Commissie voor Economie, Economisch Overheidsinstrumentarium, Innovatie, Wetenschapsbeleid, Werk en Sociale Economie
Vergadering van 09/12/2010
Vraag om uitleg van mevrouw Fientje Moerman tot mevrouw Ingrid Lieten, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Innovatie, Overheidsinvesteringen, Media en Armoedebestrijding, over de rol van de universiteiten in O& O-bedrijfsprojecten
- 397 (2010-2011)
De voorzitter : Mevrouw Moerman heeft het woord.
Mevrouw Fientje Moerman : Minister, blijkens het regeerakkoord van de Vlaamse Regering is het bevorderen van de samenwerking tussen de universiteiten en de bedrijven om de Vlaamse innovatieve capaciteit te versterken een van de doelstellingen. Dat ligt trouwens in het verlengde van het onderzoeks- en innovatiebeleid dat al sinds jaren door de opeenvolgende Vlaamse regeringen werd gevoerd. Hiervoor werden een aantal financieringskanalen opgezet. Voorbeelden zijn de steun aan de interfacediensten, het Industrieel Onderzoeksfonds (IOF) en het SBO-programma (Strategisch Basisonderzoek).
De publieke kennisinstellingen kunnen, ter bevordering van de wederzijdse kennisoverdracht tussen beide, als onderaannemer deelnemen aan O& O-bedrijfsprojecten (onderzoek en ontwikkeling) die door het Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie (IWT) worden gesubsidieerd en door ondernemingen bij dit agentschap worden ingediend.
Minister, kunt u een inschatting maken van de totale bedragen aan O& O-bedrijfsprojecten die door het IWT werden goedgekeurd en welk gedeelte hiervan bestemd is voor de universiteiten als onderaannemer? Ik zou die informatie graag hebben voor 2007, 2008 en 2009. Voor het huidige jaar denk ik niet dat er al definitieve cijfers kunnen zijn. Is er een schatting mogelijk van wat het zou kunnen zijn voor dit jaar? Stimuleert het IWT de groei van de deelname van universiteiten aan O& O-bedrijfsprojecten die door het IWT worden gesubsidieerd?
De voorzitter : Mevrouw Fournier heeft het woord.
Mevrouw Martine Fournier : Voorzitter, mij lijkt het meer een onderwerp voor een schriftelijke vraag. Ik wil daarmee geen afbreuk doen aan de vraag. Als er naar cijfermateriaal wordt gevraagd, wordt nogal makkelijk gesteld dat men een schriftelijke vraag moet indienen.
De voorzitter : Mevrouw Fournier, we zullen dat in de toekomst nog meer doen, zeker als het over uw vragen gaat, die nu dikwijls door de mazen van het net glippen om u af en toe de kans te geven om hier iets mondeling in het debat aan te brengen.
Minister Lieten heeft het woord.
Minister Ingrid Lieten : Collegas, ondertussen hebt u een tabel gekregen met de cijfers die nu beschikbaar zijn. Voor 2010 is er inderdaad een voorlopige, niet volledige stand van zaken. In de uitgedeelde tabel staan de totale goedgekeurde bedragen aan projectsteun. Voor de universitaire partners wordt het budget vermeld, namelijk de kost van het uitvoeren van het project door de onderzoeksgroep. Deze kost moet in principe voor 100 procent gedragen worden door de begunstigde bedrijven. Vervolgens wordt de IWT-subsidie op deze kost vermeld. Ongeveer 10 procent van de subsidie heeft dus betrekking op kosten bij de onderzoeksinstellingen, maar daartegenover staat een kost die door de bedrijven aan de onderzoeksinstellingen wordt betaald, en die minstens even groot is.
De vermelde getallen betreffen alleen de samenwerking binnen de gewone projecten. De steun aan de universiteiten via de zogenaamde ICON-projecten (projecten van interdisciplinair coöperatief onderzoek) wordt niet meegerekend, hoewel de steun voor de kosten van de bedrijven wel als bedrijfssteun geregistreerd wordt.
Via de IWT-instrumenten wordt op verschillende manieren een stimulans gegeven voor de O& O-samenwerking tussen het bedrijfsleven en de universiteiten. De inbreng van de onderzoeksinstellingen is een volledig aanvaardbare kost bij het bepalen van de steun. Bij een substantiële samenwerking met een onderzoeksinstelling krijgt het project ook een hogere prioriteit. Het steunpercentage wordt met 10 procent verhoogd wanneer de bijdrage van een of meer universitaire partners meer dan 20 procent van het O& O-project uitmaakt.
Een tweede belangrijk instrument zijn de zogenaamde ICON-projecten, in eerste instantie ontstaan binnen het IWT. In 2010 zijn ze ook ingevoerd voor het Strategisch Initiatief Materialen (SIM) en het MIP2 (Milieu- en energietechnologie Innovatie Platform). In 2010 bedraagt de toegezegde steun aan die onderzoeksgroepen meer dan 10 miljoen euro. Daarnaast stimuleert het IWT expliciet de O& O-samenwerking tussen universiteiten en ondernemingen via de Baekelandmandaten. Sinds de start van dat programma vorig jaar nam het IWT al voor 44 mandaten de beslissing om ze te steunen. De IWT-onderzoeksmandaten zijn eveneens opgezet om academische kennis naar de economische actoren te brengen.
Bij de laatste hervorming van het SBO-programma heeft het beleid zeer uitdrukkelijk de kaart getrokken van de potentiële valorisatie van ondernemingen. Sinds die hervorming moeten bedrijven van bij de opstart van een SBO-project valorisatie-interesse laten blijken en moeten ze in de loop van het project frequent in de overlegstructuren opgenomen worden, zodat de interesse grondig wordt aangetoond.
Ik wil ook nog opmerken dat het IWT niet enkel formeel via IWT-instrumenten, maar ook via de dagelijkse interactie met de bedrijven de inbreng van de universiteiten in de O&O van de ondernemingen stimuleert. Het IWT signaleert bijvoorbeeld aanvragende bedrijven het bestaan van specifieke universitaire expertise. Dat is niet alleen het geval bij het IWT. Die rol wordt ook opgenomen door de innovatiecentra, die bedrijven, en dan vooral kmos op weg helpen naar expertise in de onderzoekscentra en de universiteiten.
De voorzitter : Mevrouw Moerman heeft het woord.
Mevrouw Fientje Moerman : Minister, ik dank u voor uw antwoord. In de tabel zie ik dat het percentage dit jaar weliswaar is gestegen, maar dat het bedrag van de IWT-steun ten opzichte van de totale universitaire kost ook lichtjes gedaald is. Ik maak nu even abstractie van dat laatste. Als ik kijk naar de voorgaande jaren, dan zie ik dat het min of meer, op een procentje na, constant blijft. Ik kan alleen maar hopen dat gedurende de volgende jaren de inspanningen niet alleen worden volgehouden, maar dat ze ook versterkt worden.
De voorzitter : Het incident is gesloten.