Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 13/01/2011
Vraag om uitleg van de heer Wim Wienen tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over het grote aantal onvoldoendes bij thuisonderwijs secundair onderwijs
- 724 (2010-2011)
De voorzitter : De heer Wienen heeft het woord.
De heer Wim Wienen : Minister, thuisonderwijs, daar ben je voor of daar ben je tegen. Er zijn argumenten pro, er zijn evenveel argumenten contra. Wat wel frappeerde, is dat u interessante cijfers hebt gegeven op een schriftelijke vraag van de heer Dewinter. U zegt dat er met thuisonderwijs een probleem is omdat er bij 53 van de uitgevoerde controles bij huisonderwijs in het secundair onderwijs 25 niet voldoen. Dat is ongeveer de helft. Wat huisonderwijs voor het basisonderwijs betreft, is het veel beter. Dat heeft wellicht te maken met de complexiteit van de materie. Wij, en zeker u als minister, moeten daar aandachtig voor zijn.
Mensen die huisonderwijs genieten, moeten natuurlijk ook een diploma kunnen verkrijgen en werk vinden. Gelet op die cijfers lijkt me dat problematisch te worden, te meer omdat het aantal leerlingen dat huisonderwijs volgt, toeneemt. In het Antwerpse bijvoorbeeld was er destijds een imam die naar aanleiding van het hoofddoekenverbod in het atheneum opriep om meisjes van school thuis te laten en huisonderwijs te laten genieten.
Minister, neemt het huisonderwijs in Vlaanderen toe? Zo ja, wat waren de cijfers voor het afgelopen schooljaar? Is er een toename? Hebt u weet van de meest aangehaalde redenen om over te schakelen van het klassieke naar het huisonderwijs? Hoe gaan we dit probleem aanpakken? Zijn de personen die huisonderwijs geven en ouders die hun kinderen huisonderwijs laten genieten, zich voldoende bewust van de moeilijkheidsgraad om zoiets te organiseren? Zeker voor het secundair onderwijs is dat niet voor de hand liggend. Als het allemaal zo gemakkelijk zou zijn, en als iedereen geschikt zou zijn om onderwijs te geven aan zijn kinderen, hebben we geen lerarenopleiding nodig in Vlaanderen. Zijn er richtlijnen voor de mensen die huisonderwijs geven? Zo ja, welke?
De voorzitter : Mevrouw Vanderpoorten heeft het woord.
Mevrouw Marleen Vanderpoorten : Vorig jaar heb ik zelf een vraag gesteld over huisonderwijs. Ik ben die zaak ook blijven opvolgen. Het blijft om een klein aantal gaan, maar het stijgt wel sterk de laatste jaren.
In het antwoord dat u geeft aan de heer Dewinter over het aantal negatieve controles dat er is geweest, valt op dat het aantal negatieve onvoldoendes voor het secundair onderwijs vrij hoog is, maar voor het basisonderwijs is dat anders. Is er een verschil in controle, of is het basisonderwijs gemakkelijker om als huisonderwijs te geven?
In gesprekken met bepaalde mensen valt me op dat het controleren van dat huisonderwijs een moeilijke zaak blijkt te zijn. De voorwaarden waaraan moet worden voldaan, zijn veeleer vaag. De vraag of kinderen wel of geen sociale contacten hebben, is bijvoorbeeld heel moeilijk te controleren. Plant u daarvoor een duidelijkere of stringentere regelgeving in de toekomst? Vorig jaar zei u dat dat niet nodig is. Gezien de stijgende cijfers hebt u misschien toch een andere visie.
Minister, wat gebeurt er met de opvolging van de onvoldoendes die werden gegeven? Wordt dat opgevolgd of moeten die mensen zich inschrijven in een gewone school en wordt dat effectief gecontroleerd?
De voorzitter : Mevrouw Helsen heeft het woord.
Mevrouw Kathleen Helsen : De laatste jaren is er een toename van het aantal leerlingen dat kiest voor huisonderwijs. De cijfers blijven aantonen dat een hoog aantal leerlingen niet het onderwijs geniet dat we vinden dat ze mogen krijgen. De vragen of we de regelgeving over huisonderwijs niet opnieuw onder de loep moeten nemen en of we het vanzelfsprekend moeten vinden dat er vrij eenvoudig kan worden overgestapt naar de formule van huisonderwijs, leven steeds meer. Het is belangrijk dat leerlingen kunnen opgroeien in contact met leeftijdsgenoten, dat ze goed voorbereid zijn op onze samenleving, dat ze goed kunnen samenwerken met anderen. Een schoolse omgeving is daarvoor een goede context. De aantallen nemen toe en de resultaten zijn onvoldoende. Daarom moeten we dit onder de loep nemen. Minister, denkt u daar ook zo over?
De voorzitter : De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck : Dit probleem verdient de nodige aandacht. Ik ben blij dat er überhaupt al controles zijn. We hebben een leerplicht in dit land, geen schoolplicht. We doen controles, de resultaten zijn slecht, maar welke instrumenten hebben we om ook iets te doen? Kunnen we die mensen op de een of andere manier verplichten? Als de aantallen toenemen, moeten we toch zeker iets doen.
Over welke kinderen gaat het? Ik wil niet stigmatiseren, maar zijn dat sociaal zwakkeren? Zijn het mensen die tijdelijk in ons land verblijven, kinderen van managers en CEOs en eurocraten? In elk geval moeten we dit van naderbij opvolgen en indien nodig maatregelen nemen. De opvoeding van kinderen is te belangrijk, we mogen niemand door de mazen van het net laten glippen.
De voorzitter : Mevrouw Poleyn heeft het woord.
Mevrouw Sabine Poleyn : Naar aanleiding van deze vraag heb ik er de evaluatie van het huisonderwijs 2006-2007 en 2007-2008 bij genomen. Ik heb de meer recente niet gevonden. Ik wou vooral kijken naar de motieven waarom leerlingen huisonderwijs volgen. Naast de zaken die ik verwachtte, zijn me drie dingen opgevallen. De grootste groep, bijna 30 procent, doet het om redenen zoals leerproblemen, autismespectrumstoornis, handicap, leerachterstand. Dat geeft aan dat het hele dossier leerzorg heel dringend is.
De tweede grootste groep, 17,5 procent, heeft een laag welbevinden in de school. Dat is een aspect waarvoor we misschien te weinig aandacht hebben. Blijkbaar is er daarvan een grotere vertegenwoordiging in de provincie Antwerpen. Minister, daarvoor heb ik geen verklaring gevonden, maar misschien kunt u die wel geven.
De heer Boudewijn Bouckaert : Minister, 25 op 53 is een heel slecht cijfer. Dat is zorgwekkend. Dat is een signaal dat nader bekeken moet worden. We kunnen daar niet zomaar omheen.
De toename van het thuisonderwijs is voor mij geen probleem. Het is goed dat dat bestaat. Mensen kunnen veel redenen hebben om daarvoor te kiezen. Mijnheer Wienen, u kent de heer Beliën toch? Hij is toch een belangrijk ideoloog van uw partij? Hij heeft zijn vijf kinderen thuisonderwijs gegeven omdat ons onderwijs te progressief was. Ze hebben het alle vijf zeer ver gebracht aan de universiteit. Thuisonderwijs kan een goede zaak zijn.
Het is ook een barometer voor het reguliere onderwijs. De stijging van het thuisonderwijs is een signaal dat we iets moeten gaan doen.
Stijgt het thuisonderwijs ten gevolge van het hoofddoekenverbod? Dat kan ik moeilijk zeggen. Ik wijs op het boek van mevrouw Heremans, die het tegenovergestelde beweert. Ze schrijft dat de meisjes nu gewoon zonder hoofddoek naar school gaan.
Ik deel echter de zorg van de vraagsteller. Goed thuisonderwijs staat of valt met goede controle. De kwaliteit die eruit voortvloeit, moet ongeveer hetzelfde zijn als die van het reguliere onderwijs. Als dat niet het geval is, zitten we met een faling van het systeem.
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet: De cijfers zijn al genoemd. Het neemt inderdaad toe, zeker in het secundair onderwijs, van 504 in 2007-2008 naar 577 in 2008-2009 tot 615 vorig schooljaar.
Ik zal de tabel met de redenen van die keuze als bijlage bij het verslag laten opnemen. De redenen waarom ouders zelf onderwijs aan hun kinderen verstrekken, zijn onder andere schoolmoeheid, negatieve ervaringen met de school, kiezen voor een eigen opvoedingssysteem, nood aan aangepaste verzorging en/of begeleiding, combinatie met een sport- of muziekcarrière, regelmatig verblijf in het buitenland, hoogbegaafdheid, en nog enkele kleinere groepen wegens grote leerachterstand, ideologische reden en trekkende bevolking.
Alleen zotten veranderen niet van mening, maar ik blijf bij mijn gedacht van enkele maanden geleden. We hadden toen een debat naar aanleiding van een vraag van mevrouw Vanderpoorten. Ik heb toen al alle vragen beantwoord.
Ik meen me te herinneren dat u het toen eens was met mij. Het fenomeen van het huisonderwijs stijgt. Ik vind dat geen goed fenomeen. Ik vind het beter dat kinderen samen met anderen opgroeien aangezien ze later met anderen moeten samenleven. Voor mij gebeurt dat het best in een school, dat is de beste omgeving om op te groeien. Dat is mijn uitgangspunt.
In onze Grondwet maken we het onderscheid tussen leerplicht en schoolplicht. De leerplicht kan via individueel en via collectief huisonderwijs. Dat laatste hebben we intussen ook toegestaan. Dat betekent dan collectief onderwijs in een soort niet-erkende school.
Ik heb toen aan mijn administratie uitdrukkelijk gevraagd om het fenomeen cijfermatig in het oog te houden en goed na te gaan hoe de kwaliteit wordt bewaakt. Bovendien vraag ik me af of we een decretaal initiatief moeten nemen om onszelf bijkomende middelen te geven om het te controleren. Aan het eind van dit jaar zal dat duidelijk worden. Onze regelgeving is immers zeer summier. Er zijn alleen algemene voorwaarden. Zo moeten de ouders de fundamentele rechten van een democratie respecteren.
Ik meen me te herinneren dat ik toen met goedkeuring van meerderheid en oppositie heb aangekondigd dat we zouden onderzoeken of we het decretaal kader rond huisonderwijs niet moeten verstrakken om meer controlemogelijkheden te hebben en meer te kunnen optreden. Als het huisonderwijs niet in orde is, wordt het parket ingeschakeld om de ouders al dan niet voor de rechtbank te vervolgen omdat ze niet voldoen aan de leerplicht van hun kinderen. Dat is het huidige mechanisme. U weet hoe dat werkt. U vindt alle informatie op de website; ik moet dat niet herhalen.
Ouders die contact opnemen met de administratie krijgen een eerlijk antwoord: huisonderwijs vergt veel discipline en inzet. Voor de voorwaarden worden ze doorverwezen naar de website. Verder worden er geen specifieke richtlijnen gegeven. De kinderen kunnen een diploma halen als ze de examencommissie passeren.
De stijging is dus zorgwekkend. We moeten dat in het oog houden, alhoewel de aantallen nog niet groot zijn. We willen dit fenomeen niet bevorderen. We zoeken uit hoe we de kwaliteit kunnen bewaken en hoe we kunnen optreden. Misschien moeten we de regels verstrakken. Ik heb toen begrepen dat u het met me eens was.
De voorzitter : De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck : Minister, ik heb hier de brochure van uw departement over thuisonderwijs en de evaluatie. Zitten daar ook de cijfers van het collectieve onderwijs in?
Minister Pascal Smet : Die zitten erin.
Moslimscholen zijn bijvoorbeeld collectief onderwijs. Dat bestaat in Antwerpen voor een kleine groep van een 26-tal kinderen.
De heer Kris Van Dijck : We hebben enkele jaren geleden met de commissie Onderwijs een bezoek gebracht aan een privéschool in Oostduinkerke, Le Petit Prince.
Minister Pascal Smet : Niet alle privéscholen zijn collectief thuisonderwijs. Ik zal dat laten nagaan.
De voorzitter : Het incident is gesloten.