Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed
Vergadering van 15/12/2010
Vraag om uitleg van mevrouw Tinne Rombouts tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over zonevreemde land- en tuinbouwbedrijven
- 571 (2010-2011)
De voorzitter : Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Mevrouw Tinne Rombouts : Minister, naar aanleiding van de opmaak van de gewestplannen zijn heel wat land- en tuinbouwbedrijven die in orde waren met hun vergunningen, zonevreemd komen te liggen. Soms zijn er wat foutjes of misschien wel bewuste keuzes gemaakt om gebieden in te kleuren. Veelal gaat het over groengebied. Dat heeft een effect op die landbouwbedrijven. In het verleden waren zij in orde met alle vergunningen. Nu liggen zij zonevreemd. Dat heeft de voorbije dertig jaar gezorgd voor een druk op die bedrijven. Indien zij hun bedrijfsactiviteiten wensten aan te passen, zelfs inzake normering Vlaanderen vraagt om ingrepen te doen inzake milieu en dierenwelzijn , moesten zij daarvoor de nodige vergunningen krijgen. Dat is altijd een lijdensweg geweest.
Heel wat van die bedrijven liggen in groengebied. Op lokaal vlak en met heel wat andere partners is er duidelijkheid dat die bedrijven in landbouwgebied zouden moeten liggen. Binnen de afbakening van het buitengebied zouden alle rechtzettingen en definitieve keuzes moeten kunnen worden gemaakt.
Door de zonevreemde ligging die deze bedrijven vandaag hebben, komen zij in de problemen met bouwvergunningen en milieuvergunningen. Wat de zaak nog precairder maakt, is dat heel wat land- en tuinbouwbedrijven in 2011 te maken krijgen met de hernieuwing van hun vergunning. Zij vragen zich af hoe ze die hernieuwing in goede banen kunnen leiden. Daarom had ik deze vraag in eerste instantie aan minister Schauvliege gesteld. Zij is immers bevoegd voor het leefmilieu. Nu blijkt dat er niet is voorzien in een uitzondering voor de hernieuwing van een milieuvergunning omdat de milieuwetgeving terugvalt op de ruimtelijke ordening. Ik kom dan ook opnieuw bij u terecht. Hoe kunt u ervoor zorgen dat deze bedrijven hun rechtszekerheid niet verliezen?
Om een stedenbouwkundige bestemming in orde te krijgen, kijken die bedrijven in eerste instantie uit naar de afbakening van het buitengebied. Als we echter enige realiteitszin aan de dag leggen, stellen we ook vast dat al die ruimtelijke uitvoeringplannen (RUPs) onmogelijk volgend jaar kunnen worden goedgekeurd. De procedure voor een RUP dat moet worden opgemaakt door de Vlaamse overheid, zal op korte termijn dan ook geen oplossing bieden voor de investeringen die deze bedrijven nu willen doen en voor de hernieuwing van hun milieuvergunning.
Uit het antwoord van minister Schauvliege heb ik begrepen dat een planologisch attest eventueel wel een mogelijke oplossing zou kunnen bieden. Het heeft voldoende stedenbouwkundige basis om die milieu- en bouwvergunningen eventueel te krijgen.
Minister, welke oplossing ziet u om deze bedrijven op korte termijn toekomstzekerheid te bieden, bijvoorbeeld door het mogelijk te maken dat deze bedrijven hun milieuvergunning of de hernieuwing van hun vergunning voor 2011 kunnen verkrijgen? Is het planologisch attest de enige mogelijkheid of zijn er andere mogelijkheden?
Een land- of tuinbouwbedrijf kan een planologisch attest aanvragen om aan bovenstaande problematiek een oplossing te bieden. De gemeentelijke overheid treedt hierin op als eerstelijnsloket. Bedrijfsvoerders moeten dus naar de lokale stedenbouwkundige dienst, die het ontvankelijkheids- en volledigheidsonderzoek doet. Daarna stuurt die het dossier door naar het beleidsniveau dat een eventueel RUP mag opmaken. Welke overheid is bevoegd om RUPs op te maken om zonevreemde landbouwbedrijven planologisch te regulariseren? Het is immers die overheid die dan ook het planologisch attest zal afleveren. Als een landbouwer de vraag voor een planologisch attest stelt aan een gemeente, kan die gemeente dat dan afleveren? Is de gemeente dan ook bevoegd voor de opmaak van het RUP? Eigenlijk gaat het om een afbakening van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. Ik veronderstel dan ook dat Vlaanderen verantwoordelijk is voor de opmaak van het RUP. Wie moet wat doen en wie is waarvoor verantwoordelijk? Stel dat deze opdracht voor Vlaanderen is, zijn uw diensten dan in staat om op korte termijn de planologische attesten en de daaruit voortvloeiende RUPs op te maken voor dit soort landbouwbedrijven?
Indien deze bedrijven uiteindelijk via een RUP weer zone-eigen komen te liggen, dienen zij hiervoor dan planbaten te betalen of is hier in uitzonderingsmaatregels voorzien? Met andere woorden: geldt de uitzondering van artikel 2.6.5, ten zesde, ook voor deze categorie van bedrijven? Er zijn een aantal uitzonderingen mogelijk, zeker als alle overheden en alle instanties het erover eens zijn dat er destijds bij de gewestplaninkleuring een fout is gebeurd.
Als de planologische attesten geen oplossing zouden bieden, dringen er zich dan nieuwe initiatieven op om voor deze bedrijven een tijdige oplossing uit te kunnen werken? In welke richting denkt u, welke acties zijn hiervoor nodig en hebt u zicht op het tijdsbeslag?
De voorzitter : De heer Vandaele heeft het woord.
De heer Wilfried Vandaele : Voorzitter, minister, mevrouw Rombouts haalt natuurlijk een zeer specifiek probleem aan, maar ik had het gevoel dat we met het reparatiedecreet op de codex dat we trouwens samen hebben ingediend al een versoepeling in gang hebben gezet. Ik verwacht ook nog wel wat van de AGNAS-procedure (afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur) waarvan ik hoop dat de landbouwsector zijn verantwoordelijkheid zal nemen in een geven-en-nemenverhaal.
Als het gaat om het zoeken van duurzame oplossingen voor gerechtvaardigde problemen, ben ik altijd bereid om mee te zoeken. Ik ken een aantal dossiers. Ik heb soms het gevoel dat het gaat om zonevreemden die op een bepaald moment wetens en willens dingen gedaan hebben die niet mochten en die hopen dat er misschien een regularisering komt. Dat is natuurlijk een heel ander verhaal, waarmee we minder compassie moeten hebben dan met die dossiers waar een gerechtvaardigde vraag bestaat.
De heer Bart Martens : Minister, ik denk dat dossier ook aantoont dat we voortgang moeten maken met het afbakenen van onze openruimtestructuur. We slepen het al verschillende regeerakkoorden mee dat we dringend werk moeten maken van de gelijktijdige afbakening van 750.000 hectare herbevestigd agrarisch gebied, 38.000 hectare bijkomende natuur- en 10.000 hectare bijkomende bosgebieden. Er is nu een methode uitgewerkt om het op een meer consensuele basis te doen, maar die moet op een gegeven moment wel beginnen op te leveren. Dan zal het heel duidelijk zijn waar agrarische activiteiten permanent zullen kunnen blijven, waar bepaalde agrarische activiteiten niet verenigbaar zijn met natuur. In die oefening zal de oplossing voor dit probleem grotendeels moeten worden gevonden.
De voorzitter : Minister Muyters heeft het woord.
Minister Philippe Muyters : Voorzitter, aan uw uiteenzetting heb ik niets toe te voegen. U hebt gelijk.
Mevrouw Rombouts, ik denk dat u uw vraag juist aan minister Schauvliege had gesteld omdat het in eerste instantie gaat over het opvangen van een milieuvergunningenpiek. Als ik me niet vergis, is dat een bevoegdheid van de minister bevoegd voor het leefmilieu. Ook het parlement heeft vorig jaar zelf een initiatief genomen en een oplossing naar voren geschoven. In uw vraag zit natuurlijk hier en daar ook iets over Ruimtelijke Ordening, waar ik zeker dieper op zal ingaan.
Er is ook nog een tweede zaak die ik wil aankaarten, maar waar ik een andere toon wil zetten. Bedrijven en zeker ook landbouwbedrijven hebben vaak veel vragen, maar zonevreemdheid wordt door veel mensen nogal vaak wordt afgeschilderd als een groot probleem voor die bedrijven. Als het maatschappelijk draagvlak er is en als de nodige vergunningen er zijn, moet het niet meer als een probleem worden gecommuniceerd, ook niet aan die mensen. Er bestaan nu al oplossingen en ik stel dan ook voor dat we dan zeggen dat er geen probleem is. Voor historisch gegroeide bedrijven die beschikken over een milieuvergunning en een stedenbouwkundige vergunning is er trouwens geen probleem. Ik denk dat de meesten waar u het over hebt, in die positie zitten.
Artikel 5.6.7 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening zorgt er net voor dat er een verruiming komt zodat de mogelijkheid gecreëerd wordt voor bijvoorbeeld het hernieuwen van een milieuvergunning van zonevreemde land- en tuinbouwbedrijven. Dat is de essentie van het antwoord. Voor bedrijven die historisch gegroeid zijn, bedrijven die vandaag een milieuvergunning hebben en waar een vernieuwing moet gebeuren, biedt de codex met de artikels die jullie hebben ingediend en met het artikel 5 de nodige zekerheid. Ik stel dus voor om de communicatie, ook naar die bedrijven, correct te doen.
Een ander spoor is dat van het planologisch attest. Minister Schauvliege heeft dat ook aangehaald. Ook dan gaat het meestal over bedrijven die vandaag hoofdzakelijk vergund zijn, want dan is er weinig probleem voor een planologisch attest. Het is wel geen oplossing voor het opvangen van de milieuvergunningenpiek, maar de codex biedt daarvoor een oplossing.
Ik geloof dat we ons beter blijven inzetten voor de gestructureerde afbakening van de natuurlijke en agrarische structuur, eerder dan voor het ad hoc opmaken van relatief kleine ruimtelijke uitvoeringsplannen. We maken hier werk van en de signalen over de vernieuwde vorm van besluitvorming zijn positief. Zowel de heer Vandaele als de voorzitter heeft dat aspect naar voren gebracht.
Ik wil er trouwens op wijzen dat een positief planologisch attest niet altijd gevolgd hoeft te worden door een opmaak van een ruimtelijk uitvoeringsplan. De beoordeling over de bevoegdheid gebeurt trouwens door de gedelegeerd planologisch ambtenaar en niet door de lokale overheid. Voor bedrijven gelegen in kwetsbare natuurgebieden of Natura 2000-gebieden is dat in principe het Vlaams Gewest. De regeling voor wat betreft de planbaten geldt uiteraard ook voor landbouwbedrijven. U kunt het vinden in de codex. Ook gelden de relevante uitzonderingsgronden voor een vrijstelling hiervan. Ik denk dat er voldoende vrijstellingen mogelijk zijn, waardoor er geen paniek moet zijn.
Ik concludeer en antwoord daarbij ook op uw vraag met betrekking tot nieuwe initiatieven. Omdat de criteria voor het verlenen of hernieuwen van een milieuvergunning binnen de milieureglementering worden bepaald en niet binnen de ruimtelijke ordening, vind ik dat er voor deze problematiek best een oplossing als die nog nodig is na de uitleg die ik u heb gegeven wordt gezocht binnen de context van de milieureglementering. Ik had de indruk dat u zei dat men geen vergunning kon geven als het zonevreemd is. Dat is dus fout. Men kan dat wel. Neem de wijziging van de codex. Jullie hebben een initiatief genomen voor de milieuvergunningpiek. Ik denk dus dat het probleem bij vernieuwing is opgelost. Als het gaat om een uitbreiding of wijziging van de activiteiten die om milieukundige of ruimtelijke redenen echt niet wenselijk zijn op de huidige locatie, lijkt het me zinvol om dat geval per geval te onderzoeken.
Ik veronderstel dat uw vraag niet ging over enkele vragen hierover in zeer specifieke gebieden waar de huidige locatie blijkbaar niet als een goede locatie voor uitbreiding of wijziging wordt beschouwd. Ik had begrepen dat uw vraag vooral ging over de vernieuwing van de vergunning.
Mevrouw Tinne Rombouts : Minister, het gaat hier niet over bedrijven die willens en wetens iets verkeerds zouden hebben gedaan. We zijn het erover eens dat het niet de bedoeling is om een extra oplossing uit te werken voor zaken die heel bewust tegen alle wetgeving ingaan. Hier gaat het over bedrijven die volledig in orde waren, maar die door de inkleuring zonevreemd zijn komen te liggen. Wij willen ook niet afwijken van het punt van de gelijktijdige afbakening.
Maar er zijn vandaag een aantal bedrijven die een hernieuwing moeten doen. We weten alleen dat er nog meerdere zullen komen. Er zijn heel wat bedrijven die nog een hernieuwing moeten doen vanaf 2011 of de daaropvolgende jaren, maar er zijn ook bedrijven die na dertig jaar hun bedrijfsvoering eindelijk willen gaan aanpassen, bijvoorbeeld als er een jonge overnemer is. Die bedrijven komen vandaag wel degelijk in de problemen als zij zonevreemd gelegen zijn.
Ik heb vandaag weet van vergunningen voor de uitbreiding van mestopslag die geweigerd worden omdat die bedrijven zonevreemd gelegen zijn. Die bedrijven moeten met andere woorden buiten hun eigen bedrijfssite naar oplossingen gaan zoeken. Ze riskeren op die manier volledig gesloten te worden, of in elk geval hun economische activiteiten niet verder te kunnen zetten. Op welke manier kunnen die bedrijven specifiek voortgaan, met het besef dat wij voor die gelijktijdige afbakening willen blijven gaan?
U haalt aan dat er eventueel kan worden gewerkt met de codex, artikel 5, 6 en 7. Op welke wijze kunnen die dan een afwijking krijgen? De manier waarop de milieuvergunning wordt afgeleverd, is immers nog altijd de stedenbouwkundige basis. Kunt u dat wat nader toelichten?
U stelt dat een planologisch attest wel nog eventueel een oplossing zou kunnen bieden. Het is dan inderdaad de gewestelijke stedenbouwkundig ambtenaar die oordeelt wie wat moet doen. De gemeente moet dat dan vragen bij de gewestelijke stedenbouwkundig ambtenaar. Ik weet dat daar nogal vaak discussie over is. Als een bedrijf die vraag wil oplossen met een planologisch attest, moet die de vraag dan stellen aan de gemeente en is het het gewest dat het planologisch attest moet afgeven, of is het de gemeente? Is daar een rode draad in te vinden?
Ik heb begrepen dat u verder geen andere acties ziet, maar dat er via de codex een oplossing zou moeten kunnen zijn voor die bedrijven.
De voorzitter : Minister Muyters heeft het woord.
Minister Philippe Muyters : Mevrouw Rombouts, u stelt eigenlijk totaal verschillende vragen en trekt ze dan allemaal op één lijn. U spreekt over de vernieuwing van een vergunning naar aanleiding van het verlopen van een vergunning. Daar heb ik een antwoord op gegeven. En dan zijn er vragen naar uitbreiding en zo meer. Ik heb geen oplossingen voor individuele gevallen van bedrijven die willen uitbreiden. Dat moet plaatselijk bekeken worden. Is een planologisch attest daar een mogelijkheid? Dat zou kunnen.
Wie dat moet uitbetalen, hangt af van de situatie. Is het in kwetsbaar gebied, dan moet dat bij het Vlaamse Gewest bekeken worden. Maar een planologisch attest kan ook door de gemeente gegeven worden, als het binnen de gebieden is waar de gemeente het mag doen. Daar bestaat regelgeving over. Het kan ook zijn dat er geen enkele uitbreiding mogelijk is, dat er geen planologisch attest wordt gegeven of dat er al of niet een RUP gemaakt moet worden. Dat is compleet verschillend geval per geval. Dat is besproken en bekeken in de codex en op andere plaatsen.
Dat is een totaal ander geval dan bij een bedrijf dat vergund en met alles in orde is en bovendien niet over een uitbreiding spreekt. U haalde zelf het voorbeeld aan van iemand die zijn mestopslag wil uitbreiden. Dat zijn nieuwe, bijkomende zaken. Daarvoor bestaan procedures. Er wordt geen enkele zekerheid gegeven, ook niet aan een landbouwbedrijf, om morgen naar om het even welke uitbreiding te kunnen gaan. Dat zal individueel bekeken moeten worden.
De voorzitter : Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Mevrouw Tinne Rombouts : Die uitbreiding van mestopslag gaat voor alle duidelijkheid niet over de uitbreiding van het bedrijf. Wij vragen in de wetgeving dat men in zes maanden opslag moet voorzien. Dat is meer dan in het verleden. Het aantal dieren en dergelijke is dus geen uitbreiding van het bedrijf. Het gaat om aanpassingen met betrekking tot milieuwetgeving en dergelijke meer. Dat is iets anders dan indien het over een volledige uitbreiding gaat.
Uiteraard moet bedrijf per bedrijf bekeken worden of een planologisch attest een oplossing kan bieden. Mijn vraag is wie dat attest voor dergelijke bedrijven moet afleveren. Blijkbaar kan daar geen duidelijk antwoord op gegeven worden. Ik zal dat verder nakijken. Ik hoop dat we daar enige duidelijkheid in krijgen. Als elke gemeente bedrijf per bedrijf moet bekijken wie een planologisch attest moet afleveren, kan daar nogal wat over gediscussieerd worden.
Minister Philippe Muyters : Het staat heel duidelijk in de wetgeving wie voor welk gebied al of niet een planologisch attest kan afleveren. Ik kan u de artikelen toesturen waarin u dat kunt terugvinden.
Mevrouw Tinne Rombouts : Dat zou fijn zijn. Dank u.
De voorzitter : Het incident is gesloten.