Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Decreetsevaluatie, Inburgering en Toerisme
Vergadering van 07/12/2010
Vraag om uitleg van de heer Ward Kennes tot de heer Geert Bourgeois, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, over de reactie van de Vlaamse Regering op de aanbevelingen van de Rondetafels van de Interculturaliteit
- 502 (2010-2011)
Vraag om uitleg van de heer Ward Kennes tot de heer Geert Bourgeois, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, over de gevolgen voor de toeristische sector van een wijziging van de wettelijke feestdagen
- 503 (2010-2011)
Vraag om uitleg van de heer Willy Segers tot de heer Geert Bourgeois, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, over de aanbevelingen van de Rondetafels van de Interculturaliteit
- 594 (2010-2011)
Vraag om uitleg van de heer Peter Reekmans tot de heer Geert Bourgeois, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, over de Staten-Generaal voor Inburgering en Integratie
- 598 (2010-2011)
Vraag om uitleg van mevrouw Sonja Claes tot de heer Geert Bourgeois, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, over de Staten-Generaal voor Inburgering en Integratie
- 627 (2010-2011)
Vraag om uitleg van mevrouw Fatma Pehlivan tot de heer Geert Bourgeois, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, over inburgeringsmaatjes
- 604 (2010-2011)
De voorzitter : De heer Kennes heeft het woord.
De heer Ward Kennes : Minister, ik heb twee vragen om uitleg gesteld omdat ik u over twee bevoegdheden wil ondervragen naar aanleiding van de aanbeveling van de Rondetafels van de Interculturaliteit. Tijdens de plenaire vergadering hebben we daarover standpunten ingenomen naar aanleiding van een actuele vraag. Het antwoord van de regering was dat ze niet kon antwoorden op de vragen omdat ze nog niet officieel in kennis was gesteld van het rapport en nog geen tijd had gehad om haar standpunt te bepalen. Op dat moment was dat dus een non-debat. Ik ben verheugd dat we vandaag de kans krijgen om daar meer in detail op door te gaan.
Minister, u zou kunnen zeggen dat het een initiatief is van federaal minister Milquet, maar in het rapport wordt herhaaldelijk verwezen naar Vlaanderen. Er wordt onder andere gezegd dat er experts in de commissie zaten die door de deelstaten waren aangeduid. De aanbevelingen zijn opgemaakt ter attentie van diverse publieke autoriteiten. Er wordt verwezen naar de verschillende bevoegde overheden, die men wil betrekken bij de uitwisseling van best practices om invulling te geven aan het rapport. Omdat het betrekking heeft op bijzonder veel Vlaamse bevoegdheden, kan het niet anders dan dat we ook met de Vlaamse Regering van gedachten wisselen over deze resultaten.
Er zijn twintig experts academici, vertegenwoordigers van minderhedenorganisaties en mensen die tot die minderheden behoren meermaals samengekomen om dit rapport op te maken. De bedoeling was om pijnpunten in kaart te brengen en oplossingen te suggereren en daaruit aanbevelingen te distilleren.
Voor het dragen van levensbeschouwelijke tekenen op school beveelt het verslagcomité aan dit toe te laten in de hoogste drie jaren van het secundair onderwijs en dit ook vast te leggen in een decreet, zodat de regel algemeen wordt ingevoerd. Dat zou de betrokkenheid van dit parlement impliceren. Dit gaat lijnrecht in tegen de keuzes die door de verschillende onderwijsnetten in Antwerpen zijn gemaakt.
Ook in het Vlaams Parlement zijn over dit thema in de commissie Onderwijs hoorzittingen gehouden, maar voorlopig heeft het Vlaams Parlement hierover nog geen standpunt ingenomen en is het bij hoorzittingen gebleven. Ook de aanbeveling een verbod op levenbeschouwelijke tekenen in openbare dienst te beperken tot gezagsfuncties, gaat in tegen reglementen die lokale overheden in ons land hebben ingevoerd. Minister, zo komen we al wat dichter bij uw bevoegdheden.
Men vraagt aan de regionale overheden de professionalisering van het verenigingsleven aan te moedigen door duurzame werkingsmiddelen en subsidies voor personeel en men pleit voor de uitwerking van quota en een project sociaal-economische monitoring om discriminatie te kunnen objectiveren en terug te dringen. De Vlaamse Regering werkt vooral met doelcijfers, maar niet met quota.
De voorbije weken en dagen heb ik herhaaldelijk reflecties gehoord van mensen die ongerust waren over de aanbeveling aan de sociale partners om de wettelijke feestdagen te hervormen. Men mikt vooral op de christelijke feestdagen zoals paasmaandag, pinkstermaandag, Hemelvaartsdag, Maria Tenhemelopneming en Allerheiligen. Het rapport stelt voor om een aantal zaken te kiezen, en bepaalde nieuwe, politiek correcte feestdagen in te voeren, die overigens weinig te maken hebben met de feestdagen van de religieuze minderheden waar men naar verwijst. 11 juli zit bijvoorbeeld niet in het voorstel, hoewel dat in het parlement al herhaaldelijk ter sprake is gekomen.
Minister, werd de Vlaamse Regering betrokken bij deze rondetafels, zoals ik afleid uit het rapport zelf, waarin staat dat experts werden aangeduid door regionale overheden? Bent u van oordeel dat de aanbevelingen van de rondetafels een bijdrage leveren aan het Vlaamse inburgeringsbeleid? Naar aanleiding van het rapport is federaal minister Milquet tot het inzicht gekomen dat het niet slecht zou zijn om naar het model van Vlaanderen een inburgeringsbeleid uit te werken in Franstalig België. In die zin zijn er gunstige evoluties.
Minister, zijn er aanbevelingen die u wilt meenemen bij de uitwerking van het geïntegreerde actieplan Integratie, want dat zat ook in de beleidsbrief? Daar kijken we naar uit. Formuleert de Vlaamse Regering een reactie op deze verschillende aanbevelingen? Ik stel deze vraag aan de Vlaamse Regering omdat hier zaken in zitten die tot de bevoegdheid van de andere ministers behoren. Ik kan me indenken dat de Vlaamse Regering wel een standpunt wil innemen over een zo omvattend rapport.
Westtoer reageerde op het rapport van de Rondetafels van de Interculturaliteit. Dan zitten we meteen in de sector Toerisme. Westtoer zei dat als men hieraan invulling geeft, dit zal leiden tot een miljoenenverlies omdat de verlengde weekends, die vooral in de lente en zomer vallen, buitengewoon belangrijk zijn voor de sector. Als er een systeem komt van vrij te kiezen dagen of dagen die vallen in maanden met minder goed weer, dan heeft dat een enorme impact. Er werd zelfs een cijfer op geplakt: de lange weekends brengen de sector per dag 7 miljoen euro op.
Minister, erkent u het belang van collectieve feestdagen voor de toeristische sector? Wordt deze bekommernis van de sector opgenomen in het standpunt dat de Vlaamse Regering formuleert over de aanbevelingen van de rondetafels?
De voorzitter : De heer Segers heeft het woord.
De heer Willy Segers : Minister, ik ga de vraag om uitleg niet hernemen, want ze komt voor 80 procent overeen met wat de heer Kennes heeft gezegd, althans de eerste vraag. We kennen het federaal initiatief van de rondetafels die hun aanbevelingen naar buiten hebben gebracht. Daaraan zouden ook experts vanuit de gemeenschappen hebben deelgenomen. Ondanks het feit dat het een federaal initiatief is, handelt het ook, en voornamelijk, over Vlaamse bevoegdheden. Het Vlaams inburgeringsbeleid wordt als voorbeeld gesteld om ook in Brussel en Wallonië uit te voeren. Op het Vlaamse niveau hebben we ondertussen ook een rondetafel gehad, meer bepaald de staten-generaal.
Ik sluit me volledig aan bij de opmerking die de heer Kennes in het begin heeft gemaakt. Toen het onderwerp in de plenaire vergadering aan bod kwam, was het voor de Vlaamse Regering moeilijk om een integraal antwoord op te geven. Ze moest het ook uit de pers halen. Hier kan het nu bediscussieerd worden en kunnen we er concrete vragen over stellen.
Minister, hebt u weet van vertegenwoordigers van de gemeenschappen die aan deze rondetafels deelnamen? Hadden ze een rapportageplicht? Wat vindt u van het feit dat het eindrapport van de rondetafels aanbevelingen voorstelt voor Vlaamse aangelegenheden? In hoeverre beschouwt u deze aanbevelingen als relevant voor uw inburgeringsbeleid? Houdt u rekening met deze aanbevelingen? Indien ja, met welke concreet? Indien nee, waarom niet? Hebben de betrokken Brusselse en Waalse collegas u al gecontacteerd in verband met de invulling van uw inburgeringsbeleid? Indien ja, wanneer vond dit contact plaats en wat hebt u hun meegedeeld? Op welke manier zult u de aanbevelingen van de staten-generaal interpreteren en eventueel omzetten in beleid?
De voorzitter : De heer Reekmans heeft het woord.
De heer Peter Reekmans : Voorzitter, minister, collegas, blijkbaar wordt integratie voor sommige partijen erg belangrijk, want per fractie zijn er nu al twee mensen die dezelfde vragen komen stellen in de commissie. Minister, hoe evalueert u de staten-generaal? Welke analyses, conclusies, concrete aanbevelingen en dergelijke leverde de dag op? Ik sluit me verder aan bij de veelvuldige vragen van de collegas.
De voorzitter : Mevrouw Claes heeft het woord.
Mevrouw Sonja Claes : Voorzitter, minister, collegas, de vorige vragen gingen over een federaal initiatief. De staten-generaal was een Vlaams initiatief, dat door de minister werd genomen. Daarom vind ik het ook opportuun om hierover een aantal vragen te stellen, ook al is de staten-generaal veel minder in de belangstelling geweest, misschien omdat de standpunten die daar werden ingenomen, minder controversieel zijn dan die binnen het federale initiatief.
Naast Vlaams Parlementslid ben ik ook burgemeester van een gemeente met 25 procent inwoners van Turkse origine. Daarom was ik ook erg geïnteresseerd in die staten-generaal en de besluiten die ze heeft genomen. Minister, collegas, ik moet u zeggen dat ik wat ontgoocheld was in het toch wel belangrijke initiatief, dat, naar ik aanneem, wel veel geld heeft gekost, maar dat zo weinig concrete resultaten heeft opgeleverd.
Niet alleen bij onze federale collegas, maar ook in de staten-generaal werden drie themas naar voren geschoven: werk, onderwijs, en sociale cohesie en actief burgerschap. Die zijn toch wel belangrijk voor de integratie. Minister, we hebben vastgesteld dat de samenstelling volledig bestond uit mensen van de integratiesector. Nochtans was er in verband met de staten-generaal een vraag om een integraal beleid te voeren. Dat is natuurlijk heel erg moeilijk als alleen wordt gesproken met mensen van de sector. Evalueert u het ook op die manier? Hebt u andere aanwijzingen dat de staten-generaal ruimer gedragen wordt?
U hebt een aantal nieuwe aanbevelingen geformuleerd in uw beleidsnota. U zegt dat u voorstander bent van inburgeringsmaatjes. Ik weet niet of u een staten-generaal nodig hebt om tot de conclusie te komen dat we best werken met inburgeringsmaatjes. Een van de nieuwe aanbevelingen is dat er extra onderzoek nodig is. Ik vraag me af of er in het verleden niet voldoende onderzoek is gedaan en dat er vooral een probleem is met de implementatie van dat onderzoek.
Hoe zorgt u voor afstemming met de resultaten van de federale interculturele dialooggroep? Hoe worden die geïmplementeerd in Vlaams beleid? Welke verdere stappen zullen er gezet worden inzake het eigen Vlaamse initiatief?
Minister, in de begroting staat dat de staten-generaal 655.000 euro heeft gekost. Klopt dat? Is dat het bedrag dat werd besteed aan de staten-generaal, of zitten in die begrotingspost nog andere initiatieven?
De voorzitter : Mevrouw Pehlivan heeft het woord.
Mevrouw Fatma Pehlivan : Minister, voorzitter, collegas, er werd al heel wat gezegd over de federale interculturele rondetafels en de Vlaamse rondetafels. Minister, er is me iets opgevallen, namelijk het element over de inburgeringsmaatjes. Ik heb mijn vraag dan ook rond die inburgeringsmaatjes opgebouwd.
In uw beleidsnota Inburgering en integratie 2009-2014 hebt u, in het kader van het stimuleren van de maatschappelijke participatie in het hele inburgeringstraject, aangekondigd dat u zou nagaan hoe het Nederlandse systeem werkt. U gebruikt het begrip inburgeringscoaches. In de staten-generaal hebt u inburgeringsmaatjes gebruikt. U vraagt zich af hoe dat vertaald zou kunnen worden naar de Vlaamse context.
Op 16 maart 2010 heeft de heer Segers daarover al een vraag gesteld. U antwoordde toen dat het om een proefproject ging met een looptijd van zes maanden, dat op 1 maart 2010 van start was gegaan. In die fase moeten goede praktijken geïnventariseerd worden en aanbevelingen geformuleerd. U kondigde ook een tweede fase aan.
Op de Staten-Generaal voor Inburgering en Integratie op maandag 29 november 2010 in Leuven bent u de informele toer opgegaan en had u het over inburgeringsmaatjes. Het zou om mensen moeten gaan die de nieuwkomer helpen in het opbouwen van een sociaal netwerk en in het praktisch oefenen van het Nederlands. Een bijkomend voorwaarde was dat het maatje een Vlaming moet zijn. Ik was er zelf niet aanwezig, maar zo stond het wel in de pers. Wat wordt daar dan mee bedoeld? Zijn dat nieuwe Vlamingen, oude Vlamingen? Dat is niet zo duidelijk.
In de wervingsbrochure in Nederland is de functie van de inburgeringscoach omschreven als volgt: Als inburgeringscoach begeleid, coach en motiveer je de inburgeraars in de voorbereiding op het inburgeringsexamen. Je slaat een brug tussen taal, kennis van de Nederlandse samenleving, maatschappelijke participatie en uitstroom richting de arbeidsmarkt of educatie. De nadruk in onze methode ligt op het in de praktijk brengen van kennis en vaardigheden en het lesgeven van de Nederlandse taal.
Als ik dit lees, stel ik vast dat de eisen voor de kandidaten vrij hoog liggen. Die inburgeringscoaches of inburgeringsmaatjes moeten minstens een hbo-opleiding hebben, bekend zijn met de wetgeving op de inburgering en bij voorkeur minimaal 20 uur per week beschikbaar zijn, waarvan minimaal twee avonden. Minister, ik denk dat dit toch wel zeer zware eisen zijn en dat er ook dezelfde voorwaarden gesteld zullen worden aan de inburgeringscoaches of inburgeringsmaatjes van hier.
Minister, ik steun u daarbij, maar ik heb toch wel een aantal bedenkingen over hoe u dat in de praktijk kunt realiseren. Daarom wil ik u enkele vragen stellen. Wat zijn de resultaten van de eerste fase? Die is nu afgelopen. Kunt u die aan ons bekendmaken? Is de tweede fase, zoals aangekondigd in uw antwoord aan de heer Segers, al opgestart? Welke gemeenten fungeren als proefproject voor die opstart van de tweede fase?
Wat de criteria betreft die ik daarnet heb aangehaald, waren er vanuit Nederland toch wel tamelijk veel en hoge eisen. Zijn dat dezelfde criteria of normen die u ook wilt vragen aan de vrijwillige inburgeringscoaches? Kunnen nieuwe Vlamingen ook solliciteren als inburgeringscoaches? Wordt er voorzien in een vrijwilligersvergoeding voor de geleverde prestaties? Worden de vrijwillige inburgeringcoaches op hun beurt gecoacht? Ik kan me voorstellen dat het een heel gevoelige materie is. Men stelt zich kandidaat om dit vrijwillig te doen, maar men moet wel weten hoe men dat zelf moet aanpakken.
Wanneer en onder welke financiële en organisatorische voorwaarden zal het project, na evaluatie en bijsturing, structureel verankerd worden? Mijn laatste vraag is of het de bedoeling is om op langere termijn een systeem van inburgeringscoaches naar het Nederlandse model uit te werken.
De voorzitter : De heer Vanden Bussche heeft het woord.
De heer Marc Vanden Bussche : Ik focus meer op het toeristische belang van de collectieve feestdagen. Voor de toeristische sector en zeker aan de kust is het belang van een collectieve feestdag niet te miskennen omwille van een aantal redenen.
Eerst en vooral hebben we ondervonden dat hoe meer mensen op hetzelfde ogenblik vakantie kunnen nemen, hoe belangrijker dat is om een bepaalde ambiance van vakantieatmosfeer te kunnen creëren aan de kust. We hebben dat vastgesteld naar aanleiding van het verschil tussen de vakantie van de Vlamingen en de Walen. Dat was al een eerste test, toen de paasvakantie bijvoorbeeld drie weken duurde in plaats van twee weken. Het was heel moeilijk om tot dezelfde ambiance te komen als wanneer elke Belg op hetzelfde moment paasvakantie had.
Ten tweede moeten de handelaars zich organiseren om de toeristische toevloed op te vangen. Ze moeten jobstudenten kunnen inschakelen en ze moeten weten dat ze extra personeel moeten inschakelen. Dat is veel gemakkelijker als er collectieve feestdagen zijn. De keuze van verschillende feestdagen zou rampzalig zijn. Veel feestdagen die hier zijn aangehaald, behoren tot het culturele erfgoed van de Vlamingen. Het zou jammer zijn om dat teloor te laten gaan. We weten dat, als we dat niet meer op een passende wijze doen en bijvoorbeeld geen paasmaandag meer breien aan paaszondag en geen paasweekend meer creëren, er veel teniet zou gaan. Ik pleit zeker en vast voor het behoud van die feestdagen. Enkele zijn zelfs zeer gelukkig gekozen omdat ze altijd op dezelfde datum voorkomen, bijvoorbeeld Allerheiligen op 1 november. Mijn vraag, minister, is of u van plan bent om een of meer feestdagen te laten sneuvelen. Welke zijn dat dan? Ik hoop natuurlijk geen enkele.
De voorzitter : De heer Van Hauthem heeft het woord.
De heer Joris Van Hauthem : Een aantal vragen die over de staten-generaal gaan, begrijp ik wel. Over de interculturele dialoog is er twee weken geleden een interpellatie gehouden. Toen beperkte de minister zich tot de mededeling dat hij daar officieel niet van op de hoogte is, terwijl iedereen het officiële document op de website kon lezen. Het enige wat hij daarover kwijt wou hij wou daarover geen appreciatie geven , was dat minister Milquet gezegd heeft dat we ook in Brussel en Wallonië een inburgeringsbeleid moeten voeren en dat dit toch positief is. Dat was samengevat de reactie van de minister toen. Ik hoop ten minste dat u nu, minister, toch wel een duidelijk standpunt inneemt hetzij alleen ten aanzien van uw eigen bevoegdheden hetzij namens de Vlaamse Regering, als dat mogelijk is, maar u zult dat toch wel afgesproken hebben.
Als men de hele nota leest, krijgt men het gevoel dat het gaat om een echte uiting van weg met ons-mentaliteit, dat het idee dat men hier leeft in een land waar een bepaalde leidcultuur is, compleet weg is en dat men dus naar een soort interculturaliteit moet gaan. Ik heb in de loop van de geschiedenis van de laatste 25 jaar al veel termen gehoord, zoals Multiculturaliteit enzovoort, en nu is het interculturaliteit. Als men de voorstellen ziet, zit daar een rode draad in, en die is dat we ons in feite moeten aanpassen aan de interculturaliteit, aan de multiculturaliteit, aan mensen van vreemde culturen en origines die hier komen wonen. We moeten daar allemaal open voor staan en we mogen aan die mensen niet zeggen als ze hier komen wonen, dat dit de leidcultuur is en dat men zich daar ondergeschikt aan moet maken. Dat gaat juist in dacht ik tegen een concept van inburgering. Net zoals we dat doen als we in een ander land gaan wonen, dan hebben we tenminste respect voor de cultuur waarin we terechtkomen.
We zien in alles dat het eigenlijk de omgekeerde wereld is. Dat blijkt ook uit het uitgangspunt. Men zegt dat we ons nog niet genoeg aangepast hebben aan de veranderde culturele sociologische realiteit. Dat het om de omgekeerde wereld gaat, blijkt ook uit een aantal aanbevelingen. Die zijn soms zo grotesk dat ze belachelijk zijn. Over het onderwijs is het duidelijk. Men stelt dat leerkrachten niet genoeg opgeleid zijn om met de interculturele realiteit om te gaan. Ik denk dat er in Vlaanderen genoeg leerkrachten zijn die weten wat interculturaliteit soms niet altijd in de praktijk betekent. Die doen weer niet genoeg hun best en moeten nog meer bijgeschoold worden.
Er wordt ook gepleit en dat zal u toch na aan het hart liggen voor het niet naleven van de taalwetgeving in het hoofdstuk over de schoolcultuur. U hebt dat toch gelezen, neem ik aan.
Ook in het hoofddoekendebat blijkt hetzelfde. Wat het onderwijs betreft, begeeft men zich op ons terrein en zegt men met een compleet absurde redenering dat het vanaf dan moet kunnen. In de openbare besturen moet het ook kunnen, behalve in gezagsposities. Waar houdt men zich in godsnaam mee bezig? Mogen wij dat als politici misschien nog zelf beslissen? Men is verontrust over de huishoudelijke reglementen van scholen. Waarom? We hebben toch een cultuur van grote autonomie voor de scholen? Het ritueel slachten moet uiteraard blijven bestaan.
Dan komen we bij de feestdagen. Er staat letterlijk, en dat is enorm storend: Er is momenteel een te groot overwicht van christelijke feestdagen. In onze min of meer geseculariseerde samenleving stoort men zich allang niet meer aan al die christelijke feestdagen, waarvan sommige overigens gebaseerd zijn op heidense tradities. Etnisch-culturele minderheden hebben blijkbaar een probleem met onze christelijke feestdagen.
Men doet dan enkele voorstellen. Men kan er misschien nog de intergalactische dag van de planeetbewoner aan toevoegen. Minister, ik hoop dat u en heel de Vlaamse Regering heel dit document verwerpen als ridicuul en compleet in tegenstrijd met uw inburgeringsbeleid.
De voorzitter : Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois: Voorzitter, dames en heren, mevrouw Milquet heeft in september 2009 aan de minister-president gevraagd om namens de Vlaamse Regering een observator te laten deelnemen aan de taskforce. Na een IKW-overleg (interkabinettenwerkgroep) heeft de minister-president aan mevrouw Milquet laten weten dat de Vlaamse Regering er niet voor opteerde een observator aan te stellen om de rol en betrokkenheid van de Vlaamse Regering duidelijk te houden. De minister-president heeft wel namen van experten voorgesteld om de lokale integratie- en inburgeringspraktijk in Vlaanderen aan bod te laten komen. Deze experten traden echter niet op als vertegenwoordigers van de Vlaamse Regering en hadden dus ook geen rapportageplicht.
De Rondetafels van de Interculturaliteit geven uitvoering aan het regeerakkoord van 18 maart 2008 van de huidige federale regering. De deelnemers aan de rondetafels zijn experten en mensen met een migratieachtergrond. Het is geen akkoord waarover onderhandeld is, maar een lijst van aanbevelingen, zoals ook het Minderhedenforum aanbevelingen formuleert, het Vlaams Minderhedencentrum bij elke verkiezingen een memorandum opmaakt, vakbonden en andere organisaties standpunten innemen enzovoort.
Integratie van mensen met een migratieachtergrond is en blijft een gemeenschapsbevoegdheid. Vlaanderen voert al sinds 1998 aan een integratiebeleid en heeft sindsdien ook een inburgeringstraject voor nieuwkomers ontwikkeld. Ik ben blij dat minister Milquet naar aanleiding van dit rapport de kracht van het Vlaams inburgeringsbeleid heeft erkend. Dat is zeker een positief resultaat.
Het Vlaams integratiebeleid is gestoeld op een paar ideeën. Wie hier integreert, moet deelnemen aan onze publieke cultuur. Dat is een gedeelde publieke cultuur. We verwachten dat de nieuwe Vlaming daaraan participeert. Hij moet in de eerste plaats Nederlands leren. Ik begrijp de commotie over het rapport interculturaliteit enigszins. Maar ik begrijp de onrust over het Vlaamse beleid niet. De Vlaamse Regering heeft geen enkel voornemen geuit om een ander beleid te gaan voeren.
Het Vlaams integratiebeleid is een horizontaal, inclusief beleid. Vanaf januari 2011 gaat de horizontale Commissie Integratiebeleid van start. Er zijn in het rapport aanbevelingen geformuleerd op het vlak van veel andere domeinen: onderwijs, werk, huisvesting en gezondheidszorg, verenigingsleven, cultuur en media. Deze beleidsdomeinen zullen ook worden betrokken bij de horizontale Commissie Integratiebeleid. Ik zal als coördinerend minister voor het integratiebeleid waken over de samenhang van het actieplan, over de onderlinge afstemming tussen de verschillende acties en over de wederkerigheid.
De Vlaamse Regering is niet om een reactie gevraagd op de aanbevelingen. We zijn niet gecontacteerd door Brusselse of Waalse collegas. Elke minister zal op zijn of haar gebied nagaan of er een aanleiding is om te praten. We gaan in de horizontale commissie geïntegreerde standpunten ontwikkelen omdat het een horizontaal beleid is.
De huidige collectieve feestdagen zijn zeer positief voor de toeristische sector. Ze vallen in periodes die zeer gunstig zijn voor de toeristische sector en waarop er nog een reële kans is op goed weer. Ze zijn een element van seizoensspreiding omdat ze zich meestal niet in het toeristisch hoogseizoen situeren. Het zijn traditionele feestdagen en de toeristische sector kent de data ruim op voorhand. De sector kan zich voorbereiden en voor gelegenheidsmedewerkers zorgen. Hij kan hier optimaal op inspelen en een gevarieerd aanbod presenteren.
Ik kan u verzekeren dat het wijzigen van de feestdagen niet wenselijk is vanuit toeristisch oogpunt. Dat zou een enorme economische weerslag hebben. Westtoer heeft daar snel een berekening van gemaakt. Ik spreek me niet uit over cijfers, maar men moet geen expert zijn om dat in te zien. Dat kan niet, vanuit eender welk oogpunt. Vanuit toeristisch oogpunt is het niet wenselijk om de verlengde weekends in te krimpen. Het zijn belangrijke periodes waarop men zich afstemt. Ze lopen trouwens gelijk met de internationale trend in het toerisme waarbij meer maar kortere vakanties worden genomen.
Ik wil erop wijzen dat het tot de bevoegdheid van de federale overheid behoort om de wettelijke feestdagen vast te stellen. Dat is jammer voor ons. Vlaanderen heeft 11 juli als Vlaamse vakantiedag toegevoegd voor onze medewerkers. We zeggen al jaren dat het ook een nationale feestdag zou moeten zijn, maar daar hebben we geen zeggenschap over. Vlaanderen heeft verder geen enkele intentie geuit om verder extra feestdagen te creëren.
Er was veel interesse voor de staten-generaal, mevrouw Claes. Meer dan 200 mensen hebben deelgenomen: van de administratie 28, uit de academische wereld 21, uit de inburgeringssector 21, uit de integratiesector 36, uit het onderwijs 17, uit het sociaal-cultureel middenveld waaronder zelforganisaties 16, van de werkgeversorganisaties 4, van de vakbonden 9, uit het middenveld 16 en van de lokale besturen 13. Er waren 3 Vlaamse volksvertegenwoordigers ingeschreven, maar ik heb geen van hen gezien. Iedereen was in elk geval uitgenodigd. De ministers Vandeurzen, Smet en Muyters zijn gekomen voor het einddebat. De diverse actoren hebben gediscussieerd over de themas die aan de orde waren.
Ik heb een hele dag met de mensen uit de integratiesector kunnen discussiëren over een aantal bijzonder belangrijke uitdagingen waar we voor staan, maar ook met vertegenwoordigers van het werkveld en de werkgevers. Ik heb daaruit afgeleid dat bij iedereen uit het veld, het beleid en de academische wereld vooropstaat dat de kennis van het Nederlands de absolute voorwaarde is om te kunnen participeren aan de publieke cultuur die we delen. Ik zal daar verder op inzetten. Ik heb ook gemerkt dat het discours over gelijke rechten en gelijke plichten evenzeer een idee is dat gedragen wordt door de sector. Ook het onderscheid tussen private en publieke cultuur en de verantwoordelijkheid voor iedereen waren themas die in de diverse discussies terugkeerden. Er is niet alleen de verantwoordelijkheid van de overheid in het contract tussen overheid en inburgeraar, er is ook een heel grote verantwoordelijkheid voor het middenveld en ten slotte ook voor de inburgeraars. Ik kom straks terug op de verantwoordelijkheid van de ontvangende samenleving wanneer ik het zal hebben over de coaches, de maatjes.
De eerste Staten-Generaal voor Inburgering en Integratie was opgebouwd rond drie themas: werk, onderwijs, en sociale cohesie en actief burgerschap. In de maanden september tot november 2010 werd met betrekking tot elk van deze themas een voorbereidende werkgroep opgericht. De werkgroep Werk werd voorgezeten door professor doctor Ive Marx, de werkgroep Onderwijs door professor Piet Van Avermaet en de werkgroep Sociale cohesie en actief burgerschap door professor Marc Hooghe. Deze werkgroepen zijn een viertal keer bijeengekomen om dieper op de themas in te gaan. Deze bijeenkomsten hebben discussieteksten opgeleverd. Op de staten-generaal hebben de voorzitters kort de grootste knelpunten voorgesteld. Nadien heeft de plenaire groep zich opgesplitst in verschillende werkgroepen. In de namiddag hebben verslaggevers de conclusies voorgesteld in de plenaire vergadering. De dag werd afgesloten met een gedachtewisseling met de ministers Muyters, Smet, Vandeurzen en mezelf.
De conclusies van de staten-generaal zullen worden verwerkt in een verslagboek. Nog voor het einde van het jaar zullen de verslaggevers het verslag van de werkgroepen maken. Het lijkt mij heel zinvol dat deze verslagen dan nog kunnen worden voorgelegd aan de betrokkenen, zodat we tot een goed, genuanceerd en zo volledig mogelijke weergave komen van wat daar aan bod is gekomen. Ik verwacht een concreet resultaat in de eerste helft van 2011.
Ik geef een voorbeeld van wat onder andere bij de werkgroep Werk aan bod is gekomen. In een zeer uitgebreide nota ging het over de stand van zaken met betrekking tot de integratie in de arbeidsmarkt, over een diagnose van de onderliggende oorzaken van de slechtere arbeidsmarkt en de positie daarin van de nieuwkomers, over een synthese van de hoofdlijnen van het beleid, en over een evaluatie van het beleid. Een van de resultaten was dat er een betere monitoring moet gebeuren en dat er betere data moeten zijn, ook met betrekking tot de arbeidsmarkt, bijvoorbeeld op basis van nationaliteit in plaats van op basis van herkomst. Dat is, zoals u weet, een van de problemen.
De conclusies zullen, samen met de omgevingsanalyse die door het Vlaams Minderhedencentrum wordt gemaakt, worden besproken in de Commissie Integratiebeleid waarover ik het had. Mevrouw Claes, de kostprijs bedraagt minder dan een tiende van het bedrag dat u noemde. U had het over 650.000 euro.
Het proefproject met betrekking tot de inburgeringsmaatjes of de inburgeringscoaches we hanteren nog deze werknamen is gestart in 2010. De eerste fase bestond uit onderzoek. De onderzoekers hebben een aantal randvoorwaarden voorgesteld. Daarbij komen de volgende punten naar voren. Het gaat over een vrijwillig en gratis traject. Zij pleiten voor een regelmatig contact per twee of in kleine groepjes. Dat werd op de staten-generaal de kleine ontmoeting genoemd. Na de inburgering is het belangrijk dat er een echte ontmoeting is. Geregeld individueel contact biedt een meerwaarde in vergelijking met initiatieven die mensen in groep bij elkaar brengen. Een engagement van twee uur per twee weken is wenselijk om tot resultaten te komen. Het gaat bij voorkeur over zelfgekozen activiteiten in een losse en vriendschappelijke sfeer. Het is wenselijk om te komen tot een afgelijnd traject voor een bepaalde duur en met een bepaald doel.
De tweede fase, zoals is aangekondigd in mijn antwoord op de vraag van de heer Segers, is gestart in november 2010 met twee proefprojecten, een in Antwerpen en een in Liedekerke. De twee proeftrajecten hebben een eigen aanpak. Antwerpen kent een intensiever traject wat betreft het aantal groepsbijeenkomsten. Daar is het doel om 25 duos te vormen tijdens het proefproject. In Liedekerke wordt er met een kleinere werklast voor de lokale coördinator gewerkt. Het doel is daar om tien duos te vormen, met minder tussentijdse bijeenkomsten omdat er minder mankracht is. Het is belangrijk om met twee proefprojecten te werken en te zien wat daarvan de resultaten zijn. Die twee aparte aanpakken worden momenteel dus uitgetest, een met een intensieve begeleiding en een met een minder intensieve begeleiding. We zullen daar lering proberen uit te trekken. We zullen zien wat het beste werkt. Ik verwacht begin 2011 meer concrete resultaten van de beide proefprojecten.
De criteria van rekrutering van vrijwillige inburgeringscoaches moeten nog opgemaakt worden. Nu lopen de proefprojecten. We kunnen moeilijk nu al zeggen wat de absolute randvoorwaarden en de criteria worden. We hebben de proefprojecten precies opgezet om te zien hoe we het best verder werken.
Het is mijn bedoeling om voor de coaching samen te werken met de lokale besturen en met verenigingen. Er is al minstens één grote culturele vereniging die mij heeft laten weten heel sterk geïnteresseerd te zijn en daarin te willen meegaan. Ik wil een soort charter maken met die verenigingen, waarbij een aantal afspraken worden gemaakt, bijvoorbeeld dat dit niet mag worden gebruikt om bepaalde propaganda te voeren of aan ideologische beïnvloeding te doen. Die afspraken worden gemaakt met het lokale bestuur als regisserende actor.
Ik sluit niet uit dat ook nieuwe Vlamingen kunnen solliciteren als inburgeringscoach. Maar we zullen moeten bekijken welke voorwaarden we daar stellen. Het is absoluut belangrijk dat de persoon die begeleidt en coacht, iemand is die hier al een tijd woont, het leven kent en Nederlands spreekt. Je kunt een nieuwkomer moeilijk laten coachen door iemand die zelf nog niet ver genoeg staat in dat traject. Maar er zijn natuurlijk nieuwe Vlamingen, zeker in de brede definitie van het woord, die dat perfect kunnen. Ik heb daar absoluut geen bezwaar tegen. We zullen wel een aantal criteria vooropstellen.
Ik hecht heel veel belang aan het Nederlands als standaardtaal in de omgang met die mensen. Dat wordt mij ook voortdurend gezegd vanuit het veld én door de nieuwkomers zelf: zij hopen en verlangen dat ze na die inburgering de mogelijkheid krijgen om Nederlands te spreken. Dat moet dus een van de voorwaarden zijn, naast een aantal andere.
Mevrouw Fatma Pehlivan : Ik wil u even onderbreken met betrekking tot die nieuwe Vlamingen. U hebt een punt dat nieuwkomers niet door mensen van dezelfde origine moeten worden gecoacht. Ik denk net aan mensen die een verschillende moedertaal zouden hebben, waardoor de inburgering op een andere manier zou kunnen verlopen, misschien iets gemakkelijk ten opzichte van de nieuwkomer. Dat was wat ik wou suggereren.
Minister Geert Bourgeois : We nemen dat zeker mee. Op de staten-generaal was er bijvoorbeeld een getuigenis van Inan Akbas, een schrijver-uitgever uit Gent. De man heeft daar een heel sterk getuigenis gebracht, zeer non-conformistisch, zeer authentiek. Hij schrijft ook in die zin. Hij schrijft niet over deze integratieproblematiek, maar over de belevenissen en het leven zoals het hier is. Dergelijke mensen zouden in aanmerking kunnen komen. Maar het is nog een beetje vroeg om nu al een aantal criteria voorop te stellen. Daarmee zouden we vooruitlopen op de resultaten van de proefprojecten.
Ik voorzie in een financiële impuls om het project opgestart te krijgen. Bij dat concept zullen we natuurlijk ook rekening moeten houden met een aantal andere materiële zaken, zoals een verzekering, maar het is niet de bedoeling om mensen die daaraan meewerken, te vergoeden. Dit concept vertrekt van vrijwilligheid. Dat zou de sterkte moeten zijn van het project.
Wat wij uitwerken, is qua naam en algemeen concept wel ontleend aan onder andere Nederland, maar we gaan niet in de richting van het Nederlandse project, om de eenvoudige reden dat Nederland geen regulier inburgeringstraject heeft. Wij hebben professionele inburgeringstrajecten met betaalde, professionele mensen. Nederland heeft dat niet. Daar moet je een examen afleggen. Daarom werkt men met medewerkers en zit daar een betaling aan vast, om die mensen soms tot 20 uur per week te begeleiden en voor te bereiden. Veel Nederlanders kijken eigenlijk met veel afgunst naar ons systeem.
We gaan niet de twee doen. Je kunt niet een heel systeem van inburgering op punt stellen en daar veel centen voor uittrekken, en dan ook nog eens mensen gaan betalen om min of meer hetzelfde werk te doen. We moeten het onderscheid maken tussen de vrijwilligers en het professionele aanbod. We zullen hier al een hele organisatie op poten moeten zetten. We moeten opletten dat we geen tweede volledig reguliere circuit gaan ontwikkelen. Dat zou dubbelop zijn. Het is niet de bedoeling dat die coaches daarvoor dienen.
Het is de bedoeling om werk te maken van de integratie na het inburgeringstraject en om mensen, nadat ze de trajecten hebben doorlopen en hun attest hebben behaald, te begeleiden bij het functioneren in de samenleving. Het is de bedoeling om dat te ondersteunen met de oproep Managers van Diversiteit 2011. De ervaringen van de lopende proefprojecten zullen daarbij van heel groot belang zijn. Zodra de resultaten bekend zijn, kunnen we daarmee van start gaan.
Ik hoop dat we zo veel mogelijk van die duos, van die inburgeringskoppels zien ontstaan. Er zal bij die oproep van diversiteit een financiële impuls zijn voor de lokale besturen om dat al dan niet in samenwerkingsverband op te starten. Ik hoop dat dit concept op lange termijn uitgroeit tot iets structureels, tot iets recurrents. Ik wijs nogmaals op het fundamentele verschil tussen Nederland en Vlaanderen op dat punt. In Nederland bestaat er geen formeel, professioneel inburgeringstraject. In Nederland betekent inburgering dat je moet slagen voor een examen, en die taalmaatjes zijn een van de manieren om je daarop voor te bereiden. In Vlaanderen heeft een nieuwkomer recht op professionele begeleiding, op een traject op maat. De coaching komt niet ter vervanging van de professionele begeleiding. Dat is extra.
Ons systeem, zonder erop vooruit te lopen, zal veel meer overeenstemmen met het systeem dat in Catalonië bestaat, met heel veel vrijwilligers. Ik heb daar kennis mee gemaakt toen ik daar vorige maand was. Heel wat mensen met verantwoordelijkheid in de samenleving, de parlementsvoorzitter, de minister van Inburgering zelf, maar ook veel mensen uit het lokale verenigingsleven engageren zich daartoe naar rato van één uur per week. Hier stellen onderzoekers als randvoorwaarde minimum twee uren per week voor, om die mensen in het dagelijks leven vooruit te helpen. Ik hoop dat het lukt.
Ik krijg nu al heel veel e-mails van mensen en organisaties die zeggen dat ze dat een schitterend idee vinden. Als het van start gaat, zijn ze bereid om daarin te stappen.
De voorzitter : De heer Kennes heeft het woord.
De heer Ward Kennes : Minister, u was heel duidelijk in uw antwoord op de vraag over toerisme. U hecht veel belang aan voorspelbare collectieve feestdagen.
In verband met de rondetafels noteerde ik dat er geen bijsturing zal gebeuren van het Vlaamse beleid op basis van die aanbevelingen. U hebt ook gezegd dat de experts geen vertegenwoordigers waren van onze regering, dat er ook geen rapportageplicht was, en dat de betrokkenheid van de Vlaamse Regering al bij al erg beperkt is gebleven.
Minister, ik onderschrijf het belang dat u hecht aan de gedeelde publieke cultuur. Duitse christendemocraten en andere collegas noemen dat Leitkultur. Dat heeft veel aspecten, het gaat over taal, het rechtssysteem, het politiek systeem, ook het Rijnlandmodel reken ik daartoe, maar zeker ook collectieve feestdagen.
Het is erg belangrijk dat iedereen ruimte heeft voor zijn of haar persoonlijke en gemeenschappelijke geloofsovertuiging. Ik ga ervan uit dat mensen van verschillende geloofsovertuigingen de kans moeten krijgen om hun geloof te beleven, en dat daarvoor kan worden geput uit de individuele verlofdagen. Er moeten afspraken mogelijk zijn met de werkgevers; werkgevers moeten ermee rekening houden als er veel werknemers van een bepaalde geloofsovertuiging zijn. Dit wordt het best uitgewerkt op het niveau van de school, van de buurt en van de werkvloer. Er moet kunnen worden ingespeeld naargelang van de situatie en de mogelijkheden om iedereen de kans te geven zijn of haar geloof te beleven.
De voorzitter : De heer Segers heeft het woord.
De heer Willy Segers : Minister, u hebt verschillende themas verduidelijkt. Ik onthoud dat het Vlaamse integratiebeleid niet zal worden bijgestuurd op basis van de aanbevelingen, maar dat er een horizontale commissie in het leven wordt geroepen, waarin de noodzakelijke linken worden gelegd met andere beleidsdomeinen. Dat moet gebeuren. Het geeft me vertrouwen dat u de coördinatie hiervan op u zult nemen en behouden.
De staten-generaal schuift een aantal basisprincipes naar voren, zoals de kennis van het Nederlands, en ook de gelijke rechten en plichten, als absolute voorwaarde om te participeren. Dat zijn inderdaad twee basisvoorwaarden om van te vertrekken en in de beste omstandigheden tot inburgering te komen.
We zullen moeten afwachten wat de pilootprojecten met de inburgeringscoaches opleveren. Het moet hier minstens alle vertrouwen krijgen, zeker wanneer u de lokale besturen meer verantwoordelijkheid zult geven, zoals u aankondigt in uw beleidsbrief. Er is een belangrijke rol weggelegd voor de lokale besturen en voor de lokale verenigingen.
De voorzitter : Mevrouw Claes heeft het woord.
Mevrouw Sonja Claes : Minister, ik blijf de resultaten van de staten-generaal heel mager vinden. Ik had geen staten-generaal nodig die 65.000 euro heeft gekost om tot de conclusie te komen dat de Nederlandse taal leren belangrijk is. Dat wisten we allemaal al. We hadden die ook niet nodig om tot de conclusie te komen dat gelijke rechten en plichten gedragen worden door de hele sector. We hadden die ook niet nodig om te weten dat we verdere monitoring nodig hebben om te weten hoe arbeid, en het niet hebben ervan, voor die doelgroep belangrijk is.
Ik blijf ook vinden dat we geen staten-generaal nodig hadden voor uw voorstel om met die inburgeringsmaatjes te werken, want dat stond al in uw beleidsnota. Voor mij is dat een project zoals er in de sector talrijke projecten zijn, waarvoor het zinvol is om ze verder te implementeren. Ook daar heeft men echter geen staten-generaal voor nodig. Een staten-generaal is belangrijk om de verdere toekomst in te zetten. Spijtig genoeg heb ik dat niet gezien in de conclusies van deze staten-generaal.
De voorzitter : Mevrouw Pehlivan heeft het woord.
Mevrouw Fatma Pehlivan : Minister, ik dank u voor uw antwoord. Zonder de discussie in verband met het culturele erfgoed en de feestdagen verder uit te diepen, denk ik dat bij een goede integratie ook rekening moet worden gehouden met het culturele erfgoed van de mensen die in Vlaanderen wonen en dat we in dat verband ook een vorm van integratiebeleid moeten voeren. Wat de feestdagen betreft, is het niet aan Vlaanderen om daarover te beslissen. Het is federale materie. Toen ik in de Senaat zat, heb ik zelfs een wetsvoorstel ingediend om het mogelijk te maken twee van de officiële feestdagen vrij te kiezen. Dat zou een impuls kunnen geven voor de verschillende groepen. De keuze zou gebeuren in samenwerking met de werkgevers. Ik denk dan zonder dat ik wie dan ook tegen het hoofd wil stoten aan 15 augustus. Ik denk dat veel Vlamingen zelfs niet weten waarom ze die dag vrij zijn. (Opmerkingen van de heer Lieven Dehandschutter)
In Antwerpen misschien wel, maar ik kom van Gent.
Die discussie zal wel elders gevoerd worden.
Minister, ik had vragen gesteld over de coaches of de maatjes. Wat uw beleid betreft, kan ik daar inkomen. We moeten er veel meer in investeren. Ik denk dat mensen soms heel graag een individuele begeleider hebben. Dat kan voor hen een middel zijn om vriendschapsbanden te ontwikkelen en zich hier thuis te voelen. De lokale besturen spelen daar natuurlijk mee een rol in. Daarom ben ik ook benieuwd naar uw evaluatie van de proefprojecten. Ik hoop dat het positief is om ze ook in te voeren in andere steden en gemeenten. Ik vind het ook goed. Het gaat om een kleine gemeente. U hebt ook Antwerpen genomen. Misschien kunnen die twee proefprojecten met elkaar worden vergeleken.
Wat ik wel zou willen meegeven, is dat men wel van goede wil zijn, maar ik denk dat de vrijwilligers ook coaching nodig zullen hebben om die functie op te nemen. Dat kan wel in het pakket van de begeleiding zitten. Er zijn organisaties die zich kandidaat zou kunnen stellen. Voor de buurtgerichte initiatieven zou de coaching nog beter kunnen verlopen. Het is dan op lokaal niveau dat ik die adviezen zal meegeven, en dan vooral in mijn stad.
De voorzitter : De heer Vanden Bussche heeft het woord.
De heer Marc Vanden Bussche : Minister, ik dank u voor uw heel duidelijk antwoord over de collectieve feestdagen. Mevrouw Pehlivan heeft daarnet het voorbeeld van 15 augustus aangehaald. Dat is bij uitstek een vrije dag tijdens het toppunt van het kustseizoen. (Opmerkingen van mevrouw Fatma Pehlivan)
U reageert niet op de redenen voor die collectieve feestdagen en over ons cultureel erfgoed. Want als veel Vlamingen niet weten wat 15 augustus inhoudt, dan geldt dat zeker voor de ramadan.
Mevrouw Fatma Pehlivan : Dat is een reden te meer.
De heer Marc Vanden Bussche : We zijn wel in Vlaanderen.
Ik vind het ook heel spijtig dat we zelfs 11 juli niet kunnen inschrijven in onze agenda als een vrije dag voor alle Vlamingen. We hebben dus nog eerst ander werk te doen. We zouden beter beginnen met eerst 11 juli in de agenda in te schrijven.
De voorzitter : De heer Van Hauthem heeft het woord.
De heer Joris Van Hauthem : Minister, u ontgoochelt me. Wat heeft de staten-generaal eigenlijk opgebracht? Het gros van het antwoord ging over de maatjes. U hebt praktisch niets gezegd over de aanbevelingen van de interculturele dialoog. Anders bent u er altijd als de kippen bij om te zeggen dat men van onze bevoegdheden moet afblijven. Wel, hier ging het voor een groot stuk daarover: onderwijs, maar ook lokale besturen, werk en dergelijke meer. U zegt daar niks over. En het enige waar u niets over te zeggen hebt, de feestdagen, daarover geeft u een heel exposé. U vertrekt vanuit toerisme, wat niet onbelangrijk is. U moet me dus niet verkeerd begrijpen.
Minister, op een aantal vragen, ook van collegas, hebben we geen stellingname gekregen van u, als vertegenwoordiger van de hele Vlaamse Regering, over de voorstellen van de Rondetafel van de Interculturele Dialoog.
De voorzitter : Het incident is gesloten.