Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed
Vergadering van 15/12/2010
Vraag om uitleg van de heer Bart Van Malderen tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over bouwberoepen
- 505 (2010-2011)
De voorzitter : De heer Van Malderen heeft het woord.
De heer Bart Van Malderen : Voorzitter, minister, collegas, deze vraag zou thuishoren in de commissie Werk als het zou gaan over bouwberoepen, maar het gaat wel degelijk over beroepen in bouwprocedures.
Sinds de inwerkingtreding van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) is er een Raad voor Vergunningsbetwistingen geïnstalleerd en is er wat veranderd in het kader van een beroep in de procedure van bouwvergunningen. Het beroep kan worden ingesteld door de aanvrager van de vergunning, maar ook door andere belanghebbenden zoals derden die rechtstreeks of onrechtstreeks hinder dreigen te ondervinden door de beslissing, door de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar (GSA) of door verenigingen die collectieve belangen behartigen.
Minister, in de eerste helft van dit jaar stelde ik u een schriftelijke vraag die u in juni beantwoord hebt. Daaruit blijkt dat van de ingediende beroepen de GSA in 51 procent van de gevallen wordt bijgetreden, de aanvrager in 35 procent en de derden in 23 procent van de gevallen. Van de 835 ingediende beroepen werden er 260 ingewilligd. Daarbij vallen ook de grote regionale verschillen op bij de beroepen die zijn ingesteld door de GSA. Als je dat omkeert, dan krijgt in bijna 70 procent van de gevallen de klager ongelijk.
De beroepsmogelijkheden werden ingebouwd om de burger individueel of collectief mondiger te maken. Het gros van de bezwaren wordt niet aanvaard waardoor men en die vaststelling doe ik ook als schepen van een middelgrote stad in Vlaanderen de indruk krijgt dat burenruzies vaak worden uitgevochten door middel van een stedenbouwkundige procedure en dat er heel vaak niet-stedenbouwkundige gronden oorzaak zijn van een beroep door derden. Ik kan u voorbeelden geven van disputen over het overnemen van een gemene muur die worden beslecht door middel van een beroep. Het lijkt me problematisch te zijn, zeker omdat in 70 procent van de gevallen de mensen de procedure moeten volgen en daardoor in problemen komen met financiering, in problemen komen met aannemers, in problemen komen met gestandhoudingstermijnen van offertes die worden overschreden enzovoort.
Doordat er geen ontvankelijkheidonderzoek gebeurt voor de uitspraak van de provincie, wordt het kaf niet van het koren gescheiden en zorgen de procedures enkel voor vertragingen die meer niet dan wel tot wijzigingen leiden. Men kan dus spreken van een zekere schijninspraak.
Minister, beschikt u intussen over recentere cijfers dan die van 21 juni? Hoe staat u tegenover het derdenberoep in zijn huidige vorm? Acht u bijsturing nodig? Hoe reageert u op de regionale verschillen? Hoe denkt u deze regionale verschillen te kunnen aanpakken? Hoe staat u tegenover het invoeren van een ontvankelijkheidonderzoek?
De voorzitter : Mevrouw Taeldeman heeft het woord.
Mevrouw Valerie Taeldeman : Voorzitter, minister, het was inderdaad een interessante schriftelijke vraag van de heer Van Malderen. Ook zijn vraag om uitleg is interessant.
De heer Van Malderen suggereert in zijn vraag om uitleg een ontvankelijkheidsonderzoek te organiseren bij ontvangst van het beroep, om op die manier een soort vroegere triage te doen. Vanuit onze fractie zijn we daarvoor een beetje bang omdat de procedures al zwaar en lang genoeg zijn. We vrezen dat het ontvankelijkheidsonderzoek de procedures nog langer zou kunnen maken.
Twee weken geleden hebben we in deze commissie een amendement goedgekeurd waardoor we de mogelijkheid creëren dat de Raad voor Vergunningsbetwistingen contractuele aanwervingen kan doen zodat er voldoende mensen zijn om de beroepen te behandelen.
De voorzitter : Minister Muyters heeft het woord.
Minister Philippe Muyters : Voorzitter, het laatste is juist. We hebben extra middelen uitgetrokken om de achterstand weg te werken. We hebben het in het verleden al zeer uitvoerig gehad over de Raad voor Vergunningsbetwistingen.
Ik beschik momenteel niet over recentere cijfers. Ik ben het met u eens dat dit een zeer interessante vraag is die ons wat inzicht heeft gegeven. Het wordt steeds moeilijker om een totaalzicht te hebben. Er is de codex, de ontvoogding, het verschuiven naar de Raad voor Vergunningsbetwistingen van de beroepen. Mijn administratie kan op dit moment geen totaalzicht over de beroepen bieden. Dat is een ongewenste situatie.
Naar aanleiding van uw vraag heb ik dan ook aan mijn administratie gevraagd een monitoring op te zetten. We starten met een project voor monitoring van beroepen. Momenteel is een proefproject opgestart met een ontvoogde en een niet-ontvoogde gemeente per provincie. Heel wat van die beroepen worden ingesteld op het lagere niveau.
Wat betreft het aantal beroepen bij de Raad voor Vergunningbetwistingen verwijs ik naar het recente jaarverslag. De vorige weken hebben we dat hier grondig besproken. Doordat we nog geen resultaten hebben van de nieuwe monitoring, kan ik natuurlijk wel wat moeilijker antwoorden op uw andere vragen.
Het is belangrijk dat we zicht hebben op het wat en hoe van de derdenberoepen. De derdenberoepen zijn samen genomen met de beroepen van adviesinstanties. Je zou dus dat onderscheid moeten maken om het echt over derdenberoepen te kunnen hebben. Daarnaast is er ook het inhoudelijke aspect. Wat relevant is, is niet of het derdenberoep is ingewilligd of niet, maar of de bouwheer wel of niet kan bouwen.
Ik zal u illustreren waarom die inhoud belangrijk is. De inwilliging van een beroep door de aanvrager betekent meestal dat er gebouwd mag worden. Inwilliging van een derdenberoep betekent dat er niet gebouwd mag worden. Een beroep kan ook gedeeltelijk ingewilligd worden. Een deputatie kan bij het beslissen over een beroep een beperkte planwijziging doorvoeren. Hiermee kan tegemoet worden gekomen aan het bezwaar dus een inwilliging van het beroep , maar dan wordt toch een vergunning afgeleverd. Beroepen kunnen ook ingesteld worden tegen de voorwaarden van een vergunning, zelfs door derden. Je kunt er dus niet uit afleiden of er al dan niet gebouwd kan worden. Het niet inwilligen van een derdenberoep betekent niet automatisch dat er gebouwd mag worden en vice versa. Dat maakt dat die cijfers niet zomaar zonder nuances geïnterpreteerd kunnen worden.
Ook wat de regionale verschillen betreft, moeten we dat ten gronde gaan bekijken. Uit de cijfers die we hebben, kunnen immers onvoldoende conclusies getrokken worden. Ik verwijs bijvoorbeeld naar een bevraging die we gedaan hebben bij de gewestelijke stedenbouwkundig ambtenaren. Die leert ons dat in goed georganiseerde gemeenten, waar men meer inzet op vooroverleg, de kans op een beroep veel geringer is. Dat is ook de weg die wij in deze regeerperiode willen volgen: meer participatie en meer draagvlak. Die gemeenten zullen misschien even streng of zelfs strenger zijn dan andere gemeenten, maar het effect van het beroep is op een andere manier opgevangen.
U vroeg naar mijn standpunt over het invoeren van ontvankelijkheidonderzoek. Ik wil u erop wijzen dat dat vandaag al bestaat. Voor beroepen bij de deputatie wordt de ontvankelijkheid in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening geregeld. De criteria zijn: de termijnen waarbinnen het beroep wordt ingediend, de wijze van verzending en het betalen van dossierkosten. Ik geef graag toe dat dat vormkwesties zijn. Die tellen ook bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen. Ook daar heb je criteria: de termijnen, een aantal vormvereisten, de wijze van verzending en het betalen van het rolrecht. Zoals ter sprake kwam bij de bespreking van het programmadecreet, willen we het rolrecht uitbreiden voor derde of andere tussenkomende partijen.
Vandaag bestaan er geen inhoudelijke criteria die de ontvankelijkheid van het beroep bepalen. Als blijkt dat derdenberoepen veelal onterecht en vertragend werken, moeten we bekijken wat we daarmee doen. Voorlopig hebben we daar nog te weinig zicht op.
We moeten die monitoring hebben om een beetje zicht te krijgen op wie waarvoor beroep aantekent, en op welke manier op dat beroep gereageerd wordt. Alleen met cijfers en statistieken kunnen we daar vandaag niet mee verder.
De voorzitter : De heer Van Malderen heeft het woord.
De heer Bart Van Malderen : Minister, ik dank u voor uw antwoord.
Mevrouw Taeldeman, u sprak over de Raad voor Vergunningsbetwistingen. Hier ging het wel degelijk over beroepen van derden bij de deputatie, waar de problematiek van de schorsing speelt. Een beroep bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen schorst een vergunning as such niet. Dat leidt tot een uitspraak achteraf. Ook daar zijn er wel wat problemen met zich opstapelende dossiers, maar het meest acute lijkt mij te zijn dat iemand een vergunning krijgt, zijn periode van een maand moet uitzitten, en vervolgens geconfronteerd wordt met een beroep, dat dan weer aanleiding geeft tot een vertraging van een aantal maanden, als de provincie de hele procedure gaat uitputten. Dan ben je algauw een aantal maanden verder, en in een geval van bouwen of niet bouwen is dat voor een aanvrager een gigantisch probleem.
We merken dus dat van een goed bedoeld middel, namelijk derden inspraak geven in de procedure, mogelijk wat misbruik gemaakt wordt. Het is dan ook belangrijk, minister, dat dit gemonitord wordt. In die zin ben ik blij dat u initiatief neemt. Het is wel jammer dat we die cijfers vandaag niet of weinig adequaat hebben.
Wanneer denkt u dat systeem op poten te hebben? We moeten daar dan duidelijke conclusies uit trekken en met zo min mogelijk bijkomende procedure minstens toetsen of een beroep stedenbouwkundige gronden heeft of niet. Dat hoeft geen zware procedure te zijn. Zo kan mogelijk al veel miserie uit de wereld geholpen worden.
De voorzitter : Minister Muyters heeft het woord.
Minister Philippe Muyters : Over de timing kan ik weinig zeggen. We zijn gestart met per provincie één ontvoogde en één niet-ontvoogde gemeente. Het zal ervan afhangen hoeveel beroepen er in die periode zijn.
We zullen het in elk geval nauwlettend bijhouden. Ofwel stelt u dan opnieuw een vraag, ofwel kunnen we het ook, als we denken dat we er de eerste conclusies uit kunnen trekken, door de voorzitter spontaan laten agenderen in de commissie.
De voorzitter : Het incident is gesloten.