Commissie voor Economie, Economisch Overheidsinstrumentarium, Innovatie, Wetenschapsbeleid, Werk en Sociale Economie
Vergadering van 28/10/2010
Vraag om uitleg van de heer Koen Van den Heuvel tot mevrouw Ingrid Lieten, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Innovatie, Overheidsinvesteringen, Media en Armoedebestrijding, over de stand van zaken met betrekking tot de proeftuin elektrische wagens
- 2540 (2009-2010)
De voorzitter : De heer Van den Heuvel heeft het woord.
De heer Koen Van den Heuvel : Minister, we hebben het de afgelopen maanden al uitgebreid gehad over de proeftuin elektrische wagens. Het is dan ook een heel belangrijk project. Men kan de krant niet openslaan of er staat wel een artikel in over de uitdaging om de elektrische wagen in Vlaanderen te promoten.
We hebben daarover gediscussieerd op 6 januari en op 1 juli. In oktober 2009 hebt u aangekondigd dat u een proeftuin elektrische wagens zou lanceren. Daarover bestaat een consensus over alle partijgrenzen heen. Als Vlaanderen de boot niet wil missen, is het absoluut nodig om alle zeilen bij te zetten. Ook de buurlanden, de rest van Europa en de wereld staan immers niet stil.
Vorige maand was er hier een interessante hoorzitting. Daaruit bleek dat alle actoren in Vlaanderen de Vlaamse Regering oproepen om werk te maken van die proeftuin.
Vorig jaar hebt u het Vlaams Instituut voor Mobiliteit (VIM) aangeduid en een budget vrijgemaakt van bijna een half miljoen euro om een studie uit te voeren. De bedoeling was de grote lijnen van aanpak vast te leggen. De volgende stap zou een call zijn van het Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie (IWT). U stelde toen dat dit in de loop van de tweede helft van 2010 zou moeten gebeuren. Er is ook 12 miljoen euro aan FFEU-middelen (Financieringsfonds voor Schuldafbouw en Eenmalige Investeringsuitgaven) vrijgemaakt voor de financiering van het project.
De tweede helft van 2010 is nog niet volledig achter de rug, maar het einde van het jaar komt dichterbij. Ik wil u dan ook een aantal vragen stellen. Is de studie van het VIM intussen definitief afgerond? Wat zijn de voornaamste vaststellingen daaruit? Hoe worden de elementen uit die studie doorgegeven aan het IWT? Wanneer zal het IWT die call lanceren? Kunt u een concrete timing geven bij de verschillende stappen?
De voorzitter : De heer Watteeuw heeft het woord.
De heer Filip Watteeuw : Minister, ik sluit me aan bij deze vraag. Vorige week hadden we een heel interessante hoorzitting naar aanleiding van de resolutie die ik heb ingediend over de elektrische mobiliteit en de groene stroom.
De mensen uit het bedrijfsleven hebben daar een niet mis te verstane boodschap gegeven. Het gaat dan niet om mensen uit de milieubeweging of uit een groene hoek, maar om mensen van Umicore, Volvo enzovoort. De spreker van Umicore, de heer Vandeputte, bracht een zeer overtuigend betoog over de batterijtechnologie. Als de Vlaamse overheid echt gelooft in de elektrische auto, aldus de heer Vandeputte, dan moet ze nu keuzes maken en niet in de marge handelen.
De heer Semeese van Volvo zei dat ze daar bezig zijn met het testen van een Zero Emission Vehicle. Ze willen dat echt goed doen en ze willen onderzoeken welke problemen er zich voordoen. Daarom hebben ze een testvloot nodig van 250 wagens. Zij krijgen die testvloot niet georganiseerd. De overheid speelt daar ook een rol in. Dat gebeurt niet. In die zin was er een algemene oproep, die ook werd ondersteund door de heer Schaeffer van de Vlaamse instelling voor technologisch onderzoek (VITO), om sneller te gaan en duidelijke keuzes te maken. De proeftuinen vormen een onderdeel van het beleid van de Vlaamse Regering. Ook daar moet het sneller gaan. En misschien moet de schaal ervan worden uitgebreid.
Minister, ik ben benieuwd naar uw antwoord. De oproep van de mensen van het bedrijfsleven is niet mis te verstaan.
De voorzitter : De heer Bothuyne heeft het woord.
De heer Robrecht Bothuyne : Ik sluit me zowel bij de heer Van den Heuvel als bij de heer Watteeuw aan. Het was inderdaad een interessante hoorzitting. Een aantal zaken waarin de Vlaamse overheid wordt geacht initiatieven te nemen, kwamen daarin naar voren. De heer Van den Heuvel zegt terecht dat er geen dag voorbij gaat zonder dat er in de krant iets verschijnt over elektrische autos. Ook vandaag was dat het geval. Minister, u kondigt zelf een aantal maatregelen aan: de afschaffing van de eenmalige belasting op inverkeerstelling en van de jaarlijkse rijtaks voor elektrische autos. Is dat echt al door de regering beslist? Bij mijn weten niet, maar misschien weet u meer. Zou het niet beter zijn om dit in te passen in de vergroening van de autofiscaliteit in haar geheel? We weten allemaal dat elektrische autos een zeer toekomstgericht deel vormen van het debat. Die fiscale maatregelen zouden op vrij korte termijn een effect kunnen hebben op het gedrag van klanten en autogebruikers. Minister, wat is uw visie op die vergroening van de autofiscaliteit in haar geheel?
In dat persbericht staat onder andere dat u overleg zou moeten plegen met andere gewestregeringen. Zijn daar al stappen gezet? Kent u de standpunten van bijvoorbeeld Brussel of het Waalse Gewest?
De voorzitter : De heer Diependaele heeft het woord.
De heer Matthias Diependaele : Ik sluit mij ook aan bij de vorige sprekers. De heer Watteeuw bedoelt waarschijnlijk dat het een dossier is dat de hele groene economie betreft, waar de frivole meisjes van de groene beweging de witte boorden van de economie leren kennen. Dat lijkt wel heel vruchtbaar te zijn. (Opmerkingen. Gelach)
Ik verwijs ook naar het artikel dat ik deze ochtend in De Standaard vond over de fiscale stimuli. Die zijn heel nuttig. Tijdens en na die hoorzitting hebben die mensen, onder andere die van Umicore, er ons op gewezen dat we wel degelijk een heel mooie kans hebben. Niet zaligmakend en niet de enige manier om alle leed van de wereld op te lossen, maar toch een mooie kans om een grote bijdrage te leveren aan de vergroening van onze economie, en daar ook nog een leidinggevende rol in op te nemen in de wereld of althans in Europa.
Mijn fractie heeft al een paar voorstellen gedaan, onder andere over de openbare aanbesteding. De overheid zou samen met de lokale besturen en dergelijke kunnen instaan voor de aankoop van de eerste wagens. De heer Watteeuw verwees naar de vloot van 250 wagens die Volvo wil lanceren. De Vlaamse overheid zou daar kunnen aan deelnemen en op die manier de kostprijs om die autos verder op de markt te brengen naar beneden kunnen helpen halen.
In Nederland hebben ze ook het idee van een batterijenwaarborgfonds. De afgeschreven batterijen worden hergebruikt na 4 of 5 jaar. Daarmee wordt de aanschaf van een nieuwe batterij goedkoper. De Vlaamse overheid kan in de smartgrids de oude batterijen gebruiken, die nog voor ongeveer 80 percent bruikbaar zijn. De aankoop van een nieuwe batterij wordt dan voor de consument goedkoper.
Wij moeten deze zaken eens onderzoeken. Ik dacht dat die proeftuin daarvoor een ideaal middel zou zijn. Hoever staat het daar nu mee?
Mevrouw Patricia Ceysens : Wij hebben een kader gemaakt voor innovatief aanbesteden. Daar zijn zeker mogelijkheden. Er is reglementair hard en goed aan gewerkt om dat mogelijk te maken. Dat ligt juridisch moeilijk, maar het kader is er. Dat kan van bij het begin gehanteerd worden.
Ik heb ook altijd gezegd dat het belangrijk is dat de overheid de juiste instrumenten gebruikt. Fiscaliteit is zeker een sterk instrument. Reglementeren en via de fiscaliteit in de prijs proberen te komen: dat zijn echt elementen om een beleid te voeren.
Ik heb altijd het gevoel gehad dat door deze proeftuin naar het Vlaams Instituut voor Mobiliteit te kanaliseren het vooral een soort belevings- of consumentenverhaal werd, terwijl je hier toch de harde industrie een plaats moet geven. Dan waren spelers als Flanders DRIVE en Agoria toch een ander soort partners om dat te doen. Zon consumenten-belevingsverhaal is wel belangrijk om dergelijke innovaties in de markt te krijgen, maar toch. Ik vrees dat er daar wat tijd verloren is gegaan.
Ik heb nog een ruimere bedenking. Ik hoor veel over het Marshallplan, ook bij Vlaamse ondernemers. Wat men daar ongelofelijk sterk aan vindt, is dat men de industrie een aantal sleutels geeft en dat missen wij wat in het Vlaamse innovatiebeleid vandaag.
De voorzitter: De heer Van Malderen heeft het woord.
De heer Bart Van Malderen : Ik denk niet dat ik het eens kan zijn met die laatste vaststelling. Ik heb begrepen dat het net de bedoeling is om wel degelijk het bedrijfsleven daarbij te betrekken. Ik zie verschillende moeilijkheden. Ik wil er een aanhalen. Elk van die bedrijven zal een beetje uit de eigen cocon moeten treden om gemeenschappelijk onderzoek te gaan doen. In andere landen heeft men grotere tradities om in los-vaste verbanden bedrijven te laten samenwerken. Ik zie vandaag men kan mij tegenspreken niet echt vehikels voor dergelijke clustervorming.
Competentiepolen zijn een voorbeeld, maar in commercialisering, dat is ook een eindvisie, hebben wij niet de grote traditie. In andere landen gaat het wat vlotter; daarvoor zijn er historische redenen. Ik denk dat dit een grote uitdaging zal zijn. Verschillende bedrijven maken er ons terecht attent op dat hier grote opportuniteiten zijn. De minister onderschrijft die ook in alle mogelijke uitspraken, beleidsbrieven en documenten. Wij moeten die aanwenden, maar dat zal veronderstellen dat wij naar een Vlaams project willen gaan en dat iedereen voor een stukje uit de eigen cocon treedt en samen aan die elektrische kar trekt.
Mevrouw Patricia Ceysens : Dat is niet altijd gemakkelijk, maar wij hebben dat wel gedaan. In de competentiepolen doet men het. In, bijvoorbeeld, het waterstofnetwerk, heeft men dat met Umicore en Vandenborre en alle industriële partners wel gedaan, maar mijn aanvoelen is dat de keuze ab initio voor VIM, en niet voor een andere echte industriële cluster, op termijn wat problematisch kan worden.
De voorzitter: Minister Lieten heeft het woord.
Minister Ingrid Lieten: Collegas, ik deel met jullie absoluut het ongeduld en de wens dat het moet vooruitgaan. Ik geef even de huidige stand van zaken. Ik heb bij het begin twee initiatieven genomen.
Ten eerste, ik heb aan Flanders DRIVE gevraagd om, aan de zijde van de werkgevers uit de technologiesector, te coördineren en te bekijken hoe het onderzoek verder ontwikkeld kan worden en welke onderzoeksdaden gestimuleerd en gesteld zouden kunnen worden, in het kader van open innovatie.
Flanders DRIVE heeft daarvoor een hele analyse gemaakt. Ondertussen zijn er heel wat extra projecten opgezet, samen met de industrie, zoals de voorzitter zegt. Onlangs, twee of drie weken geleden, hebben wij het project inductief laden gestart, waarbij uiteindelijk gekeken en getest wordt, in een real life omgeving, hoe voertuigen op een draadloze manier opgeladen kunnen worden, door over een stuk wegdek te rijden waarin lussen liggen. Dat is een project dat door heel wat industriële partners gesteund wordt, zoals Van Hool, Bombardier, Volvo en een aantal elektronicapartners. Zo heeft Flanders DRIVE heel wat projecten die bezig zijn.
Ten tweede, de opdracht aan het VIM was iets anders, namelijk het voorbereidend werk te doen voor een proeftuin. Wat is de vaststelling? Die vraag wordt ook bevestigd door verschillende mensen. Als wij de elektrische voertuigen een intrede willen laten doen in onze leefomgeving, dan heeft dat niet alleen te maken met de technologische vernieuwingen, maar dan zal het ook te maken hebben met heel wat veranderingen van gedrag. De mensen moeten overtuigd worden. Zij hebben heel wat vragen en drempels.
Het gaat echter niet alleen over de mensen of de consumenten, maar ook over onze infrastructuur in de steden en de gemeenten, de elektriciteitsnetwerken en de technologische innovatie an sich, bijvoorbeeld de innovatie van de batterijen en het feit dat die lichter worden en langer stroom geven, waardoor men die kan toepassen in een voertuig. Die technologische innovatie heeft ook heel wat andere innovaties nodig opdat zij succesvol geïmplementeerd zou kunnen worden.
Om dat te kunnen stimuleren, willen wij in het kader van open innovatie een proeftuinconcept ontwikkelen. Het is wel degelijk de bedoeling dat er in real life met verschillende partners naar gedragingen van mensen getest kan worden en dat ook de consequenties voor de infrastructuur, de laadinfrastructuur en het hele serviceconcept daarachter getest worden. Wij hebben aan het VIM gevraagd om de voorbereiding aan te vatten voor die real life testomgeving.
Ik heb, op 1 juni denk ik, in het parlement een stand van zaken daarvan gegeven. De inhoudelijke voorbereiding van de proeftuin heeft er uiteindelijk toe geleid dat het VIM met alle mogelijke partners gesprekken heeft gevoerd. Het betreft partners, uit zowel de industrie, de onderzoekswereld, leasingbedrijven als elektriciteits- en distributiebedrijven, die op een of andere manier iets te maken zullen hebben of verwachten dat zij iets te maken zullen hebben met elektrische voertuigen. Uiteindelijk heeft die inhoudelijke voorbereiding inzicht gegeven in de verwachtingen van de stakeholders en in de opportuniteiten voor economische en maatschappelijke valorisatie van een proeftuin voor elektrische voertuigen.
Uiteindelijk heeft het VIM al die verwachtingen opgedeeld in drie hoofdthemas van onderzoeksvragen. Die drie hoofdthemas zijn: verplaatsingsgedrag, technologie en energie. Het VIM heeft uiteindelijk die onderzoeksvragen geformuleerd. Is er een wijziging in het verplaatsings- en rijgedrag als men met een elektrisch voertuig rijdt of met een gewoon voertuig met een dieselmotor? Waar gaat men vooral laden? Thuis? Op het werk? In publieke infrastructuur? Wat is de optimale locatie van de oplaadcapaciteiten? Wat is de wederzijdse relatie tussen enerzijds rijgedrag en anderzijds oplaadgemak? Welke prijsmaatregelen en incentives zijn wenselijk om de introductie van de elektrische voertuigen te versnellen? Welke businessmodellen het gaat dan meer over mobiliteitscontracten, carsharing en batterijleasing kunnen zich aandienen? Wat zijn de opportuniteiten voor logistiek en zwaar vervoer, lichte bestelwagens en koeriersdiensten? Ik gaf enkele voorbeelden van de onderzoeksvragen die onder het thema verplaatsingsgedrag zijn geformuleerd.
Dan zijn er een aantal onderzoeksvragen naar boven gekomen en geformuleerd rond het thema technologie. Welke functionaliteiten moet een laadinstallatie hebben?
Hoe willen we met de modellen van batterijswap omgaan? Gisteren is naar de aankondiging van Renault verwezen. Renault werkt met een zeer specifieke batterijswap. Het bedrijf gaat ervan uit dat de batterij niet inherent aan het voertuig is verbonden. Niet het voertuig, maar de batterij moet worden opgeladen en gewisseld. Dit leidt natuurlijk tot een heel ander serviceconcept. Andere merken vertrekken veeleer van de stelling dat de batterij inherent aan het voertuig is en dat bijgevolg het voertuig moet worden opgeladen. Dit betekent dat de batterij in het voertuig blijft en dat het voertuig moet worden geïmmobiliseerd. Deze conceptuele verschillen schuilen achter de vraag naar de functionaliteiten van de laadinstallatie.
Wat is de actieradius? Onder welke omstandigheden is dit het geval? Wat is de verhouding tussen de autonomie en de laadtijd? Hoe zal de integratie in het straatmeubilair verlopen?
Hoe zit het met de standaardisatie? Ik heb al eens een vraag om uitleg over dit ontwerp moeten beantwoorden. Gelukkig heeft de Europese Commissie nu een initiatief genomen. We participeren aan dit initiatief, dat tot een uniformisering van de oplaadinfrastructuur moet leiden. Dit is immers een belangrijk beletsel om tot een volledig uitrol over te gaan. We merken trouwens dat ook in andere landen wordt gewacht tot afspraken over de standaardisatie zijn gemaakt. Het is de bedoeling van de Europese Commissie in het voorjaar van 2011 een beslissing te nemen. Zodra we over een standaard beschikken, zal een belangrijke hinderpaal wegvallen om voluit in de oplaadinfrastructuur te investeren.
Wat is de levensduur en de kostprijs van de batterijen? Wat is de impact op het leefmilieu? Hoe zit het met de onderhoudsaspecten, zoals de veiligheid, de kostprijs en de frequentie?
Al deze onderzoeksvragen horen bij het thema technologie. Daarnaast is er ook het thema energie.
Hoe wordt de verbruikte energie aan de verbruiker aangerekend? De elektriciteit zal niet gratis zijn. Dit betekent dat een heel beheerssysteem moet worden uitgebouwd. Dit moet met de elektriciteits- en de distributiemaatschappijen worden uitgewerkt.
Wat is de impact van het opladen van elektrische voertuigen op het elektriciteitsnet en op de elektriciteitsproductie? Is er nood aan een managementsysteem thuis en op het werk?
Al die vragen zijn uitgewerkt en leiden tot verschillende specifieke onderzoeksprojecten.
Na de beëindiging van de inhoudelijke voorbereiding, heeft het VIM de volgende stap gezet. In samenwerking met het Vlaams Instituut voor de Bevordering van het Wetenschappelijk-technologisch Onderzoek in de Industrie (IWT) is een concept uitgewerkt dat aan de inhoudelijke vereisten en verwachtingen van de Vlaamse stakeholders beantwoordt. De houding tegenover de international property rights (IPR) is aangepast.
We hebben nog nooit eerder met een proeftuinmodel op deze schaal gewerkt. Dit concept is nooit echt uitgewerkt. In het licht van de open innovatie moet met veel partners worden samengewerkt. Die partners hebben er geen probleem mee bepaalde informatie te delen. Andere onderzoeksvragen zijn echter zeer specifiek en vertrouwelijk. Aangezien de partners niet alles willen delen, moeten we heel specifieke IPR uitwerken.
Een concept om tegelijkertijd met zo veel mensen en zo veel belangen een onderzoeksproject in een proeftuin uit te voeren, bevond zich niet in ons instrumentarium. Dat kost tijd. Ik ben even ongeduldig als de vraagstellers. Ik kan enkel vaststellen dat het IWT en de verschillende partners tijd nodig hebben om dit allemaal uit te werken.
Bovendien moet deze regeling passen in de aanmelding bij de Europese steunkaders. We moeten een aangepast projectbeheer en uiteraard ook de nodige financiering zoeken. Wat de aanpak van de proeftuin en de financiering betreft, zijn we klaar. Het IWT heeft een voorstel van beslissing voorbereid. Het voorbereidend traject wordt afgewerkt. Ik verwacht dit voorstel van beslissing in de loop van de komende weken aan de Vlaamse Regering te kunnen voorleggen.
Zodra de onderzoeksvragen op basis van de stakeholderbevraging zijn gedefinieerd en het concept is uitgewerkt waarbinnen de partners kunnen werken, kunnen we de voorbereidende fase afsluiten en naar de volgende fase gaan. Dit is de call ten aanzien van de verschillende partners, die vervolgens deelprojecten kunnen indienen.
De aanpak en de financiering van de proeftuinen staan in de ontwerpnota voor de Vlaamse Regering. De legislatieve procedures, afspraken en overeenkomsten betreffende de oprichting van een innovatieplatform waarbinnen hoogtechnologische bedrijven met gebruik van gemeenschappelijke infrastructuur onderzoek uitvoeren, is relatief nieuw.
De Vlaamse Regering kan niet snel een budget vrijmaken. We hebben trouwens al 12 miljoen euro vrijgemaakt. We kunnen dat geld niet zomaar gebruiken om een aantal elektrische voertuigen aan te kopen en te laten rijden. Op die manier zouden we onze ambitieuze doelstellingen niet bereiken. We zouden de verschillende partners geen duidelijk antwoord op hun onderzoeksvragen kunnen geven.
Ik deel het ongeduld van de vorige sprekers. Ik ben zelf ook ongeduldig. Om de wetenschappelijke innovatie en de participerende partners maximaal te laten renderen, moeten we, spijtig genoeg, heel dit voorbereidend traject doorlopen.
Ik wil ook even naar de middelen kijken. We hebben ondertussen 12 miljoen euro voor de specifieke kosten van de proeftuin opzijgezet. We hebben tevens 12 miljoen euro vrijgemaakt voor alle onderzoeksprojecten die in het bestaande kader van Flanders DRIVE met verschillende bedrijven aan de gang zijn. Daarnaast heeft het IWT 6 miljoen euro gereserveerd voor de klassieke onderzoeksprojecten. Bedrijven als Umicore en Volvo hebben langs de klassieke weg specifieke onderzoeksprojecten voor hun eigen bedrijf ingediend. Die projecten passen binnen de algemene doelstelling de elektrische voertuigen en de innovatie te stimuleren.
Ik heb het departement de opdracht gegeven een globaal actieplan uit te werken. Hierin moet duidelijk worden hoe we elektrische voertuigen binnen de verschillende beleidsdomeinen kunnen stimuleren. Het is niet enkel een kwestie van technologische innovatie. Die innovatie moet ook naar de verschillende beleidsdomeinen worden vertaald. Daarnaast moeten we incentives geven. Het departement is hiermee bezig.
Ik heb al een aantal suggesties inzake het beleid van de Vlaamse Regering gekregen. Die suggesties moeten nog in het actieplan worden opgenomen. De Vlaamse overheid zou als aankoper voorbeeldgedrag moeten tonen. Zodra elektrische voertuigen effectief op de markt aanwezig zijn en er wat concurrentie is ontstaan, moet de Vlaamse overheid voor elektrische voertuigen kiezen. Een andere suggestie betreft de innovatieve aanbestedingen. Dit model kan zeker worden gebruikt. Hetzelfde geldt voor het batterijwaarborgfonds. Al die waardevolle suggesties houden verband met de onderzoeksvragen en moeten in het actieplan worden vertaald.
Ik heb gisteren al verklaard dat we ook eens naar de vergroening van onze belasting op inverkeerstelling moeten kijken. Het regeerakkoord stelt dat de Vlaamse Regering aan een hervorming zal werken. Momenteel vindt volop overleg tussen de kabinetten plaats. We moeten een goede fasering ontwikkelen. We moeten de mensen stimuleren hun aankoopgedrag te vergroenen. Daarnaast moeten we ook rekening met de markt houden. De mensen moeten de kans krijgen hun gedrag aan te passen. Er moet ook een sociale correctie komen. Het meest logische gevolg lijkt me een nultarief voor de groenste auto. Dit moet uiteraard in het licht van het uiteindelijke gemeenschappelijke voorstel worden bediscussieerd.
De voorzitter : De heer Van den Heuvel heeft het woord.
De heer Koen Van den Heuvel : Ik dank de minister voor haar antwoord. Het lijkt me duidelijk dat deze commissie de minister echt aanmoedigt hier met grote spoed werk van te maken. De andere laden staan ook niet stil.
Ik vermoed dat we verschillende sporen moeten bewandelen. We moeten het niet enkel met, maar zeker ook niet zonder, de harde industrie proberen. We moeten ook oog voor de consument hebben. Dit alles moet er samen toe leiden dat de elektrische wagen een succes wordt en dat de puzzelstukjes samen een mooi beeld opleveren.
We hebben een aantal mijlpalen achter de rug. De studie van het VIM is afgewerkt. Ik hoop dat de commissie hiervan in kennis zal worden gesteld. Ik hoop tevens dat de call van het IWT snel kan volgen.
De voorzitter : De heer Watteeuw heeft het woord.
De heer Filip Watteeuw : Ik dank de minister voor haar antwoord. We hebben nu zicht op de stand van zaken. Ik vraag me wel af of de mensen die hier vorige week aanwezig waren, de heer Vandeputte van Umicore, de heer Semeese van Volvo en de heer Schaeffer van VITO, met dit antwoord tevreden zouden zijn. Ik vrees er enigszins voor. Ik heb de minister vooral over onderzoeksvragen en over een plan horen spreken. Ik merk dat er veel goede wil aanwezig is. Hun vraag was echter veel duidelijker. Ze vinden dat er snel keuzes moeten worden gemaakt. De heer Vandeputte heeft het volgende verklaard: We zijn als land veel te klein om geen keuzes te maken.
Op het vlak van de duurzame mobiliteit zitten we eigenlijk wat in de marge te morrelen. Ik vind de voorstellen van de minister inzake fiscaliteit op zich goede voorstellen. Dat is echter niet de essentie. De essentie is de keuze van het model dat we naar voren willen schuiven. Het moet allemaal sneller gaan. Ik merk dat de overige commissieleden dit ook belangrijk vinden. Deze commissie zal de minister dan ook blijven aansporen om sneller vooruit te gaan.
De voorzitter : De heer Diependaele heeft het woord.
De heer Matthias Diependaele : Ik sluit me aan bij de twee vorige sprekers. De minister heeft al verklaard ongeduldig te zijn. Ik wil in dit verband toch een punt naar voren brengen. Er wordt vaak gezegd dat we het warm water niet opnieuw moeten uitvinden. De onderzoeksvragen die de minister heeft vermeld, zijn allemaal zeer waardevol. Ik vraag me echter af welke vraag al niet in het boekje van minister-president Peeters staat. Eigenlijk zijn die onderzoeksvragen al bekend. Ik vraag me dan ook af of we voor het voorbereidend werk wel van op nul moeten beginnen. Hierdoor verliezen we immers veel tijd. Volgens mij moeten we sneller kunnen gaan. We moeten zeker niet alles tweemaal doen.
De heer Filip Watteeuw : Ik wil daar even kort op aansluiten. De heer Schaeffer heeft in zijn uiteenzetting al veel antwoorden gegeven op vragen die de minister net heeft vermeld. Die antwoorden moeten allicht nog worden uitgebreid. Blijkbaar is er wel al een aanzet van antwoord op veel onderzoeksvragen. We moeten, met andere woorden, niet alles herbeginnen.
Mevrouw Patricia Ceysens : Ik ben het ermee eens dat het niet gemakkelijk is. De stelling dat we dit nog nooit eerder hebben gedaan, klopt echter niet helemaal.
Het waterstofnet was ook niet gemakkelijk. Het ging toen ook om grote bedrijven, zoals Umicore of Solvay. We hebben dat op 6 maanden voor elkaar gekregen. We hebben toen met Nederland samengewerkt, wat de zaken eigenlijk niet gemakkelijker heeft gemaakt.
Hetzelfde geldt voor het netwerk met betrekking tot de smart grid, dat nu in Waterschei zijn beslag krijgt. Ook in dat verband hebben grote partijen moeten samenwerken.
Een ander voorbeeld is het translationeel onderzoek. Dat was ook een kwestie van IPR. We hebben de universiteiten, de biotechnologie, de farma-industrie en de geneesheren rond de tafel moeten brengen. Ik heb toen s avonds laat nog telefonisch te horen gekregen dat iedereen de tafel had verlaten. Het was niet gemakkelijk hun de arm om te wringen.
Als er keuzes moeten worden gemaakt, krabbelen sommigen natuurlijk terug. Dit moet allemaal strak in de hand worden gehouden. Ik heb destijds vaak moeten dreigen en op tafel moeten slaan. In al die voorbeelden zijn we erin geslaagd op 6 maanden tijd de neuzen in dezelfde richting te krijgen.
De minister heeft het voordeel dat ze over 5 jaar beschikt. Ik had het voordeel dat ik telkens een interimperiode van 1 jaar moest overbruggen. Dat kan allebei helpen. Indien het niet de bedoeling is korte termijnen te hanteren, kan het helpen dat iedereen weet dat er na een paar maanden niets meer zou zijn.
De minister moet de timing wat strakker in de hand houden. Het nadeel is natuurlijk dat veel betrokken partijen hun eigen belangen hebben. De minister moet hier het algemeen belang uit distilleren. Op dit ogenblik krijg ik de indruk dat het wat begint te slepen. Indien de minister niet vastlegt wanneer alles er moet liggen, zullen ze nog meer tijd proberen te winnen. In dat geval lopen we het risico dat de tijd ons inhaalt.
Minister Ingrid Lieten : Ik voel me uiteraard gesterkt door al de aanmoedigingen die ik vanuit de commissie heb gekregen. Ik zal met de gesuggereerde methodes rekening houden.
De voorzitter : Het incident is gesloten