Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand
Vergadering van 13/10/2010
Vraag om uitleg van mevrouw Mia De Vits tot de heer Geert Bourgeois, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, over het bereik van de consultatiebureaus in Vlaams-Brabant - 178 (2010-2011)
De voorzitter : Mevrouw De Vits heeft het woord.
Mevrouw Mia De Vits : We stellen vast dat in 2008 in Vlaanderen 11,8 percent van de kinderen niet naar de consultatiebureaus ging. Als we die cijfers bekijken naargelang de provincies, zien we dat er voor Vlaams-Brabant een aanzienlijk verschil bestaat. Daar zitten we op 19,7 percent. Dat zijn cijfers die we gehaald hebben uit het rapport van Kind en Gezin 2008. Als we het vaccinatierapport van 2007 bekijken, dan vinden we daar dezelfde resultaten. Als men dieper ingaat op de cijfers, ziet men dat er verschillen zijn, vooral wat betreft de niet-Belgische kansarmen. In Vlaanderen bedraagt het cijfer 91 percent, maar voor Vlaams-Brabant is dat maar 85,6 percent. Zelfs als men het bekijkt voor de niet-kansarmen en niet-Belgen, dan stellen we ook daar verschillen vast: 84,4 percent voor Vlaanderen en 70,6 percent voor Vlaams-Brabant. Op elk gebied zijn we de slechtste leerling van de klas.
Die consultatiebureaus kunnen een meerwaarde zijn voor het kind en voor de ouders. Denk maar aan de vaccinaties, het opvoedingsadvies enzovoort. Vandaar mijn vragen aan de minister. Wenst u, minister, uiteraard in samenspraak met minister Vandeurzen, de vzw de Rand en Kind en Gezin een bijkomende strategie op te zetten om meer mensen naar de consultatiebureaus te krijgen in de Vlaamse Rand? Als u daar al over nagedacht hebt, hoe ziet die strategie eruit?
In het kader van de taalpromotie is het aangewezen dat Kind en Gezin en vzw de Rand samen zitten om na te gaan hoe zij op een constructieve manier anderstaligen kunnen bereiken en hen toeleiden naar de consultatiebureaus. Dat moet uiteraard mee bekeken worden door de minister van Volksgezondheid en Welzijn.
De voorzitter : De heer Segers heeft het woord.
De heer Willy Segers : Los van de permanente vragen van mevrouw De Vits, hebben we de thematiek en problematiek van de taalpromotie en Kind en Gezin onder andere vanuit deze invalshoek maar ook vanuit die van de Vlaamse Rand bekeken. In die context vind ik dat pertinente vragen. Ik kijk uit naar het antwoord van de minister.
De voorzitter : Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois : Er zijn twee aspecten aan de vraag van mevrouw De Vits. De eerste is meer inhoudelijk gericht op het bereik en de werking van Kind en Gezin. Daarvoor heb ik uiteraard contact opgenomen met minister Vandeurzen. Hij heeft me gezegd dat het niet verplicht is een beroep te doen op Kind en Gezin. Men kan zich evengoed wenden tot een privé-initiatief. Ik heb begrepen dat het voor minister Vandeurzen geen doel op zich is dat alle kinderen bij een consultatiebureau van Kind en Gezin gaan. Wat voor hem primordiaal, het belangrijkste is, is dat kinderen opgevolgd worden. Dat kan bij een pediater, bij een huisarts, bij Kind en Gezin. Zijn zorg gaat naar het in kaart brengen van de opvolging, het weten of dat effectief gebeurt. Hij is daarmee bezig via Vaccinnet, wat moet toelaten na te gaan of alle kinderen wel worden opgevolgd.
Mevrouw De Vits, het kabinet van minister Vandeurzen heeft bevestigd dat er een aantal problemen zijn, onder andere in Vlaams-Brabant, waarschijnlijk ook nog in andere gebieden. Men stelt vast dat de werking verschilt van gebied tot gebied. De graad van consultatie verschilt. Dat heeft te maken met diverse oorzaken. Op bepaalde plaatsen vindt Kind en Gezin blijkbaar moeilijker artsen. Soms zijn er moeilijkheden om voldoende personeel en medewerkers te vinden. Ik heb vernomen dat het de bedoeling is van minister Vandeurzen om het hele systeem eens onder de loep te nemen om te kijken wat de problemen en pijnpunten zijn, en waar de mogelijke verbeteringen zitten, zowel inzake het bereik, het personeel als de artsen enzovoort. Daarover ga ik niet in overleg met minister Vandeurzen omdat het om de werking van Kind en Gezin gaat. Ik stel voor dat u uw vraag rechtstreeks stelt aan minister Vandeurzen als u de zaak inhoudelijk wilt opvolgen. Het gaat uiteindelijk om de maatregelen die hijzelf zal nemen. Aan de hand van uw vraag en het contact dat ik heb gelegd, heb ik begrepen dat men de problemen kent en dat men er ook werk van wil maken, ook al zegt men dat het geen doel op zich is om alle kinderen bij Kind en Gezin te krijgen. Dat spoort trouwens niet met de regelgeving. Het is niet verplicht. Men kan ouders niet verplichten. Het is wel zaak om zoveel mogelijk op te volgen.
Bij het aspect taal ben ik natuurlijk rechtstreekser betrokken. Er is al overleg met Kind en Gezin. Er is inderdaad een probleem. Heel veel mensen van allochtone origine, heel wat expats doen een beroep op Kind en Gezin. Er is nu al overleg tussen Kind en Gezin, de huizen van het Nederlands Brussel en Vlaams-Brabant, vzw de Rand en de provincie Vlaams-Brabant. Momenteel wordt tussen die actoren overlegd om te zien waar instrumenten ingezet zouden kunnen worden en welke dat zouden kunnen zijn. Uiteraard moeten die instrumenten altijd passen in de begeleidingsopdracht van Kind en Gezin. Kind en Gezin werkt zelf ook aan het op punt stellen van het eigen taalbeleid. Ik had er vroeger al contact over opgenomen omdat een aantal zaken voor verbetering vatbaar zijn.
Ik heb begrepen dat er nu al een actie is van Kind en Gezin, die ondersteund wordt door de provincie Vlaams-Brabant, om aan de hand van pictogrammenboekjes het bereik bij anderstalige ouders te verhogen. De uitleg wordt gegeven in zeer eenvoudige taal, met pictogrammen zodat de medewerkers van Kind en Gezin die in contact komen met anderstalige ouders op een heel bevattelijke, eenvoudige manier een aantal begrippen kunnen bijbrengen. Het gaat om het lichaam van het kind, somatische en psychosomatische problemen, verzorging enzovoort. Naar verluidt komt een pictogrammenboekje heel goed van pas. Het voordeel is ook dat op die manier de betrokkenheid van de ouders groot wordt. Het gaat over hun kind. Het is een boekje dat ze kunnen gebruiken in de contacten met Kind en Gezin. Ook vzw de Rand is bereid om in het kader van zijn taalpromotieacties initiatieven te ontwikkelen die specifiek zouden beantwoorden aan de behoeften van Kind en Gezin. Dat loopt ook verder.
Ik begrijp dat er twee zaken zijn. Kind en Gezin zelf werkt aan het op punt stellen van een eigen taalbeleid. Daarnaast wordt gekeken in welke mate ondersteuning kan worden gegeven door zowel de provincie als door vzw de Rand. Het eerste resultaat is er al: het pictogrammenboekje.
De voorzitter : Mevrouw De Vits heeft het woord.
Mevrouw Mia De Vits : Minister, ik dank u voor uw antwoord. U hebt een antwoord gekregen van minister Vandeurzen. We zullen dat zeker opvolgen. Het is inderdaad niet de bedoeling dat iedereen naar Kind en Gezin zou gaan. Dat is niet verplicht. De groep waar het hier over gaat, de kansarmen, gaat volgens mij niet naar de privé-initiatieven. Die gaat naar geen van beide. Vooral het punt om die te bereiken is heel belangrijk. Ik ben verheugd dat men op dit ogenblik onderzoekt volgens welke methodes men hen kan bereiken. U had het over die pictogrammen, die het op een heel eenvoudige manier aan anderstaligen uitleggen. Ik las in de krant dat er aan Waalse zijde ook interessante initiatieven zijn. Daar tracht men ook door middel van de pc anderstaligen te bereiken. Dan hebben we het niet over kansarmen. We stellen verschillen vast bij de niet-Belgische niet-kansarmen.
Er moet inderdaad worden onderzocht welke initiatieven allemaal mogelijk zijn. Ik geloof niet, zeker niet voor de groep kansarmen, dat zij bij de private initiatieven terechtkomen.
Wij zullen dit zeker en vast opvolgen. Bedankt voor de inlichtingen.
De voorzitter : De heer Segers heeft het woord.
De heer Willy Segers : Minister, wij hebben dit thema al aangebracht naar aanleiding van het regeerakkoord en de beleidsbrief. De rol van Kind en Gezin in de Vlaamse Rand is belangrijk. Het is een eerste contact, ook voor anderstalige ouders en kinderen, met de Rand. Dat was de nagel waarop wij in die periode hebben geklopt. Het was in elk geval niet om de rol van Kind en Gezin, wat zijn basiswerking betreft, ter discussie te stellen. Wij wilden hen aanzetten of aansporen tot een bijkomende inspanning, precies omdat zij die belangrijke rol vervullen vooraleer kinderen naar het onderwijs gaan. Zij zijn het eerste aanspreekpunt. Ik merk dat het in de goede richting gaat. Wij zullen zeker nog initiatieven proberen te nemen om dat te verbreden, zoals mevrouw De Vits ook suggereerde.
De heer Mark Demesmaeker : De cijfers die we jaar na jaar van Kind en Gezin krijgen, geven aan dat het aantal niet-Nederlandstalige ouders stijgt. De taalproblematiek is pertinent. Het is goed dat er nu initiatieven worden ontwikkeld.
Voor het overige had ik dezelfde bedenking als mevrouw De Vits. Er is, met betrekking tot de kansarmen, een groot verschil tussen de cijfers uit Vlaams-Brabant en die uit Vlaanderen. Ik denk ook niet dat zij meteen een beroep zullen doen op een privé-initiatief. Er is een inspanning nodig om die mensen beter te bereiken.
Minister Geert Bourgeois : Iedereen heeft dezelfde zorg. Minister Vandeurzen liet mij weten dat hij via Vaccinnet kan weten of die kinderen worden opgevolgd. Bij hypothese wordt hier naar voren geschoven dat daar een lagere opvolging is dan elders in Vlaanderen. Dan is er een probleem. Het zou best kunnen dat dit in een rechtstreekse relatie staat tot die groep van kansarmen van allochtone afkomst. Daarop zou speciaal moeten worden gewerkt. Kind en Gezin moet onderzoeken welke acties daar kunnen worden ondernomen. De vzw de Rand en de provincie kunnen ondersteunend werken. We moeten onderzoeken hoe we die mensen ertoe kunnen brengen om wel opvolging te geven voor hun kinderen. Dat is een sociaal heel belangrijke opdracht.
Voor wat betreft het eerste punt kunnen we het best rechtstreeks aan minister Vandeurzen vragen hoe het precies zit, welke verschillen er zijn en wat de mogelijke oorzaken zijn en vooral hoe we er werk van kunnen maken. En als we dan de band maken met het tweede deel van de vraag: uiteraard zullen we daar graag aan meewerken. Het initiatief met de pictogrammen kan een van de vormen van ondersteuning zijn. Via internet is het niet evident die groep te bereiken. Je moet op het terrein onderzoeken hoe je dat kunt aanpakken. Dan kan de expertise van de OCMWs, van de provincie, van de vzw de Rand zeker een hulp zijn.
De voorzitter : Het incident is gesloten.