Commissie voor Economie, Economisch Overheidsinstrumentarium, Innovatie, Wetenschapsbeleid, Werk en Sociale Economie
Vergadering van 14/10/2010
Vraag om uitleg van de heer Filip Watteeuw tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over de hervorming van het systeem van opleidingscheques - 2406 (2009-2010)
Vraag om uitleg van mevrouw Irina De Knop tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over de aanpassing van het systeem van de opleidings- en begeleidingscheques voor werknemers - 2428 (2009-2010)
Vraag om uitleg van mevrouw Kathleen Helsen tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over het besluit van de Vlaamse Regering over de opleidingscheques in het kader van levenslang leren - 2493 (2009-2010)
Vraag om uitleg van mevrouw Fatma Pehlivan tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over het stelsel van opleidingscheques - 2519 (2009-2010)
Vraag om uitleg van de heer Chris Janssens tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over de wijzigingen aan de gebruiksvoorwaarden van de opleidingscheques - 106 (2010-2011)
Vraag om uitleg van de heer Jan Laurys tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over de opleidingscheques en het persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) - 210 (2010-2011)
Verzoekschrift over de plots gewijzigde voorwaarden voor opleidingscheques voor werknemers en de gevolgen voor de vormingssector - 34 (2009-2010)
Verzoekschrift over de gevolgen van de plotse wijziging van het stelsel van opleidingscheques voor werknemers voor een belangrijke leergang van de School of Experiential-Dialectical Psychodrama - 35 (2009-2010)
Verzoekschrift over een overgangsmaatregel voor de wijziging van het stelsel van opleidingscheques voor werknemers - 36 (2009-2010)
Verzoekschrift over een overgangsmaatregel voor cursussen die voor 1 augustus werden betaald met opleidingscheques voor werknemers - 39 (2009-2010)
Verzoekschrift over een overgangsmaatregel voor de wijziging van de reglementering inzake de opleidingscheques voor werknemers - 42 (2009-2010)
Gedachtewisseling met de Vlaamse ombudsman
De voorzitter : De heer Watteeuw heeft het woord.
De heer Filip Watteeuw : Voorzitter, minister, op 23 juli 2010 besliste de Vlaamse Regering op voorstel van minister Muyters dat vanaf 1 augustus 2010 mensen geen opleidingscheques meer kunnen gebruiken voor vormingen en opleidingen die niet arbeidsmarktgericht zijn. Er werd een karikatuur gemaakt van de hobbyopleidingen, van het bloemenschikken, van het vegetarisch koken zodat men die karikatuur kon bestrijden. Men stelde dat de arbeidsmarktgerichtheid heel belangrijk was en dat ze moest blijken uit het feit dat de opleiding moest zijn opgenomen in de lijst met erkende opleidingen voor betaald educatief verlof, of uit het feit dat ze deel uitmaakt van een persoonlijk ontwikkelingsplan (POP).
Er is iets vreemds aan. Het lijkt nu alsof de opleidingen die in het systeem van opleidingscheques zaten vroeger niet arbeidsmarktgericht waren, maar dat men dat nu als Vlaamse Regering wel wil gaan doen. Dat is niet helemaal correct. Anderhalf jaar geleden heeft toenmalig minister Vandenbroucke op een vraag van mevrouw Franssen een invulling gegeven van arbeidsmarktgerichtheid rond het systeem van opleidingscheques. Hij geeft heel duidelijk aan dat de opleidingen die er bestaan al arbeidsmarktgericht zijn. Hij zegt: ( ) van bij de lancering van de opleidings- en begeleidingscheques voor werknemers stond de arbeidsmarktgerichtheid van de opleidingen ( ) centraal.( ). Het criterium arbeidsmarktrelevantie moet bijgevolg vanuit individueel oogpunt en vanuit de individuele loopbaan bekeken worden: eenzelfde opleiding past voor de ene persoon in het kader van een hobby, voor de andere persoon sluit de opleiding aan bij zijn of haar loopbaanambities. De betekenis van een opleiding kan daarenboven ook na verloop van tijd wijzigen: wat begint vanuit een hobby, kan uitgroeien tot een job. Het opzetten van een controlesysteem op de arbeidsmarktrelevantie van een opleiding in relatie tot een individuele loopbaan, is niet doelmatig en efficiënt en verhoogt de drempel.
Dit is nog niet zo lang geleden. Als een minister van Werk deze invulling naar voren schuift, dan denk ik dat het vrij normaal is dat de opleidingsverstrekkers en diegenen die gebruik willen maken van de opleidingscheques, met dit kader werken. Iedereen was tot 22 juli 2010 van oordeel dat dit de invulling was van arbeidsmarktgerichtheid. Zeggen dat we nu opeens de opleidingscheques arbeidsmarktgericht gaan maken, is niet correct. Het is een koerswijziging. Het is een andere invulling van arbeidsmarktgerichtheid die haaks staat op wat Frank Vandenbroucke in januari 2009 naar voren schoof.
De arbeidsmarktgerichtheid blijkt nu uit de lijst voor betaald educatief verlof. Ik vind dat toch wel een verbazingwekkende keuze, zeker voor een N-VA-minister, die altijd zegt dat we een specifiek arbeidsmarktgericht beleid moeten kunnen voeren, die zegt dat we voor de specifieke arbeidsmarkt van Vlaanderen moeten kunnen werken en dat we de gepaste maatregelen moeten kunnen nemen.
Als de optie wordt genomen om de lijst van betaald educatief verlof als basis te nemen, dan moeten we toch weten dat die door de federale overheid wordt vastgesteld. En van die overheid zegt men toch steeds dat ze geen enkele voeling heeft met de Vlaamse arbeidsmarkt, en dat ze er zelfs bewust geen rekening mee houdt. Toch wordt dan gekozen voor die lijst, opgesteld door de federale overheid.
Bovendien is die lijst totaal onaangepast. Ze is ongewijzigd sinds 1995. Het is dan ook zeer vreemd dat men zegt dat men het systeem van de opleidingscheques sterk arbeidsgericht zal maken. Volgens mij zal dat ertoe leiden dat het systeem van de opleidingscheques niet meer zal inspelen op het specifieke van de Vlaamse arbeidsmarkt. Dat blijkt ook uit het feit dat in het huidige systeem een aantal opleidingen in de sfeer van de knelpuntberoepen onmogelijk worden. Als we de lijsten bekijken van middenstandsopleidingen die uitgesloten worden, onderwijs voor sociale promotie dat uitgesloten wordt, dan zien we dat daar opleidingen voor schrijnwerkerij in zitten. In 2009 was schrijnwerker een knelpuntberoep. Een collega geeft in zijn vraag nog een aantal andere voorbeelden van opleidingen die gericht zijn op knelpuntberoepen en die opeens niet meer mogelijk zijn.
Op 23 juli heeft de Vlaamse Regering het besluit genomen en het ging in op 1 augustus 2010, amper 1 week later. Dat is natuurlijk om moeilijkheden vragen, niet voor de Vlaamse Regering maar voor de opleidingsverstrekkers. Een aantal van hun opleidingen werden plots niet meer erkend. Velen waren dat hoop ik toch al bezig met de voorbereiding van het nieuwe jaar. Normaal begint het nieuwe opleidingsjaar op 1 september. Er was al in een aanbod voorzien met mensen die de opleiding zouden verzorgen, er was tijd en energie in gestopt. Opeens bleek dat een aantal van die opleidingen niet meer werden ondersteund door het systeem van opleidingscheques.
De Federatie van Organisaties voor Volksontwikkelingswerk (FOV) merkt op dat men, om als opleidingsverstrekker te worden erkend, een procedure moet doorlopen. Dat kan bijvoorbeeld via een dure kwaliteitsscreening door een auditbureau. Straks worden de verzoekschriften over de opleidingscheques behandeld. In een ervan wordt daar heel concreet op ingegaan. Enkele maanden voor het besluit werd een audit uitgevoerd die meer dan 5000 euro kostte. Voor zon organisatie is dat niet niks. Dat is weggesmeten geld. De baten die men verwachtte, zijn er nu niet meer. Die organisaties zien veel geld verloren gaan. Een aantal organisaties kregen enkele dagen geleden bovendien te horen dat ze 25 percent van hun subsidie verliezen. Men zou bijna denken dat er een plan achter zit.
Door het late besluit krijgen de verstrekkers amper de tijd om zich te richten op deze situatie. Vanzelfsprekend moeten de opleidingsverstrekkers hun werking plannen, maar ook de mensen die zich hebben ingeschreven voor 23 juli, die opleidingscheques hadden gekocht of besteld, hebben plots te maken met een andere situatie. Hun opleiding wordt een stuk duurder, want ze kunnen die cheques niet meer gebruiken.
Ik wijs ook op een vreemde zaak, die ook aantoont dat het besluit misschien wat snel is genomen. Burgers uit lidstaten van de Europese Unie die in Vlaanderen of Brussel werken, kunnen gebruik maken van deze opleidingscheques maar Vlamingen die in Wallonië of een andere deelstaat van de Europese Unie werken, kunnen dat niet. Dat is een vreemde zaak.
Minister, welke concrete invulling hanteerde u voor het begrip arbeidsmarktgerichtheid? Ik zou nu eens heel concreet van u willen horen wat dat inhoudt. Om welke redenen werd ervoor gekozen om de lijst van opleidingen waarvoor betaald educatief verlof kan worden toegekend, te hanteren? Wat is het verband met die arbeidsmarktgerichtheid? Op welke manier wilt u ervoor zorgen dat het systeem van opleidingscheques gericht blijft op het specifieke van de Vlaamse arbeidsmarkt? Nu is dat verdwenen.
Het systeem van de opleidingscheques steunde tot nu toe in feite op een erkenning van de opleidingsverstrekkers. Nu werken we met een lijst van opleidingen. Houdt dat ook een koerswijziging in en betekent dat dat u in de toekomst meer wilt werken met een lijst van erkende opleidingen?
De timing van het besluit heeft voor verwarring en administratieve overlast gezorgd. Hoe zult u hier duidelijkheid verschaffen ten aanzien van de opleidingsverstrekkers, werknemers en andere betrokkenen? Wat betekent dit besluit voor werknemers die al opleidingscheques hadden aangeschaft en zich ook al hadden ingeschreven? Werd er in functie van het besluit van 23 juli 2010 overleg gepleegd? Ik verneem van verschillende opleidingsverstrekkers dat er op geen enkele manier vooraf met hen en met andere betrokkenen is gecommuniceerd. Indien dat zo is, waarom is dat niet gebeurd? Waarom werd er niet in overgangsmaatregelen voorzien?
De voorzitter : Mevrouw De Knop heeft het woord.
Mevrouw Irina De Knop : Voorzitter, de inleiding was zo algemeen en duidelijk dat het onzinnig zou zijn om het allemaal nog eens te herhalen. Ikzelf heb het probleem vanuit het perspectief van het onderwijs bekeken, maar, minister, alle vragen werden naar u doorverwezen, al had ik de mijne aan beide ministers gesteld. Ik was benieuwd naar de reactie van beide ministers.
Ik wil me even verantwoorden voor mijn vraagstelling. De heer Watteeuw heeft heel wat terechte algemene bekommernissen geuit. Ik deel die, maar ik heb mij op specifieke aspecten gefocust.
Deze beslissing toont in elk geval aan hoe jammer het is dat Onderwijs en Werk gesplitste bevoegdheden zijn. In de vorige legislatuur was dat een krachtige bundeling. Uw focus of aandacht ligt helemaal anders dan die van een minister die ook bevoegd is voor onderwijs, zeker wat betreft het levenslang leren. Mevrouw Helsen verwijst daar ook naar in haar vraag. Het is belangrijk om bij het systeem van de opleidingscheques rekening te houden met beide aspecten: arbeidsmarktgerichtheid en levenslang leren. De beleidsnota Onderwijs legt sterk de nadruk op dat laatste.
Net zoals de heer Watteeuw wil ik aanhalen dat de cheques voortaan enkel nog kunnen worden gebruikt voor beroepsopleidingen die erkend worden binnen het stelsel van betaald educatief verlof. Via deze aanpassing wilt u uiteraard de arbeidsmarktgerichtheid verhogen. Ik vraag me af of die lijst van opleidingen en dat stelsel nog actueel zijn.
Werknemers die geen diploma hoger onderwijs hebben en een bachelor- of lerarenopleiding volgen, krijgen een plafond van 500 euro per kalenderjaar. Dat staat te lezen op de website van de VDAB. Er is een probleem. Sinds het decreet van vorig jaar betreffende het secundair-na-secundair onderwijs en het hoger beroepsonderwijs behoren de hbo5-opleidingen integraal tot het hoger onderwijs. Het zou dus erg logisch geweest zijn, mochten deze mensen in aanmerking komen voor die verhoogde tegemoetkoming. Heel wat directeurs melden mij dat dit niet het geval is.
Verder maakt het Onderwijssecretariaat van de Steden en Gemeenten (OVSG) zich ook zorgen over de nascholing die ze via het Advies- en Vormingscentrum van Steden en Gemeenten (AVSG) aanbieden aan directeurs en leerkrachten. Ook daar heerst er onzekerheid toch op het moment dat ik mijn vraag indiende over het feit of opleidingscheques in de toekomst nog kunnen worden gebruikt voor de nascholing bij het AVSG. U zult misschien zeggen dat de minister van Onderwijs zelf middelen heeft voor nascholing, maar in het verleden werden ze daarvoor gebruikt. Ik hoop dat u als minister van Financiën hebt kunnen bijpassen, zodat de minister van Onderwijs het ten minste kan compenseren. Nascholing is cruciaal in de onderwijswereld.
Eind augustus vroeg Vormingplus om een overgangsregeling in te voeren tot januari 2011. Verschillende onderwijs- en andere actoren pleiten daarvoor. Die beslissing is ongelooflijk snel genomen. De uitwerking ervan is veel te snel ingegaan. Dat staat in schril contrast met andere beslissingen die de Vlaamse Regering moet nemen of zou moeten nemen of eindelijk genomen heeft. Hier heeft ze ons verbaasd met haar efficiëntie om een beslissing uit te voeren, maar: rijden en omzien.
Minister, bent u ervan op de hoogte dat de hbo5-opleidingen integraal behoren tot het hoger onderwijs? Heeft de minister van Onderwijs, bij de goedkeuring van de recente aanpassing van het systeem van de opleidings- en begeleidingscheques voor werknemers, hiervan melding gemaakt? Ik stel die vraag omdat het erg belangrijk is dat dit wordt meegenomen, gezien het grote tekort aan leerkrachten. Aan de ene kant proberen we zo veel mogelijk maatregelen te nemen om mensen ervan te overtuigen om naar dat beroep te stappen, maar aan de andere kant, als het erop aankomt dat ze die keuze maken, moeten ze de volle pot betalen. Ik vind dat de Vlaamse Regering daar niet coherent is.
Hebt u er bewust voor gekozen om die opleidingen van de nieuwe maatregel uit te sluiten? Wat zijn hiertoe de redenen? Zult u actie ondernemen om met terugwerkende kracht die opleidingen toch nog op te nemen in de nieuwe maatregel? Bent u bereid tot een overgangsregeling te komen voor de opleidingscentra? Dat is een vraag van de OVSG, van Vormingplus en tal van andere actoren.
Hebt u de nieuwe maatregel doorgesproken met vertegenwoordigers van de verschillende koepelorganisaties en netten? Ik hoor van hen dat dat helemaal niet is gebeurd. Dat is de grote kritiek. Kan de opleidingscheque nog worden gebruikt voor cursussen die de vormingscentra organiseren in het kader van nascholing van onder andere directeurs en leerkrachten? Plant u een overleg om meer duidelijkheid te scheppen over de draagwijdte van de nieuwe maatregel? Of is dat reeds gebeurd? Bent u bereid om naar een alternatieve ondersteuning te zoeken?
De voorzitter : Mevrouw Pehlivan heeft het woord.
Mevrouw Fatma Pehlivan: Minister, mijn twee collegas hebben de situatie al uit de doeken gedaan en pertinente vragen gesteld. Ik deel hun bezorgdheid over de opleidingscheques.
Tijdens haar laatste bijeenkomst voor het zomerreces heeft de Vlaamse Regering ineens beslist om het systeem van de opleidingscheques grondig bij te sturen als besparingsmaatregel. Dat ging heel erg snel, zoals mevrouw De Knop schetste, en kwam helemaal op het einde van het werkjaar. In zijn omzendbrief van 16 augustus vraagt Fons Leroy, gedelegeerd bestuurder van de VDAB, uitleg over de wijziging van het stelsel van de opleidings- en begeleidingscheques voor werknemers. Uit een evaluatie zou zijn gebleken dat vermoedelijk 60% van de opleidingscheques gebruikt wordt voor opleidingen die niet onmiddellijk vanuit een professioneel doelwit gevolgd worden. Het is de bedoeling van de minister het gebrek van de opleidingscheques meer te laten aansluiten bij de oorspronkelijke opzet, de verlaging van de financiële drempel voor werknemers die hun positie op de arbeidsmarkt wensen te verbeteren.
Ik kan deze redenering tot op zekere hoogte volgen. We kunnen ons inderdaad vragen stellen bij de betoelaging van kookcursussen of bloemschikken. Dat kan voor die personen relevant zijn. De vraag is in welke mate die tot een versterking van de positie van de betrokkenen op de arbeidsmarkt leidt.
De verenging van het levenslang en levensbreed leren tot enkel en alleen arbeidsmarktgerichte opleidingen vind ik dan weer te verregaand. Aangezien de andere vraagstellers al een aantal vragen hebben gesteld, wil ik dit vanuit een welbepaalde invalshoek benaderen.
Het schoentje begint te knellen waar er sprake is van beroepsopleidingen die binnen het stelsel van het betaald educatief verlof zijn erkend. Die opleidingen komen niet meer in aanmerking. Uitzonderingen worden enkel gemaakt voor opleidingen die in een persoonlijk ontwikkelingsplan in het kader van een loopbaanbegeleiding zijn opgenomen.
Dit betekent dat de hogere instituten voor opvoedkundige wetenschappen (HIVOs) tussen twee stoelen komen te zitten. Het betaald educatief verlof is niet van toepassing in het onderwijs. Het is evenwel absurd te eisen van de honderden leerkrachten die aan een van de elf HIVOs bijkomende opleidingen volgen, dat ze in het kader van een loopbaanbegeleiding een persoonlijk ontwikkelingsplan zouden indienen.
Het zeer specifieke cursusaanbod van de HIVOs is bekend en op de noden en de behoeften van vele leerkrachten afgestemd. Het is specifiek op de verwerving van bijkomende pedagogische competenties gericht. Dit moet de leerkrachten toelaten hun lesopdracht op een kwalitatief hoger niveau te vervullen.
Bovendien leiden deze opleidingen na 3 jaar intensieve bijscholing tot het behalen van een diploma hogere opvoedkundige studies (DHOS). Dankzij deze opleiding worden heel wat cursisten nadien directeur, begeleider, pedagogisch adviseur of onderwijsinspecteur. Mijns inziens gaat het hier dan ook om een zeer arbeidsmarktgerichte opleiding binnen de onderwijssector.
Ik heb ondertussen verschillende mails met reacties ontvangen. Ik haal er vooral de reactie uit van een lid van het comité van directeurs van de academies beeldende kunsten. Hij somt de effectieve gevolgen op voor de inschrijvingen aan het deeltijds kunstonderwijs voor dit schooljaar. Ik wil even de punten overlopen die hij in zijn mail aanhaalt.
Leerkrachten uit andere onderwijsvormen die zich muzisch wensen bij te scholen, vallen uit de boot. De optie Kunstambachten leidt rechtstreeks naar een aantal knelpuntberoepen. De opties Fotografie en Binnenhuiskunst zijn arbeidsbericht en van een hoge professionele kwaliteit. Mensen met een laag inkomen uit werk zien hun kans verdwijnen zich verder te ontwikkelen.
Door de HIVOs in het stelsel van de opleidingscheques niet te aanvaarden, wordt het kind met het badwater weggegooid. Leerkrachten zijn werknemers. Net als voor alle andere werknemers, versterkt dit hun positie een betere loopbaan uit te bouwen.
Minister, mijn vraag is zeer specifiek. Kunnen de opleidingen die door de HIVOs worden aangeboden, in de vaste lijst van de goedgekeurde opleidingen of in de lijst met uitzonderingen worden opgenomen? Het gaat hier tenslotte om arbeidsmarkt- en diplomagerichte opleidingen.
De voorzitter : De heer Janssens heeft het woord.
De heer Chris Janssens : Voorzitter, aangezien de vorige sprekers al vrij uitvoerig zijn geweest, zal ik trachten niet te veel in herhaling te vallen. De aanleiding tot de wijziging van de maatregel is hier al aangehaald. In bepaalde persartikelen stond te lezen dat te veel gebruik of, in dit geval, zelfs misbruik van de cheques werd gemaakt om op een goedkope manier hobbylessen of vrijetijdscursussen te volgen. Volgens de minister en de heer Leroy zou 60 percent van de cheques zijn gebruikt voor doeleinden waarvoor ze oorspronkelijk niet waren bedoeld.
Begin dit jaar heb ik de minister hierover een schriftelijke vraag gesteld. Hij heeft me laten weten dat werknemers in 2009 bijna 230.000 opleidingscheques hebben aangevraagd. Volgens datzelfde antwoord zijn de vijf meest gevolgde opleidingen horeca en voeding, universitair onderwijs, transport en logistiek, social profit en lerarenopleiding. Mijns inziens kunnen die sectoren niet meteen onder de hobbylessen worden gerangschikt.
Niettemin zijn de gebruiksvoorwaarden sinds 1 augustus 2010 gewijzigd. Voortaan kunnen de opleidingscheques enkel worden gebruikt voor opleidingen die in het kader van het betaald educatief verlof zijn erkend of voor opleidingen die deel uitmaken van het persoonlijk ontwikkelingsplan in het kader van een loopbaanbegeleiding. Voortaan worden dus ook van het gebruik van opleidingscheques, alle opleidingen uitgesloten die onder meer behoren tot de studiegebieden toerisme, diamantbewerking, mode, lederbewerking, muziekinstrumentenbouw, maar ook de opleidingen houtbewerking-schrijnwerkerij, schilderwerken, schoonheidsspecialist, voetverzorger en dergelijke meer. Deze opleidingen zijn inderdaad allemaal ook uitgesloten van het recht op betaald educatief verlof. Een aantal van die beroepen vallen tegenwoordig, of zelfs sinds lange tijd, echter onder de knelpuntberoepen.
In uw beleidsnota stelde u dat de bestaande financiële incentives doelmatiger moeten worden ingezet. De opleidingen waarvoor opleidingscheques gebruikt kunnen worden, moeten voldoende arbeidsmarktgericht zijn. Daarbij wordt altijd dat fameuze voorbeeld van het bloemschikken aangehaald, waarover inderdaad terecht een aantal vragen kunnen worden gesteld, maar zijn de andere opleidingen die ik aanhaalde en onder de knelpuntberoepen vallen, volgens uw inzichten dan ook niet meer arbeidsmarktgericht?
Voornamelijk door de wijzigingen die zijn ingegaan op 1 augustus van dit jaar, is het aantal aanvragen voor opleidingscheques bij de VDAB alleen al in augustus met 40 percent gedaald. Bovendien heerst er in de sector nog heel wat onduidelijkheid over de opleidingen waarvoor je momenteel, sinds de nieuwe regeling, al dan niet opleidingscheques mag gebruiken. Ook bij potentiële cursisten of al ingeschreven cursisten is er heel wat verwarring.
Minister, ik heb daarom een aantal vragen voor u. Hebt u omtrent de wijzigingen die u wilde invoeren, overleg gepleegd met de verantwoordelijken uit de betrokken sector? Zo ja, met wie en op welke datum? Hoe was hun houding tegenover deze wijzigingen?
Op 23 juli 2010 nam u samen met de Vlaamse Regering de beslissing. Vervolgens kregen de scholen, midden in de vakantie, een week tijd om zich aan de nieuwe regeling aan te passen. Op dat moment waren er al heel wat cursisten ingeschreven voor opleidingen die door de maatregel niet meer in aanmerking zouden komen voor opleidingscheques. Daardoor zouden zij nu het dubbele moeten betalen dan oorspronkelijk werd voorzien of hebben heel wat cursisten hun geplande opleiding geannuleerd. De scholen en cursisten stonden dus voor een voldongen feit. Hoe verantwoordt u die snelle omschakeling? Waarom werd er niet meer tijd gegeven aan de betrokkenen om zich aan die nieuwe wijzigingen aan te passen?
Beaamt u formeel dat, zoals een aantal persartikelen hebben vermeld, 60 percent van de cheques voor zogenaamde hobbylessen of vrijetijdscursussen gebruikt werd? Waarop baseert u die cijfers dan? Over welke opleidingen gaat het dan specifiek?
Hoe wilt u tegemoetkomen aan de onduidelijkheid die er heerst over welke opleidingen al dan niet in aanmerking komen voor opleidingscheques?
Sinds de nieuwe wijziging die u hebt doorgevoerd, zullen enkel opleidingen die erkend zijn in het kader van betaald educatief verlof, nog in aanmerking komen voor opleidingscheques. U bent in deze regering aangesteld namens de N-VA en u laat dan een beslissing die u neemt, afhangen van een federale maatregel. Dat vind ik erg bedenkelijk. Kan er, bijvoorbeeld door de VDAB, geen eigen lijst worden samengesteld?
Hoe zult u bepalen of de cursist die een opleiding wil volgen die volgens u onder hobbylessen thuishoort, deze opleiding al dan niet volgt met het oog op het uitoefenen van een dergelijk beroep?
De voorzitter : De heer Laurys heeft het woord.
De heer Jan Laurys : Voorzitter, minister, ik had niet verwacht dat er zoveel vragen over dit onderwerp zouden zijn. Die van mij is vrij laat ingediend omdat er nog heel wat communicatie over is geweest. Ik zal de vragen van mevrouw Helsen, die afwezig is, in mijn vraag opnemen, maar ze toch afzonderlijk vermelden, want ze hebben een andere invalshoek, namelijk Onderwijs.
Iedereen in deze commissie Economie en Werk is het ermee eens dat de opleidingscheques meer georiënteerd moeten worden naar arbeidsmarktgerichte opleidingen, terwijl men daar in de commissie Onderwijs een andere mening over heeft: daar dringt men nogal aan op de participatie in het levenslang en levensbreed leren. Dat is natuurlijk een bekommernis die wij allemaal delen, de vraag is alleen of de middelen van het budget Werk moet komen. Ik wil ook benadrukken dat de vraag van mevrouw Helsen oorspronkelijk gericht was tot minister Smet, maar werd doorverwezen naar deze commissie. Ik zal haar hoe dan ook adviseren om haar vraag, minstens gedeeltelijk, te hernemen en ook aan minister Smet te stellen.
Ik wil toch de nuance aanbrengen dat het duidelijk is dat we inderdaad akkoord gaan dat de middelen moeten worden georiënteerd op arbeidsmarktgerichte of meer arbeidsmarktgerichte opleidingen. Dat is trouwens ook de teneur van het advies van de SERV geweest in verband met de hervorming van het stelsel van de opleidingscheques. We willen daar geen afbreuk aan doen, het kan zijn dat de middelen voor algemene opleidingen, levensbreed en levenslang leren, uit het budget van Onderwijs moeten komen.
Minister, voor de rest sluiten de vragen aan bij de vragen die al werden gesteld. Ik wil toch ook uw aandacht vragen voor de twee heel concrete vragen die mevrouw Helsen stelt. Ze herneemt de voorstellen van de onderwijskoepels om als startdatum van de opleiding niet het moment van de opleiding, maar wel het moment van de inschrijving te nemen, want dat zou al een heel pak problemen kunnen oplossen hetzelfde ook om aan de onderwijsinstellingen de opleidingscheques terug te betalen die de leerlingen voor 1 augustus 2010 hebben aangevraagd en op die manier niet voor financiële verrassingen te komen staan. Voor de rest verwijs ik naar de vraag zoals ze door mevrouw Helsen is ingediend.
Wat mijn vraag betreft heb ik ondertussen vernomen dat u, minister, ondertussen aan de VDAB opdracht hebt gegeven om die lijst van opleidingen binnen het betaald educatief verlof te screenen en een aangepaste interpretatie uit te werken. De VDAB zou dat gedaan hebben waardoor per opleidingsverstrekker een lijst is uitgewerkt met opleidingen die voortaan niet meer zullen vallen onder het systeem van de opleidingscheques. Dat is ook terug te vinden op de website. In die zin zou men een stap vooruit gezet kunnen hebben. Mijn eerste vraag is dan ook of die bijsturing resultaat heeft. In de pers lezen we dat er een daling van 40 percent van het aantal aanvragen zou zijn. Andere cijfers spreken over een terugval van 8 percent ten opzichte van vorig jaar. Ik heb daarvoor een schriftelijke vraag ingediend om na te gaan of er daarover cijfergegevens ter beschikking zijn.
U hebt toegegeven dat er wat kinderziekten waren met het systeem en blijkbaar heeft de Vlaamse Regering aan de SERV gevraagd om de nieuwe regelgeving te optimaliseren. Dat is mijn tweede vraag. Er is een advies van de SERV geweest op 9 juni 2010. Dat is een advies over die hervorming van de opleidingscheques waarin de SERV een paar heel concrete basisprincipes naar voren schuift. Gaat dat de lijn zijn die gevolgd moet worden of zal er daarvoor een volledig advies gemaakt moeten worden?
Ik verwijs ook naar de link met de opleidingscheques en de persoonlijke ontwikkelingsplannen (POPs) omdat de opleidingscentra blijkbaar worden overspoeld door vragen van cursisten die alleen maar een attest willen dat ze een POP hebben en op die manier kunnen ze wel in aanmerking komen voor die opleidingscheques. Dat mag natuurlijk niet de bedoeling zijn, want op die manier gaat men op lange termijn uiteindelijk de hele doelstelling en de ernst van de POPs ondermijnen en het herleiden tot het formeel afleveren van attesten waardoor men wel in aanmerking komt. Ik denk dat iedereen het erover eens is dat dit niet het geval mag zijn en dat daaraan veel aandacht wordt besteed.
Ten slotte is er de problematiek van het vrij verkeer van werknemers, maar dat is ook al aangehaald door verschillende collegas. Blijkbaar is er een onzorgvuldige formulering in het besluit waardoor inwoners van Duitsland en Wallonië enzovoort die hier werken, in aanmerking kunnen komen, terwijl Vlamingen die hier wonen maar werken in Wallonië of het buitenland, zelfs niet met bemiddeling door EURES, daar niet voor in aanmerking komen.
Dat is mijn derde vraag. Tot daar een korte samenvatting en verwijzing naar de opmerkingen die al over het probleem zijn gemaakt.
De voorzitter : De heer Diependaele heeft het woord.
De heer Matthias Diependaele : Minister, het is altijd moeilijk om een fout gelopen situatie recht te trekken. Meestal is het dan degene die ze rechttrekt, die de kritiek naar zijn hoofd gegooid krijgt en niet degene die ze scheef laat lopen. Ik hoor veel mensen zeggen dat sommige mensen die opleidingscheques verliezen. Ik heb ook verschillende e-mails gekregen. Ik kan daar begrip voor opbrengen.
Ik heb een probleem met de logica die verschillende collegas volgen, buiten de heer Laurys. Ik kan heel goed begrijpen dat het spijtig is dat men niet meer kan deelnemen aan het verenigingsleven omdat het te duur geworden is om zich in te schrijven voor een opleiding Fotografie of wat dan ook. Daar kan ik allemaal inkomen. Maar dan moet men wel de vraag stellen, zoals de heer Laurys heeft gezegd, of dat budget van het departement Werk moet komen. Daar zit het probleem. Middelen voor levensbreed leren moeten van Onderwijs komen. Als we het verenigingsleven willen ondersteunen, kunnen we dat langs die weg doen. Maar het mag niet komen van Werk.
Als 60 procent van de opleidingscheques niet gebruikt wordt waarvoor ze bedoeld zijn, moet ons dat toch aan het denken zetten. Ik heb zelf ook navraag gedaan. Het gaat om cocktails shaken, salades Altijd de zomer in huis, bloemschikken, wokken een kunst, initiatie in de Belgische bieren. Ik heb heel veel begrip voor het feit dat mensen dat vragen en voor het idee dat we daar geld aan moeten besteden, maar de vraag is of dat van Werk moet komen. Dat is het punt hier. Het is inderdaad een besparing, maar als we ervoor kiezen om daarop in te zetten, moet het geld van Onderwijs of zo komen. Ik steun het volledig om geld te geven aan het verenigingsleven, maar niet vanuit het beleidsdomein Werk.
De voorzitter : De heer Van Malderen heeft het woord.
De heer Bart Van Malderen : Ik ben het au fond niet eens met het idee dat er iets fout zou zijn gelopen. Iedere regering wikt en weegt hoe men een budget rond moet krijgen en neemt daarbij beslissingen. Als men wat ruimer zit, kan men meer dingen doen en als men moet besparen, moet men dat doelgericht doen. De vraag is dan of het doelgericht is.
Bij die besparingsinspanning en ik richt me tot u, ook als minister van Begroting moeten we ons rekenschap geven van het fenomeen dat we altijd proberen te bestrijden, namelijk het probleem van verkokering. De heer Diependaele illustreert dat eigenlijk met zijn vraag of het geld van Werk of van Onderwijs moet komen. Onze Vlaamse administratie heeft na de verzuiling een proces gekend van verkokering, waarbij elke administratie en minister systemen hebben die subsidiëren. Je hebt dan initiatieven die op het raakvlak zitten van verschillende administraties, subsidiesystemen of geldstromen. Het gevaar is, als je een besparingsopdracht hebt, dat iedereen in de periferie van zijn of haar bevoegdheidsdomein gaat knippen. Op een bepaald moment rafelt het weefsel dan zo uit dat ook goede initiatieven ten onder dreigen te gaan. Ik vraag daar aandacht voor. Ik uit er geen kritiek op.
Ik zat hier in een debat over vredeseducatie. Daar deed zich dat voor. Gisteren ging het over de vormingsinstellingen met minister Schauvliege. Nu is er dit discussiepunt. De opmerkingen van de heer Diependaele onderschrijven het risico op die opnieuw dreigende verkokering.
Er wordt verwezen naar het betaald educatief verlof. Is dat een open of een gesloten lijst? Als men het op het federale niveau aanpast, gaan wij daar dan automatisch in mee? Of hanteren we een eigen Vlaamse lijst?
Ik wil me aansluiten bij de vraag van de heer Laurys naar de stand van zaken van het POP. Wie een POP heeft, zou wel opleidingscheques kunnen aanvragen. In het werkgelegenheids- en investeringsplan (WIP) is in een groeipad voorzien. Er zou ook een stuurgroep worden opgericht die dat begeleidt. Is er advies gevraagd aan de sociale partners?
De voorzitter : Er zijn vijf verzoekschriften. Met jullie goedvinden sturen we die mensen het verslag, met inbegrip van het antwoord van de minister.
Ook bij de Vlaamse ombudsman zijn nogal wat vragen binnengekomen. Daarom wil ik hem in dit debat ook graag aan het woord laten.
De heer Bart Weekers , Vlaams ombudsman: Ik apprecieer dat ik hier vandaag mag zijn. Ik heb deze zomer 23 klachten over deze beleidswijziging ontvangen. Ze spelen deels in op beleidskeuzes. Voor dat onderdeel van de klachten zal ik me onthouden van commentaar. In de klachten zitten ook andere dingen die de ombudsman wel interesseren. Ik heb drie aanbevelingen. Ik zal die pas doen nadat ik het antwoord van de minister heb gehoord. Ik kom van de Raad van State, ik ben gewoon om te gaan met woord en wederwoord. Ik wil u de aanbevelingen nu al wel meegeven.
De aanbevelingen hebben te maken met beleid en tijd. Over de eerste kan ik kort zijn. Mijn eerste aanbeveling zal wellicht zijn: communiceer voortaan duidelijk en tijdig.
Ik wil het vooral hebben over mijn twee andere aanbevelingen, met een invalshoek specifiek aan de ombudsman. De aanbevelingen hebben specifiek betrekking op de 23 klachten die ik heb ontvangen.
Voor de tweede aanbeveling verwijs ik naar het gezegde de overheid wikt, maar de tijd beschikt. Ik stel vast dat de opleidingscheques in 2003 in artikel 5 van het besluit uitdrukkelijk niet als een subjectief recht zijn bepaald. Wat is een subjectief recht? Een subjectief recht is iets waarop de burger automatisch recht heeft, zodra hij de regelgeving leest en dat vraagt. Het siert echter de Vlaamse overheid dat ze sinds 2003 in de feiten de regelgeving wel als een subjectief recht beschouwd heeft, met andere woorden: wie vraagt, die krijgt.
Een overheid die dit doet, stelt zich echter bloot aan een aantal risicos, niet enkel budgettaire, maar ook tijdrisicos. Die tijdrisicos hebben mij in dit dossier bijzonder getroffen. Wat zijn tijdrisicos? Daarvoor moet je kijken naar het soort maatregel. Opleidingscheques hebben vanuit het tijdsperspectief een duidelijke band met een onderwijslogica. Als je als overheid iets wilt veranderen in die regelgeving en een impopulaire maatregel wilt nemen, zit je met een hakbijldatum van 1 september. Als je die hakbijl niet respecteert, ben je dadelijk een jaar verder. Een verstandige overheid mikt dus op 1 september.
De overheid wikt, maar de tijd beschikt betekent ook dat je de zware temporele aanknopingspunten van je regeling goed in de gaten houdt. De overheid zag, in de regeringsverklaring en de beleidsnota van de minister, het probleem aankomen. Het was midden 2009 vrij duidelijk dat er een probleem was. Eind 2009 zie ik een twijfelende overheid. In het WIP zie ik nog de keuze om eventueel naar andere beleidsdomeinen te stappen. Ik verwijs naar de discussie hier tussen Werk en Onderwijs. Dat is de wikkende overheid, die aftast voor de beleidskeuze.
Maar ondertussen tikt en tikt die temporiële kalender. In juli zien we een communicatie. Als buitenstaanders zien we niet veel van wat er intussen gebeurt. Dan komen er 23 klagers bij mij en ze leggen precies de vinger op die tijdklok. De cursisten hebben een vrij korte horizon. Ze hebben het over juni of juli, wanneer ze de beslissing nemen om zich in te schrijven. De verstrekkers hebben een langere horizon. Sommigen hebben het over hun audits. Ook ik heb die klachten gekregen, nog andere klachten dan u. Het gaat om bedragen van 4000 tot 5000 euro. Hun tijdklokje is al een stuk vroeger dan juni of juli beginnen te tikken. Daarom wijzen zij terecht op dat tijdsaspect. Mijn tweede aanbeveling is dus dat het parlement, in het licht van zijn controletaak, zou nagaan waar precies die klok heeft getikt, en vooral of die cursisten en die verstrekkers geen punt hebben als ze aandringen op een meer genereus overgangsrecht.
Mijn derde aanbeveling betreft het preventief checken van de gewijzigde cheques. Voor mij is het duidelijk dat de overheid dit tijdsprobleem heeft willen oplossen door de maatregel voor te stellen als een begrotingsmaatregel. Dat is niet zozeer zo in de persmededeling, die begint met de problematiek van de grotere arbeidsmarktgerichtheid, maar als we naar de aanhef van het besluit in het Belgisch Staatsblad kijken, zien we duidelijk dat er enkel over de begroting wordt gesproken. Ik zie ook dat er geen reguleringsimpactanalyse (RIA) is gevraagd en dat het advies bij hoogdringendheid bij de Raad van State is overgeslagen.
Dat zijn natuurlijk fenomenen die ik vrij goed ken uit mijn vorige beroepsleven. Ik weet dat dit vaak is ingegeven door het verlangen tijd te winnen. Ik heb in mijn vorige beroepsleven vaak gedacht: je kunt nu wel die tijd winnen, maar wat met het tijdverlies achteraf? Misschien wijst alleen al het feit dat ik hier vandaag zit, enigszins op dat tijdverlies.
Daarom is mijn derde aanbeveling: probeer alsjeblieft geen tijd te winnen vooraf door de preventieve controles uit te schakelen, want die hadden u wellicht kunnen wijzen op een aantal problemen die worden opgeworpen. Probeer dat niet te doen, al is het maar uit eigenbelang, om naderhand geen tijd te verliezen.
De voorzitter : Minister Muyters heeft het woord.
Minister Philippe Muyters : Voorzitter, ik zie dat dit duidelijk iets is dat leeft. Dat is ook logisch. Opleidingscheques waren heel ruim verspreid. Mensen zien dus dat daar iets aan verandert.
Een lid heeft me naar cijfers gevraagd. Ik ben ook benieuwd naar de cijfers. Dan gaat het niet zozeer over de vraag hoeveel minder mensen opleidingscheques hebben. Als minister van Financiën en Begroting, vanuit begrotingsoogpunt, vind ik dat heel interessant. Daar heeft men gelijk in: het is ook een besparingsmaatregel. Het benieuwt me echter ook hoeveel mensen met hun opleidingen stoppen omdat ze geen opleidingscheques meer krijgen. Ik kom daar straks misschien nog inhoudelijk op terug, maar ik heb die cijfers nog niet. Ik ben echter heel benieuwd naar de percentages van de inschrijvingen, om te zien welk effect dat daarop heeft.
Ik wil meteen ook reageren op het punt dat de heer Watteeuw in zijn inleiding heeft aangehaald en dat ook de heer Laurys heel duidelijk heeft aangekaart, namelijk dat van de buitenlanders. Dat is een keuze die de wetgever heeft gemaakt: opleidingscheques zijn gebonden aan de werkplaats en niet aan de woonplaats. Daarom komen buitenlanders die in Vlaanderen werken, wel in aanmerking en Vlamingen die in Wallonië werken niet. Dat is een keuze die we vanuit Europees oogpunt moeten maken.
De ombudsman heeft het eigenlijk aangehaald: het meer arbeidsmarktgericht maken van de opleidingscheques was eerst en vooral een onderdeel van het regeerakkoord, stond ook effectief in mijn beleidsnota en werd door de sociale partners eveneens beschouwd als iets dat moest gebeuren, want het staat in het WIP. De ombudsman heeft gezegd niet te weten wat er ondertussen is gebeurd, tussen het WIP en juli. Daarom wil ik daar toch enigszins op ingaan. Ik wil de kroon niet ontbloten: de sociale partners moeten overleggen zoals zij dat willen. Vanaf eind 2009 en in de loop van 2010 zijn er veel overlegmomenten geweest waarbij we dat meer arbeidsmarktgericht maken van de opleidingscheques met de sociale partners binnen de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) en met de koepelorganisaties van onderwijs en SYNTRA hebben besproken. Mijn bedoeling was vooral de sociale partners maximaal de kans te geven tot een vergelijk te komen, ook om een draagvlak te creëren. Zij hebben me altijd gezegd dat ze dachten het te zullen halen, tot op een bepaald ogenblik duidelijk was dat er geen consensus mogelijk was. De meeste cheques worden in augustus en september aangeschaft. De vraag rees of ik hiermee moest wachten, en dan zou ik bijna een heel jaar moeten wachten, of het nu moest invoeren. Iedereen wist immers dat we ermee bezig waren. Uit budgettaire noodzaak hebben we dan uitdrukkelijk beslist dat onmiddellijk uit te voeren. Ik vind dat we het overleg een kans moeten geven, en dan moet de regering zelf een beslissing nemen. Dat is wat we hebben gedaan. We hebben onze verantwoordelijkheid genomen en een beslissing genomen die snel ingang moest vinden.
Dan was er de vraag naar overgangsmaatregelen in functie van het moment van het bestellen van de cheques. Dat zou aanleiding geven tot verwarring. Het zou kunnen zorgen voor een systeem waarbij sommige deelnemers voor eenzelfde cursus of opleiding nog wel en andere niet meer een beroep zouden kunnen doen op opleidingscheques, tenzij we alles met 1 jaar zouden uitstellen. Overgangsbepalingen zouden kunnen leiden tot een heel rare situatie. Daarom hebben we, na grondig overleg met de sociale partners en anderen, toch de knoop zelf doorgehakt en snel een beslissing genomen.
Daarmee is dat niet rond voor mij. Er werd hier regelmatig gesteld dat ik ben teruggevallen op het betaald educatief verlof. Ik ben er me zeer goed van bewust dat betaald educatief verlof niet het beste middel is met betrekking tot de arbeidsmarktgerichtheid van de opleidingscheques, maar bij gebrek aan enig ander ook elders bestaand systeem leek het me nuttig en zinvol om het enige bestaande systeem, dat de vrucht is van sociaal overleg, te nemen als richtlijn voor de opleidingscheques. Er werd me gevraagd of ik dat ga blijven gebruiken. Het is de bedoeling te komen tot een meer arbeidsgerichte lijst, in overleg met de sociale partners. Ik denk echter dat dit nog aan bod zal komen in mijn antwoord.
Ik zal nu antwoorden op de vragen over overgangsmaatregelen, overleg, herziening, en de reden waarom we die lijst van betaald educatief verlof hebben genomen.
Ik wil het eerst hebben over de inschatting van het gebruik van de opleidingscheques. Een vraag was hoe we aan de verhouding 60/40 komen. We hebben samen met de VDAB een inschatting gemaakt van de redenen waarom een opleiding wordt gevolgd. Gebeurt dat uit persoonlijke interesse of om iets te ondernemen op de arbeidsmarkt? Er zijn hier voorbeelden gegeven van cursussen die worden gevolgd met opleidingscheques. Een heel nuttige is een muziekopleiding. Er zijn 10.000 opleidingscheques voor muziekopleidingen. Ik ben er zeker van dat die niet allemaal worden gebruikt om in de loopbaan iets mee te doen. Ik besef ook goed dat je ook op een andere plaats vaardigheden kunt aankweken. Je zou kunnen zeggen dat bloemschikken bepaalde vaardigheden oplevert die nuttig kunnen zijn in je beroep. De vraag is of het voor een hobby is, of arbeidsmarktgericht.
Veel nieuwe cursussen die worden gegeven, zijn niet arbeidsmarktgericht, zoals kralen maken, hondencoiffure, tenen lezen, sommelier. Elk van die opleidingen kan arbeidsmarktgericht zijn. Als ze bedoeld zijn voor en deel uitmaken van een persoonlijk ontwikkelingsplan ( POP) zullen en kunnen ze opleidingscheques blijven krijgen. We baseren ons op de lijst educatief verlof en als het arbeidsmarktgericht is, komt het in aanmerking.
Dan kom ik bij de vragen over de erkende opleidingsverstrekkers en opleidingen. Voor een volledig up-to-date overzicht van de opleidingsverstrekkers en opleidingen die na 1 augustus erkend zijn in het kader van de opleidingscheques, verwijs ik naar de site van de VDAB. Voor de volgende opleidingen waarvan sprake in de vragen kunnen opleidingscheques worden gebruikt. Ik begin met de hogere instituten voor de opvoedkundige wetenschappen. Die blijven erkend als opleidingsverstrekker in het stelsel van opleidingscheques voor werknemers. Door hen verstrekte opleidingen die momenteel zijn vastgelegd, kunnen verder worden betaald met opleidingscheques. Voor de toepassing van het nieuwe besluit voor de opleidings- en begeleidingscheques, wordt vanaf het in werking treden van hbo5, dit beschouwd als hoger onderwijs, en is het dus ook opgenomen in een nieuwe maatregel. Hbo5-opleidingen komen dus ook in aanmerking voor het gebruik van opleidings- en begeleidingscheques. De opleidingscheques kunnen nog steeds worden gebruikt voor cursussen die worden gegeven door de vormingscentra, die in het kader van nascholing voor onder andere directeurs en leerkrachten worden georganiseerd.
De opleidingscheques moeten altijd gebeuren op initiatief van de werknemer. Dat is de filosofie van de opleidingscheques. Voor de werkgevers bestaan andere steunmaatregelen. Het is niet de werkgever die bepaalt dat iemand een cursus gaat volgen, het is de werknemer zelf die het initiatief neemt om een opleiding te volgen. Dat is een verschil.
Er wordt ook verwezen naar knelpuntberoepen. Misschien staat schrijnwerkerij niet op de lijst, maar binnen- en buitenschrijnwerkerij komen nog altijd in aanmerking voor opleidingscheques. Dat maakt dat schrijnwerkerij nog altijd met opleidingscheques kan worden gevolgd.
Dan is er de garantie over de arbeidsmarktgerichtheid. Naast de opleidingen die op de lijst van betaald educatief verlof staan, blijft het mogelijk om voor opleidingen die buiten die lijst vallen, opleidingscheques te krijgen. Dan moeten ze worden opgenomen in het POP van het individu. Die loopbaanontwikkelingsplannen moeten opgesteld zijn bij een loopbaanbegeleider. Dan kan een werknemer voor een opleiding die niet erkend is in het kader van betaald educatief verlof opleidingscheques voor werknemers toch nog gebruiken. Hiervoor is een attest nodig van de loopbaanbegeleider, maar dat kan pas worden afgeleverd na een degelijk loopbaanbegeleidingsproces.
Zowel de vorige Vlaamse Regering als de huidige heeft uitdrukkelijk de wens uitgedrukt om meer tot de filosofie te komen van een POP. Dit instrument hebben we gebruikt om de opleidingscheques beter te richten, maar tegelijk ontwikkelen we verder de filosofie van de persoonlijke loopbaanbegeleiding. Dit zal de grootste stimulans zijn die er de voorbije jaren is geweest om stappen vooruit te zetten in de loopbaanbegeleiding. Die kunnen vandaag al worden afgeleverd.
Een lijst met erkende opleidingen voor betaald educatief verlof was op het moment van de beslissing de enige afgebakende, bruikbare lijst. Om het systeem van opleidingscheques beter af te stemmen op de Vlaamse arbeidsmarkt, wordt gewerkt aan een Vlaamse definitie van de opleidingen die in het kader van de opleidingscheques als arbeidsmarktgericht kunnen worden beschouwd.
Het betaald educatief verlof was een keuze omdat we nu een oplossing moesten hebben. We hadden een proces van overleg gehad. De SERV is niet tot een consensus gekomen. Daarom hebben we hiervan gebruik gemaakt. We konden ook niets doen en nog een jaar wachten. Maar welke stimulans is er om volgend jaar tot een consensus te komen in de lijst? We hebben nu beslist om te kiezen voor een bestaande lijst. Ik ben bereid om volgend jaar tot een nieuwe lijst te komen.
De sociale partners weten nu dat we de filosofie die in het WIP staat, echt menen. Ik ben graag bereid om in te gaan op de opmerkingen dat we onze arbeidsmarkt beter moeten afbakenen en naar eigen Vlaamse arbeidsmarktgerichtheid kijken.
Ik wil nog even ingaan op de terugbetaling en de communicatie. Als de werknemer al opleidingscheques heeft gekocht voor opleidingen die zouden starten na 31 juli en die zouden niet meer voldoen aan de voorwaarden, zijn er twee mogelijkheden. Ofwel heeft de werkgever ze nog niet gebruikt en kan hij ze gewoon door de VDAB terugbetaald krijgen. Ofwel heeft de werknemer zijn opleidingscheques wel al gebruikt voor 31 juli voor opleidingen die starten na 31 juli, en dan bezorgt de opleidingsinstelling de cheques terug aan de werknemer en bezorgt de werknemer ze terug aan de VDAB. De werknemer krijgt dus sowieso zijn opleiding terugbetaald als hij zijn opleidingscheques al had.
De snelheid van de wijzigingen werd ingegeven door de budgettaire noodzakelijkheid. Om dat op te vangen, werd op verschillende manieren overlegd en gecommuniceerd over de nieuwe maatregel. De eerste communicatie gebeurde naar aanleiding van de wijzigingen op 23 juli via een overleg met de betrokken organisaties, Onderwijs en SYNTRA. Er vertrok eveneens een mailing naar alle erkende private opleidingsverstrekkers, Onderwijs en SYNTRA met alle nodige informatie en de vraag om hun cursisten te informeren.
Ik heb achteraf gezien dat er effectief wat klachten waren. Het werd aangevoeld als veel te laat. Ik zal daar in de toekomst en met het oog op de wijziging van volgend jaar, zeker rekening mee houden.
Op 1 september volgde een tweede communicatie, die verder inging op de frequently asked questions. Die werd toegelicht aan de verschillende koepelorganisaties en het departement Onderwijs. Zij hebben op hun beurt hun leden of instanties geïnformeerd. De erkende private opleidingsverstrekkers kregen eveneens een bijkomende mailing.
Ik zal aan die twee punten in de toekomst nog meer aandacht besteden. Dat was ook een aanbeveling van de ombudsman. Er is duidelijk gebleken dat daar een verbeterproces mogelijk is.
De informatie staat eveneens ter beschikking op de website van de VDAB. Maar ook het callcenter van de VDAB kon en kan alle nodige informatie verschaffen. Er is zelfs een speciale helpcel Opleidingscheques opgericht, waar de instellingen met concrete vragen, bijvoorbeeld of hun specifieke opleiding in aanmerking komt, rechtstreeks terecht kunnen bij de experten ter zake van de VDAB.
De voorzitter : Collegas, we moeten een verslaggever aanwijzen voor de behandeling van de verzoekschriften.
De heer Chris Janssens wordt als verslaggever aangewezen.
De heer Watteeuw heeft het woord.
De heer Filip Watteeuw : Minister, als het over systemen als de opleidingscheques gaat, is het belangrijk dat de regering en het parlement klaar en duidelijk communiceren met de burger. Dat betekent dat we voorzichtig moeten zijn met het opstapelen van wijzigingen. Het systeem van opleidingscheques is al vrij veel gewijzigd. Nu wordt het zeer fundamenteel gewijzigd, en volgend jaar krijgen we opnieuw een wijziging. Dat betekent dat mensen geen houvast hebben aan dat systeem.
We zien duidelijk dat het begrotingsaspect voor u zeer belangrijk is geweest. We moeten dat niet verbergen. Maar ik erger me aan het feit dat men, om dat bedrag binnen te halen, allerlei truken probeert te hanteren. Ik heb het daarnet al gezegd: men maakt een karikatuur en bestrijdt vervolgens die karikatuur. Altijd maar met dat bloemschikken komen, terwijl de vorige minister van Werk een duidelijke visie had op wat arbeidsmarktgericht was. Hij heeft dat zeer omstandig uitgelegd in antwoord op een vraag van mevrouw Franssen. Dit is het houvast dat de opleidingsverstrekkers en wij, parlementsleden, hebben om te bekijken hoe dat systeem werkt. Maar dit dan plots veranderen, zonder dat er een duidelijke interpretatie wordt gegeven van wat arbeidsmarktgerichtheid nu is, vind ik vreemd. U hebt nog altijd niet gezegd wat arbeidsmarktgerichtheid voor u is. Het enige wat ik onthoud, is: arbeidsmarktgerichtheid is wat op de lijst van betaald educatief verlof staat. Ik vind dat geen goede manier van werken.
U hebt gezegd dat er geen unanimiteit is in de SERV. Dat kan best zijn. Maar ik heb ook gezien dat de SERV een advies heeft gegeven over het stelsel van opleidingscheques en de hervorming ervan. Dat is een interessant advies. Als je daarmee verder werkt, zou je tot een interessant systeem kunnen komen. En dan zou dat inderdaad een klein beetje meer tijd gekost hebben en zou je niet op 1 september begonnen kunnen zijn. Je zou inderdaad ook niet zoveel bedragen hebben kunnen besparen.
U zegt dat u beter had kunnen communiceren met de opleidingsverstrekkers. Maar de gevolgen voor hen zijn zwaar. Voor die kleine vzws is, in het geval van het verzoekschrift, 5600 euro niet niks. Minister, u bent overhaast te werk gegaan. Dit is geen voorbeeld van goed bestuur. Het enige criterium dat hier heeft meegespeeld, is hoeveel u kon besparen. Ondertussen maakt u een systeem dat zijn nut al had bewezen, voor een deel kapot.
De voorzitter : Mevrouw De Knop heeft het woord.
Mevrouw Irina De Knop : Minister, ik zou gerustgesteld moeten zijn door uw antwoord. U zegt dat hbo5-opleidingen in aanmerking komen. Dat strookt niet met mijn informatie. Ik heb dat nochtans gecheckt bij verscheidene opleidingsverstrekkers. Blijkbaar is er toch nog ergens een kink in de communicatie tussen wat u wellicht heel goed bedoelt en de praktische uitwerking ervan. Ik blijf met mijn bezorgdheid zitten. Ik onthoud dat u zegt dat ze worden erkend, maar ik hoop wel dat u even bereid bent om af te dalen in uw administratie om te zien waar er nog een mogelijke bottleneck kan zitten.
Net als de heer Watteeuw vind ik dat het heel duidelijk was, aangezien de beslissing er zo snel en met weinig overleg kwam, dat u op zoek was naar geld of naar financiële ruimte om uw eigen beleid te kunnen voeren in dit domein. Het is inderdaad heel jammer dat daardoor het belangrijke en relevante systeem van de opleidingscheques, dat zich op het snijpunt van bevoegdheden bevindt, het kind van de rekening wordt.
U bent ook bevoegd voor Financiën. U zou het op een andere manier kunnen hebben aangepakt. Ik hoor hier collegas zeggen dat het in de begroting van Onderwijs moet worden opgenomen. Ik kan u als lid van de commissie Onderwijs zeggen dat daar grote uitdagingen zijn. Daar is eigenlijk nog extra geld nodig. Het is heel kort door de bocht te stellen dat Onderwijs het zelf moet regelen. Er is op dit ogenblik een hoorzitting aan de gang over het kleuteronderwijs. Dat wordt vandaag nog altijd niet op hetzelfde niveau gefinancierd als het lager onderwijs. Ik verwijs ook naar het debat van gisteren in de plenaire vergadering: gezien de grote uitdagingen in onze maatschappij mag daarvoor extra geld worden vrijgemaakt. Ik vind het verkeerd om de discussie op die manier te voeren. We zouden toch van een minister die op de centjes zit, een andere redenering mogen verwachten.
De voorzitter : Mevrouw Pehlivan heeft het woord.
Mevrouw Fatma Pehlivan : Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik had een heel specifieke invalshoek met betrekking tot de HIVOs. Ik begrijp dat die daar volledig onder vallen. Dat leidt tot het verkrijgen van een diploma dat uitzicht biedt op een loopbaantraject waardoor er in de sector op een hoger niveau kan worden gewerkt. De ombudsman zei ook dat de communicatie voor verwarring heeft gezorgd.
Mevrouw De Knop, u hebt een punt: Onderwijs is een andere materie. Maar ik heb uit het antwoord van de minister toch begrepen dat zelfs de werklozen bepaalde opleidingen volgen die dan toch leiden naar een werk waardoor hun situatie verbetert. Zij kunnen dus wel in aanmerking komen.
Minister Philippe Muyters : Werkzoekenden komen niet in aanmerking. Zij hebben hun gratis opleidingen.
Mevrouw Fatma Pehlivan : Maar zij zitten in een andere sector. Mevrouw De Knop, ik heb de indruk dat u niet volledig hebt begrepen wat de minister heeft gezegd.
De voorzitter : De heer Janssens heeft het woord.
De heer Chris Janssens : Minister, in tijden van besparingen moet er in elk beleidsdomein worden bespaard en dus ook, helaas, in Werk. Niemand heeft problemen met besparingen op een aantal zogenaamde hobbyopleidingen. Als ik de lijst zie van beschikbare opleidingen, vraag ik mij soms af wie ze uitvindt. Er zitten dwaze dingen bij die duidelijk niet arbeidsmarktgericht zijn. Mijnheer Watteeuw, men kan daarin een duidelijk onderscheid vinden. Er zijn er andere die een beetje op de wip zitten. Het is moeilijk te bepalen of ze arbeidsmarktgericht zijn of niet. Het is in elk geval duidelijk dat het een vorm van chaotisch bestuur is om op een dergelijke overhaaste manier maatregelen te nemen, zonder die te communiceren met de cursisten, met potentiële cursisten of met de sector zelf.
Minister, u zegt dat u wel overleg hebt gehad met de sociale partners. Ik verwijs naar een artikel in De Standaard van 24 september 2010, een interview met mevrouw Caroline Copers, algemeen secretaris van het Vlaams ABVV. Over de besparingen op de opleidingscheques zegt zij: Muyters laat uitschijnen dat hierover een vergelijk was met de sociale partners. Niets is minder waar. Nu zegt u dat u wel degelijk, voorafgaand aan uw beslissing, overleg hebt gehad. Dat is een tegenspraak.
Minister Philippe Muyters : Ik heb gezegd dat er geen vergelijk was, geen consensus.
De heer Chris Janssens : U hebt op geen enkele manier laten uitschijnen met wie u in de maanden voorafgaand aan uw beslissing overleg hebt gehad.
Ik hoop alleen maar dat het bij de geannuleerde cursussen, die al massaal zijn aangekondigd, niet gaat om mensen die hun opleidingscheques wilden gebruiken om hun kansen op de arbeidsmarkt te verbeteren.
Tot slot nog één bijkomende vraag. Er is een audit gedaan van ongeveer 5000 euro door een opleidingsverstrekker die nu geen opleidingen meer zal kunnen geven. Dat zal sowieso gepaard gaan met een financiële aderlating voor die mensen. Kunnen zij ergens terecht om de kosten van die audit te recupereren?
De voorzitter : De heer Laurys heeft het woord.
De heer Jan Laurys : Minister, ik volg uw redenering. Tijdens de vorige legislatuur hebben wij ook al vragen gesteld over die opleidingscheques. De scheeftrekking is er niet alleen in de verhouding 60-40, maar ook tussen groot- en laagverdieners. Daar zijn bijsturingen nodig.
De levenslange of levensbrede opleidingen kunnen inderdaad misschien via de POPs worden opgevist. Een POP is natuurlijk wel een eindevaluatie bij het opstellen van een loopbaantraject. Iemand die plots een opleiding wil volgen die wel arbeidsmarktgericht is maar niet veel voorkomt, zit natuurlijk vast.
Ik heb wel wat moeite met die overgangsmaatregelen. Er zouden tezelfdertijd cursussen zijn die al naargelang, wel of niet worden betaald. Het zou een valabel criterium geweest zijn door te zeggen dat vanaf een bepaald ogenblik de cheques niet meer worden terugbetaald. Dat zou even objectief zijn als de maatregel die nu is genomen. Hier had u iets meer moeten tegemoetkomen aan mensen die al financiële initiatieven hebben genomen.
Voor de rest noteer ik dat men naar eigen arbeidsmarktgerichte opleidingen zal gaan. Ik veronderstel dat ook het advies van de SERV daarbij zal worden gehanteerd.
Ook het werkplaatsgerelateerde aspect is een keuze die op een bepaald ogenblik wordt gemaakt.
De voorzitter : De heer Diependaele heeft het woord.
De heer Matthias Diependaele : Mevrouw De Knop, ik ben me er heel goed van bewust waar het onderwijs in Vlaanderen nog voor staat, ook op budgettair vlak. Maar geldt dat dan ook niet voor de arbeidsmarkt? Denkt u dat er daar geen uitdagingen zijn? En daar wordt bespaard door de logica te volgen dat het beleidsdomein zelf moet voorzien in zijn middelen. Dat lijkt me toch maar heel normaal.
De voorzitter : De heer Weekers heeft het woord.
De heer Bart Weekers : We zijn goed vertrokken als blijkt dat mijn eerste aanbeveling al wordt opgevolgd vooraleer ik ze nog maar geformuleerd heb.
Aanbevelingen 2 en 3 betreffen het overgangsrecht. Ik heb niets gehoord over de verstrekkers. Wat de cursisten betreft, werd daar zonet ook al op gealludeerd. Ik toets dan aan de billijkheid. Die cursist heeft uiteraard niets te maken met het feit dat het sociaal overleg heel lastig verliep. Daarom kies ik de kant van de cursist. Ik vind nog steeds dat het overgangsrecht te weinig genereus is.
Wat aanbeveling 3 betreft, noteer ik dat er geen vergelijk werd gevonden bij het sociaal overleg. Ook in dat geval geldt nog steeds dat de preventieve cheques hun plaats verdienen.
De voorzitter : Minister Muyters heeft het woord.
Minister Philippe Muyters : Wat de opmerking van het ABVV betreft, was mijn antwoord duidelijk. We hadden geen vergelijk over de wijze waarop dit moest gebeuren. Er was een vergelijk, dat is er nog altijd, over het meer arbeidsmarktgericht maken van de opleidingscheques. Wanneer ik laat uitschijnen dat er een akkoord is, dat gaat het over het meer arbeidsmarktgericht maken. U kunt het WIP erop nalezen. Ik heb hier duidelijk gezegd dat er geen vergelijk was met de sociale partners, en dus ook niet met de Vlaamse Regering over de wijze waarop dat moest gebeuren. Als mevrouw Copers daarnaar verwijst, dan heeft ze gelijk. Ze betwist ook niet dat er overleg is geweest: er was alleen geen vergelijk.
De minister van Begroting moet niet alleen een struisvogel zijn, maar moet ook nog een ezel hebben die op de gepaste momenten voor de nodige middelen zorgt, of die de keuzes maakt waaraan wel en niet geld mag worden uitgegeven. Ik maak er een karikatuur van, maar men spreekt me er ook zo op aan. De minister van Begroting moet ervoor zorgen dat er bijkomend geld is voor Onderwijs, dat de putten in de wegen wordt opgelost, dat er bijkomende scholen komen, dat er meer middelen komen voor gezondheidszorg, dat de werklozen beter worden begeleid, dat er meer onderzoek en ontwikkeling wordt gerealiseerd enzovoort. Dit is een beslissing van de Vlaamse Regering waarbij collegiaal is gekozen voor een begroting in evenwicht in 2011. We moeten dan ook keuzes maken. Als ik binnen het departement Werk keuzes moet maken, dan laat ik liever wat opleidingscheques wegvallen waarvan iedereen hier zegt dat ze ook voor hobbys worden gebruikt, dan te besparen op de begeleiding van werklozen.
De voorzitter : De heer Watteeuw heeft het woord.
De heer Filip Watteeuw : Als we de discussie voeren over waar het geld vandaan moet komen, dan is dat een valse discussie. Eigenlijk gaat het erover dat het besluit van 23 juli overhaast knutselwerk is waarbij u een aantal fundamentele zaken niet definieert en waarbij u het tijdsperspectief uit het oog bent verloren.
Minister, u zegt dat het overleg niet tot een conclusie heeft geleid. Wel, misschien had u vroeger, samen met de sociale partners, moeten zeggen wat uw tijdsperspectief was. U had moeten zeggen tegen wanneer er een consensus moest zijn. Uw zorg is niet de zorg van de minister van Werk voor het systeem van de opleidingscheques, maar die van de minister van Financiën die geld moet binnenhalen.
De voorzitter : Mevrouw De Knop heeft het woord.
Mevrouw Irina De Knop : Minister, ik heb alle begrip voor het feit dat het moeilijk is om financieel te schipperen. Mijn pleidooi is dat als u het systeem van de opleidingscheques wilt hervormen en arbeidsmarktgericht maken, het dan nogal wiedes is dat u rekening houdt met mogelijke gevolgen daarvan voor andere departementen. Een van de gevolgen hier was dat we met een tekort aan leerkrachten zitten. Alle maatregelen die genomen werden, met name de hbo5-opleidingen, juichen wij toe. Het zijn allemaal maatregelen die ertoe kunnen bijdragen dat we meer leerkrachten hebben. Dat zit bij u, ik ben me ervan bewust, maar dat is toch een bekommernis van de hele Vlaamse Regering.
Ik volg de heer Watteeuw, die zegt dat u gewoon te overhaast te werk bent gegaan. Als u vooraf met uw collega van Onderwijs en met de opleidingsverstrekkers had gepraat, dan had u die bekommernissen gekend en had u daar rekening mee kunnen houden. Als liberaal ben ik er zeker niet tegen dat u een systeem evalueert op zijn merites en dat u bijsturingen doet wanneer die nodig zijn. Uit communicatie die wij allemaal hebben gekregen, blijkt echter dat die lijst voor educatief verlof nu maakt dat sommige opleidingen er wel of niet in vallen. Eigenlijk is dat niet altijd relevant. Afhankelijk van hun benaming of de aard van de opleiding vallen ze bij de terugbetaling of niet. Het is gewoon nodig om het systeem grondig te bekijken en niet snel-snel.
U erkent deels uw fout dat u misschien niet voldoende hebt gecommuniceerd op voorhand. Daarom vind ik het ook heel jammer dat u nu niet met terugwerkende kracht een aantal terugbetalingen zult herzien.
De voorzitter : De heer Janssens heeft het woord.
De heer Chris Janssens : Minister, ik heb helaas op één vraag geen antwoord gekregen, namelijk de vraag: wat zeggen we tegen de opleidingsverstrekkers die een vrij dure audit hebben laten uitvoeren, die achteraf gezien nutteloos was omdat ze geen opleidingen meer mogen aanbieden? Wat gaat u hun zeggen als ze bij u komen aankloppen voor een financiële recuperatie voor de door hen gemaakte nutteloze kosten?
De voorzitter : Het incident is gesloten.