Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed
Vergadering van 11/01/2011
Vraag om uitleg van de heer Dirk Peeters tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, over de overschrijding van de norm voor nitraatconcentratie en de aanpak van piekvervuiling
- 583 (2010-2011)
De voorzitter : De heer Peeters heeft het woord.
De heer Dirk Peeters : Minister, de problematiek is u bekend. Eind september is het jaarrapport van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) gepubliceerd. Daaruit bleek nogmaals dat een derde van de meetpunten nog altijd te kampen heeft met een overschrijding van de norm voor nitraat, namelijk 50 milligram. De globale waterkwaliteit is lichtjes verbeterd. In bepaalde stroomgebieden echter, en dan zeker in de IJzer en de Maas, is die ronduit slecht. Ik heb de cijfers bij de vraag gevoegd. In het IJzerbekken was er sprake van 69 procent overschrijding, in het Maasbekken van 47 procent. In andere bekkens werd wel vooruitgang geboekt. Ik wil me echter focussen op de twee zwaar verontreinigde gebieden.
Als we kijken naar de individuele bekkens en de individuele meetresultaten, dan valt op dat de overschrijding van de norm gaat van licht tot zeer fors. Niet zelden wordt de norm met 100 procent overschreden. In Merksplas en Kalmthout, gebieden van het Maasbekken, werden pieken vastgesteld die buiten de schaal van de tabel schieten. Ik heb enkele voorbeelden bijgevoegd om aan te tonen dat er sprake is van forse piekvervuilingen die hun weerslag hebben op bepaalde watersystemen.
De problematiek van nitraatvervuilingen kunnen we niet loskoppelen van de problematiek van overstromingen en wateroverlast. Bij overstromingen hebben we vaak een verspreiding van het vuile water over zelfs kwetsbare gronden. Ik denk dan aan waterwingebieden en natuurgebieden. Ik maak dan ook de koppeling van het probleem van de waterkwaliteit en dat van de waterkwantiteit.
Ik wil ook beklemtonen dat elk beleid valt of staat met de handhaving van de controle. Er wordt meer rechtszekerheid gecreëerd door de nieuwe nitraatresidumeting, maar bij overtreding moeten ook boetes kunnen worden toegepast. Handhaving en politie zijn een sluitstuk van het beleid dat voor een deel wordt afgedwongen. De motivatie bij de landbouw om zich strikt te houden aan normen is door het wegvallen van de boetes weggevallen.
Minister, kunt u voor de in de bijlage opgenomen voorbeelden de herkomst van de vervuiling aangeven? Zijn er bijvoorbeeld mestverwerkingsinstallaties actief langs deze waterlopen? Is er een correlatie met eventuele aanwezige glastuin- en landbouwbedrijven terug te vinden? Kortom, zijn de vervuilers op deze meetpunten bekend bij de Vlaamse Milieu-inspectie?
De meeste van deze piekvervuilingen zijn steeds terugkomende fenomenen. Dat maakt me boos. Ik ken bepaalde situaties van deze grafieken al jaren en al jarenlang is er hetzelfde probleem. Ik stel vast dat er niet gericht en niet doeltreffend wordt gezocht naar de oorzaken van deze piekvervuilingen. Hoe gebeurt dat in de praktijk?
Hoe is de samenwerking en het overleg tussen Mestbank en milieu-inspectie georganiseerd? En hoe is de samenwerking tussen de VMM en de gemeenten georganiseerd op het vlak van de bestrijding van deze piekvervuilingen?
Hoe wordt opgetreden tegen deze piekvervuilers? Welke straffen staan daartegenover nu er opnieuw duidelijke meetinstrumenten beschikbaar zijn om de nitraatmetingen op een rechtsgeldige manier uit te voeren?
De voorzitter : Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Mevrouw Tinne Rombouts : Ik sluit me aan bij deze vraag. Ik meen echter dat deze problematiek een beetje uit elkaar moet worden getrokken vooraleer er effectief aan oplossingen kan worden gewerkt.
Als er piekvervuilingen of lozingen zijn, dan moet daar terecht kordaat tegen opgetreden worden. Er staan in de vraag heel wat vragen over die piekvervuiling. Er wordt verwezen naar een aantal punten waar er sprake zou zijn van piekvervuiling, hoewel er regelmatig verhogingen worden vastgesteld. Ik ben dan ook benieuwd naar de herkomst daarvan en naar de vraag waarom er niet opgetreden zou zijn. Als men immers de herkomst van die piekvervuiling kent, dan kan er opgetreden worden met de huidige regelgeving.
De vraag of er correlaties zijn tussen verschillende bedrijven en punten, is een andere zaak. Dat vraagt een grondig onderzoek. Ik ben benieuwd wat het antwoord van de minister daarop is.
Mijnheer Peeters, wat me sterk verbaast, zijn de laatste woorden uit uw laatste vraag. Daarin stelt u dat niet alle bedrijfsaudits blijken te werken. Ik vraag me af waar die conclusie vandaan komt. Ik kom immers tot andere conclusies als ik de jaarverslagen van de Mestbank lees. We hebben al een aantal jaren ingezet op sensibilisering. Die sensibilisering en het samen zoeken naar oplossingen is de kracht om samen met de landbouwsector te zoeken naar voortdurende oplossingen. Ik pleit er dan ook voor om daar verder op in te zetten. We weten dat niet alle audits hebben plaatsgevonden. Dat vraagt immers heel wat tijd en middelen. De audits die wel hebben plaatsgevonden, hebben vruchten afgeworpen. Minister, hoe staat u daartegenover? We willen immers verder gaan langs die ingeslagen weg in plaats van te grijpen naar het stokje of het straffende middel. De boodschap van die audits is voor een deel dat ook de Mestbank, indien zij met de bedrijven op het terrein analyses kan maken, ook knelpunten en problemen kan vaststellen. Dat is een soort leerschool. Het is belangrijk dat we op die weg verder gaan.
Tot slot heb ik bedenkingen over het wegvallen van de boetes, wat in de vraag wordt beschouwd als de suggestieve oorzaak van een eventuele verslechtering van de toestand op een aantal punten. Het wegvallen van de boetes is na de overtreding gebeurd. Het zou een heel gevaarlijke speculatie geweest zijn van die landbouwers die erop rekenden dat er dit jaar geen boetes zouden komen om aan piekvervuiling te doen. Ik denk dat de oorzaak niet daar moet worden gezocht, maar wel bij een aantal andere elementen die ook in de vraag aan bod zijn gekomen.
De voorzitter : Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege : De vervuiling van het oppervlaktewater is in de meeste gevallen niet terug te brengen tot een bepaald bedrijf. Het is zeer moeilijk tot onmogelijk om een rechtstreekse link te leggen tussen piekoverschrijdingen die via het nitraatmeetnet worden vastgesteld en specifieke bedrijven. Wanneer men dat wel wil doen, dan zou het huidige fijnmazige meetnet met zijn meer dan 800 meetpunten in landbouwgebied nog met een veelvoud moeten worden uitgebreid. Er wordt wel aangenomen dat de piekvervuilingen van bijvoorbeeld meer dan 100 milligram nitraat per liter in bepaalde glastuinbouwgebieden te wijten kunnen zijn aan grondloze glastuinbouw. Deze piekvervuilingen doen zich meestal voor tijdens de zomer. Door het hoge waterverbruik van planten in serres komt het voor dat het recirculatiesysteem van een tuinder overbelast geraakt en niet alle drainwater kan worden opgevangen. Als deze volumes in het oppervlaktewater terechtkomen, kan dit hoge pieken veroorzaken op sommige meetplaatsen. De regelgeving op de stockering van spuiwater die vanaf 1 januari 2011 van kracht wordt, moet daar een antwoord op bieden.
Bij de planning van de controleacties door de Dienst Handhaving van de Mestbank, vormt de waterkwaliteit een belangrijk criterium van de risicoanalyse. Bedrijven in gebieden met minder goede waterkwaliteit worden hierdoor intenser opgevolgd door de Dienst Handhaving.
Vanaf 1 januari 2011 moet elke tuinder die teelt op een groeimedium dat permanent overkapt is, beschikken over een opslag voor spuistroom dat is drainwater dan niet meer hergebruikt wordt om de periode van het uitrijverbod te overbruggen. Ten laatste met de Mestbankaangifte van het productiejaar 2010 moet de tuinder dit aantonen. Dat is dus vanaf 16 februari 2011.
De opslagcapaciteit kan gereduceerd worden door het drainwater of het overtollig voedingswater op te vangen en zo lang mogelijk te recirculeren. Als dit niet meer lukt, dan moet het overtollig drainwater afgezet worden op landbouwgrond. Tuinders kunnen daartoe een overeenkomst afsluiten met een landbouwer. De werkwijze is identiek aan de burenregeling voor dierlijke mest.
De Mestbank heeft een meerjarig actieplan opgesteld om tuinbouwbedrijven op het terrein op te volgen op basis van een risicoanalyse. Deze actie is gestart in de tweede helft van 2010. Tijdens het bedrijfsbezoek wordt een rondgang gemaakt op het bedrijf, wordt de informatieverstrekking aan de overheid overlopen, wordt bekeken of er voldoende opslag voor spuistroom aanwezig is en wordt de waterkwaliteit op of rond het bedrijf aan de hand van eenvoudige nitraatstrips gemeten. Daarop volgen aanbevelingen, al dan niet gecombineerd met tijdsafspraken, om maatregelen te nemen.
Specifiek voor de terreincontroles van de bemesting en aanwending van mest, legt de Mestbank in 2010-2011, dus tijdens dit werkjaar, de focus op zones met minder goede waterkwaliteit. Ik vraag aan de Vlaamse Hoge Raad voor de Milieuhandhaving om de aanpak van de piekvervuiling nitraten op te nemen in de opmaak van het volgende milieuhandhavingsprogramma dat in het kader van het Milieuhandhavingsdecreet jaarlijks wordt opgemaakt.
Er bestaat op dit ogenblik geen gecoördineerd programma tussen Mestbank en milieu-inspectie op het vlak van de bestrijding van de piekvervuilingen. Beide administraties werken binnen hun opdracht een eigen prioriteitenprogramma uit, waarin het zeer dichte nitraatmeetpuntennetwerk met meer dan 800 meetpunten in landelijk gebied een belangrijke rol speelt.
Bij het vaststellen van een lozing van mest wordt een proces-verbaal opgemaakt overeenkomstig artikel 16 van het Milieuhandhavingsdecreet. Een lozing kan bestraft worden met een gevangenisstraf van een maand tot vijf jaar en met een geldboete variërend van 100 euro tot 500.000 euro, afhankelijk van de ernst. Ook de administratieve opvolging van de mestbalans van de individuele bedrijven vormt een efficiënt instrument.
Voor elk bedrijf wordt jaarlijks een mestbalans opgemaakt om na te gaan of de productie, het gebruik, de aanvoer en de afvoer van meststoffen in evenwicht zijn op het bedrijf. Bedrijven met een beperkte balansoverschrijding krijgen een waarschuwing. Bedrijven met een significante balansoverschrijding krijgen een administratieve geldboete. In 2010 kregen 670 bedrijven een administratieve boete wegens een balansoverschrijding in 2008. De initieel opgelegde boete bedroeg gemiddeld 3800 euro. In totaal ging het om 2.571.245 euro. De bezwaarbehandeling van deze boetes loopt nog, zodat nog niet duidelijk is wat het uiteindelijk opgelegde boetebedrag na bezwaarbehandeling zal zijn.
Naast het repressief optreden tegen piekvervuiling, is ook een belangrijke rol weggelegd voor begeleiding en sensibilisering. Ik kan dan ook niet akkoord gaan met de uitspraak dat bedrijfsaudits niet zouden werken. De nitraatresidumetingen en de audits vormen wel degelijk een belangrijk sensibiliserend instrument. De Mestbank heeft recent een analyse uitgevoerd van het effect van de begeleidende maatregelen, zoals een audit, op de evolutie van het nitraatresidu. Uit deze analyse blijkt dat de begeleidende maatregelen een duidelijk positief effect hebben. Zo blijkt dat de nitraatresidus duidelijk gunstig evolueren bij de bedrijven die maatregelen opgelegd kregen, zoals een audit, het opmaken van een bemestingsplan of het verplicht nemen van opvolgstalen, ten gevolge van een te hoog nitraatresidu in het verleden. Het effect is er effectief op het terrein. We moeten daar dan ook verder op inzetten. Het gaat hier om de combinatie van verschillende factoren waaruit wel degelijk blijkt dat er wordt gestraft en gecontroleerd, maar ook dat er wordt gesensibiliseerd en gezorgd voor begeleiding. Ik denk dat dit de beste combinatie is om resultaat te boeken op het terrein.
De voorzitter : De heer Peeters heeft het woord.
De heer Dirk Peeters : Minister, ik heb een aantal hoopvolle zaken genoteerd, onder andere dat dit zal worden opgenomen in het nieuwe milieuhandhavingsprogramma. Dat lijkt me een aanbeveling waard. Piekvervuiling blijft immers een probleem.
Ik heb niet gezegd dat die bedrijfsaudits niet deugen. Ik heb gezegd dat niet alle bedrijfsaudits blijken te werken. Dat heb ik overgenomen uit de communicatie van de Mestbank zelf, ik heb dat dus niet verzonnen.
Ik blijf een beetje bezorgd over de werking van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) op dat vlak en de samenwerking tussen de VMM en de Mestbank en tussen de VMM en de gemeenten. Ik verklaar me nader. Ik heb eens een schriftelijke vraag gesteld over mestverwerking en de lozing in oppervlaktewater. Toen bleek ook dat er wel vergunningen worden afgeleverd, maar dat die vergunningen op het vlak van de effectieve lozing niet worden gemonitord of opgevolgd. Dat was een heel verontrustend antwoord dat ik toen van u kreeg. Het blijkt in de praktijk echter ook zo te zijn. Vergunningen worden verleend maar niet gecontroleerd op het terrein.
Op het vlak van piekvervuilingen heeft de VMM met verschillende gemeenten de afspraak dat zij de milieudiensten zal verwittigen als er piekvervuilingen worden vastgesteld. Dat doet de VMM ook niet. Van de vijf voorbeelden die ik heb bijgevoegd, zijn er twee waarbij de gemeente zelf het initiatief zal nemen. In tegenstelling tot wat de VMM zegt, weten de meeste gemeentelijke milieudiensten en mensen met voldoende terreinkennis van waar die piekvervuiling komt. Op de Biezenloop in Merksplas zitten maar vier bedrijven. Nog voor Pasen zullen die allemaal worden bezocht door de gemeentelijke milieudienst. Ik ben daar heel tevreden over. Ik stel vast dat dit initiatieven zijn die de gemeenten zelf nemen terwijl de VMM het voortouw zou moeten nemen. Ik ben dan ook blij dat u een initiatief zult nemen inzake milieuhandhaving. Het is echter spijtig dat de VMM op dat vlak veel te laks optreedt en de problematiek niet au sérieux neemt.
De voorzitter : Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Mevrouw Tinne Rombouts : Minister, ook ik dank u voor uw antwoord. Ik was wat bezorgd. Ik vroeg me af waarom, als men bij alle punten daadwerkelijk zou kunnen zeggen wat het probleem was, daar nog niets mee was gedaan. Anderzijds willen we natuurlijk wel weten wat de algemene tendens is. Die correlaties moeten zeker voort worden bekeken, om te zien welke acties mogelijk zijn. Ik ben ook blij dat de kracht wordt erkend van de audits, van de sensibilisering en het samen op weg gaan met de sector om tot verbeteringen te komen.
De bezorgdheid van de heer Peeters lijkt me terecht: als er effectief puntlozingen zouden worden vastgesteld, moeten die inderdaad kordaat worden aangepakt. Hij stelt dat de VMM ter zake niet de nodige acties onderneemt. Het is echter ook enigszins de vraag wie welke acties moet ondernemen. Als er meldingen plaatsvinden, vinden die vaak plaats bij de gemeenten. Zeker nu, met het nieuwe handhavingsbeleid, zullen gemeenten en de milieuambtenaren zelf vaststellingen kunnen doen en pvs kunnen opstellen. Het verleden leert me echter ook wel dat, als er sprake is van een melding bij de milieu-inspectie of bij de Mestbank, die vervuiling een halve dag of een dag later niet meer is vast te stellen, zodat de inspectie of de Mestbank vaak te laat komt of inderdaad eigenlijk niet optreedt. Daarop moet meer worden ingezet. Soms zijn er daadwerkelijk signalen. Niet alleen de VMM, maar ook de Mestbank kan daar wel mee aan de slag gaan. Ik zeg niet dat dit nooit gebeurt, maar als het gaat over puntlozingen en specifieke gevallen moet misschien worden bekeken wat de procedure is. Ik ken die huidige procedure niet volledig, maar misschien zijn er nog verscherpingen mogelijk, zeker op dat vlak.
De voorzitter : Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege : Als kan worden nagegaan waar de oorzaak ligt, moet daar inderdaad tegen worden opgetreden. Zeker in de vijf gegeven voorbeelden blijkt dat echter niet altijd evident te zijn. Ik heb die voorbeelden bekeken, en de achtergrond ervan. In sommige gevallen wordt daadwerkelijk ook samengewerkt met de gemeentelijke milieudienst. In de praktijk blijkt het echter niet evident om die heel specifieke oorzaken na te gaan. Als er in de buurt mestverwerkingsinstallaties waren, is de VMM bijvoorbeeld gaan controleren of er lozingen in het water waren. Dat blijkt in deze gevallen niet zo te zijn geweest. Volgens de informatie die ik heb, gaat men er effectief wel mee aan de slag. Ik ben het met u eens: als we daar een prioriteit in de handhaving van kunnen maken, kunnen we op het terrein misschien nog betere resultaten boeken. Mijnheer Peeters, ik ben het echter niet met u eens als u stelt dat er niets gebeurt, in samenwerking met de gemeenten en met de VMM. Het is ook altijd zo dat veroorzakers van piekvervuiling sommige anderen ook het leven zuur maken. Dat kan de bedoeling niet zijn.
Mevrouw Tinne Rombouts : Ter verduidelijking wil ik een heel belangrijk onderscheid maken: wat we terugvinden in de meetpunten is niet altijd het gevolg van een puntlozing of een lozing. Er is het optreden van een lozing, en dan is er inderdaad de vraag naar de correlaties en de resultaten van de punten. Dat zijn duidelijk twee verschillende elementen waarop we voort moeten inzetten, zoals de minister ook heeft gesteld.
De voorzitter : Het incident is gesloten.