Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed
Vergadering van 12/10/2010
Vraag om uitleg van de heer Stefaan Sintobin tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, over het onontvankelijk verklaren van wildschadeclaims door het kabinet van de minister - 45 (2010-2011)
Vraag om uitleg van de heer Wilfried Vandaele tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, over wildschade door ganzen - 2424 (2009-2010)
De voorzitter : De heer Sintobin heeft het woord.
De heer Stefaan Sintobin : Voorzitter, omdat dit ongetwijfeld aan bod zal komen in het antwoord van de minister, wil ik vooraf zeggen dat ik deze vraag eind juli heb ingediend. De vraag was deels gebaseerd op enkele krantenartikels en persberichten waaruit was gebleken dat heel wat wildschadedossiers onontvankelijk werden verklaard. Ik ging ervan uit dat het hier nieuwe berichtgeving betrof, maar blijkbaar gingen die persberichten in feite over een reactie op eerdere vragen van de heer De Meyer.
De voorzitter : Zo blijven we natuurlijk bezig.
De heer Stefaan Sintobin : Zo blijven we bezig, maar het lijkt me toch niet slecht om even terug te komen op de problematiek. Dit blijft immers een discussiepunt en het feit blijft dat een aantal dossiers onontvankelijk worden verklaard. Misschien nog belangrijker, en de reden waarom ik het citaat heb opgenomen in mijn vraag, is het volgende. De heer De Meyer, de initiatiefnemer van het Wildschadebesluit of althans van de herziening van artikel 25, merkte dit op: Een van de problemen is dat er een spanningsveld is tussen de interpretaties van de schadelijders en die van de administratie. Mogelijk moeten we hier zoeken naar meer transparante formules, die zowel voor de schadelijders als voor de schaderamers minder aanleiding geven tot discussie. Dat is subtiel en tegelijk veelzeggend.
Of mijn vraag al dan niet is gebaseerd op correcte of goed getimede persartikels heeft volgens mij weinig belang. Minister, in mei hebt u immers verklaard dat artikel 16 van het besluit en daarover gaat het natuurlijk wel enigszins stipuleerde dat er een jaarlijks verslag moest worden opgemaakt. U stelde het volgende: In die verslaggeving zit ook een evaluatie vervat en worden ook eventueel beleidsvoorstellen geformuleerd. U stelde ook: Sinds het begin van de uitvoering van het besluit constateren we inderdaad een aantal problemen. In het najaar zullen een eerste verslaggeving en evaluatie van het Wildschadebesluit plaatsvinden, na 1 jaar werking dus. Aspecten die hierbij aan bod zullen komen, zijn de budgettaire weerslag, de personeelsimpact en de ervaren procedureproblemen bij het toepassen van de regels voorgeschreven in dit besluit. Minister, ik herinner me dat u vorige week naar aanleiding van een vraag over een ander onderwerp hebt verklaard dat voor u 1 jaar 1 jaar is. Ik veronderstel dat we ons nu in het najaar bevinden.
Voorzitter, met de laatste passage vóór de vragen van de geschreven versie van mijn vraag om uitleg wil ik enigszins vooruitlopen op de discussie en de hoorzittingen die we binnenkort zullen houden over de bestrijding van vossen, ganzen en dergelijke. Minister, ik heb misschien wat scherp gesteld dat uw uitspraak politiek getint en weinig op ratio gebaseerd was. U hebt enigszins gerichte maatregelen aangekondigd, maar anderzijds hebt u laten optekenen dat jagen niet de meest efficiënte wijze is om schade te voorkomen. Dat is echter voor later.
Minister, kunt u een update geven van de cijfers? Blijft u erbij dat het onontvankelijk verklaren van claims enkel en alleen terug te brengen is tot onwetendheid en het niet correct indienen van dossiers? Of bestaat er, zoals de heer De Meyer in mei heeft gesteld, inderdaad een spanningsveld tussen de indieners en de administratie? Kunt u nu al toelichting geven bij het in mei aangekondigde verslag en evaluatie van het Wildschadebesluit, of ben ik te vroeg? Welke beleidsvoorstellen kunnen daar eventueel al uit worden gedistilleerd?
Voorzitter, de laatste vraag van mijn schriftelijke neerslag zou ik liever laten vallen, maar natuurlijk mag de minister erop antwoorden. We kunnen dit echter behandelen naar aanleiding van de hoorzittingen en de verdere discussie over de jacht. Maar voor mij mag u antwoorden, minister. Ik heb daar geen probleem mee, integendeel zelfs.
De voorzitter : De heer Vandaele heeft het woord.
De heer Wilfried Vandaele : Voorzitter, minister, geachte leden, in de vergadering van de commissie Leefmilieu van 11 mei zijn twee vragen aan bod gekomen over de schadedossiers die zijn ingediend naar aanleiding van wildschade. Het Wildschadebesluit is van kracht sinds 1 september 2009. Vroeger was het, zoals we weten, enkel mogelijk om via het gerecht een vergoeding te krijgen voor de geleden schade. Met het besluit kan men nu ook via een administratieve procedure een vergoeding aanvragen.
Indien de aanvraag onontvankelijk wordt verklaard, heeft de schadelijder de mogelijkheid om, op basis van artikel 14 van het besluit, een beroep in te stellen bij de minister. Minister, in West-Vlaanderen waren er dit voorjaar en deze zomer landbouwers die een procedure bij de rechtbank hebben aangespannen, in plaats van een procedure via de Vlaamse overheid, eventueel met een beroep bij u, te laten lopen. In uw antwoord in de commissievergadering hebt u erkend dat er problemen zijn met het Wildschadebesluit, meer specifiek wat de ganzenproblematiek betreft. Artikel 16 van het besluit stelt dat er jaarlijks een geïntegreerd verslag wordt opgemaakt, met daarin een evaluatie en beleidsvoorstellen. In dat verslag zal bijzondere aandacht worden besteed aan de ganzenproblematiek.
Mensen uit de sector beweren wel eens dat de schadebedragen die worden gevraagd, onredelijk hoog zijn. Ik maak even een zijsprongetje. De aankoop door de overheid van percelen natuur die in eigendom zijn van landbouwers, heeft de prijzen de voorbije jaren flink de hoogte ingejaagd. Het gevolg is een hogere waardering van die gronden, wat dan weer negatief is voor de nog actieve landbouwers die zelf grond willen kopen of successierechten moeten betalen. Sommigen beweren dat de volgens hen te hoge vergoedingen voor wildschade mutatis mutandis een vergelijkbaar effect zouden kunnen hebben.
Minister, hebt u de werking van het Wildschadebesluit al geëvalueerd? Wat zijn uw bevindingen? Vindt u de vergoedingen die worden uitbetaald redelijk?
De voorzitter : Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Mevrouw Tinne Rombouts : Voorzitter, ik wil me daarbij aansluiten. Ik maak me zorgen over de manier waarop de wildschadedossiers voort evolueren of worden afgehandeld. Ondertussen zijn we al wel zo ver dat iedereen erkent dat het fenomeen van de wildschade daadwerkelijk bestaat. Er zijn inderdaad een aantal stappen gezet om daarvoor te betalen en dat in principe dus op te lossen. Ik moet echter vaststellen dat heel wat dossiers onontvankelijk zijn, of dat er wordt gediscussieerd over een aantal dingen, dus moeten we misschien bekijken hoe we kunnen bijsturen of een aantal knelpunten kunnen oplossen.
Minister, valt er een rode draad waar te nemen wat de redenen betreft om iets onontvankelijk te verklaren? Waarom worden bepaalde dossiers onontvankelijk verklaard? Gaat het over heel diverse elementen? Zijn de dossiers niet in orde? De heer Vandaele stelt dat er blijkbaar ook wordt gediscussieerd over de onredelijke hoogte van de prijs. Wanneer er een onredelijk hoge prijs wordt gevraagd, dan vraag ik me af of dat een reden kan zijn voor het onontvankelijk verklaren van een dossier. Is er een verband?
Ik vind het een bizarre redenering te stellen dat men, door onredelijke bedragen uit te betalen, een watervaleffect zou creëren. De schade kan immers heel goed worden vastgesteld en becijferd. In overleg met beide sectoren, de landbouwsector en de administratie van de natuursector moet duidelijkheid geschapen worden over dat prijsverhaal.
De voorzitter : Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege : Mijnheer Sintobin, ik begin met uw citaat. U haalt uw informatie uit een krant. U moet echter de oorspronkelijke bron raadplegen. Het gaat om een verslag over een discussie in deze commissie. De bewuste zin die in mijn mond wordt gelegd, is niet van mij afkomstig maar van de vraagsteller, de heer De Meyer. Ik kan u dat verslag bezorgen.
Wat de wildschadeclaims betreft, ontvingen mijn diensten tot op heden 122 claims volgens de procedure waarin voorzien is conform het Wildschadebesluit. Van deze 122 dossiers werden 49 dossiers niet ontvankelijk verklaard.
De belangrijkste reden voor het niet-ontvankelijk verklaren van een dossier is het overschrijden van de aanvraagtermijn. Ik merk hierbij wel op dat mijn diensten de wettelijk voorziene termijn van 5 werkdagen niet strikt toepassen. Een dossier wordt pas niet-ontvankelijk verklaard als het meerdere weken te laat wordt ingediend, dus als het in feite onmogelijk wordt om de aanvraag nog te controleren. Men is daar dus redelijk soepel in.
In de tweede belangrijkste groep van dossiers die niet ontvankelijk worden verklaard gaat het over bejaagbaar wild waarvoor geen vergoeding kan worden uitgekeerd volgens het Wildschadebesluit.
Beide categorieën samen dekken ongeveer driekwart van de dossiers die niet ontvankelijk worden verklaard. Andere oorzaken zijn onder meer de onmogelijkheid om een oorzakelijk verband te leggen tussen schade en wild, de onaanzienlijkheid van de schade en het feit dat geen redelijkerwijze te verwachten afwerende maatregelen zijn genomen. Ook dat is een voorwaarde uit het Wildschadebesluit.
Het Agentschap voor Natuur en Bos, het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek en het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek maken jaarlijks een geïntegreerd verslag over het toepassen van het Wildschadebesluit, dat sinds 1 september vorig jaar van toepassing is. Dat geïntegreerd verslag dat opgemaakt wordt met het oog op verbetering op het vlak van efficiëntie en effectiviteit, is nog niet voorhanden want de periode van 1 jaar werking is pas afgelopen op 1 september. Hierbij zal bijzondere aandacht gaan naar de evaluatie van schade door ganzen. Na de evaluatie zal ik de bevindingen bekendmaken.
Gelet op het voorgaande en het lopende overleg met de diensten van het beleidsdomein Landbouw en Visserij is een uitspraak over billijkheid van vergoedingen voorbarig. Voor verschillende dossiers in West-Vlaanderen zijn nog niet alle vergoedingen voor het lopende jaar bepaald omdat de oogstgegevens om de berekening in functie van schade-uitbetaling op te maken, nog niet beschikbaar zijn.
De voorzitter : De heer Sintobin heeft het woord.
De heer Stefaan Sintobin : Minister, ik dank u voor uw antwoord. Het is een kort antwoord omdat de evaluatie nog niet is gemaakt. We zullen de volgende maanden misschien nog terugkomen op dit dossier.
U zegt dat driekwart van de aanvragen onontvankelijk wordt verklaard, omdat de soepele aanvraagtermijn wordt overschreden, of omdat het gaat over bejaagbaar wild. Heel wat mensen zijn daar onvoldoende over geïnformeerd. Het is een belangrijke taak voor u en uw administratie om de betrokken actoren te wijzen op de verschillende regels uit het Wildschadebesluit.
Intussen ben ik op zoek naar dat citaat, maar ik heb het nog niet gevonden. Het gaat om een discussie die we binnenkort zullen voeren. Daaruit zal moeten blijken of u, of de heer De Meyer dezelfde mening is toegedaan over de jacht. Ik vind het eigenaardig dat u voor het reces hebt aangekondigd dat er gerichte maatregelen zouden worden genomen, wat daar ook onder verstaan mag worden. Iedereen geeft daar wellicht een andere invulling aan. Ik denk dan aan het toestaan van meer jacht. Maar ik ga ervan uit dat die discussie binnenkort zal worden gevoerd.
De voorzitter : De heer Vandaele heeft het woord.
De heer Wilfried Vandaele : Het lijkt me interessant om op een bepaald moment de vergelijking te maken tussen de administratieve procedures en de mensen die naar de rechtbank zijn gedaan.
Minister, we wachten op het evaluatierapport. U hebt de redenen opgesomd waarom bepaalde dossiers onontvankelijk zijn verklaard. Dat verhaal zal aan bod komen tijdens de hoorzitting over de bejaagbaarheid van bepaalde diersoorten.
De voorzitter : Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Mevrouw Tinne Rombouts : We kijken allemaal met heel veel interesse uit naar de evaluatie. Het verbaast me dat heel veel dossiers te laat worden ingediend. Dat kan aan de informatie liggen. Sensibilisering is dan ook belangrijk. Als men echter door de jaren heen voortdurend te laat dossiers blijft indienen, dan vraag ik me af of het niet zo kan zijn dat landbouwers die schade te laat vaststellen waardoor zij hun dossier te laat indienen. Kunt u dat mee onderzoeken tijdens de evaluatie?
De voorzitter : Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege : We moeten de evaluatie en de gesprekken inderdaad afwachten.
Mijnheer Sintobin, het citaat waarvan sprake staat op bladzijde 14 van het verslag. U zegt dat de timing niet wordt gehaald. Ik heb voor het reces gezegd dat we zo snel mogelijk een aantal conclusies zullen trekken uit de evaluatie. Tijdens een van de komende weken zullen daarover hoorzittingen plaatsvinden. Ook daar kan rekening mee worden gehouden bij de evaluatie. Ik ben bereid met alle actoren te zoeken naar een manier om de zaken bij te sturen.
Daarnaast moet er ook een duidelijk onderscheid worden gemaakt. Er is een regelgeving waar men zich aan houdt. Mijn diensten zijn heel soepel wanneer het over die 5 werkdagen gaat. Een aantal andere voorwaarden zijn veel strikter. Daar is een afwijking helemaal niet evident.
De voorzitter : Het incident is gesloten.