoolparkings. Dat staat een beetje haaks op elkaar: ze dalen, maar toch is er een grotere vraag. Een stijging van de bezettingsgraden wil niet per definitie zeggen dat er een stijgende trend is in het aantal carpoolgebruikers. Dat hangt van veel factoren af, maar we zien echt veel vragen.
Als eindconclusie, voorlopig, durf ik vandaag niet te zeggen dat het zakt. De trend is niet stijgend of dalend, maar vrij constant. Er is nog een duidelijke vraag.
Uw vragen zijn bijzonder interessant om eens naar het beleid te kijken. De cijfers geven mij geen enkele reden om te stoppen met het stimuleren van carpoolen. Ik ken een paar parkings en de bezettingsgraad. Ik ga het voorbeeld van Nederland om niets meer te doen, niet volgen.
Het carpoolen is geen wondermiddel we kunnen nooit alle mensen doen carpoolen , maar het is een belangrijk element. We moeten naar de juiste incentives zoeken om een groei te realiseren. Stagnatie is nooit goed. De diagnostiek woon-werkverkeer 2008 van de FOD Mobiliteit en Vervoer geeft aan dat er nog een potentieel bestaat om het aandeel carpoolers in het geheel van de woon-werkverplaatsingen te verhogen. Er zijn een aantal factoren waar ik weinig vat op heb, zoals de brandstofprijzen en de economische situatie.
Waar kan ik wel op inspelen? Ten eerste kunnen bedrijven zich gratis aansluiten bij de Vlaamse carpooldatabank. We zien hier nog steeds een stijgende tendens. Dit is positief, maar er is duidelijk nog groei mogelijk. Mevrouw Smaers stelde voor om te linken, dat is interessant.
Ten tweede gaan steeds meer bedrijven vrijwillig bedrijfsvervoerplannen opmaken. De Vlaamse Stichting Verkeerskunde biedt hierbij een uitgebreid informatie- en vormingsaanbod aan werkgevers en werknemers die willen werken rond mobiliteitsmanagement. Bedrijven die daar actief mee bezig zijn, maken meer kans op een positieve feedback dan de andere. Dat geldt voor alle facetten van mobiliteit.
Ten derde zijn er de mobiliteitspunten. We hebben daar al uitgebreid over gediscussieerd. Ze staan ter beschikking van bedrijven, bedrijvenzones en instellingen die te maken hebben met problemen rond woon-werkverkeer of die het woon-werkverkeer op een duurzame manier willen organiseren.
Ten vierde subsidieer ik Pendelfondsprojecten. De bedrijven die maatregelen implementeren inzake carpoolen, komen daarvoor in aanmerking. Ik wil het Pendelfonds grondig hervormen. Een van de gebreken is mijns inziens de tijdelijke ondersteuning voor enkele jaren. Ik wil dat structureel aanpakken. Wat zijn de juiste stimuli die de overheid kan geven om het collectief vervoer voor het woon-werkverkeer te stimuleren?
Ten vijfde zorg ik voor een uitbreiding van de capaciteit van de carpoolparkings. Momenteel zijn er tachtig carpoolparkings in Vlaanderen met 6634 beschikbare plaatsen. In 2006 waren er 69 carpoolparkings. Er zijn dus elf carpoolparkings bij gekomen en 723 beschikbare plaatsen. Op dit moment zijn er acht nieuwe carpoolparkings gepland of in uitvoering: eentje aan de E40 in Erpe-Mere, eentje op de E17 in Nazareth, eentje op het kruispunt E313/N80 in Hasselt-Zuid, eentje op de E314 ter hoogte van Maasmechelen, eentje op de E19 in Rumst, eentje op de N50 in Oostkamp, eentje op de E17 in Deerlijk en eentje in Veurne.
Tot slot zijn er de mediacampagnes en het informeren van de bedrijven. Campagnes leiden tot piekmomenten. Een goed uitgekiende campagne heeft effect. Spijtig genoeg is die aandacht maar kort. Dat heb ik inzake Leefmilieu ook al ondervonden. Spijtig genoeg daalt met de aandacht ook het carpoolen zelf. Ik wil zoeken naar continue promotie. Ik wil meer gerichte campagnes voeren naar bedrijven. Grote borden langs de weg doen we al een tijdje niet meer. Ik geloof niet dat dat de ideale manier is om mensen te stimuleren om te carpoolen. Ik wil werken via zeer concrete getuigenissen en informatiepakketten naar de bedrijven.
Carpooling is geen wondermiddel, maar wel een element dat ik wil integreren in een ruimer pakket van mogelijkheden. Samen met de betrokken actoren wordt op dit ogenblik uitgezocht hoe we het idee van een multimodaal mobiliteitsbudget in bedrijven ingang kunnen doen vinden. Een bedrijf kan uitzoeken hoe het dat kan organiseren. We onderzoeken dat samen met vervoersaanbieders, bedrijven en het middenveld. Is het interessant? Kunnen we binnen zon pakket nagaan hoe het aandeel carpoolers structureel verhoogd kan worden?
Mijnheer Keulen, glijdende werktijden zouden negatief werken op het carpoolen. Uit de enquête van de federale overheid blijkt dat ze mee verantwoordelijk zijn voor de stagnatie. De Lijn zou daar kunnen op inspelen. Het klopt echter niet helemaal dat door het invoeren van glijdende werktijden het openbaar vervoer interessanter wordt voor het woon-werkverkeer. De Lijn kan soms wel een oplossing bieden, maar soms is het juist moeilijker om efficiënt te reageren op vragen.
De Lijn zelf betwist dat ze er niet in slaagt om betalende reizigers op die manier aan te trekken. Cijfers zijn altijd gevaarlijk, want we chippen nog niet, maar De Lijn zegt dat ze groeicijfers kan voorleggen van de betalende abonnees. Dat zijn geen schattingen, maar naakte cijfers. De Lijn stelt in de periode december 2009 versus december 2008, een groei vast van het aantal betalende abonnees in de leeftijdsgroep 25 tot 64 jaar met 4,03 procent. Dat is dus een stijging. Als de werkgever bijdraagt als derde betaler, dan ziet De Lijn in december 2009 een groei van 11,94 procent ten opzichte van het jaar voordien. Daar zit progressie in.
In de gevallen waar het voor De Lijn moeilijk is om op in te spelen, moeten we werk maken van moeilijker te ontsluiten gebieden, bedrijventerreinen, gebieden met specifieke werkregelingen. Het Shuttledecreet staat in mijn beleidsbrief voor dit jaar. We moeten zoeken naar hoe we met zon decreet een structurele verankering kunnen krijgen van wat we nu hebben aan pendelfondsprojecten. Maar daar is nog veel werk aan de winkel.
Ik heb verwezen naar de diagnostiek woon-werkverkeer in het eindverslag. Als het jullie interesseert, kan ik dat laten toevoegen.
De voorzitter : De bedrijven zijn verplicht om elk jaar een opgave te doen van de verplaatsingen van hun medewerkers. Ze moeten meedelen op welke wijze de werknemers naar het bedrijf komen. Dat is puur statistisch.
Het incident is gesloten.
Ik lees nu de vierde strofe van het gedicht voor:
Zij gaan zich nu voorzichtig laten scheren,
Om daarna, met ervaring en verstand,
Een glas te drinken op het heil van t land:
De dominee, de dokter, de notaris.
k Weet geen probleem dat hun na zes te zwaar is.
Maar t kan verkeren.