Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Decreetsevaluatie, Inburgering en Toerisme
Vergadering van 09/11/2010
Vraag om uitleg van de heer Bart Caron tot de heer Geert Bourgeois, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, over het recreatieve fietsnetwerk
- 382 (2010-2011)
De voorzitter : De heer Caron heeft het woord.
De heer Bart Caron : Voorzitter, minister, als ik de twee vragen om uitleg van deze middag naast elkaar zet, vind ik het zelf confronterend. Echt waar. Ik zou liever aansluiten bij de vraag van mijn voorganger, dan mijn eigen vraag stellen. Mijn vraag lijkt zo futiel en zo gek omdat je je gaat bezighouden met kleine probleempjes en met fietsroutenetwerken in Vlaanderen, terwijl we eigenlijk met een stroom van wereldproblemen in ons land te maken hebben. De vreemde combinatie van bevoegdheden in deze commissie leidt daartoe. Ik ben zelfs een beetje gegeneerd om mijn vraag te stellen. (Opmerkingen)
Ik relativeer daarmee natuurlijk zelf het politieke belang van mijn vraag. Mijn vraag gaat over fietstoerisme, en in de donkere dagen van november is dat des temeer een anachronisme. Laat ons toch maar dromen van mooie lentedagen en zelfs van mooie winterdagen waarop we kunnen gaan fietsen in ons vlakke Vlaanderen dat trouwens bij uitstek een fietstoeristvriendelijk land is, blijft en nog meer wordt.
Een van de bijdragen daartoe zijn de fietsroutenetwerken die het laatste decennium eerst door de provincie Limburg, ere wie ere toekomt zijn ontwikkeld. Ik herinner me een televisiereportage van de stichter. Ik ben zelfs al eens grensoverschrijdend in Belgisch en in Nederlands Limburg gaan fietsen. Het is een fantastisch systeem dat heel aangenaam is en waarvan heel veel mensen gebruik maken voor hun kortere of langere vakanties. Het is prachtig tot je de weg kwijtraakt. Als je met de fiets de weg kwijtraakt, is dat omdat je met de fiets op binnenwegen rijdt waar er gelukkig niet veel signalisatieborden zijn. Het kan een tijdje duren eer je de weg terugvindt. Er is ook een probleem als er een bordje verdwijnt. Het is in het belang van elke fietser dat zulke problemen snel en adequaat worden opgelost.
Het probleem is mij gesignaleerd door een aantal mensen die regelmatig gebruik maken van het fietsnetwerk. Het komt op verschillende plaatsen voor. We zijn eens gaan zoeken hoe je als gemotiveerde burger met dit probleem omgaat. Het zijn natuurlijk provinciale taken, maar ik wil het nu niet over deze discussie hebben, tenzij u het een illustratie van verrommeling vindt. (Opmerkingen van minister Geert Bourgeois)
Ik heb niets gezegd. Ik zal er voorlopig ook geen uitspraak over doen, misschien later, wie weet.
Het systeem werkt overal anders. Dat is zo als er verschillende overheden zijn met elk hun eigen werkwijze en als het signaleren van problemen op een verschillende plaats en op een verschillende manier gebeurt. Misschien is dat zinvol, misschien ook niet. Er is zelfs ook een Vlaams meldpunt. Er zit in ieder geval geen logica in. Ik kan ook niet zeggen dat het echt gebruiksvriendelijk is.
Minister, vandaar mijn vragen die zo eenvoudig zijn als ze kunnen zijn en hopelijk ook nuttig zijn voor de fietsers. Acht u het nuttig om de verschillende provinciale toeristische diensten te laten samenwerken of doen ze dat misschien al om te komen tot één centraal meldpunt voor problemen met de fietsroutenetwerken? Overweegt u overleg met uw collega van Openbare Werken en Mobiliteit om het meldpunt voor de toeristische netwerken te koppelen aan dat van de utilitaire fietspaden? Bij het opstellen van mijn vraag was het me niet helemaal duidelijk wie welke bevoegdheden had. Signalisatie langs de openbare weg is eigenlijk een bevoegdheid van uw collega. Er zijn ook utilitaire fietspaden, wat het nog complexer maakt. Waar moet je als fietser bijvoorbeeld melden dat er een put in het fietspad is? Hoe kun je alles beter op elkaar afstemmen? Ik dank u alvast voor uw antwoord.
De voorzitter : Mevrouw Robeyns heeft het woord.
Mevrouw Els Robeyns : Voorzitter, minister, collegas, er zijn ongetwijfeld belangrijkere problemen dan het fietsroutenetwerk, en ik weet ook niet of er veel problemen zijn met het fietsroutenetwerk. Ik ben in de zomer van het zuiden van Limburg tot aan de kust gefietst via het fietsroutenetwerk en ik ben geen enkele keer verloren gereden. Het verwonderde mij hoe goed het werkt. (Opmerkingen)
Hoe lang ik over dat traject gedaan heb, doet niet ter zake.
Ik wil mij aansluiten bij de vraag, in die zin dat we moeten waken over de efficiëntie en de gebruiksvriendelijkheid van het fietsroutenetwerk. Signalisatie is daar één aspect van, maar ook onderhoud en het voorkomen van sluikstorten is heel belangrijk.
Ik wil ook nog zeggen dat het fietsnetwerk alsmaar meer wordt gebruikt door niet-fietsers. In Limburg maar waarschijnlijk ook in andere provincies, maakt ook gemotoriseerd verkeer alsmaar meer gebruik van het netwerk. Die bezorgdheid wil ik uiten om erover te waken dat het unieke van het fietsroutenetwerk bewaard blijft en dat de aantrekkelijkheid bewaard blijft. Het fietsnetwerk wordt alsmaar populairder. We moeten er dus over waken dat het voor de fietsers, voor wie het oorspronkelijk was bedoeld, aantrekkelijk blijft.
De opmerkingen van de heer Caron zijn wel terecht.
De voorzitter : De heer Dehandschutter heeft het woord.
De heer Lieven Dehandschutter : Voorzitter, minister, collegas, als gewezen voorzitter van Toerisme Waasland en gewezen lid van de raad van bestuur van Toerisme Oost-Vlaanderen, is de materie mij ook niet helemaal vreemd.
Als er in Oost-Vlaanderen bordjes ontbreken, verdwijnen of beschadigd zijn, dan is er een fietsroutedokter ik vind het nogal een zwaar woord die het nodige kan doen. Het beschikken over een fietsknooppuntenkaart is ook nog altijd heel belangrijk. Via de kaart kom je dan wel terug op de goede weg.
De in het rood bewegwijzerde recreatieve fietsroutes moet je onderscheiden van de functionele fietsroutes. De functionele fietsroutes brengen je veilig en zo snel mogelijk van A naar B. De toeristische fietsroutes laten je vooral genieten van het landschap en de omgeving.
Wat ik ook nog aan de discussie wil toevoegen, is dat steeds meer verenigingen, lokale besturen en groepen het fietsnetwerk gebruiken om een route uit te stippelen. Ze willen zich dan ook documenteren en de kaarten gebruiken, die beschermd zijn. Elke provincie of toeristische federatie heeft zijn eigen reglementering. In de praktijk wordt er en dat is heel positief steeds meer van het fietsnetwerk gebruikgemaakt om lokale initiatieven te organiseren. Het zou misschien nuttig zijn om te streven naar een meer eenvormige regeling voor alle fietsroutenetwerken.
De voorzitter : Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois : Voorzitter, ik zoek naar een eerste conclusie uit deze vragen. Het zou kunnen zijn dat een aantal collegas ervoor pleiten om deze bevoegdheid niet langer provinciaal te houden, maar naar het Vlaamse niveau te brengen. Een conclusie zou ook kunnen zijn dat een groene jongen vlugger de weg kwijtraakt dan een rode jongedame en dat de groene jongen zich daar bovendien aan ergert, terwijl het heerlijk moet zijn om de weg te verliezen in de wijde natuur.
Alle gekheid op een stokje: dit is allemaal provinciaal georganiseerd. Het zijn provinciale toeristische organisaties. De idee komt uit Limburg. Een voormalige mijningenieur heeft het ingenieuze mijnsysteem toegepast op bovengrondse fietsknooppuntennetwerken. Intussen is het systeem gebiedsdekkend voor Vlaanderen gemaakt. De laatste lussen zijn enkele maanden geleden gesloten in Vlaams-Brabant. Het is ook een exportproduct. Het wordt intussen gebruikt in Nederland en tot mijn persoonlijk ongenoegen nog altijd niet in het noorden van Frankrijk.
De provinciale organisaties staan niet alleen in voor de ontwikkeling, maar ook voor de aanleg, het beheer en het onderhoud. Dat wil ik heel duidelijk zeggen. D e provinciale toeristische organisaties (PTOs) hebben fietskaarten waarop de bewegwijzering staat. Sommige vooruitziende fietsers, waar ik niet toe behoor, nemen bovenop hun kleine schema ook nog eens die kaart mee voor het geval ze toch zouden verloren rijden. Collega Caron, ik zie dat u duidelijk ook niet tot die vooruitziende mensen behoort. Op de kaarten staan ook de websites van de PTOs vermeld. Er zijn een aantal meldpunten per provincie die bijna allemaal verschillende namen hebben. In Antwerpen is het een routedokter, in Limburg is dat het algemene infoadres, in Oost-Vlaanderen is het fietsnetwerken, in Vlaams-Brabant is het ook een routedokter en in West-Vlaanderen is het zelfs een routechirurg. Het is misschien een beetje verwarrend, hoewel de meeste fietsers maar in één provincie tegelijk fietsen, tenzij je op de grens balanceert. Wie de kaart heeft, heeft dus geen probleem.
De websites kan je ook terugvinden via de gespecialiseerde fietswebsites zoals www.fietsnet.be, www.fietsroute.org en www.routeyou.com. Daarnaast kunnen zij de informatie onderweg vinden op de informatieborden langs het netwerk en kunnen zij voor hun aankopen terecht bij de provinciale diensten.
Ik heb navraag gedaan bij de PTOs want uit eigen ervaring spreken, is altijd een beetje gevaarlijk. Ik heb zelf nog maar één keer meegemaakt dat ik verkeerd reed, en toen heeft een bereidwillige landbouwer mij geholpen. Alle PTOs hebben mij laten weten dat één centraal meldpunt niet voor de hand ligt. Het is een aanlokkelijk idee, maar in de praktijk zou het niet zo werkbaar zijn. De telefoonnummers zijn kantoornummers. Meestal fietst men in zijn vrije tijd. Het is niet zo evident om een centraal punt te realiseren dat dispatcht naar de verschillende PTOs. Ze werken allemaal met meters en peters, mensen die het vrijwillig opvolgen. In de meeste provincies is het zo dat de meters en de peters vijf tot zes keer per jaar het traject fietsen dat hen is toegewezen. Mijn ervaring is dat het heel nauwgezet gebeurt en dat er zeer snel wordt gereageerd op de problemen die zich voordoen. Er is ook een ICT-tool ontwikkeld waar alle bordjes en paaltjes in zijn opgeslagen. De PTOs zeggen mij dat er wordt opgetreden binnen de 5 dagen nadat er een probleem is gesignaleerd. Veel opmerkingen zijn in veel gevallen onbruikbaar. De locatie is niet precies bepaald ergens in de buurt van , het probleem wordt onvoldoende omschreven, men is te vaag, mensen vertellen de hele fietstocht enzovoort. Alle correct gesignaleerde problemen worden in de mate van het mogelijke snel opgevangen.
Ik heb ook cijfers opgevraagd van wat er moet worden vervangen. Het is verschillend omdat er soms per paal meerdere bordjes zijn. Ik ga me beperken tot de borden. In West-Vlaanderen staan er 12.979 borden. Er zijn gemiddeld 2500 interventies per jaar nodig waarbij ofwel een paal moet worden vervangen, ofwel een bord, ofwel beide. Er kunnen ook herstellingen of vervangingen nodig zijn. In Limburg zijn er 20.000 bordjes op evenveel palen. Hiervan dient jaarlijks 10 percent vervangen te worden. In Antwerpen gaat het over 15.500 borden. Er zijn zon 500 meldingen per jaar. Er zijn wel maar 4000 unieke palen. De verhouding tussen de bordjes en de palen verschilt van provincie tot provincie. In Vlaams-Brabant zijn er 8800 bordjes. Hiervan werden in 2009 750 bordjes vervangen. In Oost-Vlaanderen staan er momenteel 14.889 fietsnetwerkborden. In 2009 werden echter 274 herstellingsopdrachten uitgevoerd. Dat zal een record zijn in de positieve zin. Het gaat er over het herbevestigen van borden, tot vervangen, terugplaatsen, palen vervangen, borden herstickeren, controle op mogelijke onvolkomenheden.
Het probleem is dus dat dit allemaal op zichzelf staande provinciale organisaties zijn. In 2008 is er contact geweest tussen het agentschap Toerisme Vlaanderen en het departement Mobiliteit en Openbare Werken. Het agentschap heeft toen de contactgegevens van de toeristische meldpunten bezorgd aan het departement. Ze werden gepubliceerd in een folder van het departement over het meldpunt fietsen. Het departement heeft dus de beide meldpunten gebracht: dit van de toeristische fietsroutes en dit van de utilitaire fietspaden. Het lijkt mij zinvol om tot zo weinig mogelijk meldpunten te komen en te proberen om het voor de gebruiker efficiënter en vriendelijker te maken waar het kan.
Ik herhaal het: het is een autonome bevoegdheid van de provincies. Ik ga aan de PTOs melden dat deze vraag hier gesteld is. Misschien kunnen ze op een of andere manier tot een samenwerking komen, al was het maar dat hun websites eenzelfde naam krijgen. Dat zou al minder verwarring scheppen en het zou gemakkelijker zijn te weten dat het overal dezelfde naam is. Men kan misschien voor een eenvormige benaming zorgen.
Ik ga ook contact nemen met collega Crevits om na te gaan of er nog meer kan worden afgestemd voor de meldpunten voor de utilitaire fietspaden en de andere.
Mevrouw Robeyns, ik zal het oneigenlijke gebruik van de fietspaden signaleren. Ik weet niet of er echt veel aan te doen is. Het zijn paden die open zijn voor elke vorm van verkeer. Het wordt dan heel moeilijk om op te treden en te zorgen dat er geen ander verkeer gebruik van maakt. Er zijn in het fietsknooppuntennetwerk natuurlijk ook heel wat paden die niet voor gemotoriseerd verkeer bedoeld zijn. Men mag er dan geen gebruik van maken als men met een moto rijdt. Dan is het een zaak van toezicht en handhaving. Dat is niet zo evident. Als het gaat over openbare wegen die voor iedereen openstaan, kun je natuurlijk niet verhinderen dat er een moto over rijdt, ook al is dat voor andere gebruikers minder leuk. Dat kun je niet verhinderen. Ik zal dit punt ook signaleren en nagaan of de PTOs ervoor kunnen zorgen dat er een beter toezicht komt.
De voorzitter : De heer Caron heeft het woord.
De heer Bart Caron : Minister, ik dank u voor het duidelijke, volledige en interessante antwoord.
Uit het antwoord blijkt dat er toch heel wat meldingen zijn en heel wat herstellingen moeten gebeuren. Dat is begrijpelijk, want het publieke domein vergt veel onderhoud. Hoe meer meldingen en herstellingen er zijn, hoe meer problemen er natuurlijk ook worden gesignaleerd. Er is een oorzakelijk verband. Vandaar dat die vraag ook regelmatig komt.
De manier waarop u antwoordt en waarop u de samenwerking tussen de actoren op het terrein wilt verbeteren, kan alleen maar bijdragen tot een goede werking. Het is een zeer succesvol systeem. Ik heb meestal geen kaart bij, alleen maar een schema. Vorige vrijdag ben ik door Noord-Frankrijk gefietst. Het zou heel erg fijn zijn als ook daar het systeem zou worden ingevoerd, gekoppeld aan dat van West-Vlaanderen en dat van Henegouwen, want ook daar zijn hele mooie wegen om te fietsen.
Minister Geert Bourgeois : Van onze prachtige Moeren in de Westhoek kunnen doorrijden naar Frankrijk, dat zou schitterend zijn.
De voorzitter : Het incident is gesloten.