Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 07/10/2010
Vraag om uitleg van mevrouw Kathleen Helsen tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over de Nederlandse taa lbe heersing in de lerarenopleiding
-2490 (2009-2010)
De voorzitter: Mevrouw Helsen heeft het woord.
Mevrouw Kathleen Helsen : Voorzitter, minister, collegas, in uw beleidsnota hebt u aangekondigd dat taal voor u zeer belangrijk is en dat de kennis van het Nederlands in de lerarenopleiding essentieel is. De kennis van het Nederlands in het leerplichtonderwijs zal ook afhankelijk zijn van de kennis van het Nederlands van de leerkrachten die wij afleveren aan het veld. U hebt in het kader van de beleidsnota ook aangekondigd dat u met de lerarenopleiding, de haalbaarheid, ontwikkeling en implementatie van een starterstoets taalbeheersing gaat bespreken. Daarnaast zult u hen ook uitnodigen om een kader te ontwikkelen om het uitstroomniveau van het Nederlands als instructietaal voor de afgestudeerden duidelijk te bepalen.
U hebt ook duidelijk gesteld dat u een beetje verontrust bent over wat professoren en leraren aan de hogescholen zeggen, namelijk dat de taalkennis van studenten onvoldoende is. U hebt gezegd dat u hier rekening mee zou houden bij de hervorming van het secundair onderwijs.
Minister, op welke manier wordt rekening gehouden met de taalkennis van leerlingen in het secundair onderwijs? In de nota over de hervorming van het secundair onderwijs vind ik niet duidelijk terug wat er precies op dat vlak zal worden ondernomen.
Welke rol kan hbo5 spelen in een voldoende taalbeheersing van leerlingen na het secundair onderwijs en voor de start van de lerarenopleiding? Er zijn een aantal opleidingen die voldoende voorbereiden op een lerarenopleiding. Een aantal andere opleidingen zullen op het vlak van taal onvoldoende zijn. Kan hbo5 een mogelijkheid zijn om de taalbeheersing te verbeteren en nadien de stap te zetten naar de lerarenopleiding?
Welke stappen zijn al gezet met de lerarenopleidingen voor de bespreking van de haalbaarheid, ontwikkeling en implementatie van een starterstoets taalbeheersing? Als er reeds gesprekken plaatsvonden, wat zijn daarvan de resultaten? Wat is de timing met betrekking tot de toepassing van die toets?
Wat houdt een starterstoets concreet in? Welke stappen worden gezet om met de lerarenopleidingen een kader te ontwikkelen om het uitstroomniveau van het Nederlands als instructietaal te bepalen? In de plenaire vergadering van vorige week is er gesproken over de oriëntatieproef en de overstap van secundair onderwijs naar hoger onderwijs. Er is ook gezegd dat het belangrijk is om het beginniveau van het hoger onderwijs goed te kennen en na te gaan of de eindtermen aansluiten bij de begintermen. Hier gaat het louter en alleen over taal. Het is belangrijk dat de lerarenopleiding bepaalt welk instroomniveau voor taal er nodig is. Ik denk dat het niet alleen voor taal belangrijk is, maar ook voor een aantal andere elementen.
Is er onderzoek verricht naar de taalbeheersing van studenten en afgestudeerden in de lerarenopleiding? Zo ja, op welke manier en wat zijn daarvan de resultaten? Is er sprake van een vooruitgang of achteruitgang? Er wordt vaak gezegd dat we duidelijke gegevens hebben. Vandaar mijn vraag of we ze hebben of niet.
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : Voorzitter, in de eerste oriëntatienota over de hervorming van het secundair onderwijs Mensen doen schitteren pleit ik voor een algemene screening van het Nederlands bij het aantreden van het secundair onderwijs, ook eerder wanneer men de stap zet van het kleuter- naar het basisonderwijs. Van leerlingen die het getuigschrift basisonderwijs behaald hebben, mogen we terecht verwachten dat ze de eindtermen voor Nederlands beheersen. Desondanks zullen deze leerlingen nog verschillende beheersingsniveaus van het Nederlands bereikt hebben. Om op die verschillen zo adequaat mogelijk te kunnen inspelen, wordt bij de hervorming van het secundair onderwijs in een screening van de beheersing van het Nederlands voor alle leerlingen voorzien en dit bij de start van het secundair onderwijs. Het gaat niet om een selectiemiddel, maar om een echte screening, op basis waarvan er nadien remediërend kan worden opgetreden. In die logica is het logisch dat je heel snel begint om vast te stellen of er problemen met de taalkennis zijn of niet. Als die er zijn, moet je in het begin remediëren zodat je op het einde van het secundair onderwijs niet moet vaststellen dat een leerling niet voldoende Nederlands spreekt. Eigenlijk is er dan een probleem met wat je aan het aanbieden bent.
Er is nog geen onderzoek verricht naar de taalbeheersing van studenten en afgestudeerden in het algemeen en in de lerarenopleiding in het bijzonder.
Er zou een rol kunnen zijn voor hbo5, maar het is niet echt de bedoeling van hbo5 om die rol te vervullen. De opleidingen zijn in de eerste plaats arbeidsmarktgericht, en in tweede instantie gericht op doorstroming naar een bacheloropleiding, gebaseerd op een onderwijskwalificatie die is gebaseerd op een beroepskwalificatie. Een specifieke hbo5-opleiding om kennis van het Nederlands naar een hoger niveau te brengen, lijkt niet onder de voorwaarden te vallen. Als kinderen uit het secundair onderwijs komen, moeten ze eigenlijk wel voldoende Nederlands spreken, anders is er een structureel probleem in ons onderwijs.
De stappen die moeten worden gezet voor een starterstoets taalbeheersing willen we meenemen in de hele beleidsevaluatie over de lerarenopleiding. Er moet bijzondere aandacht gaan naar de kennis van het Nederlands bij instromende en de uitstromende studenten in de lerarenopleidingen en naar de wijze waarop de lerarenopleidingen het startniveau bepalen bij instroom en uitstroom en de remediëring daarvan. Op basis van de bevindingen van die evaluatie moeten we beslissen of de veralgemeende invoering van een starterstoets Nederlands nodig is of niet.
Op dit moment is het nog een beetje te vroeg om te zeggen wat de inhoud van de starterstoets Nederlands moet zijn.
We nemen het dus mee in de evaluatie van de lerarenopleiding om dan verdere stappen te zetten.
De voorzitter : Mevrouw Helsen heeft het woord.
Mevrouw Kathleen Helsen : Minister, ik dank u voor uw antwoord. Het is me duidelijk dat er op dit moment rond de starterstoets nog niets is gebeurd.
Ik blijf de manier waarop we omgaan met hbo5 raar vinden. Enerzijds stellen we als parlement dat het een betere voorbereiding op de arbeidsmarkt moet zijn of dus een verdieping van een bepaalde opleiding. Anderzijds zeggen we dat het een opstap moet zijn naar een bacheloropleiding. Die twee zijn perfect mogelijk, maar we moeten bekijken wat een hbo5-opleiding die beter voorbereidt op een bacheloropleiding, kan betekenen. Volgens mij zal dat sowieso eerder een theoretische vorming zijn voor de leerlingen die een arbeidsmarktgerichte opleiding hebben gevolgd, want die opleiding is in die mate praktisch dat ze onvoldoende theoretisch voorbereid zijn om de stap te zetten naar een bacheloropleiding. Vaak zien we in het hoger onderwijs dat ze vooral daarmee problemen hebben. Door hen op dat vlak een voorbereiding te geven, zullen ze meer kansen hebben in het hoger onderwijs.
Telkens wanneer de vraag voorligt of hbo5 daar een rol in kan spelen, krijg ik het antwoord dat hbo5 vooral de bedoeling heeft om arbeidsmarktgericht te zijn, maar ook een beetje voorbereidend op het hoger onderwijs. We moeten een keuze maken, we moeten nadenken over de rol van hbo5.
U zegt dat er op dit moment nog niets gebeurd is, dat het zal worden gekoppeld aan de evaluatie van het decreet Lerarenopleiding. Ik kan daar volledig inkomen, maar is het niet wenselijk dat het onderzoek naar de taalbeheersing vandaag gebeurt, want dan zullen de resultaten daarvan wel gekend zijn op het moment dat we de evaluatie van het decreet zullen bekijken? Er komen signalen over binnen en ze stoppen niet. Het is trouwens niet alleen binnen de lerarenopleiding dat we dit te horen krijgen, maar in het hele hoger onderwijs en zelfs binnen het secundair onderwijs stellen leerkrachten vast dat de taalbeheersing van leerlingen niet altijd optimaal is. Het zijn vaststellingen die zij doen en het zou goed zijn indien we op basis van een onderzoek kunnen aantonen of dat werkelijk het geval is, en dan kunnen we die resultaten meenemen naar het debat over de starterstoets.
Minister Pascal Smet : Ik heb het genoteerd, ik vind het een goeie suggestie.
De voorzitter : Het incident is gesloten.