Commissie voor Woonbeleid, Stedelijk Beleid en Energie
Vergadering van 16/12/2010
Vraag om uitleg van mevrouw Patricia De Waele tot mevrouw Freya Van den Bossche, Vlaams minister van Energie, Wonen, Steden en Sociale Economie, over de onderbenutting van bestaande bebouwing in overheidsbezit
- 705 (2010-2011)
De voorzitter : Mevrouw De Waele heeft het woord.
Mevrouw Patricia De Waele : Minister, uit een doctoraatsstudie blijkt dat Vlaanderen volgebouwd zou zijn tegen 2050. Als we aan hetzelfde tempo bijkomende woningen blijven nodig hebben, zal er in 2050 geen open ruimte meer overblijven.
Het probleem doet zich vooral voor in de Vlaamse Ruit. Tussen 2003 en 2009 werd meer dan 153 vierkante kilometer onbebouwde oppervlakte in Vlaanderen bebouwd. Dat is in hoofdzaak te wijten aan de sterke demografische groei. Er zijn 4 procent meer inwoners bijgekomen in de periode 1999-2008. Deze sterke groei vinden we zowel terug in de stad als op het platteland. In de grootsteden is er een sterke natuurlijke groei, terwijl de groei in de rest van Vlaanderen vooral te wijten is aan het hoge migratiesaldo van mensen die de stad verlaten. Alle beleidsactoren moeten aandacht besteden aan deze evolutie. Ik stel mijn vraag daarom aan u als minister bevoegd voor sociaal wonen.
In uw beleidsnota Wonen staat dat u 64.000 nieuwe woningen op de sociale woonmarkt gaat bouwen tegen 2020, dat zijn meer dan 6400 nieuwe woningen per jaar. Dit zal onvermijdelijk leiden tot een verdere daling van de open ruimte in Vlaanderen. Vandaag staan er ook heel wat sociale woningen leeg, waarvan er een aantal moeten worden gerenoveerd, maar er is ook een structureel probleem van leegstand, zoals we al herhaaldelijk hebben aangetoond.
Daarnaast hebben de verschillende overheden in dit land heel wat gebouwen in hun bezit die leegstaan, denken we maar aan leegstaande schoolgebouwen, ongebruikte watertorens, leegstaande kloosters, gemeentehuizen, ongebruikte kerken en pastorijen. Ook hier heeft de Vlaamse overheid een belangrijke taak om versneld werk te maken van de herbestemming van deze gebouwen.
Minister, hoe evalueert u de bevindingen uit de doctoraatsstudie? Wat is uw beleidsvisie op dat vlak? Op welke manier gaat u de bestaande onderbenutte bebouwing in de sociale woningsector activeren? Welke kansen ziet u in het herbestemmen van niet-gebruikte openbare gebouwen? Op welke manier gaat u deze kansen omzetten in beleid?
De voorzitter : Minister Van den Bossche heeft het woord.
Minister Freya Van den Bossche : Ik wil even de context van de studie schetsen. De studie is gericht op de afwaterings- en overstromingsproblematiek en heeft het over de toename van de bebouwde ruimte in haar geheel, dus niet enkel van woningbouw, maar ook verharde oppervlakte. Voor de toename van de woonbebouwing verwijs ik naar de uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV). De toename van de woningen zoals gepland in het grond- en pandenbeleid is mogelijk binnen de huidige woonbestemmingen in Vlaanderen. Verdere discussie over welke ruimte waarvoor wordt bestemd en of dat dan bijkomende ruimte is of niet, moet u voeren met minister Muyters, die bevoegd is voor Ruimtelijke Ordening.
Naast het bijbouwen moeten we ook oog hebben voor kwalitatieve herbestemmingen. Dat is vandaag al het geval in een aantal stadsvernieuwingsprojecten, waar men dat probeert mee op te nemen. Soms is het een dubbel voordeel: een leegstaand gebouw wordt algauw een stadskanker, en ondertussen kun je soms wat sneller woningen realiseren.
Mevrouw De Waele, u mengt deze vraag met de leegstand van sociale woningen, maar dat is van een andere aard. Tussendoor zal ik er toch even op antwoorden, al is dat dan hetzelfde antwoord dat ik altijd geef. De leegstand in sociale woningen wordt op 3 tot 5 procent geschat, maar dat zegt niets over de duur van die leegstand. Tussen twee huurders is er natuurlijk altijd een tijdelijke leegstand: de ene gaat eruit, de andere komt erin. Er is ook leegstand bij renovatie, en er is leegstand die niet te verklaren of te verantwoorden valt. We zullen pas weten welk aandeel die leegstand vormt, nadat de visitatiecommissies op bezoek zijn geweest. Het is mijn aanvoelen dat de huisvestingsmaatschappijen, die er overigens alle baat bij hebben om een goed beleid te voeren om die woningen te vullen, toch wel trachten die woningen maximaal te benutten. Opnieuw verwijzen naar massale leegstand, lijkt me in dit dossier niet de meest gepaste reactie.
Samen met de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW) heb ik initiatieven genomen om een uitgebreidere datawarehouse op te starten, zodat sociale huisvestingsmaatschappijen meer informatie zouden doorgeven, waarmee het van op afstand gemakkelijker is te evalueren hoe lang die leegstandsprocedures duren, zodat er eventueel kan worden ingegrepen als het nodig is. Over een paar maanden zullen al die gegevens zijn ingeput, dan hebben we meer conclusies. Ik heb niet de indruk dat huisvestingsmaatschappijen zomaar woningen zouden laten leegstaan. Maar goed, we zullen dat binnenkort via die databestanden heel duidelijk kunnen zien.
Vandaag is er leegstaand patrimonium dat ik wil hergebruiken om erin te wonen. Dat moet mogelijk zijn. Sommige zaken zijn eventueel ingekleurd in een gebied voor gemeenschapsvoorzieningen. Het is dan nogal omslachtig en moeilijk om dat een andere bestemming te geven. Andere liggen al in woongebied, dan is het eenvoudiger. Ik sluit niet uit dat je soms een bestemming gemeenschapsvoorzieningen zou kunnen wijzigen in woongebied, maar dat is niet zo eenvoudig natuurlijk. Voor het ene gebouw zal dat gemakkelijker gaan dan voor het andere vanwege de ruimtelijke bestemming, en vanwege de aard van het gebouw op zich.
Soms is het moeilijk om aan de kwaliteitseisen en de normen van sociale woningen te voldoen in bestaande gebouwen, of zijn de kosten daarvoor zodanig hoog dat het niet te verantwoorden zou zijn om die functie te herbestemmen. In andere gevallen lukt dat heel goed. Er zijn vrij veel geslaagde voorbeelden van ombouw tot sociale woningen van schoolgebouwen, kloosters, rusthuizen, pastorijen en zelfs een kasteel en een gemeentehuis. Het kan. Ik sta daar zeker voor open. Waar de mogelijkheid zich aandient, zullen we daar graag op ingaan, als het enigszins realistisch blijft.
De voorzitter : Mevrouw De Waele heeft het woord.
Mevrouw Patricia De Waele : Minister, de bestemming en de ruimtelijke ordening moeten uiteraard ook de mogelijkheid bieden om eventueel een gemeenschapsvoorziening om te bouwen tot een woonvoorziening. Maar u zegt dat er veel geslaagde ombouwsituaties zijn. Ik heb in september een schriftelijke vraag gesteld en uit uw antwoord blijkt dat er sinds 2006 nauwelijks 24 projecten zijn opgeleverd. In het laatste jaar gaat het maar over één opgeleverd project.
Het is jammer dat er niet wordt gesensibiliseerd om leegstaande overheidsgebouwen te herbestemmen. Het is noodzakelijk dat het beleid aandacht schenkt aan het feit dat zoveel leegstaande gebouwen voor reconversie of renovatie geschikt zijn. Sommige zijn daar niet meer voor geschikt omdat ze in te slechte staat zijn. Dan moeten ze worden gesloopt en dan moeten daar in principe sociale bouwwerken op kunnen komen.
De essentie van mijn vraag om uitleg is dat we vanuit het sociaal woonbeleid ongeveer 6400 nieuwe woningen bijbouwen, en dat heeft natuurlijk een impact op het verder inlijven van de bestaande open ruimte. Daarom is het nodig te sensibiliseren voor de herbestemming van openbare gebouwen.
De voorzitter : Minister Van den Bossche heeft het woord.
Minister Freya Van den Bossche : De VMSW ziet het wel zitten om te sensibiliseren. Ik zal een schrijven richten aan mijn collegas met de vraag of ze bereid zijn na te gaan of gebouwen die onder hun bevoegdheden ressorteren, kunnen worden herbestemd als sociale woning. Misschien liggen daar kansen voor de collegas om patrimonium te gelde te maken. Ik zal vragen of ze een screening willen doen. Dan zal ik de VMSW vragen om met de gegevens die ik dan krijg, aan de slag te gaan. Maar dat brengt een zekere werklast mee voor andere administraties dan alleen de administratie Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed, waar ik bevoegd voor ben.
De voorzitter : Het incident is gesloten.