Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed
Vergadering van 17/11/2010
Vraag om uitleg van de heer Bart Caron tot de heer Geert Bourgeois, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, over een wijziging van het besluit van een onderhoudspremie voor beschermde monumenten en stads- en dorpsgezichten
- 466 (2010-2011)
De voorzitter : De heer Caron heeft het woord.
De heer Bart Caron : Voorzitter, minister, collegas, in de notulen van de Vlaamse Regering van vrijdag 29 oktober 2010 lees ik: De Vlaamse Regering wijzigt principieel het vaststellingsbesluit van een onderhoudspremie voor beschermde monumenten en stads- en dorpsgezichten.
In de toekomst komen de lokale en regionale besturen dus tenminste bij een definitieve goedkeuring niet meer in aanmerking voor normale onderhoudspremies. Het Vlaamse Gewest springt vandaag financieel bij voor 40 percent van de onderhoudspremies die worden toegekend aan de lokale besturen.
In hetzelfde besluit wordt ook voorgesteld om voor de ZEN-monumenten (zonder economisch nut) en het molenerfgoed dubbele onderhoudspremies toe te kennen: van 40 percent naar 80 percent.
Ik was een beetje verrast door de beslissing, want ik had die op geen enkele manier zien, voelen of horen aankomen: ze vloog helemaal onder de radar door. Blijkbaar wist ook niemand in het veld iets van die intentie.
Ik vind het een heel merkwaardige beslissing, want die kan mijns inziens niet worden gebaseerd op erfgoedintrinsieke motieven. Ik kan me niet indenken dat u dit soort zaken doet omdat het erfgoed er beter van wordt. Het belangrijkste is toch dat de kwaliteitsketen die bij de onderhouds- en restauratieproblematiek van erfgoed bestaat, van inspectie, bijvoorbeeld door Monumentenwacht, opvolging tot en met de restauratie, niet doorbroken wordt. Dat gevaar dreigt nu, want met het voorstel wordt de eerste schakel weggenomen.
U weet dat als u de stimulus voor onderhoud wegneemt, het risico bestaat dat er minder goed zal worden onderhouden en dat de rekening finaal veel hoger zal liggen. Men zal immers wachten om een restauratiepremie aan te vragen tot het gebouw in kwestie er nog veel slechter aan toe is dan op het moment dat men normaal aan het onderhoud zou beginnen.
Minister, ik vind dit een heel merkwaardige zaak. In uw beleidsbrief pleit u voor een sterk draagvlak van lokale besturen en voor het responsabiliseren ervan inzake erfgoed en ik meen dat u aan het partnerschap met de lokale besturen moet vasthouden.
De keten zal worden doorbroken doordat de gemeenten wel voor restauraties premies zullen blijven krijgen, maar niet langer voor het onderhoud. Ze hebben dus alle redenen om hun kosten uit te stellen tot er sprake is van grote kosten, om dan de subsidie of premie van het Vlaamse Gewest te verwerven. Uit alles blijkt toch dat onderhoud duurdere kosten vermijdt, dat het onderhoud een belangrijke stap is om de peperdure restauraties in het erfgoed uit te stellen.
Een tweede element zijn de onderhoudspremies voor ZEN-monumenten en het molenerfgoed. Ik kan daar principieel mee leven, maar eigenlijk doet u hiermee al een voorafname op het nieuwe Erfgoeddecreet. Het staat wel in uw conceptnota, maar ik wist niet dat het de bedoeling was om dit al zo snel in te voeren.
Omdat het er zo snel is gekomen, vraag ik me af of er eigenlijk wel overleg over is geweest. Werd daarover gepraat met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) en met de Vereniging van de Vlaamse Provincies (VVP)?
Minister, ik kom tot mijn vragen. Welke motieven hebt u voor de afbouw van de onderhoudssubsidies aan lokale en regionale besturen? Meent u dat het erfgoed beter af zal zijn zonder die subsidies voor onderhoud?
Hebt u overleg gepleegd met de VVSG en de VVP? Uiteraard heb ik me geïnformeerd voor ik deze vraag heb ingediend en ik kan getuigen dat ook daar sprake is van een complete verrassing. De mensen vielen helemaal uit de lucht, ze wisten niet eens dat dit principieel door de Vlaamse Regering werd besproken. Zo niet, waarom hebt u geen overleg gepleegd? Bent u alsnog van plan om overleg te plegen? Bent u daartoe bereid?
Is er een advies uitgebracht door de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen (KCML) en door de Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening Onroerend Erfgoed (SARO)? Wat is de teneur van hun advies? Dat zit immers niet in de regeringsbundel.
In de regeringsbeslissing staat ook dat er een aantal procedures worden bijgestuurd, maar ik heb geen details. Ik zou graag willen weten welke procedures zullen worden bijgestuurd.
De voorzitter : De heer Van Mechelen heeft het woord.
De heer Dirk Van Mechelen : Voorzitter, collegas, ik wil me aansluiten bij de bezorgdheden van de heer Caron. Het was inderdaad toen ik het begrotingsdocument met enige interesse heb doorgenomen en de toelichting bij de middelenbegroting per programma bekeek en vooral pagina 97 inzake de onderhoudspremie voor beschermde monumenten, openbare sector, dat ik met stijgende verbazing de motivatie las om een krediet dat in 2009 nog goed was voor 2,3 miljoen euro terug te schroeven naar een half miljoen euro. Daarbij wordt inderdaad gesteld dat de gemeente of stad het onderhoud van beschermde monumenten maar zelf moet doen en zelf moet betalen.
Toen ik zag dat de middelen worden geheroriënteerd naar onder meer het koggeproject en het Tongerenproject, vroeg ik me af of we nu goed bezig zijn. Het gaat om de incentives die de gemeenten hebben en meestal gaat het niet om grote dossiers, maar over dossiers die automatisch worden afgehandeld door de administratie, er komt geen minister aan te pas vandaar dat het goed marcheert, het gaat vlot. Nu zullen we dit soort dossiers van de kaart vegen en zeggen dat onderhoud een zaak is van de openbare besturen, van de steden en gemeenten zelf.
Ik koppel dit ook een beetje aan de bespreking die we straks zullen hebben over de rol van Monumentenwacht en over uw nota Interne Staatshervorming. Monumentenwacht wordt vandaag voor een groot stuk gefinancierd door de provincies. Het zijn de monumentenwachters die letterlijk op de torens van het gemeentehuis klauteren om te bekijken wat er moet gebeuren. Dan worden er snel onderhoudsaanbevelingen gegeven die dan meestal worden omgezet in een aanvraag voor een onderhoudspremie. Op die manier wordt erger voorkomen. U zegt nu, minister, dat steden en gemeenten dit nu zelf maar moeten doen, dat het hun elementaire opdracht is.
Als je dit dan leest met het oog op de toekomst van de koppelsubsidies, waar we allemaal al vragen over hebben, dan vraag ik me af wat er zal gebeuren met al die gebouwen ik kijk ook even naar mijn charmante buurvrouw, mevrouw Van Volcem, want in Brugge zijn er meer van die gebouwen dan in Kapellen.
Vandaar mijn vraag of dit doordacht is. Is dit doorgepraat met de sector, met Monumentenwacht, met de VVSG? Zijn er daarover adviezen ingewonnen? Zouden we dat niet eens opnieuw bekijken?
De voorzitter : Mevrouw Taeldeman heeft het woord.
Mevrouw Valerie Taeldeman : Onze fractie sluit zich aan bij de vraag van de heer Caron, omdat we ook opmerken dat er nogal drastisch gesnoeid wordt in die onderhoudspremies voor openbare besturen. Er wordt namelijk van ongeveer 2 miljoen euro gegaan naar 500.000 euro. Op zich is dat nagenoeg een afschaffing van die onderhoudspremies, met een kleine uitzondering van die ZEN-monumenten en molens, zoals de heer Caron ook aangehaald heeft.
Vanuit onze fractie willen we er duidelijk over zijn dat we dat betreuren. Al meer dan 10 jaar proberen we in Vlaanderen een shift te realiseren van restauratie naar onderhoud. Een goed onderhouden monument moet minder vaak en minder drastisch gerestaureerd worden. Een goed onderhoud van die monumenten is zowel in het belang van de Vlaamse belastingbetaler als van het erfgoed zelf, omdat er meer originele elementen in een betere toestand kunnen bewaard blijven.
De voorzitter : Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Mevrouw Mercedes Van Volcem : Minister, ik hoef u niet uit te leggen dat mijn gemeentebestuur en ik daar uitermate ontgoocheld over zijn. Ik denk zelfs ook uw eigen administratie. De Vlaamse administratie in Brugge heeft er veel bedenkingen bij dat u de onderhoudspremies voor monumenten in handen van lokale besturen afschaft. Wie is de waakhond van het mooie patrimonium? Dat zijn toch de juist de lokale besturen, die toch ook de plicht hebben om als voorbeeld aan de bevolking hun monumenten te onderhouden. Mijn vraag is wat u nu eigenlijk wilt doen met deze budgettaire vermindering. U weet zeer goed dat alle steden en gemeenten het budgettair steeds moeilijker hebben. Als ze dan ook het onderhoud nog zelf moeten doen, rijst de vraag hoe het komt dat een minister bevoegd voor het onroerend erfgoed een dergelijke beslissing neemt. Ik betreur dat ten zeerste.
Zijn alle kerken en kathedralen ZEN-monumenten? We zitten toch met heel mooie monumenten die heel duur zijn, bijvoorbeeld de Sint-Salvatorskathedraal en Onze-Lieve-Vrouwekerk. Het onderhoud en de restauraties kosten 5 miljoen euro. Ik heb gelukkig in de vorige periode meer steun op dat vlak kunnen ontvangen voor de stad Brugge, maar ik vind dat het niet kan dat de overheid een dergelijk voorbeeld stelt. We doen niet anders dan een draagvlak te proberen creëren op lokaal niveau. We doen ook een kunstige herstelling van gebouwen die geen monument zijn, van gebouwen die op de lijst van het bouwkundig erfgoed staan. We gaan daar heel ver in. We spenderen daar al 1 miljoen euro per jaar aan. We proberen mensen te sensibiliseren en onze lokale overheidsdienst gaat de mensen deskundige uitleg verschaffen. En dan gaat u de onderhoudspremie voor onze eigen monumenten afschaffen. Ik betreur dat, maar als u kan zeggen dat kathedralen, kerken en zelfs parochiekerken ZEN-monumenten zijn, dan denk ik dat het een verbetering is. Want 25 procent van de oppervlakte van de Brugse binnenstad is in handen van kloosterorden en bestaat uit kerkelijk patrimonium.
De voorzitter : Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois : Ik betreur dat die vraag hier gesteld wordt in het kader van een vraag om uitleg. De heer Van Mechelen heeft terecht de link gelegd met de begroting en ik had verwacht dat we deze discussie binnen de begroting zouden voeren. Dat zou logischer zijn. Het parlement is uiteraard baas van zijn werkzaamheden, maar ik moet een antwoord geven dat geïsoleerd staat van de totale context. Ik kom daar straks op terug.
Mijnheer Caron, u was er gisteren bij. Ik heb in de commissie Binnenlands Bestuur en Inburgering de totale context van de besparingen gegeven en ik heb u ook meegedeeld dat ik als minister bovenop de kaasschaafbesparingen die mijn beleidsdomein treffen zoals bij iedereen, 6 miljoen euro recurrent moet besparen om mee te helpen om die begroting in evenwicht te krijgen. Elke minister moet dat doen en elke minister maakt daarbij keuzes. Ik stel vast dat die vanaf nu pijn beginnen te doen en dat er altijd wel een of andere opmerking over kan worden gemaakt.
Mevrouw Taeldeman, ik begrijp uw opmerking niet. Ik begrijp dat de oppositie opmerkingen maakt. Het wordt erg lastig voor de meerderheid als elke meerderheidspartij aan andere ministers gaat zeggen wat haar niet zint. Elke fractie van de meerderheid kan wel opmerkingen maken over gemaakte keuzes. Dit is een regeringsbeslissing. Ik moet mijn budget ook beperken met bepaalde bedragen. Ik kom ervoor uit dat dit keuzes zijn die ik moet nemen en men moet daar consequent in zijn. Het zijn noodzakelijke besparingsmaatregelen. Ik steek dat niet weg. Waarom is die keuze hier gemaakt? Precies omdat het een keuze is, mevrouw Van Volcem heeft het antwoord gegeven, waarbij de bewakers ervan toch de lokale besturen zijn. U hebt me zelf de stoffering voor mijn antwoord gegeven. Het is een verantwoordelijkheid van de lokale besturen en van de eigenaars. Het is een erfgoedverplichting die zij hebben.
Ik sta voor zware keuzes, ook voor erfgoed, die het onroerenderfgoedbeleid vrijwaren en die zo weinig mogelijk impact hebben op de essentie van het Vlaamse onroerenderfgoedbeleid. Het is evident en ik ben het ter zake eens met de heer Caron dat preventief onderhoud een goede zaak is en dat men daarmee duurdere restauratiekosten in een bepaalde mate kan vermijden. Dat betekent natuurlijk nog niet dat de Vlaamse overheid daarin moet bijdragen. Het basisprincipe is mevrouw Van Volcem heeft het gezegd dat de eigenaars en de vruchtgebruikers in eerste instantie verantwoordelijk zijn. Dat staat ook in het decreet van 1976: De eigenaars en vruchtgebruikers van een beschermd monument of van een in een beschermd stads- of dorpsgezicht gelegen onroerend goed, zijn ertoe gehouden, door de nodige instandhoudings- en onderhoudswerken, het in goede staat te behouden en het niet te ontsieren, te beschadigen of te vernielen. Dat is een verplichting die geldt voor iedereen, ongeacht de subsidiëring. Ik ben van mening dat overheden daarbij een voorbeeldfunctie hebben. Die geldt voor het hele overheidspatrimonium. Men kan moeilijk zeggen dat men van burgers inspanningen verwacht als men zelf niet het voorbeeld geeft.
Bijkomend moet ik nog zeggen dat het hier meestal gaat om doodgewoon onderhoud, namelijk werken aan daken, dakgoten, verwarmingsinstallaties, schilderen van houtwerk en dergelijke meer. Dat zijn in essentie geen werken waarvan men kan zeggen dat het grote erfgoedonderhoudswerkzaamheden zijn. Het zijn werken die behoren tot het 'goede huisvaderschap. Af en toe wordt er geprobeerd om daar oneigenlijk gebruik van te maken. We stellen vast dat er steden en gemeenten zijn die proberen om een onderhoudspremie te krijgen voor het uitvoeren van materiaaltechnisch vooronderzoek, wat niet de bedoeling is. Het gaat om onderhoud en niet om vooronderzoek.
Bovendien rijst de vraag of het stimulerende effect van die onderhoudspremie zo belangrijk is. Het gaat over maximumbedragen van 14.520 euro. Mijnheer Caron, toen u kabinetschef was, is de bijkomende premie van 25 procent afgeschaft. Er is toen al vermindering geweest tot 40 procent. Het gaat niet om de restauratiebedragen, mevrouw Van Volcem. De grote restauratiepremies blijven natuurlijk wel overeind. Men kan zich afvragen of het stimulerende effect zo groot is. De essentie is natuurlijk en dat vind ik wel belangrijk of dat er niet toe zal leiden dat er minder geïnvesteerd zal worden in het onderhoud. Dat is een heel fundamentele vraag van de heer Caron.
Geen enkel lokaal bestuur kan zeggen dat een premie van 2000 of 4000 euro de doorslag geeft om al dan niet een dakgoot of een verwarmingsinstallatie te herstellen. Budgettair lijkt dit niet onoverkomelijk. Als zou blijken of als de vrees bestaat dat dit het bestuur ertoe zal aanzetten om het patrimonium niet meer te onderhouden, dan is dat een fundamentele discussie. Gaan de lokale besturen hun eigen patrimonium niet langer onderhouden omdat een kleine premie van enkele duizenden euro niet meer wordt gegeven? De meeste lokale besturen zijn heel verantwoordelijke besturen en ze zullen keuzes blijven maken die neerkomen op een goede toepassing van het principe van de goede huisvader. Dat is hun verantwoordelijkheid. Nu gebeuren tal van onderhoudswerken aan die gebouwen zonder een beroep te doen op die relatief kleine premie.
Het besluit wordt gewijzigd in die zin dat lokale en regionale besturen niet meer in aanmerking komen voor normale onderhoudspremies van 40 percent. Het blijft echter wel verantwoord om verder onderhoudspremies toe te kennen voor het meest kwetsbare publieke erfgoed, de ZEN-monumenten en het molenerfgoed, die vaak niet in handen zijn van lokale overheden. Beide categorieën kunnen dus onverkort blijven genieten van de dubbele onderhoudspremies.
De voorliggende aanpassing van de onderhoudspremieregeling werd als doelmatig beoordeeld door de Inspectie van Financiën. Ik heb een begrotingsakkoord gekregen en de Raad van State heeft advies gekregen, en volgende vrijdag wordt het voorgelegd aan de regering voor een definitieve goedkeuring.
Ik heb de VVSG, VVP, KCML en SARO niet geconsulteerd voor deze toch heel specifieke bijsturing. Het gaat over een besluit van de Vlaamse Regering. Ik heb ze wel betrokken in de veel fundamentelere voorbereiding van het Onroerenderfgoeddecreet. De VVSG en de KCML reageerden per brief op het voorstel. De VVSG drukt haar bezorgdheid uit en denkt dat het hefboomeffect van de premie wordt onderschat en stelt daar vragen bij. Ook de KCML drukt haar bezorgdheid uit over de genomen maatregel. Ik heb ook een opmerking gekregen van de Koninklijke Vereniging voor Natuur en Stedenschoon en van de erfgoedambtenaar van de stad Mechelen.
Het is niet zo dat de procedures worden bijgestuurd. Wel is het de bedoeling de regelgeving te herformuleren zodat een en ander duidelijker wordt, en dat we aansluiten bij de normale gang van zaken. Zo wordt scherp gesteld dat er een verschil is tussen de administratieve goedkeuring van het dossier en de toekenning van de premie dat is een nieuw artikel 5 en dat dat twee verschillende momenten zijn. Dat is heel logisch.
Daarnaast wordt duidelijk gesteld dat de premies worden toegekend in volgorde van ontvangst van goedgekeurde dossiers, maar dat er een uitzonderingsmogelijkheid is voor hoogdringende gevallen. Aangezien de goedkeuring van de aanvraag van de onderhoudspremie en de toekenning ervan vlot verlopen, zal de uitzonderingsmogelijkheid voor dringende gevallen enkel worden ingeroepen wanneer er een wachtlijst zou zijn.
Tot slot wordt ook helder geformuleerd wanneer 40 of 80 percent wordt toegekend, voor welke categorieën dat gebeurt, en waarvoor het laatste percentage geldt, de zogenaamde ZEN-monumenten of de maalvaardige molens. Het oorspronkelijke besluit was minder duidelijk op een aantal punten, en is daarom aangepast. Op zich is het geen bijsturing van de procedures die in dat ontwerp van besluit is vervat.
De voorzitter : De heer Caron heeft het woord.
De heer Bart Caron : Minister, ik heb mijn vraag om uitleg opgesteld en contact genomen voor ik de begroting had gekregen van de regering. Toen ik mijn vraag om uitleg opstelde, had ik geen zicht op de budgettaire gevolgen van die beslissing. Minister, neem mij dat alstublieft niet kwalijk. Ik kan alleen maar mijn werk doen. Ik ben bekommerd om die materie en ondertussen had dit kunnen worden behandeld in dit kader. Dit punt moeten we dan straks niet meer bespreken.
Is het stimulerende effect van de maatregel nu groot of niet groot? Ik zou, in het belang van het erfgoed, kunnen hopen dat het niet groot is. Het gaat over meer dan dat. Het gaat hier over een partnership dat je maakt met lokale besturen, waarbij de overheden afspreken om een gezamenlijke verantwoordelijkheid op te nemen voor dat erfgoed, dat tot de kenmerkende identiteit van Vlaanderen behoort. Die band wordt hier op het vlak van onderhoud doorgeknipt. Dat vind ik jammer.
Minister, u bespaart met die maatregel 1,8 miljoen euro. U formuleert in uw conceptnota Erfgoed verwachtingen met betrekking tot het draagvlak tussen de lokale besturen dat moet worden opgebouwd en verder ondersteund, maar dat element zal in elk geval het vertrouwen en het lokale draagvlak niet versterken.
Ik hoop dat het geen effect heeft, maar ik ben toch ongerust. Ik weet uit ervaring, en u zeker ook, dat lokale colleges gevoelig zijn voor de meerkosten, voor de specifieke kosten die de goot of het dak van een beschermd monument vereist. Die kosten zijn meestal iets hoger dan reguliere onderhoudskosten, net omdat het over erfgoed gaat. Wij moeten die meerkosten gezamenlijk opnemen.
Ik ben ervan overtuigd dat een impulsbeleid want dat is het hier voor kwetsbare sectoren in de samenleving verantwoord is. U zou dan ook kunnen redeneren: waarom voeg je niet heel het budget van Monumentenzorg toe aan het budget van het Gemeentefonds? Voor Vlaanderen zal dat budgettair geen verschil uitmaken, en ook niet voor de gemeenten in kwestie. Hoewel, voor de gemeenten met veel erfgoed zou dat wel een verschil uitmaken, terwijl de gemeenten met weinig erfgoed geluk zouden hebben.
Wij hebben hier te maken met een kwetsbaar gegeven: het erfgoed. Het vereist wel degelijk die specificiteit. U neemt daarbij een zeer groot risico. Daarenboven staat dit haaks op uw andere keuze. Voor het Gemeentefonds volgt u een groeipad van 3,5 percent. Dat is prima, dat heb ik gisteren ook gezegd. Maar aan de andere kant neemt u middelen weg van de gemeenten als die geoormerkt zijn. Dat is jammer en niet coherent.
In uw beleidsnota besteedt u terecht aandacht aan de problematiek van de kerken. Het gaat hier over de beschermde kerken, die voor de lokale besturen en kerkfabrieken een belangrijke bron van zorgen zijn. De restauratiekosten kunnen beperkt worden als er een goed onderhoud is. Mijn collegas hebben dat benadrukt, en ze hebben gelijk. Daar bestaat het grootste risico: dat we met kleine onderhoudswerkjes aan grote monumenten op termijn grote gevolgen kunnen sorteren, en dat nu net daarop wordt bespaard.
Ik rond af met de bedenking dat ik dat betreur. Ik meen uit de conceptnota en de beleidsbrief te kunnen opmaken dat dit maar een stapje is en dat de volgende stap de vermindering van de restauratiepremie voor de gemeenten zal zijn. Ze zullen niet alleen onderhoudspremies verliezen maar ook, als u uw zin krijgt, zullen ze morgen meer mogen opdraaien voor de restauratie van hun eigen patrimonium. In uw voorstel wordt ook dat premiestelsel verlaagd. Ik betreur ook dat zeer erg.
1,8 miljoen euro omwille van de fetisj van de sluitende begroting: waarom moeten we in godsnaam deze keten doorbreken? We hebben dat in vele jaren opgebouwd, en nu gaan we de zorg voor ons erfgoed stapsgewijs terugdraaien. Ik vind dat erg jammer.
De voorzitter : De heer Van Mechelen heeft het woord.
De heer Dirk Van Mechelen : Voorzitter, we hebben gisteren in de commissie Financiën een boeiende discussie gevoerd over het feit dat het Rekenhof stelt dat de begrotingscyclus de beleidscyclus moet volgen. In deze tijden is vanzelfsprekend besparen nodig, hoewel ik ook daarover vragen heb als ik zie dat er in totaliteit 1,640 miljard euro bij komt. Maar goed, dat horen we dan wel in de andere commissie. Hier rijst de vraag of deze begroting het beleid volgt, zeker wat dit onderwerp betreft, de onderhoudspremies voor beschermde monumenten van de openbare sector.
Wij volgen al 10 jaar hetzelfde beleid. Dat bestaat ten eerste uit preventief onderzoek door de Monumentenwacht. Ten tweede passen wij bij het vaststellen van problemen een snel onderhoud toe en proberen vooral vervolgschade te voorkomen. Ik kan u legio voorbeelden geven van schade aan monumenten.
Het meest hallucinante was het Brouwershuis van de stad Antwerpen. Door een lekkende goot stroomde het water in een mooie kamer bekleed met lederen behang. Heel het behang was beschadigd. De kostprijs voor de herstelling van de goot stond natuurlijk niet in verhouding tot de kosten voor de restauratie van dat behang. Dus: voorzie in onderhoudspremies om snel te kunnen ingrijpen en volgschade te voorkomen.
Er zal minder onderhoud nodig zijn. Schrijf dat op. Van het krediet van 2,290 miljoen euro in 2009 is 100 percent vastgelegd in de begroting. Dat was dus een succesnummer. Voor dat krediet hadden we in 2009 een betaalkrediet van 2,8 miljoen euro ingeschreven. Dat was substantieel hoger dan het uiteindelijke beleidskrediet. Daar is bijna 86 percent van opgebruikt. Dat werkt dus. Met een maximum van 14.520 euro gaat dat over een 150 à 200 dossiers op jaarbasis. Dat is belangrijk voor de kwaliteit van het onroerend erfgoed.
Tot slot geldt hetzelfde voor de toekenning van restauratiepremies aan de openbare sector. Er zal minder onderhoud gebeuren. Veel gemeenten zullen langer wachten en direct aan een restauratie beginnen. U zegt zelf dat er medio 2010 voor ongeveer 5 miljoen euro dossiers waren in het kader van protocolovereenkomsten. Daarnaast bestaat er medio 2010 een wachtlijst van ongeveer 16 miljoen euro aan restauratiedossiers. Dat maakt 21 miljoen euro, maar we hebben slechts een krediet van 14 miljoen euro. Het gaat daar echt bergaf.
Ik kan alleen maar waarschuwen dat het werk van de voorbije jaren, dat gepaard ging met heel wat politieke discussies over de investering in deze sector, verloren zal gaan. We voerden een heuse inhaaloperatie uit om van onze wachtlijst af te geraken. Die beknibbeling van 2,3 miljoen euro op een begroting van 24,5 miljard euro, is erg. Ik heb mijn buik vol van de term kaasschaafbesparing. Het lijkt nergens op en er worden geen beleidskeuzes gemaakt.
De voorzitter : Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Mevrouw Mercedes Van Volcem: Minister, u antwoordt niet op mijn vraag, of ik heb het antwoord gemist. Is een kerk of een kathedraal nu een ZEN-monument? Ik weet niet of we dat zo kunnen interpreteren. Dat is geen grap hoor, dat heeft een grote impact op de financiën.
U zegt dat de stad de bewaker is. Inderdaad, maar het is wel de Vlaamse Regering die het besluit heeft genomen dat het een monument is. Daar beslist de stad niet zelf over. Minister, u kunt niet beslissen dat iets een monument is en dan de onderhoudsplicht en alle bijkomende procedures doorschuiven. Ik vind dat een totaal verkeerde beslissing. Uw administratie staat daar totaal niet achter. Ik vind het een totaal verkeerd signaal aan de besturen en aan de privésector die onderhoud moet doen. Het lokale bestuur zal misschien niet eens meer in staat zijn om het onderhoud te financieren.
U zegt dat het over kleine bedragen gaat. Dat klopt misschien wel. Maar we hebben ook jonge monumenten zoals het paviljoen Toyo Ito waar budgetten voor zijn vastgelegd om toch jaarlijks onderhoud te kunnen doen. Dat jaarlijks onderhoud voor een monument moet ten laste blijven van de overheid die beslist heeft dat het een monument is.
De voorzitter : De heer Sauwens heeft het woord.
De heer Johan Sauwens : De vraag is wat er zal gebeuren met de kerkfabrieken die met een meerjarenplanning werken. Monumentenwachters zijn op dit ogenblik de grote monitoren van de onderhoudspremie. Ze maken er ook heel veel gebruik van, en tijdig onderhoud voorkomt dure restauraties. Dat hebt u zelf al herhaaldelijk gezegd.
Is het niet mogelijk om volgend jaar in het kader van de voorziene afschaffing van de koppelsubsidies, de bedragen voor de onderhoudspremies voor de kerkfabrieken te handhaven? Men zit daar met autonome besturen. In mijn gemeente trachten veertien kerkfabrieken als een goede huisvader de kerken te beheren. Het zou spijtig zijn als zij wegvallen. De gemeente kan immers niet in hun plaats optreden. De kennis van het gebouw en de inzet is bij de kerkfabrieken zeker aanwezig.
Iedereen gaat ermee akkoord dat er bespaard moet worden, maar ik dring aan om de beslissing in verband met de kerkfabrieken te herbekijken.
De voorzitter : Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois : Ik neem deze maatregel niet met plezier. Ik ben het oneens met de heer Van Mechelen als hij stelt dat er geen lijn of visie achter de besparingen steekt. De kaasschaafmethode heeft niet tot een evenwicht geleid. Er moeten nog bijkomende inspanningen worden geleverd. In de vorige regeerperioden was dat nooit het geval. Elke minister treft nu maatregelen die niet sympathiek overkomen. Dat doet niets af van mijn voluntarisme ten aanzien van het onroerenderfgoedbeleid.
Het onroerend erfgoed wordt inderdaad geconfronteerd met wachtlijsten. In het verleden is er een eenmalige bijkomende impuls gegeven, waar u trouwens voor hebt gezorgd. Zelf heb ik dat ook gedaan met een bedrag van 15 miljoen euro. Niettemin zijn er nog lange wachtlijsten. Het recurrente budget laat niet toe om te voorzien in de aangevraagde restauratiesommen. Dat is de realiteit. Er moet nu nog eens 6 miljoen euro bijkomend worden bespaard.
De lokale besturen kunnen niet zeggen dat ze slecht worden behandeld. Het tegendeel is waar. Ik zal u straks meegeven hoe elke entiteit van de overheid besparingen doorvoert. Van de Vlaamse begroting gaat meer dan 4 miljard euro naar de lokale besturen. Wij stijgen met het Gemeentefonds voor het eerst boven 2 miljard euro uit. Er komt 65 miljoen euro bij. De stijging bedraagt 3,5 percent, terwijl de geschatte inflatie volgend jaar maar 2 percent bedraagt. Zelf moeten we diep in onze budgetten snijden om de begroting in evenwicht te houden. De lokale overheden worden dus gevrijwaard.
De maatregel is niet populair, mijnheer Sauwens. Maar ik wil later de problematiek met de kerkfabrieken nog eens bekijken. Er zijn drie werkgroepen actief. U hebt terecht aan de alarmbel getrokken. In uw gemeente zijn veertien kerkfabrieken actief. Dat weegt op de lokale besturen, maar ook op Erfgoed en Binnenlands Bestuur.
De lokale besturen die met lekkende goten, waterinsijpeling of kapotte warmte-installaties worden geconfronteerd, zullen toch hun normale verantwoordelijkheid moeten opnemen en de onderhoudswerken op zich nemen. Het zou erg zijn dat ze door het wegvallen van de subsidie van maximaal 14.000 euro, de gebouwen laten verkommeren. Het zou erg zijn als men daarom zegt dat men de gebouwen niet langer zal onderhouden, maar zal laten verkommeren en laten teloorgaan. Monumentenwacht zal trouwens zijn werk blijven doen en erop blijven wijzen.
Mevrouw Van Volcem, een kathedraal is geen ZEN-monument en moet onderhouden worden. Als daar de verwarming van uitvalt, moet die hersteld worden. Als daarvan de goot lekt, dan geldt dat ook. Maar elke privé-eigenaar doet dat toch ook? Die zorgt er toch ook voor dat het patrimonium in stand wordt gehouden? Als u thuis ziet dat de dakgoot slecht werkt, dat die na de winter is beginnen te lekken omdat er vorstschade is ontstaan, dan zorgt u er toch ook voor dat die wordt hersteld?
Het is altijd heel onplezierig om te zeggen dat de toelage die men ervoor kon krijgen, nu wegvalt. Ik moet keuzes maken en de heer Van Mechelen heeft er ten overvloede op gewezen dat er voor de grote, zware dossiers, voor de restauraties, een enorme wachtlijst is. Het is aanschuiven om uitbetaald te worden, dat is de budgettaire realiteit. De eenmalige injecties die er zijn geweest, hebben gelukkig tijdelijk soelaas gebracht, maar niet structureel, niet recurrent. We zitten met zware recurrente besparingen.
Mevrouw Taeldeman, elke collega moet dat doen. Ieder van ons stelt op een ander beleidsdomein wel eens de vraag waarom iets wordt gedaan, waarom een bepaalde keuze wordt gemaakt. Gisteren kreeg ik nog lof van de oppositie voor de gemaakte keuzes. In Erfgoed kunnen we niet tot besparingen komen zonder terugdringen. Ik heb al opgemerkt dat het nu pijn begint te doen.
Mijnheer Van Mechelen, ik maak inderdaad eenmalig geld vrij voor de kogge, en die kost heel veel. Ik maak ook eenmalig geld vrij voor de Maagdentoren, en dat gebeurt op een algemene vraag vanuit dit parlement. Het komt bovenop de budgetten en daarvoor moeten we zware verschuivingen doen en ervoor zorgen dat de middelen vrijgemaakt worden. Zonder die keuzes laten we de toren verkommeren en stellen we dat de kogge, die al jaren in tonnen opgeslagen zit, niet belangrijk is voor ons. Ik moet dus keuzes maken en ik durf die in totaliteit te verdedigen, inderdaad. Ik weet dat dit niet populair is en ik begrijp de vragen die worden gesteld en de kritiek die wordt geleverd. Ik geef u ook de motieven en ik vertel u over de manier waarop ik tot die keuzes gekomen ben.
De voorzitter : Mevrouw Taeldeman heeft het woord.
Mevrouw Valerie Taeldeman : Minister, ik begrijp dat u keuzes moet maken. Iedereen in de regering moet keuzes maken. We hebben ook alle begrip voor het feit dat er moet worden bespaard, want dat is ondertussen overduidelijk, maar ik meen dat we vanuit de fractie nog steeds mogen zeggen dat we een bepaalde beslissing jammer vinden, niet meer en niet minder dan dat.
De voorzitter : De heer Caron heeft het woord.
De heer Bart Caron : Minister, ik begrijp uw uitleg. Ik begrijp ook dat u het zelf niet prettig vindt om dat soort beslissingen te nemen, maar ik meen dat u een denkfout maakt. Ik meen dat u de sterkte van het lokale draagvlak voor monumentenzorg overschat. Indien het draagvlak sterk zou zijn, dan zou uw redenering heel juist zijn en zou ik u steunen. We moeten geen impulsbeleid voeren als dat niet nodig is. Ik meen dat er nog veel werk is aan een draagvlak voor erfgoed in Vlaanderen, anders zou u zelf trouwens niet zo sterk de nadruk leggen op sensibilisering en educatie in uw beleidsbrief. U overschat het lokale draagvlak voor erfgoed, maar de kwetsbaarheid van de gemeentelijke monumenten onderschat u.
De heer Sauwens herhaalde wat mevrouw Van Volcem en ik al hebben gezegd over kerken en kerkfabrieken. U hoort het dus niet van iemand die een c in de initialen van zijn partijnaam heeft. Ik ben zeker geen papenvreter, ik vind dat de zorg voor onze beschermde kerken een heel belangrijk aandachtspunt is. Ik vrees dat we daaronder zullen lijden.
Veel gemeentebesturen zullen dit, helaas, onder druk van de maatschappelijke evolutie en wegens de grotere kosten, weer op de lange baan schuiven en dan ontstaat er, zoals de heer Van Mechelen dat noemde, vervolgschade. Die ene lekkende goot zal ertoe leiden dat de hele muur nat wordt. Ik betreur uw beslissing, minister.
De voorzitter : Het incident is gesloten.