Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand
Vergadering van 06/10/2010
Vraag om uitleg van de heer Willy Segers tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over de stadsvlucht vanuit Brussel naar de Vlaamse Rand
- 87 (2010-2011)
De voorzitter : De heer Segers heeft het woord.
De heer Willy Segers : Voorzitter, minister, collegas, iedereen heeft eind september de artikelenreeks in De Standaard kunnen lezen over negatief stadsnieuws, met cijfermateriaal en argumenten van het Steunpunt Ruimte en Wonen waaruit blijkt dat steeds meer mensen onze steden verlaten. Er worden cijfers genoemd voor Brussel van 1875 in 2001. Volgens recentere gegevens zijn dat er nu al 2800, terwijl de voorbije 7 jaar heel wat miljoenen euro zijn gepompt in een beleid om jonge en liefst kroostrijke gezinnen aan te trekken naar onze steden.
Mijn vraag is concreet naar Brussel gericht. Er is een gelijkaardige vraag gesteld in de commissie Woonbeleid, maar dan in het algemeen. Ik heb enkele vragen, vooral omdat in de beleidsnota enkele zeer interessante verwijzingen naar dit thema staan. Ik verwijs naar volgende passage: Ik zal laten onderzoeken of het praktisch, logistiek en financieel haalbaar is om dat systeem verder uit te breiden en de prioriteiten (beperkt) te heroriënteren ten voordele van de werknemers in knelpuntberoepen dan wel of er alternatieve investeringsmechanismen moeten worden ontwikkeld. De Vlaamse ambtenaren die in Brussel willen komen wonen, kunnen als een specifieke doelgroep in bovenvermelde problematiek worden meegenomen nadat daar een beleidsmatige input vanuit de Vlaamse minister bevoegd voor bestuurszaken aan is voorafgegaan.
Dat gekoppeld aan een aantal voorziene beleidsmaatregelen is het uiteraard noodzakelijk om Brussel als woonstad ook te promoten. In die context loop ik al wat vooruit op wat we seffens zullen bespreken, namelijk de rol van Muntpunt hierin.
Minister, welke inspanningen zijn er het voorbije jaar al geleverd om deze stadsvlucht in Brussel tegen te gaan? Hebben deze inspanningen in overleg met de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) plaatsgevonden? Plant u nog andere maatregelen naast de wooninitiatieven om de stadsvlucht tegen te gaan? Hoe ver staat het daarmee? Hebt u vanuit het kabinet Bestuurszaken al signalen opgevangen over een beleidsmatige input ten aanzien van een Brussels woonbeleid voor Vlaamse ambtenaren? Indien ja, wanneer mogen we de eerste concrete initiatieven hiervoor verwachten?
De voorzitter : De heer Gatz heeft het woord.
De heer Sven Gatz : Ik deel de bezorgdheid van de heer Segers. In de commissie Stedelijk Beleid zullen we morgen het debat over de stadsvlucht in het algemeen voeren. Ik zou kunnen zeggen dat ik me geen grote zorgen maak omdat het over alle Vlaamse steden gaat, maar dat baart me juist meer zorgen. Voor enkele jaren bleek dat het stedenbeleid in het algemeen en in Brussel zijn vruchten afwierp, maar de cijfers zijn wat ze zijn. Morgen bekijken we dat in de commissie in de diepte. Ik wil zien wat er onder de oppervlakte zit.
Los van de coalities in verschillende steden of in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, is er de voorbije jaren vrij veel gebeurd. De wijkcontracten kunnen we niet zomaar van tafel vegen, er is geïnvesteerd in de heraanleg van pleinen en straten, er waren fiscale incentives door de verlaging van registratierechten. De Vlaamse Gemeenschap doet er alles aan om een kwalitatief aanbod te geven in gemeenschapsvoorzieningen op het vlak van onderwijs, cultuur, welzijn enzovoort.
Dan zien we toch dat de witte stadvlucht aanhoudt, misschien niet massaal, maar massaal genoeg om ons te verontrusten. Ik ruk me daarover de haren uit het hoofd. Minister, ik ben benieuwd naar uw antwoord, hoewel ik geen antwoorden verwacht op al onze vragen. Het is een permanente bron van frustratie waarop we met zn allen antwoorden moeten geven. Misschien zijn er voor Brussel specifiekere elementen dan voor andere steden, dat kan, dat debat wil ik gerust aangaan.
Op termijn lijkt het alleen slecht te zijn voor de steden, omdat er minder fiscale draagkracht is, de steden verarmen, en er een onveiligheidsgevoel heerst. Finaal neemt de tweedeling tussen stad en rand toe, de stad verarmt en de rand verrijkt. Dat is niet goed voor de samenleving. Ik beperk me tot algemene bedenkingen omdat ik helaas de steen der wijzen niet bezit.
De voorzitter : Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Mevrouw Yamila Idrissi : Mijnheer Gatz, u hebt het over witte stadsvlucht. Ik ben er vandaag niet meer van overtuigd dat die stadsvlucht wit is. Ik denk dat die steeds meer gekleurd is. Van zodra het financieel mogelijk is, trekt men uit de stad. Daardoor wordt die dualiteit nog versterkt. Wie blijft er over? Degenen die niet kunnen vertrekken en degenen die er heel bewust voor kiezen te blijven en zich opsluiten in bepaalde wijken.
De heer Sven Gatz : Ik ben het volledig met u eens.
De voorzitter: De heer Delva heeft het woord.
De heer Paul Delva : Ik sluit me aan bij deze vraag om uitleg en heb nog een bijkomende bemerking. Stadsvlucht is een bevoegdheid van Stedelijk Beleid. Morgen zijn er interpellaties in die commissie. Minister, u bent minister van de hoofdstad, de belangrijkste stad van het land. De stadsvlucht treft jammer genoeg ook Brussel. Ik vraag me af of u als minister van Brussel geregeld overleg hebt met de minister van Steden.
We zitten op de eerste rij, we hebben de grootste en mooiste stad van het land, we hebben er zelfs een aparte minister voor. Dat is een luxe, maar ook een noodzaak.
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : Vandaag moeten we niet ingaan op het totale probleem van de vlucht uit de steden. De commissie Woonbeleid van morgen is daarvoor de meest aangewezen plaats.
Mijnheer Delva, ik wil u geruststellen, ik zie minister Van den Bossche heel vaak. Uiteraard hebben we ook overleg over Brussel en het Stedenfonds. Dat is het instrument dat zij daarvoor heeft. We hebben afgesproken dat, wanneer de huidige cyclus afloopt, we samen gaan bekijken hoe het Stedenfonds in Brussel moet ageren. Enige reflectie daarover is wenselijk. Ik antwoord dus volmondig ja op uw vraag.
De heer Gatz en mevrouw Idrissi hebben 100 percent gelijk: de stadsvlucht is niet beperkt tot mensen die behoren tot de witte bevolking. In zekere zin zou je kunnen zeggen dat dat het toppunt is van integratie, omdat gekleurde mensen dan ook doen wat andere mensen doen.
Daar zijn heel wat redenen voor. Het heeft te maken met een mentaliteit en een mindset. Bovendien zijn we een klein land, dat heel gemakkelijk bereikbaar is. Soms hebben we het over de uitbouw van een Réseau Express Régional( RER) r ond Brussel. We hebben dat al, het huidige spoorwegennet is de RER. We zijn eigenlijk bezig over een sub-RER, een zwaardere metrolijn. In die termen moeten we de stedelijke ontwikkeling bekijken.
Een huis met een tuin is heel duur in de stad. Dat is de paradox van de stad: mensen die in de stad willen wonen, kunnen het dikwijls niet betalen. De reden waarom jonge Vlamingen Brussel verlaten, is omdat ze geen betaalbare woning vinden. Ze kunnen geen woning meer kopen. We trekken mensen aan, maar degenen die willen komen, kunnen het niet betalen. Tegelijkertijd is het een heel arme stad. We moeten in die richting nadenken over hoe we dat kunnen doorbreken.
Een tweede reden is dat levenskwaliteit meespeelt: de combinatie van veiligheid, onderwijs, kinderopvang en afstand. Mensen die kinderen krijgen, verlaten Brussel vaak. Dat heeft te maken met de al of niet ingebeelde schrik om een goede school te vinden. Als Vlaams minister van Onderwijs probeer ik daar samen met jullie wat aan te doen. We hebben al aanzetten gegeven, maar we zijn er nog niet. Het imago van Brussel speelt ook mee, ook al lijkt het met de inschrijvingen in de hogescholen en universiteiten goed mee te vallen. We hadden met zn allen een beetje schrik voor de impact op de inschrijvingen. Nu blijkt dat goed mee te vallen.
We moeten vooral investeren en zorgen dat de bevoegdheden van de Vlaamse Gemeenschap worden uitgeoefend op het vlak van cultuur, jeugd, sport en welzijn. De enige manier om het tij fundamenteel te keren, is de kostprijs van wonen verlagen, een goede dienstverlening verzorgen en pendelaars overtuigen om hier te komen wonen. Met minister Bourgeois, die daarvoor hoofdverantwoordelijke is, heb ik nog niet kunnen overleggen. Dat heeft ook te maken met de huidige budgettaire toestand van de Vlaamse overheid. Dat gaat geld kosten, en dat is er momenteel niet.
We moeten dat in de tweede helft van de legislatuur ontwikkelen. Dat wil ik ook doen, ook al moeten we realistisch zijn. Louter bijdragen aan de kosten van een verhuizing is niet voldoende. Mijn partij, maar ook Open Vld en wellicht andere partijen, vinden dat de enige efficiënte manier is mensen een stadsbonus te geven zodat ze minder belastingen moeten betalen als ze in een stad wonen. Als we dat echt willen, moeten we de portemonnee van de mensen aanspreken. Dat is mijn persoonlijke overtuiging, en niet die van de Vlaamse Regering, want daarover hebben we nog niet gesproken.
De vraag is of we dat maatschappelijk willen. Dat debat moeten we dan voeren. De Vlaamse overheid is maar ten dele bevoegd. Het is eigenlijk logisch om dat op het federale niveau te doen. In een grootstedenbeleid zouden we mensen een bonus moeten geven om in een stad te wonen. Dat zal wel effect hebben. Maar alle partijen die al deel hebben uitgemaakt van een meerderheid, zijn er nog niet in gelukt.
Kortom, we hebben daar nog wat werk te doen. We moeten gewoon verder doen wat we doen. Dat is heel belangrijk, niet alleen vanuit mijn bevoegdheid Brussel, maar ook vanuit Onderwijs. Ik hoor van heel veel mensen dat we voor een aantal cruciale jaren staan om de kwaliteit te garanderen. Als daar verder sterke ruis op komt, zullen nog meer mensen de stad verlaten. De prioriteit voor de komende jaren ligt dus op het vlak van het onderwijs, maar ook bij de kinderopvang, want daar begint het mee, en de kwaliteitsdoorstroming van de kinderopvang naar de scholen.
In die zin ben ik blij dat ik met mijn Brusselse collega-minister Vanraes op dezelfde golflengte zit. De haperingen die we in het begin hadden, hebben we achter ons gelaten. We werken nu samen om gezamenlijke projecten in die zin uit te bouwen. Dat is de lijn die we moeten volgen.
We mogen ook niet vergeten dat een project als Muntpunt ook heel belangrijk zal zijn. Het gaat om een vlaggenschipproject van de Vlaamse Gemeenschap, dat een symbool kan zijn voor de rest van Vlaanderen. We moeten daar verder op inzetten. Ik denk ook aan wat we hebben gedaan rond gezondheidszorg, met het Huis voor Gezondheid en de huisartsenondersteuning, samen met de VGC. Dat zijn allemaal praktische projecten, op maat van de mensen. We moeten die ook de komende jaren blijven doen.
De voorzitter : De heer Segers heeft het woord.
De heer Willy Segers : Minister, ik dank u voor het ruime antwoord. Ik neem aan dat de zaak morgen verder ten gronde zal worden bekeken en wellicht ook zijn gevolgen zal krijgen.
Ik onthoud vandaag drie zaken voor de toekomst, die in deze thematiek zullen meespelen. Ten eerste zijn er de betere budgettaire mogelijkheden in de tweede helft van de legislatuur. Dat moet toch een en ander mogelijk maken, onder andere met betrekking tot de passages uit de beleidsverklaring, de knelpuntberoepen, de ambtenaren. Wij blijven er als N-VA achter staan dat daar ook daadwerkelijk iets gebeurt. Hoe dat moet gebeuren met stadsbonussen of met stenen , is een discussie die we in de toekomst nog zullen moeten voeren, maar er moet op het terrein zeker iets te zien zijn.
Een tweede punt is uw overleg met de minister bevoegd voor het stedenbeleid, plus het feit dat het Stedenfonds aan een nieuwe cyclus toe is en dat daar zeker zal worden afgetoetst wat nodig is voor Brussel.
Ten derde is er de rol die onder andere Muntpunt kan spelen in deze thematiek. Het zal vooral ook een kwestie van communicatie, promotie en sensibilisering zijn. Uiteraard zal Muntpunt daar zijn rol in kunnen spelen.
De voorzitter : De heer Gatz heeft het woord.
De heer Sven Gatz : Minister, ik onthoud vooral uw algemene engagement om de stadsvlucht permanent tegen te gaan en de juiste klemtonen die u in uw antwoord hebt gelegd.
Wat mij zeer verheugt en ik zal er verder geen misbruik van maken , is uw persoonlijke opening rond een stadsbonus. U weet dat wij daar vanuit Open Vld ook voor willen ijveren, met de stadskorting. De naam heeft voor mij verder geen belang. We zullen het debat ter zake morgen voeren, in de wetenschap dat het principe naar voren schuiven een eenvoudige zaak is en de realisatie ervan weer een ander paar mouwen. Maar het kan in elk geval een element zijn om de stadsvlucht te keren of ten minste te stabiliseren. Ik ben dan ook benieuwd naar het debat morgen in de commissie Stedelijk Beleid. Wordt ongetwijfeld vervolgd.
De voorzitter : Het incident is gesloten.