Commissie voor Economie, Economisch Overheidsinstrumentarium, Innovatie, Wetenschapsbeleid, Werk en Sociale Economie
Vergadering van 21/10/2010
Vraag om uitleg van mevrouw Sonja Claes tot mevrouw Freya Van den Bossche, Vlaams minister van Energie, Wonen, Steden en Sociale Economie, over de resultaten van de Inspectie Werk en Sociale Economie in 2009 inzake de lokale diensteneconomie
- 2455 (2009-2010)
De voorzitter : Mevrouw Claes heeft het woord.
Mevrouw Sonja Claes : Voorzitter, minister, collegas, in de tweede jaarhelft van 2009 werd een eerste inspectieronde gedaan bij de projecten van de lokale diensteneconomie. Er werden 55 controles uitgevoerd bij projecten die toen al ongeveer een jaar actief waren. De controles werden gespreid over de verschillende provincies. De projecten werden zowel inhoudelijk als financieel gecontroleerd.
Er werden enkele belangrijke vaststellingen gedaan. Er was heel duidelijk een verschil in het percentage allochtonen dat in de projecten werd aangeworven. 20 percent van de gecontroleerde promotoren hadden geen persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) opgesteld voor de werknemers. Dat vind ik toch wel erg. Er worden grote verschillen vastgesteld in verband met de omkaderingsnorm. Vaak krijgen kleine projecten met 1 tot 2 werknemers een omkaderingspersoneelslid toegewezen. Wanneer het om grotere projecten gaat, dan is de omkaderingsnorm van 1 op 10 in feite te weinig. Ook op dat vlak is er nog wel wat werk te verrichten. De doorstroming naar het normaal economisch circuit is erg beperkt. Er blijken geen problemen met betrekking tot de kwaliteit van de dienstverlening en de sociale tarieven die hiervoor worden gehanteerd. Het degressieve karakter van de SINE-toelage (sociale inschakelingseconomie) zorgt voor een knelpunt in de begroting van de projecten. Er ontbreken duidelijke criteria in verband met de financiële verantwoording van een sui- generisafdeling lokale diensteneconomie.
Vanuit de controleronde die de inspectie Werk en Sociale Economie (WSE) hield in 2009 worden er dan ook een aantal belangrijke aanbevelingen geformuleerd. Er dienen duidelijke criteria te komen over wat de minimale vereisten zijn voor een sui-generisafdeling. Er dient bepaald te worden waaruit een persoonlijk ontwikkelingsplan minimaal dient te bestaan. De communicatie hierover naar de promotoren dient te worden verbeterd. Er zijn te grote verschillen in de toekenning van omkaderingspersoneel. Algemeen stelt de inspectie vast dat er heel veel kleine projecten zijn, waardoor er een grote versnippering van middelen is en die misschien wel efficiënter zouden kunnen worden ingezet als projecten zouden worden samengevoegd.
Minister, onderschrijft u deze conclusies? Zijn er maatregelen gepland om aan de knelpunten met betrekking tot de sui-generisafdeling, de POPs, de verschillen in omkaderingspersoneel en de versnippering van de middelen, te verhelpen? Wat is de stand van zaken van de implementatie van de maatregelen?
De voorzitter : Minister Van den Bossche heeft het woord.
Minister Freya Van den Bossche : Voorzitter, op 1 januari 2008 is het structurele kader voor de lokale diensteneconomie in werking getreden. Het gaat dus nog om een heel jonge maatregel, die nog een aantal kinderziekten vertoont.
In de beleidsnota 2009-2014 is de hervorming van de tewerkstellingsmaatregel als prioritaire actie opgenomen. Het is de bedoeling om bij te sturen en te optimaliseren op basis van een grondige evaluatie.
In 2009 werd de lokale diensteneconomie expliciet naar voren geschoven als te inspecteren materie. Wat kunnen we, naast de resultaten van de inspectie, nog gebruiken om de evaluatie te vervolledigen? Dat is een schriftelijke bevraging van alle projecten, rondetafels met de sector en evaluatierapporten van de stakeholders: de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), de koepel van de lokale diensteneconomie, de aangrenzende beleidsdomeinen, het Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie. Naast de bevraging van de stakeholders, is er ook een advies van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV), dat we vorige week hebben ontvangen. Tot slot onderzoekt ons departement samen met de VDAB of de huidige definiëring van de doelgroep nog voldoende aansluit. Deze zes verschillende onderzoeken, evaluaties, documenten, overlegmomenten gebruiken we om tot één conclusie te kunnen komen.
Met die input en de verwerking van de input het SERV-advies dateert nog maar van vorige week zouden we tegen het voorjaar van 2011 concrete beleidsaanbevelingen moeten kunnen formuleren. De aanbevelingen van de inspectie maken deel uit van de zes aspecten die we meenemen om de beleidsaanbevelingen te formuleren. Het is misschien ook interessant om te weten dat de conclusies die de inspectie in haar jaarverslag naar voren schuift, mooi gelijk lopen met de resultaten van de bevraging van de stakeholders. Ik denk dat het toch wel vrij richtinggevend zal blijken voor de aanbevelingen die we zullen formuleren in het voorjaar van 2011.
De voorzitter : Mevrouw Claes heeft het woord.
Mevrouw Sonja Claes : Voorzitter, minister, ik ben blij om een timing te krijgen. Het voorjaar van 2011 is inderdaad al dichtbij. Ik ben ook heel erg tevreden dat men de sector mee bevraagt, maar in uw antwoord zegt u niet hoe u er zelf tegen aankijkt. U verwijst naar de bevraging die op dit ogenblik gebeurt, maar ik ga ervan uit dat u zelf toch ook al kunt aangeven in welke richting de sociale diensteneconomie moet evolueren.
Minister Freya Van den Bossche : Ik begrijp uw vraag. Als de timing niet het voorjaar 2011 was geweest, dan had ik u waarschijnlijk al veel meer kunnen zeggen. Ik wil al die resultaten echt wel afwachten. Ik heb het gevoel dat de resultaten die al bestaan, mooi gelijklopen. Misschien zal dat wel unisono uit alle adviezen en overlegmomenten blijken, en dan lijkt het me niet zo ingewikkeld om te weten waar we naartoe moeten.
Ik wil toch graag alle elementen afwachten en samen bekijken, alvorens we conclusies trekken. Ik vermoed wel dat ik u sneller dan in het voorjaar, wanneer ik met een formeel document zal komen, al een richting zal kunnen geven. Ik wil dat gerust in deze commissie doen, maar nu is het nog een beetje te vroeg. Ik heb vorige week pas het advies van de SERV ontvangen. Het is toch een heel belangrijk document, maar ik heb het nog niet kunnen bestuderen. Ik heb ook nog niet aan mijn administratie kunnen vragen om er hun reflecties op te geven. Het is dus nog iets te vroeg.
De voorzitter : Mevrouw Claes heeft het woord.
Mevrouw Sonja Claes : Er is ook een verband met de lokale diensten. Ik zal die opmerkingen maken als de heer Laurys zijn vraag stelt.
De voorzitter : Het incident is gesloten.