Commissie voor Woonbeleid, Stedelijk Beleid en Energie
Vergadering van 10/11/2010
Vraag om uitleg van de heer Karlos Callens tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, over de problemen van de houtsector door het Europese subsidiebeleid
- 325 (2010-2011)
Vraag om uitleg van de heer Bart Van Malderen tot de heer Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, over het houttekort door het Europese subsidiebeleid
- 332 (2010-2011)
Vraag om uitleg van de heer Bart Martens tot mevrouw Freya Van den Bossche, Vlaams minister van Energie, Wonen, Steden en Sociale Economie, over de steun voor energie uit biomassa
- 358 (2010-2011)
Vraag om uitleg van de heer Robrecht Bothuyne tot mevrouw Freya Van den Bossche, Vlaams minister van Energie, Wonen, Steden en Sociale Economie, over de houtverwerkende nijverheid en groene energie
- 390 (2010-2011)
De voorzitter : Het antwoord wordt gegeven door minister Van den Bossche.
De heer Van Malderen heeft het woord.
De heer Karlos Callens : Voorzitter, minister, collegas, ik had mijn vraag ingediend bij minister-president Peeters omdat de problematiek naast een energiebenadering ook een zuiver economische consequentie heeft. Het leek me nuttig om de minister-president in zijn hoedanigheid van minister van Economie daarover te polsen. Ik ben uiteraard ook tevreden met het gecoördineerde antwoord dat de regering heeft voorbereid.
Houtverwerkende bedrijven worden steeds vaker beconcurreerd door groene-energieproducenten, waarbij we misschien de groene-energieproducenten tussen aanhalingstekens moeten plaatsen. Vorige week hebben we een primeur meegemaakt in de Belgische sociale en industriële geschiedenis, met name omdat in de houtverwerkende sector en de sector van de spaanderplaten er op verzoek van de werkgevers een uur werd gestaakt. Dat is ronduit een unicum te noemen. Ik weet niet of daar een vervolg op zal komen de volgende weken, maar het was zeer opmerkelijk en kenschetsend voor de noodkreet die de sector blijkbaar wenst te uiten.
De sector wijst op een groot houttekort op Europees niveau als gevolg van subsidiemechanismen voor de productie van groene energie. Steeds meer hout wordt gebruikt als brandstof voor bijstook om energie te produceren, waardoor houtverwerkende bedrijven minder toegang krijgen tot gezaagd hout, houten platen en hergebruikt hout. Dat leidt tot prijsstijgingen en problemen op de markt.
De Europese beroepsfederatie European Panel Federation (EPF) bond enkele weken geleden als eerste de kat de bel aan. Ze stelde dat het Europese houttekort tegen 2020 op 430 miljoen kubieke meter wordt geschat. Dat is een respectabele hoeveelheid. Ze zegt ook dat er een gevaar is voor de tewerkstelling, want de verwerking van 1 ton hout verschaft 25 keer meer werkgelegenheid dan de verbranding ervan. Als we dat extrapoleren naar België, werken bij ons een kleine 23.000 mensen in de sector.
De sector staat sowieso onder economische druk. De tewerkstelling daalt er al jaren, in 2009 gingen er 900 jobs verloren. Dat is een historische evolutie. Binnen de sector staat net de sector van de spaanderplaten, die meer toekomstgericht is dan de traditionele meubelsectoren, onder internationale druk. Daar zit ook de vaste kern van tewerkstelling. Net die spaanderplatensector staat onder druk om hergebruikt hout te kunnen betrekken. Dat is economisch een probleem.
Ik vrees dat er ook op milieuvlak een probleem zou kunnen zijn, want houtbouw is een goed alternatief voor bakstenen waarvan de productie veel meer CO2-uitstoot veroorzaakt. Daar zitten mogelijk een aantal perverse effecten waar we op willen wijzen.
Europa legt lidstaten doelstellingen op voor energie uit hernieuwbare grondstoffen zoals biomassa en hout. België heeft echter nog geen actieplan ingediend bij de Europese Commissie. In het Vlaams regeerakkoord staat daarentegen wel dat er een ondersteuningsbeleid komt voor groene warmte. Volgens de sectorfederatie Fedustria rekent de hout- en meubelindustrie op een duidelijke Vlaamse regelgeving over groene warmte, zonder steun voor de verbranding van primaire grondstoffen. Een bijkomend probleem is dat er officieel niet mag worden bijgestookt met zuiver hout, maar de controle op de ophaling verloopt blijkbaar niet altijd even efficiënt. Je krijgt dus een soort vermenging tussen primair hout en secundair hout dat bewerkt is en dat wel zou mogen worden bijgestookt. Dan wordt de hele lading beschouwd als gerecycleerd. Dat maakt het interessanter om hout te verkopen voor verbranding dan voor verwerking. Daarbij kan men zich afvragen wat de energie-efficiëntie is van die verbranding. Dat is een van de vragen die de heer Martens zal stellen.
Minister, hoe reageren u en de Vlaamse Regering op de kritiek van de EPF en Fedustria? Erkent u de aangekaarte problematiek? Hoe staat u tegenover het gebruik van hout voor de productie van groene energie? Hoe staat u tegenover subsidies en fiscale stimuli voor het gebruik van grondstoffen bij de productie van groene energie? Voorziet u in een overleg met het federale niveau in verband met het opstellen van een actieplan voor de Europese Commissie? Welke garanties kunt u geven aan de sector? Erkent u de problemen met de ophaling van houtafval? Acht u bijkomende maatregelen nodig om een mogelijk houttekort tegen te gaan?
De voorzitter : De heer Callens heeft het woord.
De heer Bart Van Malderen : Mijn vraag wordt mee ondersteund door de andere vraagstellers. Ik las dat minister Schauvliege op de biodiversiteitstop extra steun toekent om de ontbossing tegen te gaan. Als ik dat naast andere krantenartikelen leg waarin staat dat Europa hernieuwbare energie en vooral het gebruik van houtafval wil ondersteunen en subsidiëren, heb ik daar vragen bij. Houtafval is immers niet altijd afval, maar wordt dikwijls gebruikt om er andere materialen zoals bouwplaten mee te fabriceren. De bioverwerkende bedrijven beginnen dan te concurreren met de houtsector. Dat brengt problemen mee en niet alleen de prijs, maar ook voor de tewerkstelling komt in gevaar.
1 kubieke meter hout biedt 25 mensen werk gedurende één dag. Dat zijn cijfers van de sector zelf. Als hout verdwijnt voor verbranding of methanisatie, creëert dat problemen. Dan zal er bijna zeker ontbossing volgen. De prijzen voor meubels zullen dan ook stijgen. Er moet over nagedacht worden. Er mogen niet zomaar beslissingen worden genomen. De gevolgen moeten bestudeerd worden zodat we geen andere problemen creëren.
Minister, bent u betrokken bij de opstelling van het Belgische actieplan? Wat is de stand van zaken hiervan? Voorziet u in een Vlaams beleid met eventuele regelgeving rond het gebruik van groene energie? Als dat het geval is, wanneer zal die regelgeving er dan komen en volgens welke criteria wordt ze opgesteld? Welke maatregelen zult u nemen om het gebruik van nieuw hout en andere grondstoffen als onderdeel van biobrandstof te ontmoedigen?
De voorzitter : De heer Martens heeft het woord.
De heer Bart Martens : Er is al heel wat gezegd. De Europese doelstellingen over hernieuwbare energie zorgen ervoor dat heel wat biomassastromen worden weggezogen naar de energiesector. Daardoor worden de grondstoffen voor de houtverwerkende nijverheid, de spaanplatenindustrie en zo meer veel duurder en de concurrentiepositie van deze bedrijven komt in het gedrang met soms zelfs sluiting tot gevolg.
Ik heb daar nog bijkomende vragen bij. Vlaanderen voert op dit vlak een goed beleid. Het uitvoeringsbesluit Afvalstoffendecreet (VLAREA) voorziet dat enkel end of life afvalhout kan worden verwerkt en energetisch gevaloriseerd. Schoon afvalhout dat als grondstof in aanmerking komt voor bijvoorbeeld de spaanplaatindustrie mag niet worden opgestookt in energiecentrales. Dat creëert het probleem van de tien liter goede melk en één liter slechte melk die de hele partij ongeschikt voor consumptie maakt. Als de recycleerbare grondstoffen gezamenlijk worden ingezameld met licht verontreinigend afvalhout, is de hele partij niet meer geschikt als grondstof voor de industrie en kan ze energetisch gevaloriseerd worden. Er zijn misschien extra maatregelen nodig voor het gescheiden inzamelen van deze afvalstromen. Het Vlaamse beleid zou echter ook in andere Europese landen moeten worden toegepast.
De vraag is ook of de bijstook van biomassastromen in steenkoolcentrales geen omgekeerd effect heeft op de vermindering van de CO2-uitstoot. Vandaag zitten we met verouderde steenkoolcentrales die we al lang wilden sluiten. Ze krijgen een verlenging van hun economische levensduur omwille van de vergoedingen voor de bijstook van de biomassa. Zonder deze vergoedingen zouden de steenkoolcentrales waarschijnlijk niet meer draaien. Ze zouden vervangen zijn door veel efficiëntere STEG-centrales met een veel kleinere CO2-uitstoot per kilowattuur, zelfs zonder bijstook. De vraag is of we door het vergoeden van de bijstook van biomassa in steenkoolcentrales de economische levensduur niet kunstmatig verlengen en we de facto voor een verhoging van de CO2-uitstoot zorgen.
Minister, bent u vragende partij voor de ontwikkeling van duurzaamheidscriteria voor de biomassa die als energiebron wordt gebruikt? Er worden immers naast afvalstoffen ook primaire biomassastromen in de energiesector ingezet. Europa maakt werk van duurzaamheidscriteria voor biobrandstoffen, maar voor vaste biomassastromen die energetisch worden gevaloriseerd, is dat vooralsnog niet het geval. We kunnen moeilijk volhouden dat we het opstoken van palmolie uit plantages opgezet op gekapt regenwoud in bijvoorbeeld Maleisië of Indonesië waardoor de habitat van de orang-oetan is bedreigd, gaan subsidiëren. Welke stappen hebt u eventueel al genomen om op Vlaams of Europees niveau tot de invoering van dergelijke criteria te komen? Bent u gewonnen voor het opleggen van een minimum energetisch rendement voor installaties die biomassa verwerken?
We stellen vast dat de steenkoolcentrales een energetisch rendement hebben van 40 percent. Slechts 40 percent van de biomassa wordt dus omgezet in nuttige energie. Dezelfde stromen in bijvoorbeeld warmte-krachtinstallaties inzetten, eventueel via ondersteuning van groene warmte, zou veel meer nuttige hernieuwbare energie produceren in de vorm van groene stroom en groene warmte. Zijn er al initiatieven genomen om de oversubsidiëring in de bijstook van biomassa in steenkoolcentrales verder af te bouwen? Zijn er in samenwerking met OVAM al stappen genomen om tot een betere controle te komen op de aanvoer van biomassa naar energiecentrales zodat kan worden gegarandeerd dat bijgestookte biomassa niet voor recyclage in aanmerking komt?
De voorzitter : De heer Bothuyne heeft het woord.
De heer Robrecht Bothuyne : Voorzitter, er is al heel veel gezegd, wat voor- en nadelen heeft. Het voordeel is dat ik kan reageren op een aantal elementen die leden hebben aangebracht. Mijnheer Callens, ik denk dat ontbossing tegengaan absoluut niet in tegenspraak is met het gebruik van hout, noch in de houtverwerkende nijverheid, noch eventueel voor houtafval, in het kader van het energiebeleid. Het moet gaan over een verstandig bosbeheer. (Opmerkingen van de heer Karlos Callens)
Het standpunt van minister Schauvliege op de biodiversiteitstop is dus absoluut niet in tegenspraak met wat hier voorligt.
Wat de tewerkstelling betreft, ik zou graag hebben dat we 25 mensen per dag zouden kunnen tewerkstellen bij de verwerking van 1 kubieke meter hout, maar de sector heeft het over 25 maal meer tewerkstelling. Dat is nog net iets anders dan 25 voltijdse equivalenten per dag.
Maar goed, dat wil niet zeggen dat dit geen belangrijk probleem is. Dat wordt ook bewezen door het feit dat bijna alle fracties in dit parlement hier vragen over stellen. De teneur van al onze vragen is heel duidelijk: niemand is tegen het gebruik van vaste biomassa in ons energiebeleid, denk ik. We moeten er alleen verstandig mee omgaan en als we die vorm van energieproductie ondersteunen, moeten we er natuurlijk ook voor zorgen dat er geen oversubsidiëring is. Dan belanden we echter bij het debat van de eerste twee vragen van deze ochtend. We moeten er anderzijds ook vooral voor zorgen dat ons energiebeleid de economische meerwaarde die wordt verkregen in de houtverwerkende nijverheid, niet in het gedrang brengt.
De heer Van Malderen en andere leden hebben de cijfers van Fedustria en de Europese koepelfederatie al gegeven. Die zal ik u dus besparen.
Minister, het lijkt me goed dat u wat duidelijkheid zou geven over de positie van hout en biomassa op dit moment in onze energieproductie. Wat zijn de percentages? In welke steun wordt momenteel voorzien? Hoe zit het met de controle op de kwaliteit van het gebruikte hout? We hebben inderdaad de criteria van het VLAREA, maar hoe zit het met de toepassing en de controle daarop? Hoe zit het met de rol van de OVAM, maar eventueel ook met die van het Vlaams Energieagentschap (VEA)? Doet dat agentschap iets in dezen? Heeft het een beleid ontwikkeld ten aanzien van producenten van energie uit biomassa? Zo ja, wat zijn de resultaten van dat beleid en de controles die daar eventueel uit voortvloeien?
Overleg is inderdaad nodig. Is er al overleg geweest met de betrokken energieproducenten, maar ook eventueel met Fedustria, dus met de houtverwerkende sector, en met de minister van Leefmilieu? Zo ja, wat zijn de resultaten daarvan?
Momenteel is België nog altijd EU-voorzitter. Ik denk dat we allemaal vragende partij zijn dat de criteria die we ter zake gehanteerd willen zien, ook een Europese vertaling zouden krijgen. Dit is het uitgelezen moment om dat als EU-voorzitter op de Europese agenda te zetten. Welke stappen hebt u ter zake al gezet?
De voorzitter : De heer Sanctorum heeft het woord.
De heer Hermes Sanctorum : Minister, dit sluit inderdaad aan bij de discussie die we eerder deze ochtend hebben gehouden. Het gaat inderdaad ook over die keuze voor biomassa. Ik zou daar toch graag wat meer duidelijkheid over krijgen. Ik heb het daarnet ook enigszins proberen te vragen. Het nationaal actieplan is inderdaad nog niet definitief, maar in welke mate zal worden ingezet op die biomassa, ook bij het traject van die 13 percent tegen 2020? Die duurzaamheidscriteria zijn inderdaad heel belangrijk. Ik heb in het verleden meermaals vragen gesteld over palmolie. Die duurzaamheidscriteria voor biobrandstoffen en vloeibare biomassa liggen Europees vast en blijkbaar dat staat althans zo in de richtlijn kunnen we geen bijkomende criteria vastleggen. Voor zover ik weet, zijn er voor vaste biomassa echter nog altijd geen duurzaamheidscriteria in ons land. Wat zal daarmee gebeuren?
Zult u deze discussie ook mee in overweging nemen in uw aangepast systeem voor de groenestroomcertificaten? Ik heb daarnet het voorbeeld gegeven van het feed-insysteem in Duitsland. Daar wordt duidelijk gesteld dat alleen kleinschalige biomassa-installaties op 100 percent biomassa worden ondersteund. Al de rest afvalverbranding, bijstook, de grootschalige biomassa wordt geweerd. Gaat Vlaanderen die richting uit? Ik hoop van wel. Dat lijkt me een nuttige keuze.
Dan is er nog de hele discussie over de nieuwe Europese studie die stelt dat biobrandstoffen eigenlijk een negatieve impact hebben op klimaat en milieu. Het is me niet altijd even duidelijk wiens bevoegdheid het is, maar zal het op de EU-agenda worden geplaatst? Dat Belgisch voorzitterschap is een momentum. Zal men dat aangrijpen om te proberen iets te wijzigen aan, onder meer, die 10 percent uit hernieuwbare energie, dus biobrandstoffen, tegen 2020? De studies tegen biomassa en tegen biobrandstoffen beginnen immers stilaan erg talrijk te worden.
De voorzitter : Mevrouw De Waele heeft het woord.
Mevrouw Patricia De Waele : Ik wil me aansluiten bij de opmerkingen van de heer Martens en de heer Sanctorum. Deze week hebben we inderdaad kennis genomen van een studie die stelt dat die biobrandstof ertoe zou leiden dat de CO2-uitstoot exponentieel zou toenemen. Minister, zit u rond de tafel met uw collega-minister bevoegd voor Leefmilieu, minister Schauvliege, om te bekijken en te berekenen hoe er moet worden omgegaan met dat nieuwe gegeven? Tot op vandaag ging men er altijd van uit dat biobrandstof een van de oplossingen zou zijn om het energieverslindende gegeven uit de wereld te helpen. Die studie blijkt dat echter enigszins tegen te spreken. Wat moeten we daar eigenlijk van geloven en pleegt u overleg met uw collega?
De heer Jan Penris : Ten gerieve van de heer Sanctorum wil ik nog even melden dat in Duitsland de biomassaproductie zwaarder wordt betoelaagd dan de productie van windenergie.
De heer Hermes Sanctorum : Maar onder een bepaalde productie.
De voorzitter : Minister Van den Bossche heeft het woord.
Minister Freya Van den Bossche : Voorzitter, zoals iedereen duidelijk heeft gezegd, kent Vlaanderen geen aanvaardbare certificaten toe voor groene stroom die is opgewekt uit recycleerbaar hout of uit hout dat nog een industriële grondstof kan zijn. Bij de aanvraag voor de toekenning van groenestroomcertificaten bij de VREG moet de initiatiefnemer ook aantonen dat dit het geval is. De OVAM geeft een advies ter zake. Ik heb ook een paar vragen gekregen over de manier waarop dat dan gebeurt. Dat behoort natuurlijk compleet tot de bevoegdheid van minister Schauvliege.
Nu, het probleem is dat er in Wallonië en in de buurlanden geen dergelijke beperking bestaat in de regelgeving. Daardoor zullen er natuurlijk houtstromen daarheen worden geëxporteerd en zullen de prijzen van de grondstoffen natuurlijk stijgen. Vlaanderen is peanuts op Europese schaal. Tenzij we erin slagen een dergelijk systeem uit te breiden tot heel Europa, is wat we doen wel mooi en een heel goed voorbeeld van hoe het moet, ook al zijn er natuurlijk ook verbeteringen mogelijk, maar dit zal helaas niet heel veel soelaas bieden op grote schaal. Daarvoor moet er een Europese oplossing voor het probleem worden gevonden.
Zoals iedereen ook zegt, legt Europa geen bindende criteria op voor vaste biomassa. Ik ben daar absoluut een voorstander van. Ik heb ook op 15 december 2009 aan de Europese Commissie verduidelijkt, via een Benelux-standpunt, dat we daar een voorstander van zijn. De Europese Commissie wil daar voorlopig niet op ingaan. Ik hoop en geloof dat het debat nog niet volledig is afgesloten, maar de Europese Commissie lijkt niet gemakkelijk warm te krijgen om naar die duurzaamheidscriteria te gaan. Alleszins is het ook zo dat ik nog in november 2010 samen met mijn Waalse collega een workshop organiseer, in het kader van het Europees voorzitterschap, over Sustainable Biomass for European Energy. We proberen dat dus wel blijvend op de agenda te houden, maar het is een beetje tegen de stroom op roeien. Helaas blijkt er op Europees niveau niet zo veel interesse voor te zijn.
Volgens het besluit Energieplanning moeten installaties bij een milieuvergunningsaanvraag een energiestudie indienen. Die studie moet ook aantonen dat de meest energie-efficiënte investering wordt toegepast die economisch haalbaar is. Het zijn dus wel degelijk minimumeisen. Zo is een warmte-krachtkoppelingsinstallatie bijvoorbeeld energetisch het meest efficiënt. Een dergelijke installatie, die zowel groene stroom als groene warmte uit biomassa produceert, komt ook in aanmerking voor de beide soorten certificaten. We stimuleren dus de meest efficiënte toepassing. De suggestie van een minimaal energetisch rendement vind ik zeker interessant. Ik ben zeker bereid dat te bekijken. Een andere mogelijkheid die ik overweeg, is het koppelen van de grootte van de steun aan de geleverde energiebesparing. Ik wil ook laten bekijken of er nog bijkomende stimulansen mogelijk en nuttig zijn om energie-efficiëntie bij de productie van energie uit biomassa te bevorderen. Ik wil ter zake op Vlaams niveau zeker een aantal stappen zetten.
Over de subsidiëring van steenkoolcentrales hebben we daarnet al heel wat gezegd. Sinds 1 januari 2010 krijgen steenkoolcentrales voor de bijstook tot 60 percent van biomassa slechts de helft van de certificaten, zoals u weet.
Het is ook zo dat er aanpassingen mogelijk zijn voor de onrendabele toppen van steenkoolcentrales die worden omgebouwd voor bijstook tot 100 percent. Op korte termijn kunnen we in de regelgeving een aantal aanpassingen voor de toekomst doen.
De doelstellingen per gewest voor het aandeel biomassa in de groene stroom en groene warmte moeten nog worden vastgelegd. We wachten op een federale regering om dat te kunnen doen en om te weten hoeveel we exact nodig zullen hebben. Het percentage biomassa dat nodig zal zijn om op Europees niveau te voldoen aan de vereiste van hernieuwbare energieproductie, zal in Vlaanderen ongeveer 70 percent bedragen. Dat is hoger dan het Europese gemiddelde omdat we geen waterkracht kunnen gebruiken en er ook voor windenergie beperkte mogelijkheden zijn. Biomassa zal bij ons een belangrijker aandeel in de productie van hernieuwbare energie moeten vertegenwoordigen. Het is ook niet mijn favoriete bron van hernieuwbare energie, maar je zit natuurlijk met de beperkte mogelijkheden die Vlaanderen biedt waarmee we rekening moeten houden.
Volgens de Inventaris duurzame energie van de VITO (Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek) ligt het aandeel bio-energie in de productie van groene stroom in 2008-2009 rond 80 percent en van groene warmte rond 95 percent. Als we nagaan hoeveel hout daarvoor is gebruikt en ik heb daarnet de omschrijving van hout gegeven , dan zien we dat dat aandeel is gedaald van 56 percent naar 47 percent in 2008 en 2009.
Het Vlaams Energieagentschap en mijn medewerkers hebben al een aantal keren overleg gepleegd met Federatie voor de Belgische textiel-, hout- en meubelindustrie (Fedustria) en de vereniging van de Belgische fabrikanten van papierdeeg, papier en karton (Cobelpa) om die problematiek te bespreken. De sector is ook nauw betrokken geweest bij het opstellen van de biomassa-inventaris. Tijdens de rondetafelconferentie voor de textiel-, hout- en meubelindustrie is de problematiek ook aan bod gekomen. In het kader daarvan is er overleg geweest met het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB). Door de toenemende vraag naar biomassa voor energie op Europees niveau is er inderdaad een reëel risico dat de prijs stijgt.
De Vlaamse Regering vermijdt dat liever zo veel mogelijk. We moeten dan ook een aantal maatregelen nemen. Het is belangrijk dat dezelfde aanpak die in de groenestroomproductie wordt gevolgd, ook wordt toegepast in het Groenewarmtebesluit, dat wil zeggen geen energie uit nog herbruikbaar materiaal. Om de druk op de houtsector te verminderen, is het natuurlijk belangrijk dat andere hernieuwbare energiebronnen worden gestimuleerd. Ik denk dan voornamelijk aan vergistingsinstallaties. Vergisting is nog eerder nieuw en heeft meer stimulering nodig. De kennisinstellingen in de industrie zoeken een aantal alternatieven voor hout uit bossen. Ik denk aan snelgroeiend hout en aan energieteelten in de landbouw. In het regeerakkoord hebben we ons geëngageerd om zoveel mogelijk materiaalkringlopen te stimuleren, veel meer in te zetten op recyclage en minder afval. Mijn collega-minister Schauvliege heeft ook als voorzitter van de EU via een informele raad het duurzaam materialenbeheer op de agenda gezet.
De voorzitter : De heer Callens heeft het woord.
De heer Karlos Callens : Voorzitter, minister, ik dank u voor uw nogal uitgebreid antwoord.
In deze commissie dragen we verantwoordelijkheid voor van alles en nog wat, maar vooral voor het beleid rond groene energie. U hebt op een bepaald moment het woordje landbouw genoemd. U weet dat ik mij hoofdzakelijk met landbouw bezighoud. Ik denk dat er een mogelijke oplossing ligt in het beplanten van de minderwaardige landbouwgronden. We kunnen die beplanten met snelgroeiende bomen. Ik denk aan populieren of andere, die eventueel genetisch gemodificeerd zijn, waardoor ze nog sneller groeien dan vroeger. Samen met de landbouw kunnen we ervoor zorgen dat er in Vlaanderen hout genoeg is voor de biomassaverwerking in Vlaanderen.
We zijn een grote voorstander van bossen. Regelmatig worden er nog een paar hectare gekocht om de bossen te vergroten en uit te breiden. Waarom kunnen we niet voor een aantal jaren een proefproject doen en in plaats van bossen te maken met bomen die daar ten eeuwigen dage moeten blijven staan, bossen te maken met hoogstammige, snelgroeiende bomen? Om de 10 of 20 jaar kan men die dan kappen en nieuwe bomen planten. Er is dan bijna constant een bos, wat zeer goed is voor de CO2-uitstoot en zeer goed voor groene energie. Dat is een mogelijke oplossing.
De voorzitter : De heer Van Malderen heeft het woord.
De heer Bart Van Malderen : Voorzitter, minister, ik zou toch willen benadrukken dat we absoluut een ketenbenadering moeten beogen. De hele keten moet duurzaam zijn: de productieverwerking, de recyclage enzovoort. Ik vind dat ook terug in het antwoord van de minister.
Vlaanderen heeft inderdaad een regelgeving en legt beperkingen op, Europa niet. Ik kan me terugvinden in het duidelijke standpunt van de minister. Het komt erop aan om ons gelijk ook te kunnen overbrengen. Blijkbaar is dat niet zo eenvoudig.
Dat neemt niet weg dat we moeten doen wat binnen onze mogelijkheden ligt. Ik heb genoteerd dat men wil proberen om de druk op de houtindustrie te verlichten door bijvoorbeeld vergisting en andere technieken toe te passen. Ik denk dat er nog altijd marge zit in de verbetering van de ophaling. Ik neem me voor om daarover ook aan minister Schauvliege een vraag te stellen. Het beeld dat collega Martens gebruikte van de 10 liter melk en de 1 liter zure melk die erbij wordt gegoten, maakt dat heel duidelijk. Als je naar de containerparken gaat, dan zie je dat er in de praktijk nog wel wat marge is om dat te verbeteren. Het engagement om te kijken naar het minimumrendement is zeer interessant.
Door de beperkte oppervlakte hebben we inderdaad geen oneindige mogelijkheden om windmolenparken te zetten. Dat geldt ook voor biomassa. Diezelfde oppervlakte is evengoed beperkt om die biomassa te produceren, zelfs als we er de landbouw zouden bij betrekken. Tijdens de herfstvakantie was ik op de EPTA-conferentie (European Parliamentary Technology Assessment) in Kopenhagen, waar Zwitsers onderzoek haarfijn aantoonde dat de totale oppervlakte in Europa wellicht te weinig zal zijn om alle nodige biomassa te kweken. Dan dreigt er inderdaad een pervers effect waarbij een olieproducerend land als Gabon aankondigt dat het een post-fossielebrandstofstrategie heeft en dat men de grootste palmolieproducent van de wereld wil worden. Ik maak me dan wel zorgen over biodiversiteit en het regenwoud. We moeten absoluut perverse effecten tegengaan.
De voorzitter : De heer Martens heeft het woord.
De heer Bart Martens : Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben blij dat u de minimale energetische normen of een vergoeding voor de totaal vermeden CO2 als grondslag wil gebruiken om na te gaan in welke mate biomassa steun verdient als hernieuwbare energiebron.
Ik ben ook blij met de initiatieven die u op Europees vlak neemt, al frustreert het mij wel dat Europa niet echt mee wil. We hebben uiteindelijk een Europese benadering nodig, want als alleen Vlaanderen zegt dat men end-of-life-afvalstromen die niet in aanmerking komen voor grondstoffenrecyclage energetisch mag valoriseren en de rest van Europa doet daar niet aan mee, of als Vlaanderen alleen duurzaamheidscriteria zou invoeren en de rest van Europa doet er niet aan mee, dan verschuiven we gewoon de biomassastroom en dan lossen we het probleem ook niet op. De stroom die dan wordt opgewekt in andere Europese landen die het niet zo nauw nemen met duurzaamheidscriteria of met de afvalbeheershiërarchie, wordt ook bij ons geïmporteerd want die krijgt daar ook garanties van oorsprong. De energieleveranciers kopen die dan in het buitenland op en slijten die via groene contracten bij onze consumenten. De energieleveranciers die die dan in het buitenland opkopen en via groene contracten slijten aan onze consumenten, nemen eigenlijk onze consumenten in het ootje, want die denken dan dat ze met hun groene contract een goede zaak doen voor het milieu, terwijl ze stroom importeren uit Europese lidstaten die het niet zo nauw nemen met duurzaamheidscriteria en met de principes van de afvalbeheershiërarchie.
De voorzitter : De heer Bothuyne heeft het woord.
De heer Robrecht Bothuyne : Minister, ik dank u voor het antwoord. U zegt dat u nog deze maand samen met uw Waalse collega een initiatief zult nemen om een Europees forum te creëren over onder andere deze problematiek. Het is mij nog niet helemaal duidelijk in welke mate u al overeenstemming hebt kunnen bereiken met uw Waalse collega over de toepassing van de criteria in Wallonië en eventueel over een geharmoniseerd beleid met onze Waalse collegas. Daar kunnen we dan alvast mee beginnen als we uiteindelijk tot een Europees beleid willen komen.
Er zijn mogelijkheden om de biomassa die in Vlaanderen gebruikt wordt om energie te produceren, te controleren. Hebben die controles al iets opgeleverd? Wordt er soms biomassa teruggestuurd of niet toegelaten in de energieproductie? Zijn we met andere woorden streng genoeg? Gaan we wel degelijk op het terrein controleren of onze criteria worden toegepast?
De voorzitter : De heer Sabbe heeft het woord.
De heer Ivan Sabbe : Vlaanderen is graag de eerste van de klas, en soms verkeerdelijk, maar in dit geval is het positief dat we het voortouw nemen, om ervoor te zorgen dat we voor biomassa enkel grondstoffen gebruiken die anders geen aanwending meer hebben. Voor één keer juich ik toe dat we de eerste van de klas zijn. Want anders zijn we verkeerd bezig. Biomassa is soms ook de benaming voor een veredelde verbrandingsoven, bij wijze van spreken. We moeten daar toch voorzichtig mee zijn. Daarom moeten we zeker zijn dat, als het wordt ingezet, het enkel over afvalstoffen gaat en niet over grondstoffen die nog een andere functie hebben.
In de luttele tijd die ons nog rest als voorzitter van de Europese Unie, kunnen we misschien nog wat wegen op het beleid. Ik maak me daar geen illusies over, maar we moeten het toch zeker in die richting spelen.
De voorzitter : Mevrouw Smaers heeft het woord.
Mevrouw Griet Smaers : Voorzitter, ik had een vraag om uitleg ingediend, en u had mij doorverwezen naar deze commissie, om me aan te sluiten bij deze vragen over biomassa. Mijn vraag ging over groener transport en groener vervoer, waar we in de commissie Mobiliteit geregeld discussies over voeren. Minister Crevits verwees daarbij ook naar de minister en het kabinet van Energie als het ging over het inzetten op groener transport en groener vervoer en het gebruik van biobrandstoffen daarbij.
Minister, in welk mate wordt er vanuit uw kabinet overleg gepleegd met minister Crevits over het gebruik van biobrandstoffen in het verhaal van groener transport en groener vervoer? In welke mate kan groener transport in uw actieplan een bepaald accent krijgen? Hoe kunnen biobrandstoffen volgens u een rol spelen in groener transport?
De voorzitter : Minister Van den Bossche heeft het woord.
Minister Freya Van den Bossche : De heer Callens had het over korteomloophout. Dat is natuurlijk landbouw, dat is geen bos, dat telt ook nooit als bos. En voor de CO2-uitstoot is het natuurlijk altijd beter als de bomen gewoon blijven staan.
Wat betreft de vraag over de bevoegdheden van mevrouw Schauvliege, heb ik twee suggesties gekregen. De heer Martens en de heer Van Malderen wezen erop dat de handhaving van de selectieve inzameling beter kan. Dat is een budget van mevrouw Schauvliege. Wat ook een bevoegdheid is van minister Schauvliege, zijn de controles van OVAM. Ik kan u niet zeggen hoeveel controles men nu doet en hoe vaak er hout wordt tegengehouden. Ik wil dat wel nagaan. Ik vind dat zelf ook interessant om te weten, omdat het een essentieel onderdeel is van het energiebeleid. Ik zal dat nagaan en u die gegevens bezorgen. Als u daar verder op wilt ingaan, stel ik voor dat u dat met mijn collega doet.
Wat de biobrandstof en de productnormering betreft: dat is allemaal federale bevoegdheid. Er zal wel een belangrijk luik in het nationale actieplan voor groener transport zijn, maar wij hebben daar als Vlaanderen zeker niet alle hefbomen in handen.
Mevrouw Griet Smaers : Ik ben ervan overtuigd dat Vlaanderen wel een belangrijke taak heeft op het vlak van duurzaam vervoer en duurzaam transport. Dat is ook de reden waarom die duurzaamheidsaspecten op het vlak van transport naar het Vlaamse niveau zijn verwezen en dat Vlaanderen daar een belangrijke trekkersrol in kan spelen.
Ik begrijp dat de andere vragen een andere insteek hadden, maar ik wil ze toch aangrijpen om hier te pleiten voor een belangrijk luik over groen transport en gebruik van hernieuwbare energie en biobrandstof in het kader van het actieplan rond groen vervoer en groen transport.
De voorzitter : Het incident is gesloten.