Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 07/10/2010
Vraag om uitleg van mevrouw Vera Celis tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over Techniek Op School voor de 21ste eeuw (TOS21-project)
- 2395 (2009-2010)
Vraag om uitleg van mevrouw Sabine Poleyn tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over de stapsgewijze invoering van de nieuwe eindtermen techniek in het basisonderwijs
- 2524 (2009-2010)
De voorzitter: Mevrouw Celis heeft het woord.
Mevrouw Vera Celis: Voorzitter, het zal de meesten van ons bekend zijn dat talentontwikkeling en inzetten op techniek op school zeer populaire ideeën zijn die leven binnen het onderwijs. Het TOS21-project werd in 2008 opgezet door de toenmalige Vlaamse ministers van Onderwijs en Wetenschapsbeleid, met als doel techniek een vaste plaats te geven op school en dat vak te integreren in diverse disciplines.
Meer specifiek werden de volgende doelstellingen vooropgesteld: voor wetenschappen, techniek en technologische innovatie in een degelijke inhoudelijke basis voorzien in het onderwijs; de onderwijspartners toelaten dit onderwerp pedagogisch-didactisch en wetenschappelijk verantwoord aan te pakken; een visie op techniek en wetenschappen op school ontwikkelen; de essentiële bouwstenen aanleveren voor een degelijke curriculumontwikkeling; een referentiekader uitwerken dat kan worden gehanteerd voor de validering, screening en ontwikkeling van projecten die betrekking hebben op de popularisering van wetenschap, techniek en technologische innovatie.
Het TOS21-project kon op die manier een kader bieden voor de herziening van de ontwikkelingsdoelen en eindtermen techniek. Deze geactualiseerde ontwikkelingsdoelen en eindtermen werden op 1 september 2010 geïmplementeerd in het basisonderwijs en in de eerste graad zowel in de A- als in de B-stroom van het secundair onderwijs. Op 31 augustus 2008 werd de eerste fase van het TOS21-project afgesloten. Beide ministers besloten echter om het project nog gedurende 2 jaar voort te zetten, tot 31 augustus 2010. Zeventien pilootscholen, waaronder basisscholen en scholen van de eerste graad secundair onderwijs, konden zo reeds van start gaan om de nieuwe eindtermen techniek als eersten toe te passen.
Op de webstek van het Departement Onderwijs lezen we: Het is de bedoeling om de opgedane ervaring bij de ontwikkeling van het TOS21-kader niet verloren te laten gaan, meer nog, zelfs uit te breiden. Door het vergroten van expertise en hierbij goede praktijken en didactisch materiaal te ontwikkelen, wordt de invoering van de nieuwe ontwikkelingsdoelen en eindtermen techniek grondig voorbereid. De scholen die nu actief op deze uitbreiding inzetten, zullen als voorbeeld dienen in 2010.
Minister, in een antwoord op een vraag van mevrouw Poleyn hebt u bovendien gesteld: Er wordt nagegaan welke praktijkvoorbeelden het best beantwoorden aan de doelstellingen van het vervolgproject. Die zullen bij de invoering van de eindtermen en de ontwikkelingsdoelen techniek in september 2010 verspreid worden. Bovendien zal de stuurgroep in zijn eindrapport van 31 augustus 2010 aanbevelingen formuleren aan mij en minister Lieten, op basis van de ervaringen in de pilootscholen.
Ondertussen werd dit eindrapport, in de vorm van een brochure, bezorgd aan alle scholen van het basisonderwijs en de eerste graad secundair onderwijs en kan men dat document ook raadplegen op de webstek van het Departement Onderwijs.
Minister, toch heb ik nog de volgende bijkomende vragen. Worden er, naast de verspreiding van de brochure met tips en praktijkvoorbeelden, nog verdere initiatieven genomen ik denk aan nascholing of studiedagen om leerkrachten te ondersteunen bij het naar de praktijk vertalen van deze nieuwe eindtermen en ontwikkelingsdoelen techniek, hoewel dat in de eerste plaats een taak blijft van de pedagogische begeleidingsdiensten? Om de communicatie en uitwisseling tussen pilootscholen te bevorderen, werd naar aanleiding van het TOS21-vervolgproject een digitaal communicatieplatform opgezet. In het antwoord op een schriftelijke vraag van de heer Mahassine stelt u dat u zou laten onderzoeken hoe dat digitaal communicatieplatform kan worden opengesteld voor alle Vlaamse scholen. Hebben de andere scholen ondertussen al toegang tot dat platform?
Een van de belangrijke partners van het TOS21-project en -vervolgproject was de Roger Van Overstraeten Society (RVO-Society), die jongeren op een positieve manier wil confronteren met techniek en wetenschap. De RVO-Society bood de leerkrachten van de pilootscholen onder meer technische en didactische training aan, om hen voor te bereiden op de technologielessen. Wordt die samenwerking ook in de toekomst voortgezet? Zo ja, kunt u me dan enig idee geven op welke vlakken er zal worden samengewerkt?
De voorzitter: Mevrouw Poleyn heeft het woord.
Mevrouw Sabine Poleyn: Voorzitter, ik ben heel blij dat ik hier samen met mevrouw Celis opnieuw het onderwerp van techniek in het onderwijs mag aankaarten. Ik had dat liever niet gedaan, omdat het niet meer nodig bleek, maar ik ben toch wel blij dat we dit samen op de agenda kunnen plaatsen. Voor de duiding van het project verwijs ik naar de vorige vragen en naar de inleiding van mevrouw Celis. Minister, ik verwijs naar ons vorig gesprek hierover in deze commissie. U hebt toen verklaard geen initiatieven te kunnen aankondigen. U zei ook niet goed te weten wat u zou mogen zeggen, omdat u op het evaluatierapport van de stuurgroep van TOS21 van eind augustus wachtte. Daarom vragen we natuurlijk nu wat die evaluatie behelst en wat u daaraan gaat doen.
Ik zie dat mevrouw Celis het rapport heeft gevonden op het internet. Ik heb heel hard gezocht. We hebben met drie mensen gezocht. Ik vind het niet.
Mevrouw Vera Celis: Dat is de brochure.
Mevrouw Sabine Poleyn: Maar niet het rapport?
Minister, wat zijn de conclusies van dat rapport, dat eind augustus afgerond moest zijn? Welke aanbevelingen doet men aan de overheid? Blijkbaar zijn die niet publiek gemaakt. Waarom? Of zijn ze ondertussen al wel publiek gemaakt? Welke aanbevelingen zult u op korte of middellange termijn kunnen uitvoeren? Waarom wel of waarom niet? Wat is uw standpunt daarover?
Dan heb ik een aantal vragen over de beweging die we moeten maken in het onderwijs. Wat wordt dit schooljaar gedaan om scholen en onderwijzers voort te vormen en te steunen bij de implementatie? Ik heb mijn oor te luisteren gelegd bij een aantal basisscholen die pilootschool waren. Ze waren duidelijk tevreden dat ze betrokken zijn geweest bij het project. Dankzij het project hebben ze heel veel vorming gedaan in hun scholen. Ze zijn er nu in geslaagd die eindtermen goed voor te bereiden en ze nu pas goed te implementeren.
In de commissie hebt u het toen gehad over bakenscholen. Welke scholen werden aangeduid om vanaf nu zon baken te zijn voor andere scholen? Zal techniek opnieuw als prioritair nascholingsthema worden gehanteerd, en ditmaal voor meerdere jaren, zodat de ontwikkelde dynamiek ook kan renderen? U weet dat dit vorig jaar voor 1 jaar een prioritair nascholingsthema was. Ik dacht dat het normaliter altijd de bedoeling was om prioritaire themas 3 jaar aan een stuk te geven. Men ontwikkelt methodieken en creëert interesse bij de scholen. Als er eenmaal een aanbod is, heeft men veel inschrijvingen. Ik hoor nu dat veel scholen vooralsnog interesse hebben om een dergelijke vorming te volgen, maar er is nu geen aanbod meer, want dat was maar voor 1 jaar. Het ware goed mocht dat toch kunnen worden verlengd, volgend jaar bijvoorbeeld.
Hoe wordt het netwerk dat de voorbije jaren, sinds 2002, werd gecreëerd vanuit TOS21 verder onderhouden en uitgewerkt? Wordt de stuurgroep gemobiliseerd en door iemand gecoördineerd? Welke rol kunnen de RTCs hierbij spelen?
Ik heb intussen uw antwoord op de vraag van de heer Mahassine gelezen. U zegt daarin dat er geen coördinator meer is en dat de interne dynamiek van de stuurgroep er wel voor zal zorgen dat hij blijft draaien. Minister, ik moet u ontgoochelen: als er geen professionele krachten zijn, al zijn ze deeltijds, die een groep van vrijwilligers trekken, dan valt dat spijtig genoeg altijd uit elkaar. Dat is in alle sectoren van onze maatschappij zo. Ik zou dus graag hebben dat er voor dit netwerk een trekkende kracht wordt aangesteld. En eventueel dat de RTCs daarin op regionaal niveau een rol spelen.
Minister, neemt u nog andere initiatieven? Ik denk aan de lerarenopleiding, of hebt u weet van het initiatief van de nieuwe technologieolympiade die men aan het uitproberen is? Kent u dat? Wilt u dat in de toekomst ook steunen?
Dan heb ik nog enkele vragen over uw samenwerking met minister Lieten. Hoe wordt de samenwerking met Economie, Wetenschap en Innovatie (EWI) inzake de implementatie verder uitgebouwd? Ik denk aan allerlei instellingen zoals de RVO Society, Technopolis en alle andere actoren die actief zijn op het vlak van wetenschapscommunicatie en die betrokken waren bij het project en allemaal heel enthousiast waren. Worden de bedrijven nog op een of andere manier hierbij betrokken? Bent u bereid om het MOS-model (milieueducatie op school) te hanteren voor een stapsgewijze mobilisatie en vorming met betrekking tot technische geletterdheid van onderwijzers? Wilt u dit eventueel samen met minister Lieten doen?
Minister, ik wil dit voorstellen als een alternatief, zodat u niet zou zeggen dat ik kritiek heb. Volgens mij werkt het model van milieueducatie heel goed. Men werkt met doelstellingen en eindtermen. Maar scholen kunnen niet elk jaar tegelijkertijd de nadruk leggen op alle nieuwe eindtermen of maatschappelijke themas die er zijn, vandaar dat men, zoals bij MOS, per jaar kan kiezen of men zich inschrijft. Dan creëert men dat jaar, op het moment dat men er klaar voor is, een extra dynamiek in de school, met extra ondersteuning, zowel voor het materiaal als voor de vorming. Dat wordt gecoördineerd op provinciaal vlak, ik denk in samenwerking met de provincies. Dat is misschien een alternatief model, dat wat structureler ervoor zou kunnen zorgen dat de eindtermen, de visie en de leerlingentechniek stap voor stap toch geïmplementeerd geraken in alle basisscholen.
De voorzitter : De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer : Voorzitter, ik zal mijn bezorgdheid die hierbij aansluit op een andere manier formuleren. Als je een analyse zou maken van het industriële leven in Vlaanderen in de vorige eeuw, kom je onvermijdelijk bij de rol en ik zeg het in de oude termen van toen van de A2ers, de industrieel ingenieurs en de burgerlijk ingenieurs. Vandaar mijn bezorgdheid: hoe kun je jonge mensen nog sterker begeleiden en stimuleren opdat ze voor technische opleidingen zouden kiezen, zowel in het technisch onderwijs als in het hoger onderwijs. Ik denk hier aan het grote tekort in Vlaanderen aan afgestudeerde ingenieurs. Ik weet dat het een zeer algemene vraag is, maar die bezorgdheid zou ons permanent moeten bezighouden.
De voorzitter : Mijnheer De Meyer, op 14 oktober worden er over dat probleem, de studiekeuze voor technische richtingen, vier vragen gesteld in deze commissie: door mevrouw Deckx, mevrouw Celis, mijzelf en de heer Reekmans. Dat komt dus volgende week donderdag nog ten volle aan bod.
Mevrouw Vanderpoorten heeft het woord.
Mevrouw Marleen Vanderpoorten : Voorzitter, collegas, ik sluit mij zeer graag aan bij de gestelde vragen. Dit is een zeer belangrijk onderwerp. Het is sowieso heel belangrijk om veel aandacht te hebben voor techniek, gezien het belang voor de maatschappij. In het onderwijs probeert men al heel lang die aandacht te krijgen van de ouders, die vaak de keuzes maken voor hun kinderen, maar ook van de leerkrachten. Met de hervorming van het secundair onderwijs in het vooruitzicht vereist het onderwerp extra aandacht. Het juist kiezen is daarbij een van de belangrijke items, maar men kan niet juist kiezen voor iets dat men niet kent.
Het is nu, meer nog dan vroeger, enorm belangrijk om die kennis van techniek in het basisonderwijs en in de eerste graad, die dan een brede graad moet worden, goed over te brengen. Minister, ik ben heel benieuwd naar uw antwoord. Wij komen in een cruciale fase. Wij moeten techniek in het onderwijs ernstig nemen, anders missen wij de boot. Als we er niet in slagen om de aandacht voor techniek in het basisonderwijs ernstig te nemen, moeten wij het niet hebben over het wegwerken van het watervalsysteem of over het juist kiezen in het secundair onderwijs, en zelfs niet over een grote hervorming in het secundair onderwijs.
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : Ik heb recent het rapport gekregen. Het formuleert tien aanbevelingen. Ze zijn niet alleen gericht tot het beleidsdomein Onderwijs en Vorming, maar ook tot het beleidsdomein Economie, Wetenschap en Innovatie.
De belangrijkste aanbevelingen gericht tot Onderwijs en Vorming waren: geef technische geletterdheid ook een plaats in het curriculum van de tweede en derde graad secundair onderwijs; stel de lerarenopleidingen in staat onderzoek te doen en expertise op te bouwen om een didactiek te ontwikkelen die technische geletterdheid efficiënt ingang kan doen vinden; versterk de continuïteit in de overkoepelende coördinatie van het bestaande lerend netwerk techniek; verzeker het maatschappelijk draagvlak voor techniek als volwaardige component in de basisvorming; zet samen met de EU techniek op de kaart; neem maatregelen om het onterechte gebruik van het TOS21-logo tegen te gaan; maak duidelijke afspraken over de mogelijke rol van het bedrijfsleven in de ondersteuning van scholen en leerkrachten en lerarenopleidingen in functie van technische geletterdheid.
Het rapport werd nog niet publiek gemaakt omdat het in eerste instantie gericht is tot de betrokken ministers en de departementen. Ik heb er op zich geen bezwaar tegen om het publiek te maken. Als we dat doen, dan samen met de aanbevelingen. Een rapport krijgen is één zaak, je moet er ook nog iets mee doen.
Ik gaf de administratie Onderwijs en Vorming de opdracht om een aantal aanbevelingen prioritair te onderzoeken. Dat wil zeggen dat we normaal gezien binnen de 3 weken een antwoord moeten hebben. Die aanbevelingen gaan over: de haalbaarheid van de invoering van technische geletterdheid in de tweede en derde graad secundair onderwijs; hoe het bestaande lerende netwerk techniek kan worden voortgezet; hoe de sleutelcompetenties die door het Europees Parlement werden goedgekeurd richtinggevend kunnen zijn bij het onderzoeken van de manier waarop technische geletterdheid een plaats kan krijgen in de basisvorming van de tweede en eventueel derde graad van het secundair onderwijs; op welke manier we het TOS21-logo kunnen beschermen en onder welke voorwaarden het logo kan worden gebruikt.
Die vraag werd gesteld aan het nieuwe Agentschap voor Kwaliteitszorg in Onderwijs en Vorming (AKOV).
Ook werd de vraag gesteld hoe het digitale platform voor alle scholen al dan niet in stand kan worden gehouden of opengesteld.
Verder stel ik vast dat lerarenopleidingen die het onderwijsvak techniek aanbieden in de geïntegreerde lerarenopleiding secundair onderwijs al heel wat expertise in huis hebben om didactische modellen te ontwikkelen die de achterliggende visie van TOS21 integreren. De expertisenetwerken kunnen een belangrijke rol vervullen om de ontwikkelde expertise te delen met de lerarenopleidingen voor het basisonderwijs. Maar dit neemt niet weg dat ik in de toekomst en in functie van nieuwe ontwikkelingen met betrekking tot techniek in het secundair onderwijs, initiatieven zal ondersteunen waardoor lerarenopleidingen verder expertise op dit vlak ontwikkelen.
Het departement Economie, Wetenschapsbeleid en Innovatie onderneemt heel wat acties die het maatschappelijk draagvlak voor techniek als component van de basisvorming trachten te verhogen.
In de convenants die de Vlaamse overheid afsluit met de sectoren zal waar mogelijk en relevant een passage worden opgenomen die een samenwerking tussen onderwijs en het bedrijfsleven stimuleert in functie van wetenschappelijke geletterdheid. Concreet zal ik vragen om bij de ontwikkeling van lesmateriaal maximaal rekening te houden met de achterliggende visie die door TOS21 is ontwikkeld.
Tijdens het schooljaar 2009-2010 opteerde de Vlaamse Regering om techniek als prioritair nascholingsthema voor leerkrachten basis- en secundair onderwijs naar voren te schuiven. De pedagogische begeleidingsdiensten nemen deze rol nu over en begeleiden scholen verder met de implementatie van de vernieuwingen binnen het vak techniek. Als na bijvoorbeeld 2 jaar blijkt dat hiervoor meer nascholing nodig is, kan het thema terug naar voren worden geschoven.
De lijst van bakenscholen kan worden opgenomen in het verslag. Dit zijn de elf scholen voor het basisonderwijs: Vrije Lagere School Windekind, Vorselaar; Basisschool de Kleurdoos, Brussel; Vrije Basisschool Terbank, Heverlee; Vrije Lagere School voor Buitengewoon Onderwijs Mariadal, Hoegaarden; Gemeentelijke Kleuterschool De Kleine Picasso, Zoutleeuw; Basisschool van het Gemeenschapsonderwijs De Reinpad-Gelieren, Genk; Vrije Basisschool De Triangel, Maasmechelen; Vrije Basisschool Benedictuspoort, Gent; Stedelijke Kleuterschool De Speurneus, Gentbrugge; Vrije Basisschool De Regenboog, Zingem; Vrije Basisschool Heilige Familie, Izegem. En dit zijn de zes scholen voor het secundair onderwijs: Middenschool, Geel; Koninklijk Atheneum, Etterbeek; WICO Technisch Instituut, Overpelt; Technisch Heilig Hart Instituut, Tessenderlo; Vrij Technisch Instituut, Ieper; KTA II Ensorinstituut, Oostende.
Voorlopig wordt dit netwerk dat de voorbije jaren dankzij TOS21 ontstaan is niet meer centraal onderhouden en aangestuurd. Wij hebben aan het AKOV gevraagd of dat al dan niet verder moet gebeuren.
Het is niet zo evident dat de RTCs volgens een decreet een rol zouden spelen bij het onderhouden en uitwerken van het netwerk. Eventueel kan de overkoepelende vzw RTC-netwerk dat wel doen. Dat ligt volgens mij wel binnen haar missie.
Ik wacht op de resultaten van het haalbaarheidsonderzoek dat is normaal gezien binnen 3 weken klaar vooraleer in overleg met de administratie nieuwe beslissingen te nemen.
Uiteraard zal ik met mijn collega, minister Lieten, bekijken of een model van schoolbegeleiding zoals bij het project milieuzorg op school haalbaar is. Hierbij komt dan wel de bemerking dat de Vlaamse overheid een sterk coördinerende rol zal moeten vervullen omdat de samenwerking met de provincies, die van essentieel belang is bij het MOS-project, hier niet zo voor de hand ligt.
MOS is uitgegroeid tot een zeer breed project waar een zeer groot aantal basis- en secundaire scholen aan deelnemen. Het succes is grotendeels te danken aan een samenwerkingsverband tussen de Vlaamse overheid en de Vlaamse provincies. Het gaat hier om een project waarbij alle stakeholders van de school betrokken zijn, terwijl het project techniek zich hoofdzakelijk richt tot de vakleerkrachten. Ik zal met minister Lieten bekijken hoe we dat gaan voortzetten.
Als er wordt beslist om verder te gaan, zullen we met de jongeren van de RVO-Society op een positieve manier inzake techniek en wetenschap samenwerken.
De voorzitter: Mevrouw Celis heeft het woord.
Mevrouw Vera Celis: Ik dank u voor uw omstandig antwoord, minister. Ik wil een paar elementen opnieuw aanhalen.
Leerlingen in een afdeling techniek krijgen, is zo opportuun dat een digitaal platform beschikbaar hebben en houden een eerste aanzet is. U erkent techniek als een bijscholingsthema. Dat is bijzonder positief. Het overkoepelend netwerk van de RTCs kan daar een rol in spelen. Men heeft het hier al gezegd: wat men niet onderhoudt, is rapper afgebouwd dan voortgezet. Er moet me ook iets van het hart. Zaken die positief worden voorgesteld, worden ingevuld. Als men aan de kar van de techniek blijft trekken, zal ze vol geraken.
We hebben op mijn school een gelijkaardig project gehad om leerlingen in de afdeling Grieks te krijgen. We hebben daarvoor een Griekse dag georganiseerd. Dat werd jaarlijks herhaald en had effect. Waar u initiatieven kunt nemen om de best practices te onderhouden en als voorbeeld te stellen, moet u dat zeker doen.
Binnen 3 weken is het haalbaarheidsonderzoek wellicht beschikbaar. Ik neem aan dat u dat in deze commissie zult bespreken, zodat in de opvolging van dat thema continuïteit zit.
De voorzitter: Mevrouw Poleyn heeft het woord.
Mevrouw Sabine Poleyn: Ik dank u voor uw positief antwoord, minister. We zullen binnen 3 weken zeker klaarstaan om dat onderzoek te ontvangen en er samen voor te gaan.
Ik haal een paar elementen uit uw antwoord naar voren. U wilt de expertisenetwerken inzake de lerarenopleiding blijven ondersteunen. Ik ken het te weinig, ik hoop dat het werkt, maar ik steun u daarin alleszins.
Ik noem het EWI, maar het gaat eigenlijk om de Administratie Wetenschap en Innovatie. U zei: Er komt een passage wetenschappelijke geletterdheid.... Er is een verschil tussen wetenschappelijke en technische geletterdheid. (Instemming van minister Pascal Smet)
Ik ben zelf een humane wetenschapper, maar het mag toch niet allemaal op een hoop worden gegooid. Wetenschap is iets anders dan techniek. Vanuit techniek heeft men vaak de frustratie dat alles onder wetenschap terechtkomt. Ik wil dat bewaken. U wilt ergens een passage inschuiven waardoor initiatieven kunnen worden genomen. Ik zou willen dat het ook om de technische geletterdheid gaat, want het hele TOS-project gaat alleen over technische geletterdheid. (Instemming van minister Pascal Smet)
Ik hoop dat de prioritaire nascholingsthemas snel worden vastgelegd, want ik hoor dat er scholen aanvragen hebben ingediend. Als er weer een thema mogelijk is, zullen de cursussen zeker vol zitten.
U verwijst naar zeventien bakenscholen. Ik vermoed dat u de voormalige pilootscholen bedoelt. Ze hebben een contract afgesloten en ontvangen in ruil daarvoor 11.000 euro. Daar staat echter niet expliciet in dat ze ook nadien, vanaf 1 september dus, de taak hebben om andere scholen te vormen, warm te maken, te sensibiliseren. Ik heb vernomen dat ze daar nog amper toe in staat zijn. Veel licht zal er niet meer uit dat baken komen in de komende maanden. Ik zou niet zeggen dat er nog bakenscholen zijn. Het zal op een andere manier moeten gebeuren, ofwel moeten ze extra steun krijgen om dat alsnog te doen.
Ik hoop dat er effectief iemand komt om het netwerk aan te sturen. Ik heb zelf de RTCs gesuggereerd, maar ik ben er niet van overtuigd dat RTC Vlaanderen de ideale trekker is. Het heeft een beetje een andere dynamiek. Ze moeten er zeker bij betrokken zijn, er moet afstemming komen. Maar de stuurgroep en de mensen die in TOS zitten zijn niet dezelfde. Misschien kunnen we structuren creëren om dat te verzoenen. Misschien is het eenvoudiger om daar een trekker vanuit de administratie op te zetten, eventueel deeltijds, en het RTC daaraan te verbinden.
Ik ben heel blij dat u het MOS-project wilt bekijken met minister Lieten. Ik ben ervan overtuigd dat dat een interessant model is om structureel te werken.
U hebt niet geantwoord op de vraag naar de databank of het digitaal platform.
Minister Pascal Smet : Ik maak de vraag over aan de administratie.
Mevrouw Sabine Poleyn : Het moet gewoon worden opengesteld. Ik hoor van de scholen dat ze dat heel handig zouden vinden. Dat is wellicht maar een technische ingreep, en dan moeten we er een beetje reclame voor maken.
Kent u de technologieolympiade? De bedoeling is meer aandacht te krijgen voor techniek en technologie. Ik zal aan de betrokkenen vragen dat ze contact met u opnemen. Het gaat vanaf volgend schooljaar van start. Als het goed draait, moet het ook zijn plaats krijgen.
Zoals mevrouw Vanderpoorten zei, we steken uren en uren in de hervorming van het secundair. Een van de grote doelstellingen daarvan is een betere studiekeuze. Daar moeten we echter in het basisonderwijs al mee beginnen. De eindtermen bieden de perfecte kans. Men is daar al sinds 2002 mee bezig. Tal van interessante mensen hebben daaromtrent samen gezeten en een visie ontwikkeld. Laat ons de laatste fase van de implementatie niet laten schieten. Laten we daar zo veel mogelijk energie insteken zodat we de hele structuur niet moeten hervormen en het vanzelf opgelost raakt.
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet: Ik neem de aanbevelingen mee.
De heer Jos De Meyer : Ik stel voor dat we het gesprek volgende week voortzetten.
De voorzitter : Het zal meer over de studiekeuze gaan, over de lage keuze voor technische richtingen.
Het incident is gesloten.