Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebeleid
Vergadering van 07/12/2010
Vraag om uitleg van mevrouw Else De Wachter tot de heer Jo Vandeurzen, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over de uitbreiding van de gemeenschapsinstelling De Zande in Ruiselede
- 435 (2010-2011)
Vraag om uitleg van de heer Peter Reekmans tot de heer Jo Vandeurzen, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over de staking in gemeenschapsinstellingen in het licht van de opvang van jongeren met een complexe problematiek
- 464 (2010-2011)
Interpellatie van mevrouw Marijke Dillen tot de heer Jo Vandeurzen, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over de dringende nood aan structurele oplossingen die waarborgen dat jongeren in de gemeenschapsinstellingen sneller en beter de juiste soort zorg krijgen
- 34 (2010-2011)
De voorzitter : Mevrouw De Wachter heeft het woord.
Mevrouw Else De Wachter : Voorzitter, minister, collegas, ik heb mijn vraag een tijdje geleden al ingediend en ondertussen heb ik al een nieuwe vraag. Ik zal die vandaag ook al behandelen, maar, minister, als het een probleem is om nu op die bijkomende vragen te antwoorden, kan dat zonder probleem ook achteraf gebeuren.
We merken tijdens onze werkzaamheden hier en op basis van de actualiteit, maar zeker ook tijdens de vergaderingen van de Commissie Jeugdzorg, dat er nood is aan extra opvangcapaciteit voor jongeren. Ook de heer Mulier, het afdelingshoofd van de Gemeenschapsinstellingen Vlaanderen, wees op die nood.
De Vlaamse overheid heeft plannen om de gemeenschapsinstelling De Zande in Ruiselede uit te breiden met een nieuwe gesloten en beveiligde instelling voor jongeren met gedragsproblemen. De werkzaamheden zouden opstarten in februari en het zou de bedoeling zijn om het project volledig af te werken tegen 2013, dan kan de nieuwe instelling in gebruik zijn. De nieuwe campus is bedoeld voor jongeren van 12 tot 18 jaar met gedragsproblemen die er gemiddeld 3,5 maand zouden verblijven. Naast de mogelijkheid om de capaciteit uit te breiden, zou de uitbreiding ook een personeelsuitbreiding betekenen. Later zou er een opdeling komen tussen campus De Zande voor wie een als misdrijf omschreven feit pleegde, en campus Succursale voor kinderen of jongeren met gedragsproblemen.
Dat de situatie inzake de opvang van jongeren met gedragsproblemen precair is, bleek de voorbije weken nog maar eens uit de actualiteit. We hebben een aantal dossiers kunnen volgen, want er is een en ander gebeurd. Vaak worden er echter ook jongeren geplaatst die niet onmiddellijk in een gemeenschapsinstelling thuishoren omdat het psychiatrische patiënten zijn en die een andere verzorging behoeven dan de gemeenschapsinstellingen kunnen bieden.
Over de uitbreiding van de capaciteit heb ik een aantal vragen voor u, minister. We merken ook in dit dossier dat er over dergelijke plannen vaak commotie ontstaat in de buurt. Hoe wordt op dit ogenblik omgegaan met dat eventuele protest? Werden er al gesprekken over gevoerd? In het verleden hebben we ook zon dossier gehad, en toen heeft de minister van Justitie beslist om de stekker uit het stopcontact te halen wegens de druk van de buurtbewoners. Het ging toen over het inrichten van de open gevangenis van Ruiselede en over het feit dat de ex-drugsverslaafden die er verbleven, in staat moesten zijn om te re-integreren in de maatschappij. Om die eerste stap te zetten, was er een project, maar wegens omstandigheden is er een kink in de kabel gekomen. Hoe staat het met dit dossier?
Klopt het dat er pas in latere instantie aan wordt gedacht om jongeren met problematisch gedrag in een aparte campus onder te brengen? We stellen in verband met deze groep vast, ook in de gesprekken in de Commissie Jeugdzorg, dat zowel het personeel dat de verzorging op zich neemt als de leefgroepen zelf enorm onder druk komen te staan door deze situatie.
Er wordt gezegd dat de uitbreiding 80 bijkomende tewerkstellingsplaatsen kan opleveren. Is dat werkelijk zo? Zelfs de bijkomende tewerkstellingsplaatsen in Everberg raken maar moeizaam ingevuld. Ik heb hierover nog een bijkomende vraag. Het was gepland dat er vanaf 1 september 2010 16 extra plaatsen zouden bijkomen in Everberg, maar er blijkt een probleem te zijn met het extra personeel dat er zou moeten komen door de uitbreiding. Is die uitbreiding al gebeurd? Welke afspraken werden met de federale minister van Justitie, de heer De Clerck, gemaakt in verband met die personeelsbezetting?
Wordt voor deze nieuwbouw rekening gehouden met de opmerkingen van het Kinderrechtencommissariaat die we een aantal weken geleden hebben gehoord over dit dossier in verband met onderwijs, vrije tijd, ruimte en de voorbereiding van de re-integratie? Door de lange wachtlijsten wordt zowel in de residentiële als in de ambulante hulpverlening niet altijd voor de meest gepaste vorm van hulpverlening gekozen. Uit de gesprekken die we de voorbije weken hebben gehad met heel wat organisaties gericht op verschillende doelgroepen en uit diverse sectoren, merken we dat er een probleem is omdat er wordt gekozen voor een plaats die vrij is: het aanbod is cruciaal, niet wat de betrokkene op dat moment het meest nodig heeft.
Zijn er naast de uitbreiding andere mogelijkheden om het budget te besteden met betrekking tot hulpverlening voor personen met gedragsproblemen? Ik herinner me wat uw voorganger, de heer Vanackere, daarover zei. Ik citeer hem even: De uitbreiding van de opvangcapaciteit kan op korte en middellange termijn enig soelaas bieden, maar is niet zaligmakend en duur. Hij was ook eerder voorstander van andere mogelijkheden op langere termijn.
Het is ook zo dat een aantal van de geplaatste jongeren zonder twijfel thuishoren in een medisch-pedagogisch instituut (mpi) of in de kinderpsychiatrie. Maar als dergelijke jongeren zich enigszins agressief opstellen, worden ze daar snel buiten gewerkt of worden ze doorgestuurd naar de gemeenschapsinstellingen, die een opnameplicht hebben. Welke maatregelen zult u treffen opdat deze jongeren de meest adequate verzorging kunnen krijgen?
Minister, ik heb deze vraag een aantal weken geleden ingediend. Intussen hebt u aangegeven, onder meer naar aanleiding van de problemen die zich hebben voorgedaan met de vakbonden, dat men hier veel sneller moet op kunnen inspelen.
Wat betekent snel in deze context en wat u bedoelt u precies met multiprobleemjongeren? Welke begeleiding krijgen ze in afwachting van de nieuwe voorzieningen zoals u die concreet hebt aangekondigd? Krijgt het personeel daarvoor de nodige ondersteuning?
Als bij 12 procent van de jeugdige bevolking met een psychiatrische aandoening sprake is van een aandoening die verder reikt doorheen de meerderjarigheid, dan is het belangrijk daar aandacht aan te besteden. Ook professor Deboutte heeft daarop gewezen. Minister, wat kunt u vanuit het departement ondernemen voor de begeleiding en nazorg vanaf de meerderjarigheid?
Een groot probleem bij de gesloten instellingen is de recidive. Die wordt vooral toegeschreven aan de nazorg. Zijn er op dat vlak al concrete initiatieven genomen?
De voorzitter : De heer Reekmans heeft het woord.
De heer Peter Reekmans : Minister, de aanleiding van mijn vraag was het incident in de jeugdinstelling De Zande in Ruiselede waarbij een jongen met psychiatrische problemen een opvoedster aanviel. Het personeel klaagt al langer dat dergelijke jongeren niet thuishoren in de gemeenschapsinstellingen aangezien er geen mogelijkheid is om bij die jongeren met een complexe problematiek zoals psychiatrische problemen en een mentale handicap, te voorzien in noodzakelijke individuele begeleiding.
U reageerde in de media: We moeten zorgen dat er betere formules zijn zodat we jongeren uit de gemeenschapsinstellingen sneller en beter naar de juiste vorm van zorg krijgen. De vaststelling is dat dit nog altijd vrij moeizaam verloopt. Dit is een citaat uit De Ochtend van Radio 1 en Het Laatste Nieuws online van 4 november 2010. U kondigde verder overleg aan met de vakbonden.
Minister, ik zou graag meer informatie krijgen over wat u recent ondernam inzake deze problematiek.
Wat leverde het verdere overleg met de vakbonden op? Hoe evalueert u hun suggesties over onder meer bijkomende middelen voor de jeugdinstellingen en extra plaatsen in de psychiatrie?
Zijn er nu concrete afspraken of maatregelen om jongeren die in gemeenschapsinstellingen verblijven maar er eigenlijk niet thuishoren, sneller aan de juiste zorgvorm te helpen? Welke maatregelen zijn dat dan? Wat is de timing?
Minister, ik hoop hier vandaag meer te horen dan dat u ermee bezig bent, zoals u op de radio zei. Ik hoop van u te horen welke concrete plannen en acties u onderneemt om dit probleem ten gronde aan te pakken.
De voorzitter : Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw Marijke Dillen : Ik heb deze interpellatie ingediend naar aanleiding van het ernstige incident begin november in De Zande in Ruiselede, waarbij een opvoedster zwaar werd toegetakeld. De vakbonden hebben deze situatie al meermaals aan de kaak gesteld. Voor hen was dit de spreekwoordelijke druppel, ten gevolge waarvan zij een dag hebben gestaakt.
De kritiek van het personeel van de verschillende gesloten instellingen dat ze te veel multiprobleemjongeren moeten opvangen die eigenlijk thuishoren in de psychiatrie of in de gehandicaptenzorg, is terecht.
Mevrouw De Wachter heeft daarnet gewezen op de werkzaamheden van de Commissie Jeugdzorg. Die commissie hoort al een aantal weken elke woensdagochtend een aantal deskundigen. Het is een leerrijke commissie, waar deze problematiek al vaak is aangekaart. Terecht wordt dan ook gezegd dat deze situatie niet langer aanvaardbaar is. Het is ook niet langer aanvaardbaar dat er voor de gemeenschapsinstellingen wel een opnameplicht is maar niet voor de psychiatrie, met als gevolg dat alle moeilijke dossiers terechtkomen bij de gemeenschapsinstellingen, hoewel het merendeel van deze jongeren daar om diverse redenen niet thuishoort. Zij hebben bijvoorbeeld nood aan speciale medicatie, individuele behandeling enzovoort.
Vandaag staat vast dat onze gemeenschapsinstellingen niet georganiseerd zijn om een individuele begeleiding te kunnen opnemen. Het lijkt me dan ook belangrijk dat er wordt gewerkt aan betere formules zodat de jongeren uit de gemeenschapsinstellingen sneller en beter de juiste vorm van zorg kunnen krijgen.
Het is niet alleen belangrijk dat u dit steunt, maar vooral dat u concrete maatregelen uitwerkt om dit te realiseren. Om te vermijden dat onze jeugdinstellingen nog meer de vergaarbak worden voor jongeren die er niet thuishoren, heeft professor Adriaenssens gepleit voor een grondige hervorming van alle betrokken sectoren, voor een structurele samenwerking en voor een voorafgaande centrale screening, waarbij wordt nagegaan waar jongeren met een multiproblematiek het best kunnen worden geholpen. Dat gebeurt nu niet, hoewel het een antwoord zou kunnen bieden op de huidige kritiek.
Naar aanleiding van de staking heeft de minister overleg met de vakbonden gevoerd. Naar verluidt, zou dit overleg constructief zijn verlopen. Ik hoop dit althans. De minister zou in verband met een structurele oplossing voor de doorstroming een aantal engagementen zijn aangegaan. Ik zou hierover in elk geval graag een paar vragen stellen.
Minister, ten eerste, u hebt terecht voor betere formules gepleit. Dit moet het mogelijk maken de jongeren in de gemeenschapsinstellingen sneller de juiste vorm van zorg te bieden. Welke concrete initiatieven hebt u genomen om maatregelen te treffen om dit doel in de praktijk te bereiken en om aan structurele oplossingen te werken? Welke concrete initiatieven zijn genomen om voor jongeren met een complexe problematiek in een betere doorstroming en in een betere doorverwijzing naar de kinder- en jeugdpsychiatrie te voorzien?
Ten tweede, u hebt aangekondigd dat in de gehandicaptensector bijkomende plaatsen zullen worden gecreëerd. In ruil voor de opname van jongeren uit gemeenschapsinstellingen zullen de medisch-pedagogische instituten (MPIs) aanspraak kunnen maken op bijkomende werkingsmiddelen.
Ik weet dat het gedeelte over de gehandicaptenzorg vorige week tijdens de begrotingsbesprekingen al aan bod is gekomen. Spijtig genoeg ben ik toen vroeger moeten vertrekken. Indien u die vraag toen al hebt beantwoord, zal ik het u niet kwalijk nemen indien u dat nu niet herhaalt. Zodra we het verslag hebben ontvangen, zal ik dit uiteraard nalezen. Indien u die vraag toen nog niet zou hebben beantwoord, zou ik hier graag alsnog een antwoord op krijgen.
Ten derde, er wordt terecht om meer personeel gevraagd. We stellen vast dat momenteel vaak maximaal twee begeleiders voor een tiental jongeren met zwaar probleemgedrag verantwoordelijk zijn. Dit brengt risicos met zich mee. Begin november heeft een van die jongeren in Ruiselede zwaar agressief gedrag vertoond. Ik denk dat we het er allemaal over eens kunnen zijn dat een betere ondersteuning van het personeel dringend en noodzakelijk is. Welke initiatieven hebt u op dit vlak al genomen?
Ten vierde, de opnameplicht, die voor de gemeenschapsinstellingen wel en voor de psychiatrie niet geldt, blijft een ernstig discussiepunt. De bijzondere jeugdzorg vindt terecht dat jongeren met een erg dwingende gedragsproblematiek daar niet op hun plaats zitten. Ze hebben immers een meer individuele aanpak nodig. Ik heb al verwezen naar het pleidooi van professor Adriaenssens, die een onderzoek van een grondige hervorming van de betrokken sectoren vraagt.
Mij lijkt het belangrijk dat we vertrekken vanuit het probleem van de jongeren zelf en niet vanuit de vraag waar er plaats is. Wat is uw standpunt? Welke initiatieven hebt u al genomen? Samenwerking lijkt me op dit vlak noodzakelijk. Welke initiatieven hebt u al genomen om aan gemeenschappelijke teams met mensen uit de bijzondere jeugdzorg en de psychiatrie te werken?
Ten vijfde, spijtig genoeg, is de psychiatrie tot nu toe een federale materie. Ik hoop dat hier, als er eenmaal een ver doorgevoerde staatshervorming komt, verandering in zal komen. Er moet dan ook overleg worden gepleegd met de federale overheid, die op dit vlak een grote verantwoordelijkheid draagt. Heeft dit overleg reeds plaatsgevonden? Welk standpunt heeft de Federale Regering ingenomen?
Ten zesde, jongeren met een complexe problematiek hebben dringend behoefte aan de noodzakelijke orthopedagogische aanpak, waarin opvoedkunde en psychiatrie samenkomen. Helaas bestaat dat in Vlaanderen niet. In sommige landen is hier wel al ervaring mee opgedaan. Hebt u al initiatieven genomen om na te gaan hoe de ervaringen en de praktijken uit het buitenland in Vlaanderen kunnen worden geïmplementeerd?
De voorzitter : Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Mevrouw Katrien Schryvers : Voorzitter, ik wil me graag bij enkele vragen aansluiten en enkele kanttekeningen maken. Ik had zelf ook een vraag om uitleg ingediend. Aangezien mevrouw Dillen ondertussen al een interpellatieverzoek had ingediend, is mijn vraag om uitleg evenwel onontvankelijk verklaard.
Ondertussen is er ook wat tijd overheen gegaan. De vragen die hier zijn gesteld, zijn eigenlijk het gevolg van het incident dat zich in Ruiselede heeft voorgedaan. Nadien hebben we in de pers kunnen lezen dat de minister na de vakbondsacties een aantal engagementen is aangegaan.
Het is soms een goede zaak dat vragen een tijdje blijven liggen. Ondertussen hebben we namelijk een bezoek aan de gemeenschapsinstelling in Mol gebracht. We hebben daar eigenlijk veel opgestoken. De mensen die daar werken, zijn echt geëngageerd. Er zijn natuurlijk heel wat problemen. We mogen daar niet blind voor zijn en we moeten proberen daarop in te spelen. Er gebeuren daar echter ontzettend veel goede zaken. Er komt daar heel veel engagement bij kijken.
Natuurlijk moet elke jongere op de juiste plaats terechtkomen. Dit brengt me in eerste instantie bij een onderwerp dat hier nog niet veel aan bod is gekomen, met name het verwijsbeleid. De minister is afhankelijk van het verwijsbeleid van de jeugdrechtbanken. Indien een jeugdrechter verwijst naar een gesloten instelling, die met een opnameplicht zit, komen daar jongeren terecht die er eigenlijk niet op hun plaats zitten. Zij zouden elders moeten kunnen verblijven. Nu moeten we in eerste instantie voor zorgen dat die jongeren worden opgenomen en dat daar op de best mogelijke manier mee wordt omgegaan.
Minister, hoe ziet u de huidige samenwerking tussen de jeugdinstellingen en de ziekenhuizen en psychiatrische instellingen? Ik weet dat in Mol een outreach-project met de psychiatrie is opgezet. Op termijn lijkt het me natuurlijk best de jongeren onmiddellijk naar de juiste plek door te verwijzen. Hebt u al contact gehad met de federale minister over de manier waarop dit tot stand zou kunnen worden gebracht?
De voorzitter : Minister Vandeurzen heeft het woord.
Minister Jo Vandeurzen : Voorzitter, geachte leden, ik deel de bezorgdheid. Het is noodzakelijk te komen tot een totaalaanpak en tot structurele oplossingen voor deze kleine, maar heel specifieke groep jongeren met een mentale handicap en/of psychiatrische stoornissen die ernstige gedragsproblemen met zich meebrengen.
Het incident van vorige maand in De Zande illustreert dat er naast een structurele aanpak, die per definitie meer tijd vergt om effect te hebben, natuurlijk ook een onmiddellijk antwoord nodig is om de moeilijke situatie van deze jongeren en het personeel van de gemeenschapsinstelling te verbeteren. Enkele dagen voor het incident had er op mijn kabinet een door mij voorgezeten overleg plaats met de vakbonden, om de beide voornoemde elementen te bespreken. Onmiddellijk na het incident hebben we de gemeenschapsinstelling opnieuw bezocht, na vroegere bezoeken in het voorbije jaar. Ik kan alleen maar vaststellen dat het personeel en de directie werkelijk alles inzetten om dergelijke jongeren op een goede manier op te vangen. Ik wil dat onderstrepen. Tegelijk is het duidelijk dat de mogelijkheden voor deze specifieke groep jongeren beperkt zijn. Ik moet ook vaststellen dat deze kleine groep personen binnen de gemeenschapsinstellingen in aantal toeneemt en de normale leefgroepwerking sterk onder druk zet. Ik heb dus alle begrip en respect voor de mensen die er werken en voor de manier waarop ze het incident de voorbije weken hebben aangepakt.
Ik blijf herhalen dat sommigen een negatief beeld hebben van deze instellingen en dat sommigen dat beeld cultiveren van een rigide instantie, die vooral bestraffend optreedt en geen respect heeft voor de rechten van de minderjarige in kwestie. Ik ben blij dat de commissie recent op werkbezoek is geweest. Ik hoop dat ze op een positieve manier werd geconfronteerd met de dynamiek van deze werking.
We hebben met de vakbonden een aantal afspraken gemaakt. Ik overloop ze kort en zal aangeven hoe ze worden uitgevoerd. Om te beginnen was er de vraag naar extra plaatsen in de gehandicaptensector. In 2010 werden er in de sector van de personen met een handicap dertig plaatsen toegekend, die via een ombouw opvang moeten bieden aan jongeren met ernstige gedrags- en emotionele problemen. Op 10 november hebben we overlegd met de betrokken voorzieningen. Het is de bedoeling dat hun omgebouwde capaciteit maximaal kan worden ingezet voor de uitstroom uit de gemeenschapsinstellingen. De mogelijkheid van een overeenkomst tussen deze diensten en de gemeenschapsinstellingen wordt momenteel bekeken.
In 2011 voorzien we binnen de begroting van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) opnieuw in het ombouwen van dertig plaatsen voor de opvang van deze doelgroep, exclusief in te zetten voor de uitstroom uit de gemeenschapsinstellingen. We formuleren het daar dus nog wat strakker. Ter zake moeten er dus de nodige verbintenissen worden opgenomen. De samenwerking tussen deze voorzieningen en de gemeenschapsinstelling wordt vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst, naar analogie met het model dat bestaat tussen de gemeenschapsinstelling en enkele privévoorzieningen in de jeugdzorg. We hebben beslist om voor deze plaatsen de personeelsomkadering op te trekken tot 100 percent en tot een budget van 1300 euro per omgebouwde plaats voor extra personeel of werking. De snelheid van verwezenlijking zal een criterium voor de toewijzing zijn. We hebben er dus al dertig gedaan, en voor de tweede groep van dertig hebben we al een oproep gedaan. Ten slotte voorzien we in het uitbreidingsbeleid van het VAPH voor 2011 ook in een budget voor de versterking van de personeelsomkadering van de internaten, de MPIs. Deze maatregelen werden genomen in overleg met het VAPH.
Tegelijk zal er een taskforce worden opgestart om de realisatie van multifunctioneel werken in de sector van personen met een handicap mogelijk te maken, naar het voorbeeld van de bestaande multifunctionele centra in de jeugdzorg. Dat betekent dus dat er meerdere erkenningen binnen één voorziening zijn, en dat de voorziening enigszins een keuze kan maken, in functie van zorg op maat en adequate zorg. Natuurlijk moet dat gebeuren in overleg, maar dan kan er tenminste vanuit een zorgcontinuïteit worden gewerkt. Het concept van de multifunctionele centra moet een naadloze overgang van de ene werkvorm naar de andere mogelijk maken. Voor 2011 betekent dat een bijkomend recurrent budget van in totaal 2 miljoen euro.
Dat was dus een pakket afspraken met betrekking tot de doorstroming naar de VAPH-voorzieningen. Er is dus sprake van een wat meer bindend kader, maar er wordt ook een flexibel budget ingezet voor externe expertise, zoals psychiatrische zorg enzovoort, en er is een zware omkadering voor de MPIs. Ook is er geld vrijgemaakt om de MPIs die daarbuiten vallen qua personeelseffectieven te versterken, in de mate van het mogelijke.
Het tweede pakket afspraken had betrekking op de samenwerking met de residentiële forensische kinderpsychiatrie en de ambulante geestelijke gezondheidszorg. Op 22 november heb ik op mijn kabinet een overleg gehad met de directies van betrokken FOR K-units in Vlaanderen en de gemeenschapsinstellingen. Het doel was ook hier te komen tot meer structurele en formele samenwerking. In dat verband heb ik mijn federale collega bevoegd voor de volksgezondheid gevraagd te overleggen over de evaluatie van het huidige ontwerp van samenwerkingsakkoord, dat nog steeds in een addendum van een protocol zit, maar nog niet is ondertekend. Ik heb gevraagd dat opnieuw te activeren en ervoor te zorgen dat we komen tot een effectief samenwerkingsakkoord. Het resultaat van dat overleg, naast de initiatieven in de richting van de federale overheid, was alvast dat enkele kinderpsychiatrische diensten een engagement opnemen ten aanzien van concrete knelpuntdossiers van jongeren die momenteel in de gemeenschapsinstellingen verblijven.
Vlaanderen voorziet in elk geval in voldoende budget, namelijk 430.000 euro, om de samenwerking tussen gemeenschapsinstelling De Zande en de kinder- en jongerenpsychiatrie van Sleidinge recurrent te maken. De outreach van Sleidinge naar De Zande gaan we nu structureel financieren. Ook de samenwerking tussen het Openbaar Psychiatrisch Ziekenhuis van Geel en de gemeenschapsinstelling van Mol wordt gecontinueerd. Daarnaast zal samen met het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid nagegaan worden in welke mate de centra voor geestelijke gezondheidszorg ondersteunend kunnen zijn voor de gemeenschapsinstelling.
In de problematiek van de psychiatrie zijn er dus enkele zaken in concreto afgesproken over een aantal bestaande situaties. Er zijn afspraken gemaakt om het overleg met de federale overheid te activeren, en er is in een structurele financiering voorzien voor de psychiatrische bijstand vanuit de gespecialiseerde voorzieningen naar De Zande.
Er zijn afspraken gemaakt in verband met de zogenaamde knelpuntdossiers, enigszins oneerbiedig uitgedrukt. Het project knelpuntdossiers maakt combinaties van hulp over sectoren mogelijk voor bepaalde concrete dossiers uit de gemeenschapsinstellingen en de sector van personen met een handicap. Hier ligt de nadruk niet op de uitbreiding, maar op de samenwerking van voorzieningen over de sectoren heen om een gecombineerd hulpaanbod mogelijk te maken waardoor de draaglast gespreid en de draagkracht versterkt wordt. Dat veronderstelt van alle sectoren het inzetten van hun specifieke deskundigheid en een gedeeld engagement.
Uit het eerste werkjaar blijkt dat ook de sector onderwijs moet worden betrokken, naast de sectoren jongerenwelzijn, personen met een handicap en geestelijke gezondheidszorg die nu al betrokken zijn. Er zijn nog te veel situaties waarin jongeren verstoken blijven van het recht op leren. Ik heb het engagement van mijn collega van Onderwijs dat we samen actie ondernemen zodat het recht op onderwijs ook voor deze jongeren kan worden gerealiseerd, ongeacht de setting waarin ze verblijven. Op 18 november hebben de leidend ambtenaren van het VAPH en het Agentschap Jongerenwelzijn samen met het departement oplossingen gezocht voor de aangemelde knelpuntdossiers uit de gemeenschapsinstellingen. Er is een besluit dat de werking van die knelpuntdossiers regelt, maar we hebben afgesproken dat in een aantal situaties van jongeren die zich concreet in de gemeenschapsinstellingen bevinden, de leidend ambtenaren zelf de vergaderingen waarop die dossiers zullen worden behandeld, zullen voorzitten om echt wel met de instellingen en hun mandaat in een korte termijn oplossingen te zoeken voor bestaande situaties.
Voor de meeste jongeren werden perspectieven gevonden op korte termijn. Dat betekent dat er een garantie was van een opname, meestal in een voorziening voor gedrags- en emotionele stoornissen of in een kinderpsychiatrische setting. Deze concrete resultaten werden eind november teruggekoppeld naar de vakbonden. Er was immers afgesproken dat er een evaluatievergadering over de afspraken zou komen. In januari is er een volgende vergadering gepland.
Daarnaast werd de procedure erkenning knelpuntdossier op korte termijn aangepast, waardoor een sneller en transparanter optreden mogelijk werd. De budgetten voor dit project blijven ter beschikking. We bekijken of het besluit van de Vlaamse Regering hierover op korte termijn moet worden aangepast. In elk geval moet deze werking mee worden opgenomen in de werking van de intersectorale toegangspoort tegen januari 2014, wanneer dat op volledige kruissnelheid zou moeten zijn.
De vierde afspraak was de verhoging van de veiligheid in de gemeenschapsinstellingen. In Ruiselede komt er, net zoals in de andere campussen, een alarmlijn op de draagbare telefoons voor het personeel. Tegelijk wordt met het Agentschap Jongerenwelzijn en de gemeenschapsinstellingen onderzocht op welke manier voldoende veiligheidskamers, namelijk zachte cellen, geïnstalleerd kunnen worden. Naast deze afspraken met de vakbonden, die ik van nabij zal opvolgen, moeten op termijn ook andere elementen bijdragen tot een aangepast antwoord op de zorgnoden van deze jongeren.
Ik verwijs graag naar de nota differentiatie die door het Agentschap Jongerenwelzijn, na consultatie van vele betrokkenen uit het werkveld, ook het juridische, is opgemaakt. In januari 2011 wordt deze nota teruggekoppeld naar belangrijke actoren om op die manier tot een gedragen voorstel te komen. Het is belangrijk dat we hierover een maatschappelijke discussie voeren. Belangrijk is zeker ook dat de impact hiervan ook op federaal niveau, richting Volksgezondheid en Justitie, moet worden meegenomen. Als je in de gemeenschapsinstellingen gaat differentiëren ik verwijs naar de suggestie van professor Adriaenssens om één screening of diagnosestelling mogelijk te maken , dan betekent dat ook een aanpassing van de wet op de jeugdbescherming. Dat is een van de implicaties van deze oefening.
Natuurlijk staan deze gemeenschapinstellingen niet op zich. Ik verwijs naar de initiatieven over uitstroom en nazorg van vorig jaar en dit jaar binnen de sector van de bijzondere jeugdbijstand. Ik som er enkele op. We hebben de projecten gestructureerde kortdurende residentiële begeleiding. Die werden geregulariseerd en uitgebreid tot 169 plaatsen op jaarbasis. Dit aanbod is gekoppeld aan de begeleidingstehuizen en goed verspreid over heel Vlaanderen. De finaliteit van deze plaatsen is uitstroom uit de gemeenschapsinstellingen. Dit is vastgelegd in een overeenkomst. Dat type overeenkomst gaan we nu ook in de VAPH-sector maken met de gemeenschapsinstellingen.
Daarnaast werden de proeftuinen vorig jaar uitgebreid met een extra proeftuin voor meisjes in Betekom. Momenteel zijn er dus drie, samen met het aanbod van De Overstap voor jongens in Antwerpen en JEZ11 voor meisjes in Ieper. Deze private voorzieningen werken met hulpprogrammas voor de aanpak van delictplegers. De populatie die zij voorthelpen, bevindt zich op het kruispunt van kinder- en jeugdpsychiatrie en bijzondere jeugdbijstand. De behandelfunctie wordt uitgewerkt met aandacht voor bestaande diverse expertise en functionele samenwerking met meerdere partners.
In opvolging van een onderzoek over de behandelunit in de gemeenschapsinstelling De Kempen werd recent een erkenning gegeven aan een nieuw project dat moet voorzien in nazorg voor de betrokken jongeren. Hiervoor werd een samenwerking opgezet tussen de gemeenschapsinstelling en een private voorziening. Het gaat om zestien capaciteitseenheden en er wordt gewerkt met de methodiek van Nieuwe Perspectieven bij Terugkeer, die al zijn waarde heeft bewezen in het buitenland. Ook dat moet u meenemen als u de problematiek bekijkt van uitstroom en nazorg. Het is immers niet alleen de uitstroom, maar ook het zorgtraject en de nazorg die belangrijk zijn.
Er zijn een aantal belangrijke en noodzakelijke afstemmingen en vormen van samenwerking tussen de sectoren. Wat de problematiek van de wachtlijsten betreft, hebben we natuurlijk zowel oog voor de kwantiteit als voor de kwaliteit, zeg maar voor de zorgzwaarte van de situatie of van de dossiers. Het valt op dat deze specifieke jongeren meestal zeer lang op de wachtlijst in de gehandicaptenzorg blijven staan, ondanks een prioritaire urgentiecode. Deze problematiek raakt inderdaad aan de verschillen tussen de sectoren waarvan sommige een opnameplicht kennen, zoals in een aantal voorzieningen in de jeugdzorg, en andere sectoren, zoals de gehandicaptenzorg en de geestelijke gezondheidszorg, waar een dergelijke opnameplicht niet bestaat en de keuzevrijheid van de voorzieningen centraal staat.
In de voorbereiding en de realisatie van de intersectorale toegangspoort moeten we komen tot een beter afgestemd systeem van indicatiestelling en toewijzing dat moet voorkomen dat bepaalde doelgroepen blijven hangen in een onaangepast aanbod of soms nog erger verstoken blijven van de hulp die ze nodig hebben. U weet dat de idee van de integrale jeugdhulp en de intersectorale toegangspoort juist voortgekomen is uit de vaststelling dat soms het aanbod bepaalt welk zorgtraject wordt gevolgd. Het is de intersectorale toegangspoort die hier een belangrijk antwoord op moet bieden.
Tegen het einde van dit jaar dat is dus niet meer zo lang zal er meer duidelijkheid worden gegeven over het concept van de intersectorale toegangspoort waarin ook het element van deze zogenoemde knelpuntdossiers zal worden meegenomen. Zoals ik al een paar keer heb gezegd: we zullen stappen zetten in de realisatie en de implementatie van de toegangspoort.
Mevrouw De Wachter, u stelde vragen in verband met de campus Succursale. De uitbreidingsplannen werden reeds besproken met de buurtbewoners op een overlegvergadering. Er werd enkel een bezwaarschrift ingediend door de plaatselijke afdeling van Natuurpunt tegen de bouwaanvraag. De betrokken administratie onderzoekt de relevantie en de gegrondheid van dit bezwaarschrift. Wij hebben ter zake geen bevoegdheden.
U vroeg waarom er pas in latere instantie aan wordt gedacht om jongeren met problematisch gedrag in een aparte campus onder te brengen. Ik verwijs hiervoor naar alle inspanningen en afspraken die ik zopas heb aangegeven. Er is rond de gemeenschapsinstellingen nood aan een netwerk van voorzieningen in de bijzondere jeugdbijstand, het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap en in de kinderpsychiatrie, en er moet een versnelde doorstroom mogelijk worden gemaakt.
U verwijst naar de bijkomende werkgelegenheid en de problemen die er geweest zouden zijn met de tewerkstelling in Everberg. De bijkomende tewerkstellingsplaatsen vanuit de Vlaamse overheid Jongerenwelzijn, naar aanleiding van de uitbreiding in De Grubbe, werden probleemloos ingevuld. Ik heb er geen weet van dat er een probleem zou zijn geweest met de rekrutering. Misschien waren er wel problemen op het vlak van de penitentiair beambten van de federale overheid, maar in elk geval niet op het vlak van de gemeenschap. Als alles goed gaat, is de capaciteit sinds gisteren uitgebreid tot dertig. Het is de bedoeling om tegen het einde van het jaar tot veertig plaatsen in Everberg te komen. Onze aanwervingen daarvoor zijn allemaal gebeurd. Voor de uitbreiding van de Succursale zal er tijdig een personeelsplan worden opgesteld dat ik ook zal bespreken met de minister bevoegd voor bestuurszaken. Wij zijn ervan overtuigd dat de werving van personeel voor de Succursale evenmin een probleem zal vormen.
U had het ook over de bemerkingen van het Kinderrechtencommissariaat. De campus Wingene zal georganiseerd worden conform de bestaande procesimplementatieplannen zoals die ook in de andere campussen van de gemeenschapsinstellingen worden uitgevoerd. Tegelijk zal zowel bij de nieuwbouw als bij de invulling ervan rekening worden gehouden met de differentiatienota die over de gemeenschapsinstellingen is opgemaakt. Een belangrijk deel van de opmerkingen van het Kinderrechtencommissariaat maken hier deel van uit.
Er waren ook vragen over de uitbreidingen en over de juiste plaats of de juiste zorg. Het beleid in de jeugdhulp is een beleid in de volle breedte. Het is belangrijk dat we dit allemaal onderschrijven en dat is mijns inziens hier ook het geval. Het betreft zowel het inzetten op de opvoedingsondersteuning, op de pleegzorg als op de ambulante capaciteit. Maar het is ook inzetten op vernieuwing. Ik denk dan aan het project positieve heroriëntatie, waar we twee weken geleden over hebben gesproken, aan Youth at Risk (YAR) en aan andere. We moeten dus ook inzetten op de manier van hulpverlening met aandacht voor de doorstroomtijden, inzetten op kortdurende hulpverlening en werken met methodieken die effectief en efficiënt zijn.
Mevrouw Schryvers, u had nog een vraag over het verwijsbeleid. Het is inderdaad juist dat de jeugdrechter een centrale rol speelt. In de differentiatienota dat zult u wel lezen in het concept is een van de cruciale factoren voor succes, het overleg dat we organiseren met de jeugdrechters. We willen hen overtuigen om in te gaan op het beschikbare, gedifferentieerde aanbod. Ik kan u trouwens ook vertellen dat we in de loop van volgend jaar werk zullen proberen te maken van het ene aanspreekpunt. Jeugdrechters die overwegen om een beslissing te nemen, zullen dan niet langer alle instellingen moeten opbellen, maar er zal één aanspreekpunt zijn waarin we precies kunnen aangeven wat de mogelijkheden zijn zodat er geen onnodige chaotische communicatie hoeft te zijn met de gemeenschapsinstellingen en de griffies.
De voorzitter : Mevrouw De Wachter heeft het woord.
Mevrouw Else De Wachter : Minister, ik dank u voor het uitgebreide antwoord op de vele vragen. U hebt er zelf op gewezen dat al is gebleken dat in deze commissie en in de Commissie Jeugdzorg iedereen op dezelfde lijn zit als het gaat om de vraag waar we naartoe moeten. Het is heel belangrijk dat we inzake deze problematiek samen kunnen werken om zo meer kracht te geven. Dat is ook vandaag gebleken.
Ik wil u ook bedanken omdat u stelt dat het een en-enverhaal is. Dat er vanuit een bepaalde positie kan worden bekeken waar er plaats is om te vermijden dat alle instellingen apart moeten worden gebeld, is een heel concrete zaak, die op het terrein nut zal hebben.
Ik wil nog een aantal punten beklemtonen. Als ik het goed heb begrepen, is het zo dat u ook aangeeft dat de doorstroom of de uitstroom heel belangrijk is in de gehele problematiek van de eventuele oneigenlijke plaatsing. U geeft aan dat u daarvoor prioritair een aantal concrete zaken hebt opgenomen of dat u ze plant in 2011.
Niet alleen de prioriteit is belangrijk, u geeft ook aan dat er samenwerkingsovereenkomsten zijn. De zaak wordt dus ook structureel aangepakt. Zo wordt voor een stuk ook een garantie gegeven aan de sector.
U verwees er ook naar en ik denk dat alle collegas het hierover eens zijn dat er in heel die sector heel goed werk wordt geleverd. Het is door de omstandigheden niet altijd gemakkelijk voor het personeel, voor de hele organisatie om de taken naar behoren uit te voeren. Het is aan ons om hen verder te steunen. We zijn ervan overtuigd dat er heel wat goede inzet is in de sector, maar men kan ook maar doen wat mogelijk is. U als minister en wij als parlement moeten ter zake de nodige maatregelen treffen, en heel concreet zijn er een aantal zaken die we in 2011 verder moeten opvolgen.
U hebt het ook over het overleg met de federale overheid. Als we met het oog op de toekomst structurele maatregelen moeten treffen die ook tegemoetkomen aan de vragen van de sector, moet er overleg zijn met de federale overheid. Dat overleg moet concrete consequenties hebben, zo niet heeft het veel minder nut om op het Vlaamse niveau acties te ondernemen.
Minister, u zegt dat overleg met de federale overheid belangrijk is. Ik hecht persoonlijk ook veel belang aan het thema minderjarigheid/meerderjarigheid. Vaak blijkt dat minderjarigen met een multiprobleemdossier ook als meerderjarige dezelfde problemen met zich meedragen. Ook op dat vlak ligt de verantwoordelijkheid voor een stuk bij de federale overheid en het is belangrijk om daar ook aandacht aan te besteden in de verdere onderhandelingen. Een kind of jongere wordt ooit wel eens meerderjarig en het kan niet dat de zorg dan stopt. De knelpunten moeten verder aangepakt worden.
Ik laat het hier voorlopig bij. U vindt in ons absoluut een partner om hier verder werk van te maken in de hele sector. We zullen de bevindingen van de Commissie Jeugdzorg er altijd bij nemen om te bekijken hoe de evolutie op dit vlak verloopt.
De voorzitter : De heer Reekmans heeft het woord.
De heer Peter Reekmans : Minister, ik dank u voor uw antwoord. Uw antwoord was eigenlijk een flinke hap uit uw beleidsbrief.
Ik heb u gevraagd of en welke concrete afspraken of maatregelen worden genomen om jongeren die in gemeenschapsinstellingen zitten maar er eigenlijk niet thuishoren, sneller aan de juiste zorgvorm te helpen, en welke timing u daarbij hanteert. U gaf daarop een heel wollig antwoord. U zei dat er zal worden ingezet op vernieuwing en dat de manier van hulpverlening zal worden herbekeken. Wat ik concreet wil weten, is welke timing u hanteert en niet enkel op welke wijze u dit wilt doen. En daar hebt u niet op geantwoord.
Wat u voorstelt, is voor mij nog altijd heel vaag. Ik hoop dat u niet tracht het personeel te sussen dat dagelijks met deze problematiek wordt geconfronteerd.
De voorzitter : Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw Marijke Dillen : Ik sluit me aan bij de repliek van mevrouw De Wachter.
Mijnheer Reekmans, ik wil u aanraden om aan uw partijgenoten te vragen om de vergaderingen van de Commissie Jeugdzorg bij te wonen. Ik doe dit vanuit de oppositie, en niet belerend vanuit de meerderheid. U zult dan zien dat dit een zeer ingewikkeld dossier is. Indien een eenvoudige oplossing mogelijk was, dan zou deze problematiek vandaag in Vlaanderen niet meer zijn wat ze nu is.
Minister, u hebt gelijk dat we moeten werken aan een structurele aanpak. Alle betrokken actoren, ook op het federale niveau, moeten daarbij worden ingeschakeld. In de Commissie Jeugdzorg krijgen wij onder het voorzitterschap van mevrouw De Wachter al een aantal weken zeer interessante informatie. Ik hoop dat wij die werkzaamheden zullen kunnen afsluiten met een goede richtlijn voor u. Ik hoop dat we dan nog eens diepgaand van met u van gedachten kunnen wisselen aan de hand van de conclusies van de commissie.
De voorzitter : Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Mevrouw Katrien Schryvers : Minister, u hebt inderdaad een zeer uitvoerig antwoord gegeven. We kunnen alleen maar tevreden zijn dat u op die manier bezig bent met deze problematiek.
U wilt een gedifferentieerd beleid voeren, dat hebt u al vaker gezegd. Uit uw antwoord blijkt dat daar ook werk van wordt gemaakt. Er wordt niet alleen gedifferentieerd naar verschillende categorieën, maar ook op korte en op lange termijn. Dat is ook heel belangrijk.
We hebben het hier vaak over uitstroom. We moeten ervoor zorgen dat jongeren op een goede manier kunnen uitstromen en dat er nadien ook ambulante zorg of nazorg is. Ook de instroom is heel belangrijk. U hebt het daarnet gehad over het verwijsbeleid. Elke jongere die niet instroomt of verkeerd instroomt, moet ook niet uitstromen. Als we ervoor kunnen zorgen dat de instroom in de juiste richting evolueert, dan zijn we al een eind verder. Ik vind het dan ook positief dat u een overleg aankondigt met de jeugdrechters. U bent immers van hen afhankelijk. Wij hoorden in Mol dat de telefooncentrale om 8 uur s ochtends wordt bemand. Er wordt dan vanuit alle arrondissementen gebeld, en wie eerst komt, eerst maalt. Als er plaats is, kan men komen. Als er geen plaats is, kan men niet binnen. Men kan daar niet gedifferentieerd werken omdat men een opnameplicht heeft en omdat men dan intervenieert in een beslissing van de jeugdrechter. Men moet daardoor ongeveer duizend aanvragen per jaar weigeren.
Indien de instroom beperkt kon worden, dan zou het probleem al voor een deel kunnen worden opgelost. Zolang er geen structurele oplossing is in het kader van kinderen en jeugdpsychiatrie, ben ik alvast tevreden wanneer u zegt dat u structureel werk maakt van die outreach-projecten binnen de gemeenschapsinstellingen met de kinder- en jeugdpsychiatrie. Ik ben ervan overtuigd dat die altijd nodig zullen zijn, ook wanneer we de knelpuntdossiers uit de gemeenschapsinstellingen kunnen houden.
De voorzitter : De heer Gysbrechts heeft het woord.
De heer Peter Gysbrechts : Ik sluit me aan bij de vragen en de interpellatie. In de Commissie Jeugdzorg worden deze items besproken. Als de minister zegt dat hij daar structureel werk wil van maken, dan moet dat ook een van de doelstellingen zijn die de commissie eind januari wil bereiken. Wij hebben deze problematiek ook gehoord tijdens ons bezoek in Mol. Er kan pas een structurele oplossing komen bij een totale eindconclusie. Om die reden wil ik verwijzen naar onze werkzaamheden in de Commissie Jeugdzorg. Ik ben ervan overtuigd dat we daar samen met de minister kunnen streven naar een optimalisering van de bijzondere jeugdzorg.
De voorzitter : Minister Vandeurzen heeft het woord.
Minister Jo Vandeurzen : Mijnheer Reekmans, ik denk dat er een aantal zaken zijn afgesproken op heel korte termijn. In de knelpuntdossiers, dus de dossiers van jongeren die daar echt niet thuishoren, proberen de leidend ambtenaren een oplossing uit te werken. Er zijn ook al wat resultaten. Het feit dat we de tweede keer de MPIs hebben versterkt met dertig bijkomende plaatsen, met het engagement van diegenen die ingaan op die oproep dat ze die jongeren opnemen in een zorgtraject, getuigt wel degelijk van een kortetermijnvisie.
Er is overleg geweest met de vakbonden. Dat gebeurde door mensen die dat deden vanuit een heel oprechte bezorgdheid. Dat gebeurde niet polemisch. Er zijn afspraken gemaakt waarvan zij terecht mogen eisen dat wij die uitvoeren. Er is ook een opvolgsysteem uitgewerkt. Ik heb niet de indruk dat we in een vage discussie zijn gebleven.
Het is juist dat een aantal discussies een antwoord of een bijkomend antwoord moet krijgen van het federale niveau. Wanneer we een differentiatie doorvoeren in de gemeenschapsinstellingen, moet de wet op de jeugdbescherming worden gewijzigd. Ook vanuit Volksgezondheid moeten een aantal initiatieven worden genomen. Ik nodig alle partijen die ooit deze onderhandelingen moeten voeren, uit om rekening te houden met de inzichten van deze commissie.
De psychiatrie vormt natuurlijk een speciaal geval. Dit is in feite een klassieke discussie over ziekenhuisopnames. De betrokkene moet ermee instemmen in een zorgvoorziening te worden opgenomen. Enkel in de collocatieprocedure is er sprake van gedwongen opnames. Dit is een heel genuanceerde discussie. Wie suggereert dat ze geen mensen willen opnemen, gaat wat te kort door de bocht. Er zijn een aantal randvoorwaarden, die we goed in de gaten moeten houden.
Een van die randvoorwaarden houdt in dat een opname geen finaliteit op zich kan zijn. Het is niet de bedoeling dat die mensen daar maanden of jaren verblijven. We moeten een time-out kunnen organiseren. Die mensen moeten de zekerheid hebben dat dit in hun traject past. We kunnen met bepaalde zaken rekening houden om een context te creëren die het mogelijk maakt de opnames beter te organiseren.
Tot slot wil ik nog een opmerking maken die misschien in de Commissie Jeugdzorg aan bod zou kunnen komen. Onlangs is een interessante studiedag over de problematiek van de jongvolwassenen en over die overgangen georganiseerd. Volgens het rapport van professor Vettenburg, die een studie heeft gemaakt over de wijze waarop dit te werk gaat en over de ervaringen van jonge mensen die op 18-jarige leeftijd in een andere hulpverleningswereld terechtkomen, is dit zeker een punt waar we de nodige aandacht aan moeten besteden. We moeten eerlijk zijn. De intersectorale toegangspoort is een belangrijk aandachtspunt. We moeten er echter op letten dat we het probleem niet institutionaliseren. We kunnen een integrale jeugdhulp creëren. We moeten er echter voor zorgen dat er ankers liggen bij wat daarna volgt. Dat is een expliciete vraag aan de heer Vandenberghe, die de concepten uittekent en de onderhandelingen hierover voert.
Met redenen omklede motie
De voorzitter : Door mevrouw Dillen werd tot besluit van deze interpellatie een met redenen omklede motie aangekondigd. Ze moet zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het incident is gesloten.