Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Vergadering van 05/10/2010
Vraag om uitleg van mevrouw Ann Brusseel tot mevrouw Ingrid Lieten, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Innovatie, Overheidsinvesteringen, Media en Armoedebestrijding, over de verslaggeving in de Vlaamse televisiejournaals over de federale politiek
- 36 (2010-2011)
De voorzitter : Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Mevrouw Ann Brusseel : Voorzitter, collegas, minister, mijn vraag gaat over de tijdsverdeling bij de politieke verslaggeving van federaal beleid. Uit een onderzoek van het Elektronisch Nieuwsarchief (ENA) van de Universiteit Antwerpen en de K.U.Leuven blijkt dat slechts één vierde van de federale politici die in de Vlaamse televisiejournaals aan bod komen, Franstalig is, met als gevolg een vertekend beeld van de Belgische federale politiek. Nochtans zijn de Franstalige politici op federaal niveau ook voor de Vlaamse kijker relevant, aangezien zij besluiten nemen die ook de Vlaamse kijkers rechtstreeks aanbelangen.
De wetenschappers onderzochten alle nieuwsuitzendingen van 19 uur op Eén en vtm in de periode 2003-2009. In totaal gaat het om 4872 uitzendingen en 107.649 nieuwsitems. De toch al minieme aandacht voor Franstalige politici in onze tv-journaals nam tussen 2003 en 2007 duidelijk af. Sinds de formatiecrisis van 2008 is er opnieuw meer aandacht, maar het niveau van 2003 werd nog niet gehaald. De onderzoekers denken dat de aandacht voor Franstalige politici ingegeven wordt door specifieke gebeurtenissen en evenementen. Franstalige parlementsleden komen in de journaals van Eén en vtm amper aan bod, net als regionale politici of leden van de oppositie. Maar zelfs de Franstalige federale regeringsleden komen beperkt aan bod. Zij krijgen slechts één vijfde van de aandacht, hoewel ze de helft van de federale ministers leveren, en als ze in het nieuws en aan het woord komen, moeten ze het redden met minder spreektijd.
De aandacht voor Franstaligen en Nederlandstaligen is ook kwalitatief verschillend: de dominantie van de regeringspartijen is totaal, en parlement of oppositie krijgen aan Franstalige zijde zo goed als nooit de kans om hun standpunt uit de doeken te doen. De politici die aan bod komen, zijn bovendien telkens dezelfde, met MR-voorzitter Didier Reynders, PS-vicepremier Laurette Onkelinx en PS-voorzitter Elio Di Rupo op kop. Dat Franstalige politici die Nederlands praten, meer kansen krijgen, is evident. Dat is dan ook het geval.
Het gebrek aan aandacht voor de politieke discussie aan de andere kant van de taalgrens en het focussen op steeds dezelfde figuren geeft volgens de onderzoekers de indruk dat de Franstalige politiek één pot nat is. Volgens de onderzoekers is het ook niet uitgesloten dat de tendens tot het focussen op de eigen regio toeneemt met de concurrentie op de nieuws- en mediamarkt. Hoe competitiever de tv-markt, hoe meer nieuwsmakers de kijkers aan zich willen binden door actoren te tonen waar de kijkers een of andere band mee hebben. Het is echter belangrijk dat de Vlaamse omroepen voldoende berichten over wat er op politiek vlak gebeurt ten zuiden van de taalgrens, en natuurlijk vice versa, om de informatieverstrekking toch objectief te houden. Als het over federale politiek gaat, gaat het eigenlijk niet om een taalgrens, want de federale materie geldt voor heel België.
Minister, hoe evalueert u de resultaten van het ENA-onderzoek? Hebt u de resultaten van bovengenoemd onderzoek reeds besproken met het Elektronisch Nieuwsarchief? Het ENA wordt immers gesubsidieerd met een projectsubsidie van de Vlaamse minister van Media. Werden er adviezen geformuleerd door het ENA? Zo ja, welke? Kan op basis van het onderzoek aan een concreet initiatief voor een meer evenwichtige berichtgeving gewerkt worden? Werden de resultaten van bovengenoemd ENA-onderzoek reeds besproken met de Vlaamse omroepen VRT en vtm? Indien ja, met welke bevindingen? Indien neen, waarom niet en wordt er nog een overleg gepland?
De voorzitter : De heer Verstrepen heeft het woord.
De heer Jurgen Verstrepen : Voorzitter, ik heb zeer aandachtig geluisterd naar deze vraag. Zoals u weet, heeft deze commissie een traditie als het gaat om pogingen om aan de inhoud van zenders te raken. Een onderzoek is een onderzoek. Maar, collega, ik heb uw vragen afgewacht. Ik hoor adviezen. U vraagt of de minister gesprekken heeft gevoerd. Ik zal heel kort zijn. Ik hoop dat ze geen gesprekken zal voeren over de manier waarop de actualiteit wordt ingevuld door de redacties bij de omroepen. Minister, als u nu zegt dat u dat zult doen, dan zal ik hier eens wat gas geven! (Gelach)
Laten we ernstig blijven. Iedereen klaagt over de aandacht. Dat is een heel andere discussie. Maar zelfs dan vind ik dat dat niet kan.
De voorzitter : De heer Vandaele heeft het woord.
De heer Wilfried Vandaele : Voorzitter, de vraag van mevrouw Brusseel wekt toch enige verbazing. En dat is een understatement. Het is onbegrijpelijk dat een zo jong en fris iemand als zij zo in het verleden kan blijven leven. Het is nu eenmaal een feit dat de Vlamingen en Franstaligen elkaars zenders niet meer bekijken, elkaars kranten niet meer lezen. Dat is een vaststelling. Men kan dat leuk vinden of niet. Het is inderdaad ook wederzijds. De klachten van de collega zijn gericht op de Vlaamse omroepen. Maar aan de andere kant is het natuurlijk ook zo.
Voorzitter, het toont aan dat we leven in twee verschillende samenlevingen, en toch zeker in twee verschillende culturen. Begrijp me niet verkeerd. Ik heb er niets op tegen dat we geïnformeerd worden. Informatie is altijd goed. We moeten dus zeker geïnformeerd worden over wat aan de andere kant gebeurt, en vice versa. Maar de manier waarop de collega het hier voorstelt, vind ik toch bevreemdend. Ook de argumenten zijn dat. Mevrouw Brusseel, u zegt bijvoorbeeld dat de Franstaligen maar één vijfde van de aandacht krijgen, hoewel ze de helft van de federale ministers leveren. Dat is een zeer eigenaardig argument. Het feit dat ze de helft van de ministers leveren, is ook al een vreemde vaststelling. Dat geeft ook niet de eigenlijke demografische verhouding aan. Maar goed, we kennen de achtergrond.
U zegt ook dat de Franstalige politici die Nederlands spreken, meer kansen krijgen. Dat zou er natuurlijk nog aan ontbreken.
Mevrouw Ann Brusseel : Dat zijn vaststellingen. Het is niet mijn ideologie. Het zijn vaststellingen.
De heer Wilfried Vandaele : Al die Franstalige politici die voortreffelijk Nederlands spreken, dat vind ik heel plezierig. Ik wens ze proficiat.
U zegt dat er steeds gefocust wordt op dezelfde figuren. Dat is verdorie in Vlaanderen ook zo! Het is altijd de heer Decaluwe. (Gelach)
Kijk naar de opnames in ons eigen parlement. Het zijn altijd dezelfden die men toont. Meestal zijn het die figuren die maar één keer per week komen. (Opmerkingen van de heer Carl Decaluwe)
Mijnheer Decaluwe, ik was een andere zin begonnen.
De voorzitter : Het ging om Bart De Wever. (Gelach)
De heer Wilfried Vandaele : Ik noem geen namen. Voorzitter, ik denk dat we er allemaal in onze rangen tellen.
Ik vind het ook heel eigenaardig dat uitgerekend een liberaal politicus de overheid aanmoedigt zich te moeien met de redactionele inhoud van de programmas. Dat is nog nooit vertoond. Voorzitter, ik ben echt van mijn melk als ik dat allemaal hoor. Ik denk dat de collega iets tot leven wil wekken dat al heel lang dood is. Daar bestaat ook een woord voor, mijnheer Decaluwe.
Mevrouw Ann Brusseel : Kunnen we het wat deftig houden?
De voorzitter : De heer Wienen heeft het woord.
De heer Wim Wienen : In tegenstelling tot de collegas zal ik heel vriendelijk beginnen. Ik zou mevrouw Brusseel welkom willen heten in de commissie Media, die eigenlijk over het algemeen een volledig mannelijke samenstelling heeft. De minister staat hier wel haar mannetje, dus dat valt nogal mee.
Maar, mevrouw Brusseel, als ik de resultaten van de studie lees, dan stel ik vast dat de Franstalige politici het er in Vlaanderen en op de Vlaamse tv nog altijd beter van afbrengen dan Vlaamse politici van het Vlaams Belang. Als u de cijfers naast elkaar zou leggen, zou u nogal schrikken. Het gaat dan niet om één vijfde, ook niet om één tiende: het gaat dan amper om één honderdste van de zendtijd die aan politiek wordt gespendeerd.
Daarenboven ben ik er ook geen voorstander van. Want dat wordt me altijd verweten. In het verleden heb ik hier nog eens een vraag gesteld over het feit dat het Vlaams Belang bijna niet aan bod kwam op de VRT. Ik baseerde me wel op een veroordeling van de VRT door de Vlaamse Regulator voor de Media (VRM) en een bevestiging van de beslissing van de VRM door de Raad van State. In het arrest had de Raad van State het zelfs over kiezersbedrog. De basis om een vraag te stellen was dus wel steviger. Ik ben dan ook benieuwd.
De collega vraagt of er een concreet initiatief kan worden uitgewerkt. Ik ben nog altijd van mening dat er een concreet initiatief is, namelijk het Mediadecreet, en meer bepaald artikel 39, waarin staat dat de berichtgeving onpartijdig moet zijn en dat er non-discriminatie moet zijn. Ik vermoed dat dat als initiatief volstaat, als het maar wordt toegepast.
Ik ben zeer nieuwsgierig naar het antwoord. Toen ik daarover vragen stelde, heeft de minister gezegd dat als ik me benadeeld of gediscrimineerd voelde, ik me maar tot de VRM moest wenden. Ik vermoed dat het antwoord van de minister vandaag niet anders zal zijn. Ik betreur dat u liever op de kar springt en hier liever de Franstaligen in de Vlaamse media komt verdedigen, terwijl er arresten, beslissingen zijn van de VRM in gevallen dat Vlaamse politici worden uitgesloten uit de media. Want dan hoor ik niemand piepen.
De voorzitter : Minister Lieten heeft het woord.
Minister Ingrid Lieten : Mevrouw Brusseel, uw vraag om uitleg doorkruist het antwoord op een schriftelijke vraag van de heer Tommelein over hetzelfde onderwerp. Het antwoord op die schriftelijke vraag wordt eerstdaags aan het parlement bezorgd. Het zal gelijkaardig zijn aan het antwoord op deze vraag.
Vooraf dit. Het ENA wordt sinds 5 jaar gesubsidieerd met projectsubsidies vanuit het mediabeleid. Bij de evaluatie van de lopende projectsubsidies dit voorjaar, heb ik het ENA gevraagd aandacht te hebben voor een meer zichtbare en breed toegankelijke output op basis van de archivering van het materiaal. Op die manier kan en moet het publiek debat worden gestimuleerd op basis van een zeer waardevol archiveringsinitiatief, dat in het verleden misschien te veel onderbenut bleef.
Het ENA heeft duidelijk gehoor gegeven aan deze vraag met het opstarten van zijn Nieuwsmonitor. Berichten van het Elektronisch Nieuwsarchief. Het eerste nummer van deze Nieuwsmonitor heeft, zo mag onder andere blijken uit deze vraag, effectief al een publiek debat tot gevolg. Dit is op zich al positief.
In verband met de resultaten die blijken uit het concreet onderzoek die vermeld staan in de Nieuwsmonitor 1, heeft mijn administratie contact opgenomen met het ENA om verdere toelichting te krijgen. De toelichting van het ENA betrof de volgende elementen: het onderzoek van het ENA is descriptief van aard. Dat wil zeggen dat het een zorgvuldige analyse maakt van de inhoud van het nieuws op de Vlaamse tv-zenders. Het ENA stelt vast dat Franstalige politici, ook de federale, weinig op het Vlaamse nieuws verschijnen, en als ze verschijnen, is het korter en de selectie van politici is anders. Vermoedelijk zijn het alleen maar meerderheidsleden.
In Nieuwsmonitor 1 wordt ook zijdelings gesproken over de mogelijke oorzaken en de mogelijke gevolgen van deze beperkte representatie van Franstalige politici. Het is belangrijk te benadrukken dat dit deel van het rapport niet gebaseerd is op onderzoek, maar op een interpretatie van de ENA-onderzoekers zelf. Het ENA is ervan overtuigd dat de beperkte en eenzijdige voorstelling van de Franstalige politieke wereld gevolgen heeft voor de opinies van het Vlaamse publiek, maar ze kunnen dat niet wetenschappelijk onderbouwen in dit geval. Wel is er het algemeen sociaalwetenschappelijke inzicht dat correcte informatie over andere gemeenschappen en culturen noodzakelijk is om stereotyperingen en vooroordelen te vermijden. Een gebrek aan informatie zal in de praktijk gepaard gaan met een stereotypering en een beperkte visie op de eigenschappen van andere bevolkingsgroepen.
Hetzelfde geldt voor de oorzaken van de scheve verdeling. Het is vermoedelijk een combinatie van de mindere beschikbaarheid van Franstalige politici voor de Vlaamse nieuwsprogrammas en de inhoudelijke keuzes die de Vlaamse omroepen maken. Zicht krijgen op de oorzaken en gevolgen van de representatie van politici in het nieuws vergt bijkomend wetenschappelijk onderzoek, aldus het ENA.
Het ENA is een organisatie die zich bezighoudt met het monitoren, dus archiveren, annoteren en rapporteren van de nieuwsprogrammas van beide grote Vlaamse tv-zenders. Een deel van de opdracht van het ENA is, zoals gezegd, ook expliciet om input te leveren voor het maatschappelijke en politieke debat inzake de nieuwsmedia en hun kwaliteit. Maar die input is feitelijk en niet normatief: het gaat om systematische wetenschappelijke inhoudsanalyses uitvoeren, niet om het formuleren van beleidsadviezen. Met andere woorden, het ENA moet de feiten leveren waar andere onderzoekers of beleidsmakers mee aan de slag kunnen gaan. Het ENA formuleerde dus over dit dossier, net als over andere dossiers in het verleden, geen beleidsadviezen voor de minister.
Een theoretische piste zou kunnen zijn: het reguleren van de nieuwsinhoud door de Vlaamse overheid. Ik kan, wil en mag als minister echter niet ingrijpen op de redactionele autonomie. Er kan niet worden geraakt aan de vrijheid van journalisten en programmamakers. Onderzoeken zoals de Nieuwsmonitor 1 kunnen allicht echter wel tot een grotere bewustwording leiden onder nieuwsmakers en zullen misschien tot een debat of bijsturing binnen de redacties aanleiding geven.
Het feit dat het debat over nieuwsinhoud nu wordt gevoerd, gebaseerd op systematisch en longitudinaal onderzoek, kan volgens mij op zich al een effect hebben. Ook wil ik wijzen op een aantal reeds bestaande initiatieven zoals de rubriek Kijk op Wallonië in het programma De Zevende Dag. Tevens kan worden verwezen naar de mogelijkheid die het Prins Filipfonds biedt aan journalisten om een tijd door te brengen op de redactie van een andere taalgroep. Gelet op de technische specificiteit van de audiovisuele media is een dergelijke formule allicht iets moeilijker realiseerbaar voor radio en televisie, maar deze formule verdient zeker de nodige aandacht.
Het ENA heeft de resultaten van Nieuwsmonitor 1 tot nog toe niet rechtstreeks besproken met de omroepen. Het ENA heeft wel individuele reacties van individuele journalisten ontvangen, maar er is geen overleg met omroepverantwoordelijken geweest. De resultaten van het onderzoek heb ik wel voorgelegd aan de VRT en aan vtm. VRT-Nieuws stelt dat ze zich niet expliciet bewust waren van dit gegeven. Het is ook geen bewuste keuze van de VRT. Als de journaals van VRT en vtm of andere programmas zorgvuldig worden ontleed, zal men op verschillende parameters kunnen vaststellen dat de aandacht die aan sommige themas wordt besteed, niet altijd recht evenredig is met bepaalde statistische verhoudingen. Nieuws wordt namelijk niet samengesteld op een apothekersweegschaal, maar volgt bepaalde wetmatigheden.
Zo speelt proximiteit een belangrijke rol om de kijker te betrekken bij het nieuws. Een gevolg hiervan is inderdaad dat politici met wie kijkers zich kunnen identificeren meer aan bod zullen komen dan anderen. Zo krijgen op internationale vergaderingen Belgische ministers systematisch veel meer aandacht dan hun buitenlandse collegas, ook al staat dat niet altijd in verhouding tot het politieke gewicht, aldus de VRT.
Het is in ieder geval geen bewuste keuze van de VRT om Franstalige politici te discrimineren. De VRT geeft daarnaast nog enkele elementen mee: er is geen systematische daling in de aandacht die Franstalige politici krijgen in de Vlaamse tv-journaals. In feite stellen de auteurs dat de Franstalige politici minder aan bod komen indien er minder actualiteit is waarbij ze een rol spelen, en meer aan bod komen in de andere gevallen. Dit is volgens de VRT hoe nieuws wordt samengesteld.
De Vlaamse Media Maatschappij (VMMa) bezorgde me een gelijkaardige reactie als die van de VRT. De VMMa wijst erop dat de nieuwswaarde van de politici afhankelijk is van de actualiteit en de bestaande machtsconcentraties. Daarnaast stelde de VMMa ook vast dat Franstalige politici soms niet geïnteresseerd zijn om mee te werken aan de vtm-nieuwsuitzendingen.
Een oorzaak die de onderzoekers niet aanhalen, is het rechtstreekse verband tussen het kiespubliek en het kijkerspubliek. De VRT beschouwt het als een deel van haar opdracht als openbare omroep om te rapporteren over de politici die door de Vlaamse kiezers en kijkers zijn verkozen. Zij moeten zich ook verantwoorden voor wat ze gedaan en niet gedaan hebben.
Omgekeerd werkt het ook. Zo is het niet altijd eenvoudig om een interview te krijgen met een Franstalige politicus en soms weigert die zelfs ronduit. Franstalige politici zullen automatisch meer aan bod komen op de journaals van VRT en vtm als ze portefeuilles beheren die een grotere impact hebben en indien ze bijvoorbeeld een Franstalige premier kunnen leveren. Het is met andere woorden nog altijd de actualiteit en de realiteit van de Belgische politieke constructie die een bepalende invloed uitoefenen op de manier waarop er wordt bericht. Indien er bijvoorbeeld wordt beslist tot het oprichten van één federale kieskring, zal er ook meer aandacht besteed worden aan politici aan de andere kant van de taalgrens.
De voorzitter : Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Mevrouw Ann Brusseel : Ik ben het er volledig mee eens dat er een debat moest worden aangezwengeld. Bepaalde collegas vermoeden dat ik streef naar kordate richtlijnen voor de VRT, maar dat is niet het geval. Journalisten en nieuwsredacties zijn bekwaam en professioneel genoeg om keuzes te maken. Ik begrijp dat de manier waarop ze het nieuws samenstellen, afhankelijk is van de actualiteit.
Ik vond wel dat ENA een kwestie te berde bracht die wel even aandacht verdiende. Ik heb enkele bemerkingen over de nabijheid van politici, en van de informatie die wordt verstrekt. Ik kan begrijpen dat men de politici van de streek meer aan bod wil brengen, ook al om electorale redenen. Maar als het gaat over de kwaliteit van de nieuwsuitzendingen, hoop ik dat die zenders voldoende aandacht zullen hebben voor wat zich over de grenzen van onze regio afspeelt, want dat is ook belangrijk.
Ik heb in mijn vorige loopbanen vastgesteld dat veel mensen heel weinig afweten van wat zich in het buitenland, in Frankrijk of Wallonië, en in andere lidstaten of meer in het bijzonder in de Europese Unie, afspeelt. Daarom vind ik het belangrijk dat er tussen de verschillende sectoren een debat op gang komt over de inhoud van de nieuwsuitzending, zonder te willen zeggen dat de overheid moet bepalen wat de inhoud van die nieuwsuitzendingen wordt.
Ik kreeg de opmerking dat er niet over de inhoud mag worden gesproken. Ik was hier aanwezig bij de discussie over de digitale tv, en daar werd de inhoud wel mee in balans genomen. Daar gaat het over een andere kwestie, maar het gaat wel over inhoud. Doch dit even terzijde.
Mijnheer Vandaele, u merkt op dat de mensen over de taalgrens elkaar niet meer zo goed kennen, dat ze niet meer naar elkaars zenders kijken. Dat is inderdaad juist. Ik leef niet in het verleden, maar in het heden. Ik weet dat ook. Daarom is het nuttig dat we elkaar op onze eigen tv-kanalen kunnen zien of horen. Ik vind uw analyse een beetje vreemd, maar dat zal aan mij liggen. Als we niet meer kijken naar La Une of La Deux, dan is het interessant dat we die Franstalige politici aan het woord zien op onze eigen kanalen. Zo kennen we elkaar wel nog. Dat is wel handig als je in hetzelfde land woont.
De overheid moet zich niet moeien. Daarover ben ik het met de collegas eens. Misschien is het maar best dat de overheid zich niet moeit, mijnheer Decaluwe, anders zou CD&V en haar katholieke zuil er in de voorbije maanden toch wel meer aan gedaan hebben om het heikele punt van het kindermisbruik in de kerk van de tv weg te houden.
De voorzitter : De heer Decaluwe heeft het woord.
De heer Carl Decaluwe : Mevrouw Brusseel, als u naar de commissie Media komt, probeer dan eerst te weten te komen waarover het gaat. Toen het ging over digitale tv, ging het totaal niet over inhoud, het ging over iets anders. Het is not done om te praten over de inhoud en de samenstelling van nieuwsuitzendingen.
Als het gaat over de kerk, probeer u dan morgen eens uit te leven in het actualiteitsdebat. Daar zult u zich heel populair mee maken. We zien dat aan het aantal stemmen dat u haalt.
Mevrouw Ann Brusseel : Ik ben een vrij mens. Ik laat me door u, mijnheer Decaluwe, niet zeggen wat not done is. In een democratie mag ik vragen stellen. Dat zal u niet behagen, maar het is wel zo.
De voorzitter : Het incident is gesloten.