Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 07/10/2010
Vraag om uitleg van mevrouw Kathleen Helsen tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over het dossier leerzorg
- 2489 (2009-2010)
De voorzitter: Mevrouw Helsen heeft het woord.
Mevrouw Kathleen Helsen : Minister, in uw beleidsnota hebt u heel duidelijk vermeld dat u op basis van het voorontwerp van decreet betreffende leerzorg van november 2008 en het Vlor-advies (Vlaamse Onderwijsraad) het overleg met alle betrokkenen wilt hervatten om het concept te verbeteren en het draagvlak te vergroten. Nadien wilt u met de onderwijsactoren een implementatieplan vastleggen en de geleidelijke invoering van het decreet aanvatten.
Tijdens de bespreking van de beleidsnota in januari en februari erkende u dat men niet te lang mag wachten met het doorhakken van knopen. In mei van dit jaar gaf u ook aan dat u gestart bent met gestructureerd overleg met de verschillende betrokken onderwijspartners, waaronder de vakbonden, de verschillende onderwijskoepels en het Vlaams Ouderplatform. U gaf ook aan dat de budgettaire en juridische toestand helaas gewijzigd is. U wees erop dat u zeer voorzichtig te werk wilt gaan in de aanpak van dit dossier. Dat is ook nodig omdat in dit zeer belangrijke dossier alle betrokken partners zich moeten kunnen vinden en het als een haalbare oplossing moeten ervaren.
In de vorige legislatuur werden, op basis van de documenten die voorlagen, heel wat opmerkingen geformuleerd. Financiering en draagkracht waren daarbij heel belangrijke knelpunten die werden aangehaald.
Nu u al enige tijd opnieuw aan de slag bent met dit dossier, wil ik u vragen welke wijzigingen u precies doorvoert. Wat is de stand van zaken in het dossier? Wat zijn de resultaten van het gestructureerde overleg met de verschillende betrokken onderwijspartners? Welke timing stelt u voorop? Op welke wijze zal het concept verbeterd worden? Er waren immers nogal wat opmerkingen over het kader. Er deden zich toch wel een aantal knelpunten voor.
Ik wil u tot slot bijkomende informatie vragen over de volgende zaken. Eén: de resultaten van het experiment met 9000 leerlingen, weliswaar niet effectief maar dossiermatig. Wat waren de effecten ervan met betrekking tot de inschaling in het leerzorgkader en de daaruit voorvloeiende voorstellen van aanpassingen in de formulering van de leerzorgniveaus, en de effecten ervan met betrekking tot het financieringsschema en de vooropgestelde deelbudgetten? Twee: de budgettaire effecten en de effecten van de inschaling van leerlingen in het leerzorgkader op de taakbelasting voor de CLBs. Op basis van een eerste oefening is immers tot uiting gekomen dat er een bijkomende inschaling zal moeten gebeuren. Op welke manier zal daarmee worden omgegaan?
Drie: een concreet voorstel van trapsgewijze inwerkingtreding van het decreet. Hoe ziet u dat? Vier: een inschrijving van evaluatiemomenten in het decreet voor zowel het kader als de toepassing ervan. Vijf: de extra leerzorgomkadering die op leerzorgniveau II wordt toegekend, afhankelijk van de cluster, en over de verschillen in toekenning ervan tussen de clusters en over de principes van de voorziene groeipaden, dit alles afgetoetst aan de resultaten van het genoemde experiment met 9000 leerlingen en de verschillen in toekenning van middelen op leerzorgniveau II.
Zes: de voorwaarden voor het verkrijgen van leerzorgeenheden op leerzorgniveau II cluster 3, leerzorgniveau III en leerzorgniveau IV en over de manier waarop de berekening en de toekenningswijze zal gebeuren. Zeven: de betekenis en de waarde van puntengewichten op leerzorgniveau II, III en IV.
Acht: het voorstel van financiering van leerlingen ingeschaald op leerzorgniveau III, die ingeschreven zijn in het gewoon onderwijs, dat de kwaliteit van het gewoon onderwijs blijft garanderen voor alle leerlingen in dat gewoon onderwijs. Negen: een inhoudelijk en budgettair voorstel van competentieontwikkeling dat de expertise garandeert bij schoolteams om het leerzorgkader toe te passen. Er is gebleken dat dat ontzettend belangrijk is en dat dat mee de haalbaarheid ervan zal bepalen.
Tien: de effecten van het decreet op het personeelsbeleid, zowel kwantitatief, kwalitatief als budgettair. Elf: de oplossing die het kader biedt voor de problematiek van het leerlingenvervoer. Dat kan daar niet van worden losgekoppeld, maar is tot nu toe nog maar in zeer beperkte mate aan bod gekomen. Dat is vooral bekeken in het kader van lopende projecten, maar verder zijn daar toch nog heel wat vragen over. Twaalf: de manier waarop de nodige infrastructurele aanpassingen in scholen gefinancierd zullen worden. Als we kijken naar de infrastructuur van vandaag, blijkt dat heel wat scholen infrastructureel niet aangepast zijn om in te gaan op wat straks misschien voorligt.
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : Ik zal niet op alle vragen antwoorden, en zal ook uitleggen waarom ik dat niet doe. De ambitie om te komen tot een nieuw referentiekader voor zorg in onderwijs is opgenomen in het regeerakkoord en in mijn beleidsnota. Het Vlaams Parlement heeft ook een met redenen omklede motie goedgekeurd. Zoals u al hebt aangegeven, is de context ten opzichte van de vorige legislatuur gewijzigd, niet het minst op het budgettaire vlak.
Ik verwijs ook naar de ratificering van het VN-verdrag van 13 december 2006 inzake de rechten van personen met een handicap. Beide contextgegevens hebben een belangrijke impact op de wijze waarop we verder moeten werken.
Op 20 mei en 7 september heb ik met de sociale partners, de onderwijskoepels, het GO! en de onderwijsvakbonden samen gezeten. We hebben ze geïnformeerd over een mogelijke aanpak en werkwijze. Het komt erop neer dat we een gefaseerde aanpak voorstellen die aansluit bij wat in het Vloradvies van 19 december 2008 werd aanbevolen, namelijk werken met een basisdecreet in een eerste fase met behoud van de huidige financieringsmechanismen, en aanbouwdecreten in een tweede fase. Dat betekent dat we het leerkader overnemen. Dat is in de vorige legislatuur goedgekeurd en daarover is geen discussie, maar er zijn specifieke themas die moeten worden besproken in een aantal resonantiegroepen. Omwille van de timing en een strak vergaderschema met de sociale partners in het kader van cao- onderhandelingen kunnen we pas na de herfstvakantie met de vijf werkgroepen echt van start gaan. We gaan spreken over de implicaties van het VN-verdrag voor onderwijs, de problematiek van ASS zowel voor het aspect omkadering als voor het aspect planning van het aanbod en het vraagstuk van de competentieontwikkeling. Het zijn belangrijke themas, ze moeten met alle betrokken partijen worden besproken.
Het is de bedoeling om rond de jaarwisseling 2010-2011 een balans op te maken van de mate waarin er een draagvlak is voor de verschillende voorstellen, waaronder het werken met een basisdecreet en aanbouwdecreten. Dat zal ik dan op het politieke niveau binnen de Vlaamse Regering aftoetsen. Ik hoop op basis daarvan over een voldoende groot draagvlak te beschikken om in 2011 het formele besluitvormingsproces op te starten en liefst ook af te ronden.
Het zou ons te ver leiden om hier de uitslag van de praktijktest in extenso te brengen. Dat belet niet dat we voor de mensen die een praktijktest meegedaan hebben, een sessie kunnen organiseren waarin zij toelichten wat de simulaties hebben teweeggebracht.U kunt het eindrapport van de onderzoekers vinden op www.ond.vlaanderen.be/leerzorg. Simulaties op basis van deze resultaten hebben aangetoond dat de volledige realisatie van leerzorg een investering van ongeveer 65 miljoen euro zou bedragen. Zoals ik al heb aangegeven, is dat in het huidige budgettaire klimaat niet haalbaar. Dat betekent niet dat we de inschaling van leerlingen niet kunnen verbeteren en op betere criteria baseren met behoud van de bestaande financieringsmechanismen. Er zal een concordantie moeten gebeuren van inschaling naar die financieringssystemen. Het is de bedoeling dit wetenschappelijk op te volgen.
Sommige vragen zijn ook voorbarig omdat ik eerst de gesprekken met de koepels, de sociale partners en andere betrokkenen ernstig wil nemen. Alle elementen die op tafel zijn gekomen, moeten we meenemen. Dat doen we ook. Het signaal is gegeven dat we goed willen luisteren om een draagvlak te creëren. Bij iedereen heb ik vastgesteld dat de wil aanwezig is om rond de jaarwisseling te kunnen opmaken wat we kunnen doen en wat we niet kunnen doen.
De voorzitter: Mevrouw Helsen heeft het woord.
Mevrouw Kathleen Helsen: Ik dank u voor het antwoord. U gaf zelf aan dat u slechts een beperkt antwoord kon verstrekken. Ik begrijp dat u geen rekening houdt met de aanbevelingen die zijn gegeven op basis van het onderzoek met de praktijktoets van 9000 leerlingen.
Minister Pascal Smet : Er wordt wel rekening gehouden met de praktijktoets.
Mevrouw Kathleen Helsen: In wat is goedgekeurd door de regering, is geen rekening gehouden met de praktijktoets.
Minister Pascal Smet : Over welk aspect hebt u het?
Mevrouw Kathleen Helsen: Er zijn verschillende aspecten. Er is geen rekening gehouden met de aanbevelingen van de praktijktoets. Zo zijn er ook aanbevelingen gedaan om sommige elementen verder te onderzoeken. Ik heb tot nog toe nergens kunnen vaststellen dat deze verdere onderzoeken zijn gebeurd. De praktijktoets heeft zaken duidelijk gemaakt en knelpunten blootgelegd. Het is wenselijk om dat nader te bekijken, want het gaat over het kader zelf. Het gaat nog niet over financiële middelen of over de toepassing van dat kader. Het gaat bijvoorbeeld over hoe de clusters en de zorgniveaus in elkaar steken, waar kinderen terecht komen en wat dat betekent voor de verschuiving van kinderen of over het effect op de GON-leerlingen.
Er is duidelijk naar voren gekomen, in tegenstelling tot wat aanvankelijk is gezegd, namelijk dat het niet wenselijk was om met doelgroepen te werken maar wel om naar een verbreding te gaan en met clusters te werken, dat er toch voor is gekozen om met doelgroepen te werken. Maar op basis van de toets is gebleken dat het zeer moeilijk is om kinderen in het licht van doelgroepen in te schalen. Het is wel belangrijk om deze opdeling te herbekijken. Dat zijn geen details. In de vorige legislatuur heb ik dat ook al gevraagd. Maar toen is er geen aanpassing gebeurd die rekening hield met de verschillende aanbevelingen.
Op welke basis wordt er nu verder gewerkt? Als we dat weten, kan worden gekeken naar de mogelijke knelpunten die we zullen tegenkomen e n wat de haalbaarheid is van een en ander.
Ik begrijp dat u niet kunt ingaan op alle knelpunten die naar voren zijn gekomen. Het is wel nodig om wat uit de praktijktoets is gebleken, ernstig te nemen. Er moet worden nagegaan hoe het kader kan worden verbeterd. Zo moeten we straks geen kader goedkeuren waarvan we bij voorbaat weten dat we het vrij snel zullen moeten herbekijken. Dat is belangrijk.
Het is ook van belang om na te gaan hoe we het bijkomend onderzoek dat op basis van de test nodig is gebleken, kunnen opzetten en binnen welke timing we het kunnen doorvoeren.
Minister Pascal Smet : Aan welk onderzoek refereert u dan?
Mevrouw Kathleen Helsen: Ik refereer aan het onderzoek naar de effectiviteit van het onderwijsaanbod op leerzorgniveau 1 en 2, het onderzoek op leerzorgniveau 1, leerlingen in cluster 2, 3 en 4 maar zonder specifieke maatregelen. Naar het onderzoek naar de oorzaak, noodzaak en ondersteuning, de leerzorg voor GOK-leerlingen. Naar de vraag of meer GOK-leerlingen worden ingeschaald op hogere leerzorgniveaus dan wel in bepaalde clusters. Dat staat allemaal opgesomd in de aanbevelingen. Ik heb het onderzoeksrapport bij. We hebben dat in de vorige legislatuur gekregen. We hebben er ook een toelichting bij gekregen. Maar er is toen geen beslissing genomen om die onderzoeken verder te zetten.
Als ik over leerzorg in het secundair onderwijs lees in de nota over de hervorming van het secundair onderwijs, dan stel ik mij de vraag: En wat met het buitengewoon secundair onderwijs? Dat zit er niet in. We spreken over leerzorg. Het buitengewoon onderwijs kan daar niet van worden losgekoppeld. Er moet dus nog wat duidelijkheid komen, ook over de toepassing van wat is opgenomen in het leerzorgkader binnen het secundair onderwijs. Dat is niet zo vanzelfsprekend als bijvoorbeeld in het basisonderwijs. Er is een heel andere situatie. Er is naar voren gekomen dat het belangrijk is om een aantal elementen verder onder de loep te nemen om de effectiviteit ervan te onderzoeken.
Dat zijn vragen waar ik vandaag mee zit. Als u verder werkt met dat dossier, wat gebeurt er dan mee? Wordt er verder werk van gemaakt?
Minister Pascal Smet : Die vragen moeten aan bod komen in de vijf werkgroepen.
Mevrouw Kathleen Helsen : Minister, het is belangrijk dat u er ook voor openstaat en dat u niet zegt dat u niets meer wilt wijzigen aan het kader, wat het onderzoek ook uitwijst.
Minister Pascal Smet : Ik denk dat uit het kader moet blijken hoe het is. Ik had begrepen dat over het leerzorgkader op zich niet veel discussie meer was. Ik heb geen signaal gekregen van de mensen die daar zaten. Het kader moet nog verfijning en aanpassingen krijgen. We hebben afgesproken om dat in die werkgroepen te doen. Laat ons wachten op het jaareinde en afwachten wat eruit komt en waar er al dan niet moet worden bijgestuurd. Die belofte heb ik ook gemaakt. Daarom ben ik ook terughoudend om grote uitspraken te doen. Ik heb duidelijk gezegd dat ik het overleg ook serieus wil nemen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.