Commissie voor Woonbeleid, Stedelijk Beleid en Energie
Vergadering van 10/11/2010
Vraag om uitleg van mevrouw Liesbeth Homans tot mevrouw Freya Van den Bossche, Vlaams minister van Energie, Wonen, Steden en Sociale Economie, over de verplichting voor nieuwbouwwoningen om een minimumpercentage groene energie op te wekken
- 430 (2010-2011)
De voorzitter : Mevrouw Homans heeft het woord.
Mevrouw Liesbeth Homans : Voorzitter, minister, recent kondigde u uw plannen aan om in nieuwbouwwoningen in een verplichting te voorzien dat er een minimumpercentage groene energie wordt opgewekt. Die minimumverplichting zou vanaf 2014 gelden. De Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) kreeg reeds de opdracht om hierover een studie te maken. Tegelijk zei u ook dat u de sector de tijd wilt geven om zich hierop voor te bereiden, en dat de bouwsector onder impuls van deze maatregelen zou kunnen uitgroeien tot een innovatieve sector met heel duurzame tewerkstelling.
Een aantal instanties heeft gereageerd. Zo zei de Vlaamse Architectenorganisatie NAV dat de helft van de architecten meent dat de doelstelling niet kan worden gehaald en dat ze vrezen voor de onbetaalbaarheid ervan. De Bouwunie was iets minder scherp en zei dat ze er alles aan wil doen om woningen energiezuinig te maken, maar dat ze vreest dat bijkomende strikte voorwaarden kandidaat-bouwers kunnen afschrikken.
Minister, ik heb een aantal vragen. In welke mate kan de invoering van een minimumverplichting, al dan niet in combinatie met verscherpte isolatienormen, een drempel vormen tegen eigendomsverwerving? We zijn het er volgens mij over eens dat eigendomsverwerving heel belangrijk is, zeker in deze tijden, omdat het nog een van de veiligste vormen van zekerheid is voor de toekomst van de particulieren.
Vandaag worden heel wat technieken en ingrepen inzake schone energie ondersteund door de Vlaamse overheid. Welke impact heeft deze nieuwe maatregel op de bestaande premiestelsels? Hebt u dit reeds laten becijferen? Zit dit in de opdracht die de VITO heeft gekregen?
Wat betekent de nieuwe verplichting voor de afnemers van groene energie en de mensen die groene energie kopen van bijvoorbeeld zonneparken? In Brasschaat liggen op de hst-tunnel zonnepanelen. Het is een samenwerking tussen de gemeenten Brasschaat en Schoten. Het is de bedoeling dat particulieren er energie van kunnen kopen en een soort vennoot worden. Zal dit geen invloed hebben op de levensvatbaarheid van dergelijke projecten die we in het verleden altijd hebben aangemoedigd?
Wat doen we met leveranciers zoals Ecopower die 100 percent groene energie leveren? De mensen die een nieuwbouw zetten, zijn eerder geneigd om bij de kleinere spelers te gaan en blijven niet zozeer hangen bij de traditionele leveranciers. Zullen we hiermee niet raken aan de positie van Ecopower, iets wat we eigenlijk niet willen doen?
Hebt u zicht op de mogelijkheden op het vlak van duurzame tewerkstelling? Waarop zijn deze cijfers en vooruitzichten gebaseerd?
Kunt u iets meer vertellen over de studieopdracht die de VITO heeft gekregen? Kunt u ook zeggen wanneer die opgeleverd zou moeten worden?
De voorzitter : De heer Bothuyne heeft het woord.
De heer Robrecht Bothuyne : Voorzitter, ik had een gelijkaardige vraag ingediend, maar om een of andere onbekende reden werd die uiteindelijk niet aanvaard. Ik sluit me dus graag aan bij de vraag van mevrouw Homans.
Minister, het is inderdaad zo dat het stimuleren van een decentrale productie van groene energie een belangrijk onderdeel kan vormen van ons energiebeleid, maar dat er toch een aantal vragen te stellen zijn bij wat een paar weken geleden in de pers werd aangekondigd.
De Bouwunie heeft er inderdaad op gereageerd, vooral vanuit een prijsobjectief. De Bouwunie heeft een berekening gemaakt en stelt dat een E60-peil halen bij een nieuwbouw, veel sneller kan door meer te investeren in isolatie, betere luchtdichtheid en energiezuinigere ventilatie dan door nu te investeren in zonne-energie of in geothermische warmtepompen. Ik zwijg dan nog over de kost voor de overheid, via de distributienetbeheerders, van de certificaten, want die worden op deze manier ook aangezwengeld.
Minister, hebt u een impactanalyse gemaakt van deze verplichting vanaf 2014 op ons groenestroomcertificatensysteem en op andere stimulerende maatregelen voor groene-energieproductie?
U spreekt van een verplichting per individuele woning. De vraag is of het ook nuttig is om te onderzoeken of we dit ook per verkaveling, per wijk, per appartementsgebouw of zelfs per gemeente kunnen opleggen of regelen. Het kan uiteindelijk efficiënter zijn om in groep dergelijke vormen van energie te produceren.
De NAV en de Bouwunie hebben gereageerd. Ik veronderstel dat ook de Vlaamse Confederatie Bouw (VCB) hier een standpunt over heeft. Het is belangrijk om hierover goed te overleggen met de sector en om ervoor te zorgen dat, zeker voor wat de architecten betreft, er voldoende kennisopbouw is om dit op een efficiënte manier te organiseren.
De voorzitter : Minister Van den Bossche heeft het woord.
Minister Freya Van den Bossche : Voorzitter, de reden voor de beslissing is natuurlijk dat er twee Europese richtlijnen zijn.
De eerste dateert van 23 april 2009 en bepaalt dat de lidstaten tegen 2015 in de bouwvoorschriften bindende doelstellingen moeten hebben, zowel voor nieuwbouw als voor gerenoveerde gebouwen, voor een minimumniveau aan energie uit hernieuwbare energiebronnen.
De tweede richtlijn is recenter en dateert van 19 mei 2010 en die legt op dat gebouwen vanaf 2021 bijna energieneutraal zullen moeten zijn. Dit bestaat uit twee delen: ze moeten zo weinig mogelijk energie vragen en de resterende energievraag moet zo veel mogelijk gecompenseerd worden door hernieuwbare energieproductie ter plaatse of in de buurt van de woning.
De invoering van een minimumaandeel is eigenlijk een voorbereidende stap in het hele traject, dat klaar moet zijn tegen 2021. In 2012 moeten we ons actieplan al aan de Commissie voorleggen met streefcijfers die mogen verschillen naargelang de categorie van gebouwen.
Als voorbereiding op die implementatie heeft een studiebureau onderzocht welke inzet van hernieuwbare-energiebronnen haalbaar zou zijn in gebouwen en hoe we dat kunnen vertalen in een minimumaandeel, maximaal rekening houdend met de bestaande rekenmethodes en procedures in het kader van de energieprestatieregelgeving.
Het is dus de concrete implementatie van die verplichting die zal bepalen wat de kostprijs is bij een nieuwbouwproject. Het zal ongetwijfeld zo zijn dat er een meerkost is. Ik heb daar twee belangrijke antwoorden op. Het eerste luidt dat we hier niet buiten kunnen, dat het Europa is, maar ik vind het eigenlijk niet zo erg dat dit van Europa komt, want ik zou het zelf ook doen, het is immers wel zo dat de energiefactuur daarna veel lager wordt.
Ik denk dat de vraag vooral is of we geen overleg moeten opstarten met de banksector om ervoor te zorgen dat er iets meer openheid is tegenover kandidaat-bouwers. Die kandidaat-bouwers melden ons immers dat ze het wel zien zitten om iets meer af te betalen in hun lening voor een energiezuiniger woning, natuurlijk in ruil voor een veel minder hoge energiefactuur achteraf. Banken begrijpen echter niet altijd waarom dat huis dan iets meer kost dan een standaardhuis. Ik meen dus dat overleg met de banksector geen gek idee zou zijn.
Ik verneem ook van consumentenverenigingen en vanuit diverse hoeken dat dit soms moeilijk ligt. Het ligt niet moeilijk voor mensen die zelf over een startkapitaal beschikken, maar voor mensen die het overgrote deel moeten lenen, is dit soms een struikelblok. Als je dat beetje extra leent, dan wordt dat wel mooi uitgevlakt door de lagere energiefactuur, want zodra de lening is afbetaald, blijft alleen het effect van de lagere energiefactuur over. Het blijft dus investeringszinvol, maar de bank moet meewillen, en dat is een grotere hinderpaal dan het feit dat er een meerkost is die achteraf wordt gecompenseerd via de factuur.
Voor de exacte impact moet er worden becijferd op basis van de concrete voorstellen. Ik zal daar nog verder overleg over hebben. Ik heb daar trouwens al overleg over gepleegd met alle stakeholders. Natuurlijk is het ook belangrijk om, zoals mevrouw Homans zei, de relatie met de ondersteuningsmaatregelen heel grondig te bekijken. Dat moeten we zeker tegelijkertijd doen. Sowieso is het voor nieuwbouw vandaag al het geval dat er enkel voor die heel goede leerlingen van de klas, enkel daar waar men een veel hogere energieprestatie haalt dan de norm van E80, ondersteuningsmaatregelen zijn.
De verplichting zal geen onmiddellijke impact hebben op afnemers van mensen met een groene-energiecontract, maar wel op producenten. En dan moeten we even nadenken over hoe we omgaan met mensen die zich op wijkniveau samen zetten om daar in coöperatief of ander verband samen energie af te nemen van een soort gemeenschappelijk productie-initiatief. Dat vind ik wel een belangrijke piste. We moeten eens bekijken op welke manier we dat kunnen belonen, want dat vind ik op zich een goed en interessant systeem. Dat zou ook kostenefficiënter kunnen zijn dan elk in het eigen huis in bepaalde zaken te voorzien voor die eigen energieopwekking. Dat is dus onder andere voorwerp van studie.
De studie zelf is aanbesteed aan het studiebureau 3E. Er is onderzocht welke inzet haalbaar is enzovoort. De studieresultaten worden op 22 november toegelicht voor de stakeholders uit de bouw- en hernieuwbare-energiesector, de adviesorganen en de overheden. Na die toelichting kunnen de stakeholders de gelegenheid nemen om van gedachten te wisselen over de omzetting van de richtlijn met betrekking tot dat punt. Daarna verwacht ik van mijn administratie in de eerste helft van 2011 een maatschappelijk gedragen, concreet uitgewerkt voorstel een stappenplan, zeg maar om daar dan in de tweede helft van 2012 goedkeuring voor te vragen aan de Vlaamse Regering. Er zal dus meer dan tijd genoeg zijn, zowel voor overleg als voor de implementatie achteraf. Ik wil daarin niet over één nacht ijs gaan. Ik denk dat ik op die manier ook aan de meeste van uw bekommernissen zal kunnen beantwoorden.
De voorzitter : De heer Bothuyne heeft het woord.
De heer Robrecht Bothuyne : Minister, ik dank u voor het antwoord. Ik heb nog één bedenking. Als we in 2014 effectief gaan opleggen om een bepaald percentage groene energie te produceren, moeten we er ons wel rekenschap van geven dat we, op het moment dat Europa ons in 2021 zal verplichten om het te doen, alweer 7 jaar verder zijn en de technologie die we in 2014 gaan opleggen, duurder en veel minder performant zal zijn dan in 2021. De vraag is dus of een zware verplichting in 2014 op dat vlak wel efficiënt is.
Minister Freya Van den Bossche : Het is de bedoeling, mijnheer Bothuyne, om ambitieus maar tegelijk realistisch te zijn. Ik ben dat met al mijn plannen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.