Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed
Vergadering van 05/10/2010
Vraag om uitleg van de heer Peter Reekmans tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, over de plannen tot wijziging van het milieuconvenant 2008-2013 - 2407 (2009-2010)
Vraag om uitleg van mevrouw Griet Coppé tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, over het eenzijdig wijzigen van de samenwerkingsovereenkomsten Milieu als opstap naar duurzame ontwikkeling - 83 (2010-2011)
De voorzitter : Mevrouw Coppé heeft het woord.
Mevrouw Griet Coppé : Voorzitter, minister, collegas, in principe loopt de samenwerkingsovereenkomst duurzaamheid 2008-2013 over 6 jaar. Eind 2009 voerde de Vlaamse overheid reeds een eenzijdige besparing door waarbij de projectenveloppe lineair met 50 percent werd gereduceerd. Halverwege de looptijd wil de Vlaamse overheid opnieuw een wijziging doorvoeren, zodat een aangepaste tekst 2010-2013 aan de steden en gemeenten kan worden voorgelegd. Dit gebeurt allemaal met een minimum aan overleg met de andere partijen.
Daarbij wordt de mogelijkheid om een deel van de loonsubsidies voor de duurzaamheidsambtenaar naar de projectenveloppe te verschuiven, geschrapt. Tevens verschuiven taken naar het lokale niveau zonder dat daar een degelijke compensatie tegenover staat. Regionale steden worden verplicht tot het opmaken van een gedetailleerde uitwerking van de binnenstedelijke luchtkwaliteit en het opmaken van een actieplan. Terwijl het groenboek Interne Staatshervorming spreekt over planlastvermindering, creëert een andere minister verplichtingen voor de lokale besturen bij.
De gemeenten moeten hun samenwerkingsovereenkomst duurzaamheid en meer plannen realiseren met sterk verminderde middelen. Deze unilateraal opgelegde wijzigingen zijn een streep door de rekening van de deelnemende steden en gemeenten. Net op het moment dat hun begroting in volle opmaak is, worden hun middelen in stilte en zonder overleg beknot. Als er wijzigingen komen van budgetten, moet dit worden meegedeeld in de periode waarin de budgetten worden opgemaakt.
De Vlaamse overheid kan niet verwachten dat beleidsmatige aanpassingen of wijzingen in de manier van evalueren rond eind september, het volgende jaar onverwijld door steden en gemeenten worden geïmplementeerd. De lokale overheden lopen dan niet alleen achter op de feiten, in de tussenperiode lopen ze ook nog eens het risico op bepaalde acties afgekeurd te worden. Daarbij komt dat de contracttekst momenteel geen procedure bevat om beroep bij projectaanvragen in te dienen.
Halverwege de rit een overeenkomst van 6 jaar vroegtijdig wijzigen zonder akkoord van beide partijen, getuigt van weinig behoorlijk bestuur. Met het eenzijdig wijzigen van de afspraken pleegt de Vlaamse overheid contractbreuk. Wanneer gemeenten of steden een timing of acties niet halen, worden ze gesanctioneerd. Omgekeerd hebben steden en gemeenten geen middelen om de Vlaamse overheid te dwingen haar eigen termijnen te respecteren.
Minister, waarom ziet u zich genoodzaakt eenzijdig de samenwerkingsovereenkomst aan te passen? Zult u rekening houden met de planning en budgettering van de steden en gemeenten bij het doorvoeren van de wijzigingen? Zult u de aanpassingen met een realistische timing doorvoeren? Hoe zult u de gemeenten nu stimuleren om werk te maken van duurzame ontwikkeling in verschillende themas, nu hun subsidies sterk dreigen te verminderen? Ik dacht dat dit op 1 oktober bekend moest zijn. Tot nu toe hebben we nog niets vernomen.
Minister, zult u werk maken van een procedure voor het indienen van bezwaren of beroepen tegen beslissingen? Hoe zult u in de toekomst de gemeenten nauwer betrekken bij het opstellen van de samenwerkingsovereenkomst duurzaamheid?
De voorzitter : De heer Reekmans is er nog niet. Minister, ik stel voor dat u toch al antwoordt. De heer Reekmans kan in de repliek aanvullende vragen stellen. Als hij niet tijdig hier geraakt, dan vervalt zijn vraag om uitleg.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege : Mevrouw Coppé, ik denk en hoop dat u gerustgesteld zult zijn als u het antwoord verneemt. Het is de bedoeling om een en ander te vereenvoudigen.
De voorgestelde wijzigingen gaan in hoofdzaak om verduidelijkingen van de samenwerkingsovereenkomst. Dit geldt zowel voor de samenwerkingsovereenkomst met de gemeenten, als voor deze met de provincies. Bij de start en de evaluatie over het eerste jaar van de samenwerkingsovereenkomst met de gemeenten merkten we dat bepaalde artikelen niet duidelijk waren voor de gemeenten. Dit is natuurlijk ook niet abnormaal bij een nieuwe overeenkomst.
Daarom werden een aantal verduidelijkingen gaandeweg opgenomen in de handleiding bij de samenwerkingsovereenkomst. Aangezien de handleiding echter juridisch geen bindende waarde heeft, werd voorgesteld om de verduidelijkingen in de overeenkomst zelf op te nemen. Op die manier is de communicatie over wat wordt verwacht van de gemeenten eenduidiger en dus ook duidelijker dan wanneer gemeenten hiervoor verschillende documenten naast elkaar moeten leggen.
Naast de verduidelijkingen werden ook een beperkt aantal nieuwe elementen voorgesteld. De belangrijkste zijn de volgende. De eerste is een forse vereenvoudiging van de rapporteringslast: evaluatie van onderscheidingsniveau op basis van een steekproefsgewijze controle. De tweede is een rapportering riolering op het onderscheidingsniveau van het thema Water. De derde is bijsturing projecten van het thema Energie. De vierde is een voorstel inzake het thema Mobiliteit voor de regionale steden.
Hier wil ik even dieper op ingaan omdat dit ook in de vraag van de heer Reekmans aan bod kwam. Het is niet zo dat de regionale steden verplicht zouden worden om gedetailleerde plannen op te stellen rond luchtkwaliteit. In het voorstel werd het zogenaamde saneringsinstrument opgenomen binnen het basisniveau voor de regionale steden. De reden hiervoor is dat uit onderzoek blijkt dat vooral in de steden met meer dan 50.000 inwoners problemen worden verwacht om de Europese luchtkwaliteitsnormen te halen.
Om deze steden meer bewust te maken van de problematiek is er bewust niet voor geopteerd om de Vlaamse steden en gemeenten juridisch medeverantwoordelijk te stellen voor het halen van de Europese luchtkwaliteitsnormen, zoals dit het geval is in Nederland. Deze beslissing komt juist voort uit de bezorgdheid om extra planlasten voor de steden en gemeenten te vermijden. Het is dus niet zo dat de steden, zoals in Nederland, bij overschrijding van de normen een saneringsplan moeten opstellen.
Aangezien de impact op de luchtverontreiniging voor regionale steden dus een belangrijk aspect is bij de link tussen milieu en mobiliteit, werd voorgesteld dat de steden ook het nodige voorbereidende werk zouden doen voor de bestrijding van de luchtverontreiniging door het verkeer. Maar zoals gezegd, ik wil dit op een positieve manier stimuleren via de samenwerkingsovereenkomst in plaats van met een juridische verplichting zoals in Nederland.
In dat kader zal door mijn diensten een webapplicatie ter beschikking worden gesteld waarmee de regionale steden op een zeer gebruiksvriendelijke en eenvoudige manier kunnen nagaan waar de knelpunten zijn op het vlak van luchtverontreiniging en wat de impact is op de lokale luchtkwaliteit. Voor deze applicatie worden gebruiksvriendelijkheid en eenvoud als een van de belangrijkste doelstellingen vooropgesteld. In functie daarvan zullen de steden bij de ontwikkeling van dit instrument worden betrokken.
Wat verandert er nog? Het herschrijven van het thema duurzame ontwikkeling en kleinere wijzigingen zoals bijkomende projecttypes waarvoor gemeenten projecten kunnen indienen. Ook voor de samenwerkingsovereenkomst met de provincies gaat het, net zoals bij de gemeenten, in de eerste plaats om het verduidelijken van bepaalde passages. Uit de evaluaties over het jaar 2008 bleken heel wat gemeenten niet te voldoen aan de basisbepalingen van de overeenkomst. De inzet van de zeven VTEs per provincie voor de ondersteuning van de gemeenten is dan ook een belangrijk aandachtspunt.
Daarnaast werd ook voorgesteld, naar analogie met de gemeentelijke overeenkomst, het luik projecten Energie bij te sturen. Hoe is het proces tot nu toe verlopen? In maart werd gestart met het herschrijven van de overeenkomst van de gemeenten, in overleg met de VVSG. Ook met de provincies werd tegelijkertijd een onderhandelingsproces gestart voor een aanpassing van de overeenkomst. Hierbij werd afgesproken dat de tekst beperkt zou worden bijgestuurd en dat het voornamelijk om verduidelijkingen zou gaan. Ik wil benadrukken dat het dus niet om eenzijdige aanpassingen van de overeenkomst gaat, zoals sommigen het willen laten uitschijnen.
De VVSG fungeerde van bij de start, zoals bij de andere overeenkomsten, als aanspreekpunt voor de Vlaamse overheid voor wat betreft de gemeentelijke overeenkomst. Het is niet mogelijk voor de Vlaamse overheid om individueel met 308 gemeenten te onderhandelen. Daarbij ga ik ervan uit dat voor het bepalen van standpunten de VVSG terugkoppelt met de gemeentebesturen.
De besprekingen leidden tot een aantal ontwerpversies waarbij in juni expliciet aan de VVSG werd gevraagd deze bijsturing breder terug te koppelen met de gemeenten. Dit was dus nog wel tijdig voor de opmaak van de gemeentelijke begrotingen. Gaandeweg stelde de VVSG het nut van een bijsturing explicieter in vraag. Eind augustus bleek dat de terugkoppeling nog steeds niet was gebeurd. Daarom werd nogmaals gevraagd om de gemeenten te raadplegen.
Op 27 september formuleerde de VVSG een standpunt waarbij een tussentijdse wijziging werd afgewezen. Ook de provincies lijken weinig enthousiast voor een tussentijdse aanpassing. De samenwerkingsovereenkomst bepaalt ook hier dat de overeenkomst in onderling overleg kan worden aangepast. Een definitief standpunt wordt pas in de loop van deze maand verwacht.
Ten slotte wil ik erop wijzen dat de voorgestelde wijzigingen geen invloed hebben op het voorziene budget voor de samenwerkingsovereenkomst. U zegt dat het een besparing is, maar dat is absoluut niet waar. Dit wordt trouwens goedgekeurd door dit parlement en wordt in die zin niet gewijzigd. Ik zal me houden aan de bepalingen van de samenwerkingsovereenkomst die zeggen dat wijzigingen in onderling overleg kunnen worden doorgevoerd.
Gelet op het standpunt van de VVSG dat me sinds 27 september bekend is, zal er geen tussentijdse wijziging worden doorgevoerd. Het is nooit de bedoeling geweest om dat eenzijdig te doen. Ook de samenwerkingsovereenkomst met de provincies zal niet worden aangepast. Aangezien er nog geen definitief standpunt bepaald is, wordt de termijn te kort om dit voor 1 januari 2011 af te ronden. Ik hoop met de gemeenten en de provincies op een constructieve manier voort te kunnen werken in het kader van de samenwerkingsovereenkomst. Het is jammer dat een aantal vereenvoudigingen niet is kunnen doorgaan. We respecteren het overleg zoals dat altijd heeft plaatsgevonden.
De voorzitter : Mevrouw Coppé heeft het woord.
Mevrouw Griet Coppé : Mijn vraag om uitleg dateert van 29 september. Toen stond op de site van de VVSG nog niets te lezen. Minister, u spreekt over een overleg van 27 september. Dit punt stond in het schepencollege te Roeselare op de agenda, waar ook de voorzitter van de VVSG zetelt. De grote vrees was dat er zou worden beknibbeld op budgetten.
Minister, in uw antwoord zegt u dat er geen wijzigingen van budgetten worden doorgevoerd. Iedereen kan dus verder rekenen op de budgetten die initieel werden toegekend. Dat is goed nieuws voor steden en gemeenten. Ik betreur enkel dat het wat laattijdig werd bekendgemaakt. We hebben het standpunt dat u meedeelt, tot nu nog niet officieel ontvangen. U zegt niet alleen dat er niet wordt beknibbeld op de budgetten, maar tevens dat er een vereenvoudiging en een webapplicatie komt, dat er samen met gemeenten en steden een procedure is herschreven. Nu gaat het snel. Ik zal uw uitgebreide antwoord lezen in de Handelingen. Het is zeker goed nieuws voor de steden en gemeenten.
De voorzitter : De heer Reekmans heeft het woord.
De heer Peter Reekmans : Minister, de gemeenten sluiten met de Vlaamse overheid een contract af voor 6 jaar. In ruil voor subsidies moeten ze aan bepaalde eisen voldoen. Vandaag zal een lopend contract eenzijdig worden aangepast. Dat is geen simpele procedure, maar wat als een gemeente neen zegt?
Vermoedelijk zult u zeggen dat die wijzigingen klein zijn en in het voordeel van de gemeenten. Dat moet dan worden aangepast op het moment dat je een contract afsluit, maar niet eenzijdig als een contract loopt. Voor mij is het tamelijk onduidelijk wat er gebeurt als een gemeente neen zegt.
De voorzitter : Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Mevrouw Gwenny De Vroe : Minister, ik hoor het woord vereenvoudiging, en dat juich ik heel hard toe. Ook verduidelijkingen zijn een goede zaak. Ik heb opgevangen dat veel gemeenten zich momenteel zorgen maken omdat ze niet goed weten wat er precies gaat wijzigen. Met verduidelijkingen en vereenvoudiging zullen ze zeker ook geen problemen hebben. Het herschrijven is wel een ander paar mouwen. Het is belangrijk dat gemeenten die eerder al hebben getekend, zich daarin kunnen vinden.
Ik wil ook de financiering nog even belichten. Enkele maanden geleden hebben we besproken dat gemeenten inzake de subsidiëring van de samenwerkingsovereenkomst, meer bepaald de projectsubsidies, pas in de maand januari uitsluitsel hadden gekregen over welk bedrag ze precies krijgen toegewezen voor dit jaar. Dat was een serieuze besparing voor de gemeenten.
Ik herinner me dat bij de bespreking die we over het convenant hebben gehad, de VVSG ook vragende partij was om over de subsidiëring vroeger te beslissen. Ik dacht dat ze de maand oktober had genoemd. Ik denk dat dat een goede maand is om de gemeenten correct te informeren voor wat betreft het gesubsidieerde bedrag voor het jaar daarop omdat de gemeenten op dat moment hun begroting voor het jaar daarop moeten indienen. Minister, wat zijn precies uw intenties wat betreft de financiering?
Minister Joke Schauvliege : Mevrouw Coppé, ik kan alleen maar overleggen met de VVSG. Ik vind het eigenaardig dat dat dan niet doorsijpelt naar de lokale besturen, zeker als de voorzitter van de VVSG ook zetelt in dat schepencollege.
Mijnheer Reekmans, ik heb daarnet geantwoord dat het absoluut niet de bedoeling is om dat eenzijdig te wijzigen. Het is effectief de bedoeling om het wederzijds overleg te respecteren. Als wij vaststellen dat er geen draagvlak is of dat de VVSG niet akkoord is om dat in die zin te verduidelijken of een aantal vereenvoudigingen door te voeren, dan gaan we er niet mee door en blijft het zoals het staat in de huidige samenwerkingsovereenkomst.
Mevrouw De Vroe, de begroting wordt goedgekeurd door het Vlaams Parlement. Ik kan moeilijk vooruitlopen op een beslissing die het Vlaams Parlement moet nemen met betrekking tot de begroting. Ook de begroting van vorig jaar heeft op een meerderheid in het parlement kunnen rekenen. Dat de timing iets later is dan oktober, daar kan ik jammer genoeg niets aan doen, maar ik kan moeilijk vooruitlopen op wat het Vlaams Parlement daaromtrent zal beslissen.
De voorzitter : Mevrouw Coppé heeft het woord.
Mevrouw Griet Coppé : Voor mij volstaat het antwoord. Ik heb een zeer positief antwoord van de minister gekregen; bijgevolg ben ik uiterst tevreden, en ik denk alle steden en gemeenten met mij.
De voorzitter : Ik hoop dat u dan ook het antwoord aan de voorzitter van uw gemeenteraad overmaakt.
Het incident is gesloten.