Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed
Vergadering van 05/10/2010
Vraag om uitleg van de heer Jos De Meyer tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, over invasieve exoten - 2366 (2009-2010)
De voorzitter : De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer : Voorzitter, minister, collegas, het grote publiek is er zich niet van bewust dat de verspreiding van exotische planten in de natuur problemen kan veroorzaken. De meeste invasieve soorten worden geïntroduceerd als sierplant, maar ontsnappen uit tuinen, parken en siervijvers en verstoren ecosystemen door het verdringen van inheemse soorten. In België maken sierplanten maar liefst minstens 80 percent uit van de invasieve planten die op de zwarte lijst staan. Minister, ik herinner u ook aan mijn eerdere vragen over de exoten in onze waterlopen.
De kostprijs voor de bestrijding van de waternavel, de waterteunisbloem en het parelvederkruid is nu al aanzienlijk maar noodzakelijk. Deze planten tasten immers de waterbergende en waterafvoerende capaciteit van onze waterlopen aan. Recent werd het communicatieproject Alternatives for Invasive Alien Species (AlterIAS) voorgesteld. Het project, dat nog loopt tot 2014, richt zich op voorlichting van de tuinbouwsector over invasieve planten. Dit gebeurt door sensibilisatieacties en preventieve maatregelen om de introductie van deze planten in tuinen, parken en groene ruimten en langs wegen, spoorwegen en waterlopen te beperken. Dit project wordt uitgevoerd in heel ons land.
Het AlterIAS-project strekt zich uit over heel het Belgische grondgebied en wordt gecoördineerd door de universiteit van Luik, Gembloux, het Proefcentrum voor Sierteelt van Destelbergen en de federale overheidsdienst Volksgezondheid. Het wordt mee gefinancierd door de Europese Commissie in het kader van het LIFE+-programma en door de regionale administraties belast met milieubeheer. Voor Vlaanderen is het Agentschap voor Natuur en Bos als partner betrokken.
In België worden invasieve planten geclassificeerd in een systeem met een zwarte lijst en een bewakingslijst, ook wel de grijze lijst genoemd. De zwarte lijst omvat soorten die het milieu zwaar belasten. Deze soorten zijn over het algemeen erg problematisch in België en in andere Europese landen, en zijn goed gedocumenteerd in de wetenschappelijke literatuur. Ze vormen een bedreiging voor de biodiversiteit en voor ecologisch waardevolle gebieden. Op de zwarte lijst staan soorten zoals Japanse duizendknoop, reuzenberenklauw, Amerikaanse vogelkers en rimpelroos.
De bewakingslijst omvat soorten met een beperkte of onbekende milieu-impact. Sommige soorten worden als zeer invasief beschouwd in onze buurlanden, maar lijken nog niet problematisch te zijn in België. Zo wordt de vlinderstruik als invasief beschouwd in bepaalde landen, maar in België blijkt deze struik momenteel enkel in verstoorde habitats aanwezig te zijn, maar nog niet in biologisch waardevolle sites.
Sommige invasieve planten kunnen ook leiden tot problemen voor de volksgezondheid. Het sap van de bekende reuzenberenklauw kan zware brandwonden veroorzaken. Het stuifmeel van de alsemambrosia is zeer allergeen en veroorzaakt hooikoorts. In Frankrijk blijkt 10 percent van de bevolking er gevoelig voor te zijn. Gelukkig is deze laatste soort niet wijdverspreid in België.
Minister, bent u zich bewust van de groeiende problematiek van de invasieve exoten? Op welke wijze is het Agentschap voor Natuur en Bos bij het AlterIAS-project betrokken?
Welke initiatieven worden er ondernomen om de verspreiding van invasieve exoten tegen te gaan? Zijn bijkomende acties, bijvoorbeeld een verkoopsverbod of een bestrijdingsverplichting, noodzakelijk?
Het AlterIAS-project richt zich hoofdzakelijk op de professionele sector. Hoe wordt echter de ruime bevolking geïnformeerd over de gevaren en problemen van deze exoten?
Wat is de kostprijs op jaarbasis voor de bestrijding van exoten in onze waterlopen? Hoe evolueerde die de afgelopen jaren?
De voorzitter : Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege : Uiteraard is deze problematiek me bekend. De aanpak van invasieve exoten is als prioriteit opgenomen in de beleidsnota Leefmilieu 2009-2014. Deze problematiek zal ook aan bod komen in de beleidsbrief 2011. Die is daar expliciet als werkpunt in opgenomen.
De bestrijding van invasieve exoten vormt immers een belangrijk aspect van het hedendaagse soortenbeleid. In mijn beleidsnota staat dat er een beheerregeling zal worden uitgewerkt voor invasieve waterplanten. Dat is operationele doelstelling 22. Een ontwerpversie van deze beheerregeling werd ondertussen door mijn diensten uitgewerkt.
Het Agentschap voor Natuur en Bos heeft zitting in de stuurgroep van AlterIAS en cofinanciert dit project.
Om de verspreiding van invasieve exoten tegen te gaan, werken mijn diensten in eerste instantie aan een ontwerpversie van beleidsvisie over de algemene aanpak van exoten. Hieruit zal blijken welke acties nodig zijn om de verspreiding van exoten tegen te gaan.
Mijn diensten werken ook een ontwerpversie van beheerregeling uit voor de aanpak van invasieve waterplanten. Dit is een belangrijke stap naar een duidelijk omschreven actie voor het bestrijden van een bepaalde groep van invasieve exoten en ook een leerschool voor toekomstige beheerregelingen. Verder zijn mijn diensten momenteel actief in twee door Europa gesubsidieerde projecten. Enerzijds is er het door u genoemde AlterIAS-project. Anderzijds is het beleidsdomein Leefmilieu, Natuur en Energie ook verantwoordelijk voor het INTERREG IV A-project Invasieve Exoten in Vlaanderen en Zuid-Nederland. Via dit project werken 24 partners, zowel uit Vlaanderen als uit Zuid-Nederland, samen aan een grensoverschrijdende aanpak van die invasieve planten en dieren.
In het kader van dit project wordt in de eerste plaats een efficiëntere bestrijdingstechniek ontwikkeld, en dat voor vier soorten. Het gaat om de grote waternavel, de stierkikker, de Amerikaanse vogelkers en de zomerganzen. Die techniek wordt meteen ook toegepast in de praktijk. De gevalstudies zijn zo gekozen dat ze gelinkt zijn aan verschillende types. Er is een waterplant, een amfibie, een boom en een watervogel. Ook met de stand van de invasie van die soorten wordt rekening gehouden.
Verwacht wordt dat in de testfase van de bestrijdingstechniek binnen een aantal gekozen testgebieden een duidelijke vermindering of zelfs verwijdering zal optreden van deze soorten. Nadat de testfase is doorlopen, zal een opschaling plaatsvinden. Die aanpak moet ervoor zorgen dat andere en nieuwe gevallen van invasieve exoten worden voorkomen.
Ten slotte vormen de kennisuitwisseling tussen deelnemende organisaties en andere relevante actoren, en de communicatie naar een breder publiek belangrijke onderdelen van dit INTERREG-project. Voor meer informatie verwijs ik u graag door naar de website van dit project: www.invexo.be.
Ook de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) volgt de problematiek van invasieve exoten in de onbevaarbare waterlopen nauw op. De prioriteit wordt gegeven aan de invasieve exoten met de grootste negatieve impact op afvoer, waterkwaliteit en biodiversiteit: grote waternavel, waterteunisbloem en parelvederkruid. Voor deze drie soorten werd een intensieve bestrijding opgestart.
In eerste instantie werd geopteerd voor een machinale bestrijding. Deze aanpak was echter onvoldoende om het probleem onder controle te krijgen. De VMM, afdeling Operationeel Waterbeheer, startte daarom in de zomer van 2009 met een vernieuwde intensieve bestrijdingscampagne met de betrokken aannemers in de vorm van een resultaatsverbintenis en dit met een looptijd van 3 jaar.
Concreet wordt gewerkt volgens het principe dat aannemers pas worden betaald als ze er effectief in slagen de hoeveelheid exoten in de waterlopen te beperken tot de minimumdrempel aangegeven in het bestek. In Oost-Vlaanderen werd deze aanpak onder meer toegepast op de Caelene, Lieve, Brakeleiken, Klein Brakeleiken en Kalkense Vaart; in Antwerpen onder meer op de Kleine Nete, Aa en Marke; in Limburg onder meer op het Schulensmeer.
Uit de tussentijdse resultaten blijkt de aanpak succesvol te zijn. Alle grote broeihaarden zijn verdwenen. Door ook de komende 2 jaar de intensieve bestrijding voort te zetten, wil ik de eerste categorie waterlopen nagenoeg volledig vrij krijgen van grote waternavel, waterteunisbloem en parelvederkruid.
Wat bijkomende acties betreft zoals een verkoopsverbod of een bestrijdingsverplichting, wordt geopteerd die uit te werken via het instrument van de beheerregeling. Artikel 28, paragraaf 2, van het Soortenbesluit geeft aan welke maatregelen kunnen worden genomen. Als het gaat over invasieve soorten, betekent dit het beperken of verbieden van het onder zich hebben, het vervoeren, het verhandelen of het ruilen, te koop of in ruil aanbieden van specimens of eieren van de soorten in kwestie.
Voor elk specifiek geval zal worden afgewogen of een handelsverbod of een bestrijdingsverplichting aangewezen is en of er zich mogelijkheden aanbieden om een handelsverbod in de beheerregeling op te nemen.
Uit overleg met de sector onder andere het Algemeen Verbond van de Belgische Siertelers en Groenvoorzieners (AVBS), het Proefcentrum voor Sierteelt (PCS), AVEVE en de Belgische Tuincentra Vereniging (BTV) bleek dat zij geen bezwaren maken tegen het voorgestelde handelsverbod en dat zij de voorgestelde acties binnen de beheerregeling positief evalueerden. Ik heb nu het advies ingewonnen van de Minaraad en de Raad van State over de voorgestelde maatregelen in het ontwerp van beheerregeling.
Vanwege de betrokkenheid van burgers, tuincentra, belangenorganisaties en natuurwerkgroepen bij het ontstaan van invasief gedrag en bestrijding van exoten, wordt gestreefd naar een grote herkenbaarheid van de projecten AlterIAS en Invexo. Beide projecten trachten daarvoor ook samen te werken. Hiertoe zijn onder meer enkele websites ontwikkeld, die ik al vernoemde. Ook AlterIAS heeft een website. Het brede publiek wordt bereikt via diverse media; bestuurders en ambtenaren via veldbezoeken. Tot slot zal het Invexo-project afsluiten met een grootschalig symposium waar de resultaten en suggesties voor een verdere aanpak zullen worden voorgesteld.
De voorbije jaren werd in eerste instantie ingezet op een machinale verwijdering met een bijkomende manuele nazorg. De jaarlijkse kostprijs daarvoor lag rond de 200.000 euro voor alle waterlopen eerste categorie. De vernieuwde intensieve bestrijdingscampagne in de vorm van een resultaatsverbintenis zal over een periode van 3 werkingsjaren voor de onbevaarbare waterlopen eerste categorie afgerond 2,4 miljoen euro kosten. Ik heb geen gegevens over de kostprijs van de bestrijding van invasieve exoten op waterlopen van tweede en derde categorie. Het richtcijfer voor de eerste categorie geeft aan dat het veel geld kost.
De voorzitter : De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer : Minister, preventie is goedkoper dan bestrijding. Sommige exoten houden risicos in, niet alleen voor ons ecosysteem, maar mogelijk ook voor de gezondheid van dier en/of mens.
Ik onthoud uit uw antwoord dat voor wat betreft exoten in onze waterlopen de efficiëntie ongetwijfeld zal worden verhoogd door een resultaatsverbintenis voor de uitvoering van de werken en dat u tevens nog een aantal bijkomende acties en preventiemaatregelen aankondigt om deze materie onder controle te houden, waarvoor dank.
Ik veronderstel dat het geen probleem is dat ik de schriftelijke tekst ontvang die mij een meer gedetailleerd beeld geeft van uw antwoord.
De voorzitter : Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege : Ik heb nog een aanvulling. U hebt in het antwoord gehoord dat wij alles doen wat we kunnen, maar productnormering of een verbod van invoer, hebben we spijtig genoeg zelf niet in handen.
De heer Bart Martens : Minister, misschien kunnen we van het Europese voorzitterschap nog gebruik maken om in het kader van het Internationaal jaar van de Biodiversiteit dit op de agenda van de Milieuraad te krijgen. Veel invasieve soorten komen ook binnen bijvoorbeeld via ballastwater van schepen. Het is een permanente zorg om de wetgeving van de International Maritime Organization (IMO), die dat allemaal reguleert, dermate aan te scherpen dat bijvoorbeeld ballastwater niet ongezuiverd in kustwateren kan worden gelost. Aan deze problematiek zijn heel veel aspecten verbonden die op internationaal niveau zouden moeten worden aangepakt. Productnormering is dan weer een federale bevoegdheid, maar zou ook Europees kunnen worden aangepakt. Die zaken kunnen we nu tijdens het voorzitterschap op de agenda van Europa zetten, mochten ze er nog niet op staan.
De voorzitter : Het incident is gesloten.