Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed
Vergadering van 12/10/2010
Vraag om uitleg van de heer Wilfried Vandaele tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, over de afstandsnorm voor windturbines - 27 (2010-2011)
De voorzitter : De heer Vandaele heeft het woord.
De heer Wilfried Vandaele : In de vergadering van de commissie Ruimtelijke Ordening van 2 december 2009 werd een uitgebreid debat gevoerd over de inplanting van windturbines. Het thema staat ook morgen op de agenda van de commissie Ruimtelijke Ordening. Minister Muyters kondigde aan dat hij een werkgroep zou oprichten die een Vlaams kader voor de inplanting van windturbines moet uitwerken.
Momenteel is onder andere de omzendbrief van 2006 betreffende het afwegingskader en randvoorwaarden voor de inplanting van windturbines van toepassing. Punt 3.1.9. stelt dat wanneer de dichtstbijzijnde vreemde woning of het dichtstbijzijnde woongebied zich bevindt op een afstand van meer dan 250 meter van de windturbinemast, men ervan uit mag gaan dat de hinder tot een aanvaardbaar niveau kan worden beperkt. Onder punt 3.1.10. stelt de omzendbrief dat 30 uur effectieve slagschaduw per jaar binnen in de bewoonde woning aanvaardbaar wordt geacht.
Minister, in uw antwoord op de schriftelijke vraag van 8 januari 2010 stelde u dat de geluidsemissie op 250 meter van de windturbine ongeveer 44 decibel is, wat overeenkomt met de hinder die in de meeste omringende lidstaten wordt aanvaard. U antwoordde ook dat de afdeling Milieuvergunningen zou onderzoeken of de bestaande toelaatbaarheidscriteria voldoende waarborgen bieden tegen de hinder en de risicos die aan de exploitatie van windturbines zijn verbonden.
Minister, is het onderzoek van de afdeling Milieuvergunningen dat u hebt aangekondigd, al afgerond? Zo ja, wat zijn de bevindingen? In het antwoord op de schriftelijke vraag las ik dat de 250 meter geen echte, harde afstandsregel is, maar veeleer een inschatting. Hoe is die inschatting tot stand gekomen? Acht u deze afstand voldoende of overweegt u een herziening van de afstandsregel? De bevolking vraagt daar vaak naar.
Biedt de omzendbrief volgens u voldoende bescherming voor omwonenden? Is een bijstelling van de omzendbrief noodzakelijk? De omzendbrief valt onder de bevoegdheid van drie ministers. Hebt u minister Van den Bossche, bevoegd voor Energie en minister Muyters, bevoegd voor Ruimtelijke Ordening, in kennis gesteld van de bevindingen van het onderzoek dat u op het getouw hebt gezet?
De voorzitter : Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Mevrouw Tinne Rombouts : Over het inplanten van windturbines is er discussie geweest in de commissie Ruimtelijke Ordening. Daarover bestaat veel bezorgdheid, zeker over de leefbaarheid. Minister, ik heb vernomen dat u bepaalde zaken gaat onderzoeken. Het klopt dat verschillende ministers een impact hebben op het beleid inzake windturbines. Minister Muyters had aangekondigd dat hij een Vlaams kaderplan voor inplanting van windturbines zou uitwerken vanuit het oogpunt van Ruimtelijke Ordening. Heeft hij u daarover al gecontacteerd? Zal hij zaken van dat kaderplan uitwerken en hoe zal hij het plan vormgeven? Passen sommige elementen zoals afstandsregels daarin? Hoe is dat inpasbaar in het toekomstige beleid?
De voorzitter : Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Mevrouw Gwenny De Vroe : Mijnheer Vandaele, ik ben blij met uw vraag om uitleg, die volgt op de vraag van mevrouw De Knop. Minister, we zijn heel benieuwd naar het antwoord op de vraag of het onderzoek al is afgerond. Zo ja, bent u van plan om sectorale voorwaarden voor de exploitatie van windmolens uit te vaardigen?
De voorzitter : De heer Sanctorum heeft het woord.
De heer Hermes Sanctorum : Die fameuze 250 meter is een interessante discussie. Indertijd werd die gecommuniceerd via de omzendbrief. De afstandsnorm was voornamelijk gebaseerd op mogelijke geluidsoverlast. Ondertussen heeft de technologie niet stilgestaan. Er is minder geluidsoverlast, en waarschijnlijk zal dat blijven verminderen. De masten worden ook hoger. Het probleem verschuift dus. De vraag is wat we precies willen doen met de afstandsnorm.
Het is ongelooflijk dat zon belangrijk probleem via een omzendbrief is geregeld en dat er geen wettelijk kader bestaat. Wanneer zal minister Muyters met dat fameus ruimtelijk kader komen? In welke mate bent u als minister van Milieu betrokken?
De heer Bart Martens : De vragen aan minister Muyters staan morgen op de agenda. Voor de milieuhygiënische normen voor windmolens is het ook belangrijk om buiten de zone van 250 meter een geluidsstudie te vragen aan de aanvragers van vergunningen voor windmolens. Nu is dat alleen binnen de zone van 250 meter. Soms kan een inplanting binnen die zone tot een beperkte overlast leiden, als bijvoorbeeld die woning ook naast een autosnelweg is gelegen, en zon turbine incrementeel heel weinig geluid toevoegt aan het achtergrondlawaai dat er al is.
Soms zijn er ook gevallen van een geluidsimpact die niet strookt met de VLAREM-geluidsnorm op een afstand van meer dan 250 meter. Misschien moet de bepaling die nu in de omzendbrief stelt dat men binnen 250 meter een geluidsstudie moet uitvoeren, worden verruimd naar een grotere zone. Minister, ik ga ervan uit dat dit nog onderwerp van discussie zal zijn tussen u, minister Muyters en minister Van den Bossche.
De voorzitter : Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege : Op de vragen aan minister Muyters kunt u morgen een duidelijk antwoord verwachten.
Installaties voor het opwekken van elektriciteit door middel van windenergie zijn in toepassing van de lijst van ingedeelde inrichtingen vastgesteld in bijlage 1 van titel I van VLAREM, milieuvergunningsplichtig vanaf het ogenblik dat het elektrisch vermogen meer dan 500 kilowatt bedraagt. Bij een elektrisch vermogen van 300 tot en met 500 kilowatt zijn deze inrichtingen alleen meldingsplichtig.
Voor de meeste van de als hinderlijk ingedeelde inrichtingen bevat titel II van VLAREM sectorale milieuvoorwaarden die tot doel hebben de hinder en de risicos afkomstig van de exploitatie van deze inrichtingen tot een aanvaardbaar niveau te beperken. Ze omvatten tevens criteria inzake de toelaatbaarheid van die inrichtingen zoals minimumafstanden tot hindergevoelige objecten, gebieden waar de exploitatie niet kan worden toegestaan enzovoort.
Dat is niet het geval voor inrichtingen voor het opwekken van elektriciteit door middel van windenergie. De exploitatie van deze inrichtingen is trouwens ook niet onderworpen aan de algemene milieuvoorwaarden inzake geluid. In plaats daarvan hanteren de adviesverlenende overheidsorganen en de vergunningverlenende overheden bij de beoordeling van de aanvragen de omzendbrief van 2006: Afwegingskader en randvoorwaarden voor de inplanting van windturbines.
In deze omzendbrief staat de afstand van 250 meter tot vreemde woningen of woongebieden centraal voor de beoordeling van de geluidsoverlast. De 250 meterregel wordt als volgt gehanteerd: wanneer de dichtstbijzijnde vreemde woning of het dichtstbijzijnde woongebied zich bevindt op een afstand van meer dan 250 meter van de windturbinemast, gaat men ervan uit dat de hinder veroorzaakt door de windturbine of het windturbinepark tot een aanvaardbaar niveau kan worden beperkt.
Wanneer die afstand kleiner dan of gelijk is aan 250 meter moet het specifieke geluid worden bepaald in de nabijheid van de dichtstbijzijnde woning of het dichtstbijzijnde woongebied. Dan wordt voor de beoordeling van de toelaatbaarheid van een windturbine of windturbinepark op een bepaalde locatie het specifieke geluid getoetst aan de milieukwaliteitsnormen, die in de omzendbrief voor meerdere gebieden zijn bepaald.
Indien het specifieke geluid voldoet aan milieukwaliteitsnormen of indien het specifieke geluid in de nabijheid van de dichtstbijzijnde vreemde woning of het dichtstbijzijnde woongebied 5 decibel lager is dan het achtergrondgeluid, mag men er, althans volgens de omzendbrief, van uitgaan dat de hinder veroorzaakt door de windturbine of het windturbinepark tot een aanvaardbaar niveau kan worden beperkt.
Omzendbrieven hebben in principe geen verordenend karakter en kunnen bijgevolg ook geen nieuwe en dwingende rechtsregels creëren. De omzendbrief betreffende het afwegingskader en randvoorwaarden voor de inplanting van windturbines bevat bijgevolg slechts richtlijnen die de Vlaamse overheid zich voorneemt te volgen bij het onderzoek en al dan niet op te nemen.
De omzendbrief kan op zich de noodzaak tot het hanteren van strengere toelaatbaarheidscriteria door de vergunningverlenende overheden in functie van de doelstelling van het Milieuvergunningsdecreet en VLAREM niet ongedaan maken. Wat in het decreet en in VLAREM staat, blijft dus onverkort van kracht.
De vraag of de omzendbrief voldoende bescherming biedt voor de omwonenden is op dat vlak wat irrelevant. Gelet op de berichten over problemen met de inplanting van de windturbines op meerdere plaatsen in Vlaanderen en gelet op het feit dat de omzendbrief enkel richtlijnen kan bevatten en geen dwingende rechtsregels creëert, heb ik de afdeling Milieuvergunningen opdracht gegeven te onderzoeken of de bestaande toelaatbaarheidscriteria niet beter moeten worden gespecificeerd en afdwingbaar gesteld in titel II van VLAREM.
Het als gevolg van mijn vraag door de afdeling Milieuvergunningen ingestelde onderzoek loopt nog. Het onderzoek bestaat erin om zowel na te gaan wat de noodzakelijke technische randvoorwaarden zijn om overdreven geluid en slagschaduw te voorkomen, als om voldoende inzicht te krijgen in de wetgeving die in de naburige landen wordt gehanteerd.
Zodra een voorstel met sectorale voorwaarden klaar is en voldoende uitgewerkt, zal in het kader van de procedure van goedkeuring door de Vlaamse Regering hierover overleg worden gevoerd met de bevoegde ministers en hun diensten. Het is interessant om vanuit de milieubevoegdheid na te gaan hoe we meer kunnen definiëren zodat iemand die wil investeren in een windmolen op voorhand meer duidelijkheid heeft of hij erin kan investeren. Zo kan hij een betere bescherming bieden aan omwonenden zodat die minder last hebben van geluidshinder of slagschaduw. Zo kunnen we twee belangrijke stappen vooruit zetten naar meer rechtszekerheid voor omwonenden en ook voor wie wil investeren in windmolens.
De voorzitter : De heer Vandaele heeft het woord.
De heer Wilfried Vandaele : Minister, uit uw antwoord besluit ik dat u voorlopig vasthoudt aan de normen inzake afstand en geluid zoals die nu gelden. Sommigen stellen daar vragen bij. We kunnen alleen maar hopen dat de drie bevoegde ministers samen een geïntegreerd plan opstellen. Ik heb het gevoel dat dit dossier, net zoals dat van de kustduinen, heen en weer wordt gejongleerd, waarbij iedereen naar iedereen kijkt. Daar hebben wij en de bevolking natuurlijk weinig boodschap aan.
De voorzitter : Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Mevrouw Gwenny De Vroe : Minister, ik heb begrepen dat het onderzoek nog loopt. Hebt u een idee wanneer dat zal afgelopen zijn?
De voorzitter : De heer Bothuyne heeft het woord.
De heer Robrecht Bothuyne : Ik heb de vraagstelling helaas gemist, maar ik heb de vraag om uitleg van de heer Vandaele gelezen. De vraag verwondert me enigszins omdat minister Muyters altijd heeft gezegd dat hij het initiatief zou nemen, dat hij met het ruimtelijk afwegingskader zou komen. Daarover zijn ook enkele vragen ingediend. Dat is wat we eerst moeten hebben. Minister Schauvliege bereidt blijkbaar al een en ander voor, met de administratie. Het benieuwt me wat dat zal opleveren, maar uiteindelijk begint dit bij Ruimtelijke Ordening.
De voorzitter : Die stand van zaken krijgen we morgen.
De heer Robrecht Bothuyne : Ik kijk dus uit naar morgen.
De heer Wilfried Vandaele : Ik ben het daar niet helemaal mee eens. We kijken ook naar minister Muyters. We zitten hem ook achter de vodden. Er is echter sprake van twee verschillende zaken: de ruimtelijke inpassingsmogelijkheden en de aspecten die we hier vandaag bekijken, de gezondheidsaspecten en dergelijke. Die zaken liggen toch wel verschillend. Ik hoop dat alles op een bepaald ogenblik in één mooi plan samenkomt.
Voorzitter, onlangs zei minister Van den Bossche in de commissie Energie dat windmolens op de eerste plaats zouden moeten worden ingeplant waar er kan worden aangetakt op de transportinfrastructuur, op het net. Al die elementen lopen dus enigszins naast elkaar. We weten dat de leden van de Vlaamse Regering zeer goed overeenkomen, dus ik hoop dat ze er ook in dit dossier samen uit geraken.
De heer Bart Martens : Mijnheer Bothuyne, voor een windmolen is nog altijd zowel een milieuvergunning als een stedenbouwkundige vergunning nodig, wat het beste bewijs vormt dat dit zich inderdaad schrijlings bevindt op zowel de milieuwetgeving als de wetgeving betreffende ruimtelijke ordening en stedenbouw.
De voorzitter : Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Mevrouw Tinne Rombouts : Voorzitter, daarom vroeg ik daarnet of minister Muyters al contact heeft opgenomen met minister Schauvliege. Er is immers het ruimtelijk afwegingskader en er zijn een aantal zaken met betrekking tot geluid en milieu. Op een bepaald ogenblik moet dat inderdaad samen worden afgewogen, in dat kaderplan. Ik denk echter niet dat het ene kan worden uitgesteld omdat het andere er niet is. Er is sprake van verschillende elementen. Er gebeurt voorbereidend werk op het vlak van milieu. Minister, heeft minister Muyters al contact met u opgenomen in het kader van het kaderplan en vanuit welk oogpunt kan dat eventueel worden ingepast?
De heer Wilfried Vandaele : Minister, mevrouw Rombouts vraagt of het kabinet van minister Muyters al contact heeft opgenomen met het uwe. Mijn vraag was of u al contact hebt opgenomen met minister Muyters. (Gelach)
De voorzitter : Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege : Voorzitter, geachte leden, we hebben allemaal dezelfde zorg. Vlaanderen heeft nood aan veel windenergie om zijn doelstellingen te halen. Anderzijds is er de vaak terechte zorg van omwonenden, die last hebben van geluidshinder en van de slagschaduw. Die discussie woedt al in deze commissie toen ik nog aan de andere kant zat, of zelfs nog veel vroeger. Ze is dus zeker niet nieuw. De omzendbrief geeft een richting aan. Potentiële investeerders die overwegen ergens een windmolen te plaatsen, houden rekening met die omzendbrief.
Mijnheer Vandaele, dat neemt niet weg dat, als er milieuhinder kan zijn, qua geluid of door de slagschaduw, we hier en nu ook bijkomende voorwaarden, beperkingen of studies kunnen opleggen of kunnen onderzoeken hoe we dat kunnen beperken of verhinderen. Zo kan bijvoorbeeld zelfs in de milieuvergunning worden bepaald dat in het voorjaar of het najaar, wanneer de zon laag staat, die windmolen moet worden stilgelegd. Dat gebeurt regelmatig. Er zitten zelfs reflectoren op die dat testen. We zijn er dus echt nu al mee bezig om die effecten in kaart te brengen. We merken echter dat investeerders aarzelen, omdat ze geen volledige zekerheid hebben met die omzendbrief. Het is moeilijk een project op te starten, omdat er geen zekerheid is of die molen daar wel kan worden ingeplant.
Er zal een plan komen. Dat is ook aangekondigd door minister Muyters en minister Van den Bossche. Er zijn al contacten geweest ter zake, denk ik. We wachten dus op een algemeen plan van aanpak. Dat plan belet echter niet dat de vraag nog altijd bestaat of er met een omzendbrief moet worden gewerkt, of dat dit moet worden verwerkt in de sectorregelgeving, zoals in VLAREM. Op basis van de ervaring die ik nu heb, lijkt het me goed om rechtszekerheid te creëren en dat deels op te nemen in de VLAREM-reglementering. Ik wacht dus niet op het plan. Ik vind het goed dat het plan er komt. Dat plan zal er komen in samenspraak. We hebben inderdaad een zeer goede verstandhouding in de Vlaamse Regering. Maak u dus zeker geen zorgen wat dat betreft. Ik ga echter niet zitten wachten tot dat plan er is, om pas dan te beginnen na te denken over de vraag hoe ik dat in VLAREM kan vertalen.
Ik ben al vrij ver gevorderd. Ik wil er geen deadline op plaatsen, maar ik denk dat we op zeer korte termijn met iets heel concreets naar voren kunnen komen, ook in de discussies over dat plan. Dat zal die discussies minder theoretisch en meteen veel concreter maken, zodat we vrij snel kunnen werken en meer rechtszekerheid bieden, zowel voor de investeerders als voor de omwonenden. Dat is wat ik nu aan het doen ben. Dat belet niet dat er daarnaast ook een algemeen plan van aanpak zal zijn, waarbij Ruimtelijke Ordening gebieden zal moeten aanduiden en ook vanuit Energie zal moeten worden nagedacht.
De voorzitter : De heer Vandaele heeft het woord.
De heer Wilfried Vandaele : Voorzitter, we hebben heel wat gehoord. We kunnen alleen maar hopen dat alles inderdaad tot een mooi plan leidt, dat rechtszekerheid biedt voor zowel de investeerders als de andere betrokkenen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.