Commissie voor Economie, Economisch Overheidsinstrumentarium, Innovatie, Wetenschapsbeleid, Werk en Sociale Economie
Vergadering van 07/10/2010
Interpellatie van mevrouw Fientje Moerman tot mevrouw Ingrid Lieten, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Innovatie, Overheidsinvesteringen, Media en Armoedebestrijding, over de afbouw van de investeringen in onderzoek en innovatie
- 211 (2009-2010)
Interpellatie van de heer Frank Creyelman tot mevrouw Ingrid Lieten, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Innovatie, Overheidsinvesteringen, Media en Armoedebestrijding, over het pleidooi van de vijf Vlaamse rectoren voor meer investeringen in onderzoek en innovatie
- 212 (2009-2010)
De voorzitter : Mevrouw Moerman heeft het woord.
Mevrouw Fientje Moerman : Voorzitter, ik heb besloten de minister alsnog te interpelleren. Tot nu toe heb ik dit niet gedaan. Aangezien ik zelf op die stoel heb gezeten, vond ik dat de minister wat respijt verdiende. Wetenschapsbeleid, zeker in combinatie met de functie van viceminister-president, is niet eenvoudig. Het is een ingewikkeld en volgens sommigen zelfs te ingewikkeld landschap. Ik vond dan ook dat de minister wat respijt verdiende. Ondertussen zijn we echter bijna anderhalf jaar verder en het werkveld begint zich te roeren.
Als het werkveld zich begint te roeren, moet het wel erg zijn. Wetenschappers zijn niet het type mensen die op straat achter de vlag van een vakbond of achter een andere vlag stappen. Die doen dat niet. Die blijven beleefd. Ze bevinden zich overigens in een moeilijke positie. Ze zijn immers voor een groot gedeelte van hun financiering afhankelijk van de overheid, meer bepaald van de minister van Innovatie en van de minister van Onderwijs.
Hoewel die mensen braaf en beleefd blijven, merken we dat ze hun ongenoegen de laatste tijd publiekelijk beginnen te ventileren. Dit is meermaals gebeurd. Ongeveer anderhalve week geleden heeft professor Van Cauwenberge, de voorzitter van het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek (FWO) op de voorpagina van De Standaard de alarmbel geluid. Ik heb mijn interpellatieverzoek voordien, op 31 juli 2010, al ingediend. Ik heb dat gedaan na een gezamenlijke oproep van de vijf Vlaamse rectoren op 14 juli 2010, de Franse nationale feestdag. Zij hebben toen ook de alarmklok geluid. Eigenlijk is de alarmklok zelfs al een tijdje langer aan het luiden. De mensen die vorig zittingsjaar de vergaderingen van de Commissie ad hoc Hoger Onderwijs hebben bijgewoond, weten dat toen al de alarmbel is geluid en dat toen al onrustbarende cijfers zijn voorgelegd.
Ik wil mijn interpellatie langs drie hoofdlijnen ontwikkelen. Mijn eerste stelling luidt dat we, indien we zo voortdoen, het werk van 15 jaar op 2 of maximum 3 jaar zullen vernietigen. Mijn tweede stelling luidt dat het beleid van een vorm van kortzichtigheid en gebrek aan visie getuigt. Dit ontneemt de wetenschappelijke wereld elk perspectief. Dat is in feite nog het ergste. Onze wetenschappers hebben geen enkel perspectief. Mijn derde stelling luidt dat niet enkel het kortetermijngeheugen van de minister heeft geleden. Het ontbreekt haar ook aan een langetermijngeheugen. Er zitten in de commissie mensen waarvan ik weet dat ze wel over een langetermijngeheugen beschikken. Aangezien ik vind dat het de Vlaamse Regering hieraan ontbreekt, wil ik op het einde nog een paar zaken in herinnering brengen.
Ik begin met de stelling dat we het werk van de afgelopen 15 jaar op 2 jaar tijd dreigen te vernietigen. Het werk van 15 jaar is niet de verdienste van de vorige of de daaraan voorafgaande Vlaamse Regering. Dat werk is begonnen ten tijde van het minister-presidentschap van de heer Van den Brande. Ere wie ere toekomt. Het beleid ten aanzien van het wetenschapsbeleid en de stijging van de middelen zijn toen ingezet.
Voor me ligt het advies 138 van 15 juli 2010 over de begroting Wetenschap en Innovatie 2011. Daarin staat een grafiekje dat professor Van Cauwenberge vorige week, tijdens de opening van het academiejaar aan de Universiteit Gent, ook heeft gebruikt. Dit grafiekje geeft in miljoenen euros de evolutie weer van de middelen voor wat het eigenlijk wetenschappelijk onderzoek wordt genoemd en voor de eenmalige investeringen. Het blauwe balkje geeft de structurele middelen weer. Het rode balkje betreft wat ik de eenmalige geschenkjes noem.
Aangezien de grafiek pas in 2000 van start gaat, ontbreken de 5 voorgaande jaren. Wat die jaren betreft, zal iedereen me op mijn woord moeten geloven. Wat ik heb gezegd, klopt echter. Dat valt op andere plaatsen terug te vinden.
Tussen 2000 en 2009 is er een gestage stijging. In 2009 is er een kleine stagnatie. De structurele middelen voor onderzoek en ontwikkeling zijn gestaag gestegen. Dit jaar is daar abrupt een einde aan gekomen. Ik hoor steeds vaker dat het volgend jaar nog erger zal zijn.
Het heeft 15 jaar geduurd om door middel van structurele gestage stijgingen van de middelen voor onderzoek en ontwikkeling iets op te bouwen. We riskeren dit op 2 of 3 jaar tijd kapot te maken.
Ik maak in dit verband graag de vergelijking met een driesterrenrestaurant. Iedereen weet dat de Karmeliet een driesterrenrestaurant is. Het is niet mijn bedoeling reclame voor een zaak te maken. Ik beschouw dit als algemene kennis. Het duurt jaren een dergelijke reputatie op te bouwen en te behouden. Het duurt 1 of 2 jaar om een goed restaurant naar de vaantjes te helpen en in de richting van een faillissement te brengen.
Dit geldt in feite ook voor ons wetenschapsbeleid. Ik beweer niet dat al ons wetenschappelijk onderzoek, ons hogeronderwijslandschap of al onze instellingen driesterrenrestaurants zijn. Ik heb echter gelezen dat het Vlaams Interuniversitair Instituut voor Biotechnologie (VIB) de topinstelling voor plantenonderzoek van de wereld is. Dat is zelfs nog iets beter dan een driesterrenrestaurant. Ik heb gelezen dat onze universiteiten het op het vlak van onderzoek zeer goed doen. Bepaalde universiteiten nemen in de wereldranking, die we overigens ook met een korreltje zou moeten nemen, een zeer goede positie in. Het wordt algemeen aanvaard dat ons hoger onderwijs een goed niveau haalt en dat er daarnaast een paar uitschieters zijn. Indien we zo voortdoen, zullen we dat allemaal verliezen. Dan zal De Karmeliet een frituur worden. Ik vrees daar alvast voor.
Ik wil even in detail bekijken wat er allemaal aan de hand is. Ik grijp hiervoor terug naar het advies betreffende de begroting 2011. Indien we abstractie van de eenmalige investeringen maken, zien we in 2009 nog steeds een toename. Hoewel deze toename door de derde begrotingscontrole is gereduceerd, gaat het nog steeds om 23,2 miljoen euro. Verder doorgezette besparingsmaatregelen veroorzaken in 2010 een daling met 30,7 miljoen euro. Ik citeer: Hierdoor wordt het jaarlijks groeiritme van 8 percent, uitgemiddeld voor de afgelopen 15 jaar van de investeringen in wetenschappelijk onderzoek en innovatie, afgebroken en terug omgebogen in negatieve zin en De dynamiek die door de inhaalbeweging werd teweeggebracht, wordt nu abrupt afgebroken. Dit zal onmiskenbaar zijn weerslag hebben op het aantal onderzoeksprojecten, het aantal onderzoekers en zal dus een verlies aan talent en innovatie met zich meebrengen.
Deze stelling is onrustwekkend. Het wordt echter nog onrustwekkender. Er is namelijk nog de verhouding tussen het fundamenteel en het toegepast onderzoek. Het FWO, het agentschap dat op basis van een open, zuiver op wetenschappelijke excellentie gerichte competitie niet-gericht kennisgrensverleggend onderzoek in Vlaanderen financiert, heeft ook aan de alarmbel getrokken.
Enkele maanden geleden heeft mevrouw Monard, secretaris-generaal van het FWO, in de ad-hoccommissie verklaard dat het slaagpercentage van de projecten 17 percent bedroeg. Vorige vrijdag heeft rector Van Cauwenberge in zijn toespraak vermeld dat het nog om 15 percent gaat. Algemeen wordt aanvaard dat een slaagpercentage van 33 percent voor onderzoeksbeurzen en -projecten de norm is. Het FWO haalt dit geenszins. De minister heeft het FWO beloofd geen middelen af te pakken. Het slaagpercentage ligt echter al veel te laag. Door het FWO zijn middelen te laten houden, creëert de minister een status quo. Hierdoor wordt een totaal ontoereikende situatie bevroren.
Het wordt nog erger. Er moeten namelijk nog een aantal factoren in rekening worden gebracht. Ik zal me hier tot twee voorbeelden beperken.
Een eerste voorbeeld is de academisering. We zullen de hogeschoolopleidingen van academisch niveau in de universiteiten integreren. Dit betekent dat afgestudeerden van die richtingen in de toekomst een groter beroep zullen doen op het FWO, op het Industrieel Onderzoeksfonds (IOF) en op de andere fondsen. Daar wordt nu geen rekening mee gehouden.
Een tweede voorbeeld betreft de financiering. Ondanks alle Vlaamse retoriek ter zake komt een vijfde van de middelen van het FWO nog steeds van de federale overheid. We pleiten hier voor een staatshervorming. Misschien komt er ooit nog een federale regering die dit zal doorvoeren. We blijven hopen. De Vlaamse retoriek kan echter luiden dat Vlaanderen bevoegdheden zonder middelen wil krijgen. In dat geval zullen de middelen die de federale overheid nu aan het FWO geeft, niet langer naar Vlaanderen komen. De federale overheid zal verklaren dit niet langer te betalen en op die manier mooi kunnen bezuinigen. De Vlaamse overheid mag er dan zelf voor zorgen. Aangezien het nog niet zo ver is, staat dit natuurlijk nog nergens. Ik vraag me echter af of hiermee rekening wordt gehouden.
We zullen hier in de toekomst rekening mee moeten houden. Op termijn zal het federale gedeelte van de financiering van het wetenschappelijk onderzoek verdwijnen. Dit zou volgend jaar of een paar jaar later kunnen gebeuren. Zodra we die bevoegdheden krijgen en ten volle kunnen uitoefenen, zullen we in het nodige geld moeten voorzien. We have to put our money where our mouth is. We moeten dit in de Vlaamse begroting compenseren.
Beide factoren zullen de druk op de fondsen nog vergroten. Hier wordt momenteel geen enkele rekening mee gehouden. Ik hoop alvast dat ik heb kunnen schetsen dat we ons niet in een goede situatie bevinden.
Mijn tweede stelling betreft de kortzichtigheid die een totaal gebrek aan visie vertolkt. Er hebben zich een aantal instellingen en instituten over deze zaak uitgesproken. Ze hebben comparatief onderzocht hoe het met de rest van Europa en met de positie van Vlaanderen en van België zit.
Ondanks de zware bezuinigingen op de begrotingen, investeren andere landen substantieel in onderzoek en ontwikkeling. Bij ons worden de bezuinigingen politiek verdeeld. Elke familie moet een bepaald bedrag inleveren. Dit geldt dus ook voor het wetenschappelijk onderzoek.
Midden september 2010 hebben de experts van de European University Association (EUA) in Italië vergaderd om de impact van de economische crisis op de instellingen voor hoger onderwijs in Europa in kaart te brengen.
We bevinden ons blijkbaar in prachtig gezelschap. Over België wordt het volgende gezegd: The Flemish community is coping with a funding freeze to last for three years which has replaced the previously promised increase of approximately 10 percent, Teaching has been more affected in the UK, Estonia, Latvia, Hungary and the Flemish community in Belgium, who have been faced with direct cuts to their teaching budgets, In addition, growing student demands have sometimes resulted in reduced spending per student per capita, such as is the case in Hungary, the Czech Republic, Cyprus and the Flemish community in Belgium en tot slot Difficulties regarding collaborative projects with industrial partners. Starting new projects has been reported difficult in Austria and Belgium.
In het rapport van de EUA worden we veelvuldig geciteerd, maar helaas niet in goede zin. Het Vlaams regeerakkoord of ViA, een afkorting die we misschien als Vlaanderen Inactie moeten lezen, volharden nochtans in de boodschap dat we in meer middelen voor onderzoek en ontwikkeling moeten volharden.
In ViA staat het volgende: We onderschrijven de 3 percentnorm voor O&O. Ondanks de verminderde budgettaire mogelijkheden wil de Vlaamse Regering haar engagement behouden om de Europese norm voor de besteding van 3 percent van het bbp voor O&O te bereiken. In de beleidsnota Wetenschap en Innovatie staat het volgende: De Vlaamse budgetten voor wetenschap, onderzoek, ontwikkeling en innovatie zijn de voorbije jaren stelselmatig verhoogd. Ondanks deze toename blijft Vlaanderen nog een eind verwijderd van de 3 percentnorm. Het regeerakkoord herhaalt de doelstelling van Pact 2020 om 3 percent van het BBP te besteden aan onderzoek en ontwikkeling. In het Pact 2020 staat het volgende: 3 percent in 2014 voor O&O.
Ondanks alle feiten inzake de daling van de middelen die ik hier heb opgesomd, blijft Vlaanderen in zijn retoriek ambitieus. De EU heeft zich inmiddels gerealiseerd dat de Lissabondoelstellingen in 2010 niet zijn gehaald. Ze zijn nu voor 2020 vooropgesteld. Voor Vlaanderen is daar geen sprake van. Vlaanderen wil die doelstellingen al in 2014 halen.
Ik verwijs opnieuw naar advies 138. Indien de minister die doelstelling wil halen, zal ze de komende jaren een ongelooflijke hoop geld moeten investeren. Het gaat om meer dan 300 miljoen euro per jaar. Hoe wil de minister dit doen? Ik denk niet dat de minister die doelstelling in 2014 zal halen.
Wat mogelijke oplossingen betreft, is de minister volgens mij ook niet goed bezig. Na de protesten in de krant heeft de minister het FWO verteld dat het fonds zijn middelen mag houden. Ik heb in de wandelgangen echter gehoord dat de minister de put van het FWO wil dempen door elders een nieuwe put te maken. Ik vermeld hier enkel wat ik zelf heb horen zeggen.
Het is blijkbaar de bedoeling op het Odysseusprogramma te bezuinigen. Het Odysseusprogramma is niet bedoeld om knappe koppen weg te jagen, maar om die mensen terug te halen of, indien het niet om weggelopen Vlamingen gaat, naar Vlaanderen te halen.
In de loop van dit academiejaar wordt de selectieprocedure voor het Odysseusprogramma afgerond. Normaal gezien, zouden die mensen op 1 september 2011 moeten beginnen. Er is echter een klein probleempje. Die dag valt namelijk binnen het begrotingsjaar 2011. Dat is nogal mottig. Daar kan de Vlaamse Regering niets mee doen. Maar geen nood, we zullen het doen kloppen. We gaan zeggen aan die mensen: knappe koppen, u bent geselecteerd, dat is zeer goed, maar blijf even in de wachtkamer zitten en begin gewoon in het tweede semester. Dat begint eind januari 2012 en dat is een ander begrotingsjaar. Bij het FWO is er geen put gecreëerd, de fondsen blijven gelijk en we gaan het halen bij het Odysseusprogramma, want we smijten het gewoon een half jaar naar achter.
Waar zijn we mee bezig? Er is in Vlaanderen een supercomputer. Men is momenteel wanhopig op zoek naar 1,5 miljoen euro om die verder te laten lopen. Laten we dat ook kapot gaan? Gaan we van de andere bestaande programmas ook geld afnemen? Jarenlang is er in Vlaanderen geen beleid geweest voor zware en middelzware infrastructuur. Jaren waren er de FFEU-middelen waar er eens een clean room mee werd gebouwd en hier en daar een stukje werd bijgestoken. Het resultaat van die goedbedoelde zaken was dat men geen beleid kon maken omdat er niet in structurele funding was voorzien. Dat is er wel gekomen de voorbije jaren. Zal men die nu ook aantasten? Ik vraag u dat, want we kennen uw begroting nog niet. Zult u ook daar een put creëren om ergens anders in wetenschapsbeleid een andere put mee te dempen? Wel, dan bent u verkeerd bezig.
U zou ook kunnen zeggen dat ze maar in de privésector geld moeten gaan zoeken. Volgens de OESO-cijfers (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) is 15 percent van ons onderzoek aan de universiteiten al betoelaagd door het bedrijfsleven, waarmee we absolute koploper zijn in de OESO. Ook dat kanaal hebben onze mensen al uitgeput, of, positief gezegd, ten volle aangewend. Ook daar kunnen ze niet meer terecht. U zou kunnen zeggen: misschien krijgen we er ook niets voor terug. Maar dat is niet zo. De output van A1-publicaties per gemiddelde prof in Vlaanderen is 5,25 per jaar. Dat cijfer is naar voren geschoven door de voorzitter van het FWO tijdens zijn openingsrede van het academiejaar vorige vrijdag. Wij krijgen dus wel degelijk waar terug voor ons geld.
Wij weten allemaal dat investeringen in onderzoek onze toekomstige welvaart is. Dat is ook de retoriek van de Vlaamse Regering, maar u moet, minister, bij die retoriek ook het geld zetten, of u gaat ongelooflijke en onherstelbare schade veroorzaken. Het ergste is dat die mensen momenteel geen perspectief hebben. Die mensen zijn wel in staat om begrip op te brengen voor budgettaire moeilijkheden voor een tijdje, maar u moet hen een toekomstperspectief geven. U moet hen zeggen: dit jaar is het moeilijk, maar ik teken een groeipad uit voor de komende jaren. Dat begrijpen die mensen, maar ook dat toekomstperspectief ontbreekt vandaag.
We hebben een stagnerend academisch kader sinds het begin van de jaren negentig. Er zijn honderd ZAPers (zelfstandig academisch personeel) bijgekomen sinds 1993 in Vlaanderen. Het aantal studenten is exponentieel gegroeid. Dat betekent dat de omkadering van studenten door zelfstandig academisch personeel ongelooflijk is gedaald. De tijdelijke jobs zijn er wel en voorlopig slaagt men erin die te behouden, maar wie tijdelijk zegt, zegt geen toekomstperspectief. Dat zal ertoe leiden dat de titel die vorige week in de Vlaamse kwaliteitskranten stond, bewaarheid zal worden en dat de knappe koppen zullen weglopen. Ik hoop dat ik daarmee de kortzichtigheid en het gebrek aan visie heb weergegeven.
Dan kom ik bij het derde aspect van mijn interpellatie, namelijk dat naast het kortetermijngeheugen ook het langetermijngeheugen naar de vaantjes is. Minister, ik heb hier iets meegebracht om te proberen uw langetermijngeheugen op te frissen. Ik ben daarvoor naar het museum van Belgacom getrokken. Dit is een telefoon, nog niets eens zo oud, bij mijn bomma stond er ook zo een. Het gaat niet om de telefoon, het gaat om het materiaal waaruit dat ding is gemaakt: bakeliet. Bakeliet was de eerste kunststof en is uitgevonden door de heer Leo Baekeland, oorspronkelijk professor aan mijn alma mater, toen nog de Rijksuniversiteit van Gent, nu Universiteit Gent.
2007 was in Gent het Baekelandjaar. We hebben trouwens ook Baekelandbeurzen, doctoraatsbeurzen. We hebben die man dus wel degelijk herdacht. Zijn kleinzoon is komen spreken op de opening van het Baekelandjaar. Deze man spreekt Engels met hetzelfde accent als ik, namelijk plat New Yorks, want hij is New Yorker. Het is een man van eind de zestig. Hij is komen spreken namens zijn grootvader. De heer Baekeland is weggegaan uit België. Ongeveer 100 jaar geleden heeft hij België verlaten, hij is met zijn bakeliet naar Amerika getrokken en is er goed rijk van geworden. Braindrain.
Minister, ik vrees dat er op dit moment ergens in een labo in een universiteit een mevrouw zit, laten we haar Rebecca Curie noemen. Curie is ook een bekende naam uit de wetenschap. Die mevrouw is misschien nu bezig met de alg uit te vinden die op termijn de benzine zal vervangen. Haar achterkleindochter zal binnen 100 jaar misschien terugkomen voor het Curiejaar en zal daar een toespraak houden om haar overgrootmoeder te herdenken. Ze zal dat doen in een andere taal. Het zal geen New Yorks meer zijn, maar Mandarijn of Braziliaans of een van de talen van Indië. Het zal, als u zo voortdoet, geen Nederlands zijn.
De voorzitter : De heer Creyelman heeft het woord.
De heer Frank Creyelman : Voorzitter, minister, ook onze fractie heeft u een tijdje respijt gegeven voor wij u konden interpelleren, niet omdat wij zulke vriendelijke mensen zijn, maar omdat we gewoon niet anders konden. Ik heb mijn interpellatie opgebouwd aan de hand van een opiniestuk in De Standaard van 14 juli 2010. Daarin waarschuwen de vijf Vlaamse universiteitsrectoren voor nieuwe besparingen op wetenschappelijk onderzoek. Vorig jaar is het budget voor innovatief onderzoek al zwaar teruggeschroefd, maar nu zou de Vlaamse Regering er nog minder geld voor uittrekken. Ik heb mevrouw Moerman daarnet de vergelijking horen maken met Leo Baekeland, maar ik heb de indruk dat de Vlaamse Regering zich van Baekeland vergist heeft. Er is namelijk ook een bekende Limburgse roversbende uit de jaren stillekens met die naam. Ik heb de indruk dat ze zich daarop toespitst.
Zoals de vijf rectoren in hun opiniestuk terecht opmerken, staat in het actieplan Vlaanderen in Actie (ViA), dat van Vlaanderen tegen 2020 een topregio wil maken op alle vlakken, nochtans een fors pleidooi voor investeringen in onderzoek en innovatie, niet alleen in toepassingsgericht onderzoek maar ook in onderzoek dat de grenzen van de menselijke kennis verlegt. In het ViA-plan, dat ervoor moet zorgen dat Vlaanderen tegen 2020 een duurzame, kennisgedreven, innovatieve en competitieve economie wordt, kunnen we het volgende lezen: Meer middelen voor Onderzoek & Ontwikkeling. Vlaanderen engageert zich om 3 percent van het bruto binnenlands product te investeren in Onderzoek & Ontwikkeling. Daarbij moet er een gepaste verhouding gezocht worden tussen het gerichte en het niet-gerichte onderzoek.
Deze 3 percentdoelstelling moet bovendien binnen 4 jaar, in het jaar 2014, worden bereikt. In het Pact 2020 van ViA staat het volgende te lezen: Vanuit het oogpunt van economische en maatschappelijke valorisatie besteedt Vlaanderen tegen 2014 3 percent van zijn BBP aan O&O. Het aandeel groeit verder na 2014.
Ter herinnering: Vlaanderen had volgens de Lissabonnorm reeds tegen 2010 deze 3 percentnorm moeten halen, wat niet is gebeurd. Volgens de vijf rectoren heeft de overheid de voorbije jaren terecht de nodige middelen geïnvesteerd in onderzoek dat de grenzen van de menselijke kennis verlegt, in die bouwstenen van de innovatie, in de fundamenteel wetenschappelijke onderzoekers. Het FWO is in Vlaanderen het agentschap dat niet-gericht kennisgrensverleggend onderzoek financiert. In 2010 werd aan Vlaamse kant echter reeds stevig gesnoeid in de budgetten voor het FWO, namelijk 3 miljoen euro. In 2011 dreigt de Vlaamse toelage voor het FWO opnieuw het slachtoffer te worden van een vermindering van de middelen, men spreekt hier van 7,2 miljoen euro. Bovendien waarschuwen de vijf rectoren dat er plannen zouden zijn om de federale middelen die het FWO krijgt, en dat is 20 percent van zijn inkomsten, te schrappen, wat neerkomt op een vermindering van het globale budget van 37 miljoen euro. Volgens berekeningen zou dit betekenen dat maar liefst 740 onderzoekers alleen al bij het FWO hun onderzoek zouden moeten stopzetten. Dit kan toch moeilijk de bedoeling zijn van alle mooie woorden die in het ViA staan.
Vlaanderen is een innovatiegedreven kenniseconomie, waar kennis en wetenschappelijk onderzoek dé motoren zijn van de economische groei. Bovendien beschikt Vlaanderen over een gerenommeerde reputatie als het gaat om onderzoek en ontwikkeling. Volgens de vijf rectoren verdubbelde sinds de jaren 90 het aantal wetenschappelijke publicaties aan onze universiteiten. Die zijn een graadmeter van onze internationale wetenschappelijke concurrentiekracht. We leveren bovendien naast kwantiteit ook kwaliteit af in het onderzoekswerk dat we verrichten. Het aantal keer dat die publicaties worden geciteerd de graadmeter in andere wetenschappelijke werken is aanzienlijk gestegen.
Ook maken de vijf rectoren melding van een stijging van het aantal octrooiaanvragen de afgelopen 15 jaar. Afgaande op het feit dat het aantal octrooiaanvragen een graadmeter is voor de vertaling van wetenschappelijk onderzoek naar innovatie en economische valorisatie, betekent dit dat Vlaanderen een van de meest performante regios in Europa is. Bovendien wordt 70 percent van die octrooiaanvragen nog eens omgezet op de markt. Dat kan tellen qua economische performantie.
Bovendien kaarten de vijf rectoren ook aan dat het Vlaamse dynamische onderzoekspotentieel in 2010 met meer dan 20 percent is gestegen, maar dat hierdoor de kans om geselecteerd te worden voor een onderzoeksmandaat bij het FWO gemiddeld slechts 22 percent bedroeg, terwijl dit percentage in de ons omringende landen boven 30 zit. Ze waarschuwen dan ook voor een soort van brain drain, voor het wegvloeien van Vlaamse onderzoekers naar de ons omringende landen, door een verwaarlozing van ons eigen wetenschappelijk potentieel. Nochtans is menselijk kapitaal een van de belangrijkste productiefactoren van Vlaanderen als kenniseconomie.
De vraag van de vijf rectoren aan de Vlaamse Regering luidt dan ook om de onderzoeksmiddelen voor fundamenteel onderzoek opnieuw te laten stijgen, om daarmee de grote waarde van de universitaire onderzoekers voor het innovatieproces te erkennen. Volgens hen zal Vlaanderen enkel op die manier zijn kennis en economische relevantie bestendigen. Dat klopt ook.
Minister, hoe reageert u op deze aanklacht van de vijf Vlaamse rectoren, en op welke manier zult u tegemoetkomen aan hun verzuchtingen? Hoe valt het terugdringen van middelen voor onderzoek en ontwikkeling te rijmen met de doelstelling binnen ViA om 3 percent van het bbp te investeren in onderzoek en ontwikkeling tegen 2014? Zult u er bij uw toekomstige federale collegas op aandringen om de federale middelen voor het FWO te behouden?
De voorzitter : De heer Van den Heuvel heeft het woord.
De heer Koen Van den Heuvel : De twee collegas snijden met hun interpellatie terecht een heel belangrijk punt aan. Ik wil me aansluiten bij de bezorgdheid die ze daarmee uitdrukken. We hebben dat ook al op andere fora gezegd.
Ik wil even de context schetsen. Deze regering heeft als doelstelling geformuleerd om in 2011 een begroting in evenwicht na te streven. Men kan zeggen dat dit allemaal niet zo moeilijk is: even op de tanden bijten en we komen er wel. Als we rondkijken in Europa, zien we dat er weinig overheden zijn die in 2011 effectief een begroting in evenwicht hebben. Het is dus toch een prachtige prestatie. We zijn een uitzondering in Europa en dat mag worden gezegd.
Een begroting in evenwicht maak je niet met een toverstok. Het vergt inspanningen. De regering heeft de keuze gemaakt dat iedereen een steentje moet bijdragen. We kunnen erover discussiëren of het allemaal in die mate moet gebeuren. De regering heeft gezegd dat ook de middelen voor wetenschap en innovatie een duit in het zakje moeten doen. Ik ben al blij dat er in 2011 een aantal heel strategische uitgaven, zoals voor het FWO, worden gevrijwaard.
We kunnen erover discussiëren of iedereen gelijk in het bad moet. Het relatief belang van de uitgaven voor O&O in de Vlaamse begroting daalt niet, maar stijgt ook niet. Dat wil zeggen dat O&O de voorbije 5 jaar hetzelfde belang heeft gehad in de begroting. Het wordt dus niet als een superprioriteit naar voren geschoven.
Minister, ik heb daar enkele vragen en opmerkingen bij. We moeten ons heel goed bewust zijn van die grote uitdaging om een begrotingsevenwicht na te streven. We hopen dat er vanaf 2012 meer budgettaire ruimte komt, en dat er een extra inspanning wordt gedaan voor onderzoek, ontwikkeling en research en wat we de voorbije paar jaar links en rechts hebben moeten wegsnijden, zo gauw mogelijk terug op niveau te brengen.
Minister, u zult zeggen dat we eenmalige inspanningen doen. We hebben het TINA-fonds, (Transformatie, INnovatie en Acceleratie), we hebben 10 miljoen euro van het spin-offfonds voor de strategische onderzoekscentra (SOCs). De SOCs zijn vandaag al sterk in spin-offs. Hoe duidt u de extra inspanning? Is er overlegd met de SOCs? Is het op vraag van de SOCs? Misschien kunnen we daarop terugkomen in de begrotingsbesprekingen. Er is 200 miljoen euro voor TINA, maar dit is geen volwaardig alternatief voor de recurrente O&O-uitgaven. Het zijn extras die stimulansen geven en dat is ook goed, maar ze mogen niet in de plaats komen van de recurrente O&O-uitgaven. Vandaar mijn oproep voor een inhaaloperatie vanaf 2012 in de O&O-uitgaven.
Laten we van deze periode van budgettaire krapte gebruik maken om in te zetten op meer efficiëntie, om waar het kan, zaken weg te saneren, om te vereenvoudigen. Minister, wat is het resultaat van de voorbije maanden? Hebt u stappen voorwaarts gezet om zaken die minder goed werken op een andere manier te doen? Er staan de komende maanden heel wat beheersovereenkomsten op het programma, zowel van de competentiepolen als van sommige SOCs. In deze periode moeten we zeker opletten om de uitgaven heel efficiënt in te zetten. Zijn er de voorbije maanden aanzetten gegeven die we op korte termijn kunnen verzilveren? Kunnen we met minder meer doen in het domein van O&O?
De voorzitter : De heer Diependaele heeft het woord.
De heer Matthias Diependaele : Ik hoor hier vooral bezorgdheid. Er wordt aan de alarmbel gehangen, ik wil me daarbij hangen. Mijn partij en ik delen die bezorgdheid. We zitten inderdaad in een periode van budgettaire krapte, en dat maakt de zaken niet gemakkelijker. De truc is om ervoor te zorgen dat je met het beleid bepaalde dingen realiseert. Maar dat gebeurt niet, dat mis ik.
Toen we het hier vorig jaar voor de eerste keer over innovatie hadden, werd er plots over het rapport-Soete gesproken. Ik had daar nog nooit van gehoord. Dat was toen 2 jaar oud, nu is het 3 jaar oud, maar er is nog niet veel mee gedaan. Zijn er al concrete resultaten geboekt? Zijn er al efficiëntiewinsten?
Het enige dat ik zie, is dat niet wordt vastgehouden aan de keuzes die in het verleden zijn gemaakt. Die keuzes zijn gemaakt in het kader van Vlaanderen in Actie, van het Pact 2020, en toch maken we nog andere keuzes en verbreden we het spectrum waardoor er meer versnippering en eigenlijk ook meer verspilling is.
Er is zeker budgettaire krapte en dat maakt het u niet gemakkelijk. We moeten daar rekening mee houden, maar volgens mij kunt u dat perfect compenseren door een correct beleid. Een beleid dat efficiëntiewinsten maakt, een beleid dat inzet op de meest cruciale punten van het innovatielandschap. Ik mis daarvoor nog altijd duidelijke signalen van deze regering. Ik deel dus absoluut deze bezorgdheid.
Mevrouw Patricia Ceysens : Wij hebben het rapport-Soete maximaal geïmplementeerd. We hadden een keuze om in te zetten op drie processen: ondernemen, innoveren en internationaliseren. Die processen zijn ook aanvaard door de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven. Ik hoor dat het allemaal gestopt is, alles wat we gedaan hebben om het rapport-Soete te implementeren. We hebben bij het Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie (IWT) een gigantische vereenvoudiging gedaan voor het rapport-Soete. Die kon men niet terugdraaien. Maar ik hoor wel dat het vereenvoudigen tot drie processen ongedaan is gemaakt. Dat debat zullen we voeren bij de bespreking van de beleidsbrieven en van de begroting. Ik moet eerlijk zeggen dat sommige tussenkomsten mij verwonderen. Ik hoor zeggen: Je moet dat doen en dat doen. Die dingen zijn teruggedraaid. Ik heb gisteren ook gezegd dat we terug zijn op het niveau van 2003.
De voorzitter : Minister Lieten heeft het woord.
Minister Ingrid Lieten : Voorzitter, collegas, ik denk dat we allemaal aan dezelfde alarmklok hangen omdat we uiteraard allemaal de bezorgdheid delen om in Vlaanderen verder te kunnen blijven investeren in kwalitatief onderzoek dat nodig is voor onze welvaart en ons welzijn.
Kwalitatief onderzoek heeft te maken met budgetten. We moeten absoluut naar een budgetverhoging gaan. Dat moeten we niet vandaag, maar ook morgen en dat moesten we ook gisteren en in het verleden. Het heeft ook te maken met hoe talent kan worden gemanaged, hoe de organisatiestructuur is, welke cultuur er is. Daar moeten we ook op focussen. Ik neem alle bezorgdheid mee en bij de bespreking van de beleidsbrief kunnen we daar dieper op ingaan.
Laten we vandaag inzoomen op het pijnlijke van de budgetten, want daar kijken we allemaal naar. De heer Van den Heuvel heeft al geschetst hoe we in deze situatie zijn beland. We hebben de financiële crisis gehad die heeft geleid tot een economische crisis die er op haar beurt toe leidt dat de inkomsten van deze overheid verminderden. Dan staat een nieuwe regering voor een keuze. Ofwel doet ze gewoon lustig verder en leeft ze boven haar stand en geeft ze meer geld uit dan er binnenkomt en bouwt ze hoge schulden op. Ofwel kijkt ze naar de inkomsten en past ze de uitgaven aan.
Deze regering de drie partners samen heeft bij de opmaak van het regeerakkoord uitdrukkelijk gekozen om 2 jaar op de tanden te bijten, het tekort terug te dringen en te zorgen dat er in 2011 terug een begrotingsevenwicht is. Dat doet pijn in heel veel sectoren. We horen de voorbije maanden alarmkreten vanuit die sectoren: vanuit welzijn, vanuit cultuur en zeker ook vanuit innovatie. Die alarmkreten vinden ook gehoor. We hebben allemaal dezelfde gevoelens.
Mevrouw Moerman, u moet uw telefoon misschien eens gebruiken om een paar jaar terug in de tijd te bellen en om eens na te gaan hoe we in deze situatie verzeild zijn geraakt. U haalt terecht aan dat de budgetten voor niet-gericht onderzoek zijn gedaald. Ik ga misschien ook een tabelletje en een grafiekje laten zien. U ziet dat de budgetten voor niet-gericht onderzoek zijn gedaald. Vanaf wanneer zet die daling zich in? Vanaf 2001. Ik heb nog een ander tabelletje over de slaagpercentages voor de FWO-projecten waarover u spreekt. Het is effectief zo dat de budgetten voor de projecten met 15 percent zijn gedaald. Kijk eens vanaf wanneer ze zijn beginnen te dalen: vanaf 2002.
U verwijst naar het advies van de Vlaamse Raad voor Wetenschap en Innovatie (VWRI). Ik heb het advies ook bij en ik wil ook een passage voorlezen. Ze gaat ook over tabelletjes die aangeven hoe we de voorbije jaren bezig geweest zijn met het aandeel en het groeipad om effectief aan die 3 percent te geraken. Ik citeer: Kijken we naar de evolutie sinds 2002, dan kunnen we spreken van een stagnatie van de overheidskredieten voor O&O als een percentage van het brutoproduct van Vlaanderen. De positieve uitschieters in 2008 en 2009 zijn vooral een gevolg van eenmalige investeringen en zijn dus niet structureel verworven. Dit betekent eigenlijk dat de extra inspanningen voor O&O maar net gelijke tred hielden met de economische groei.
Mevrouw Moerman, als u deze regering verwijt kortzichtig te zijn en een totaal gebrek aan visie te hebben, dan stel ik mij daarbij ernstige vragen. Welke regering is dan kortzichtig en heeft dan een totaal gebrek aan visie? De regering waar u en uw partij de voorbije jaren heeft ingezeten en die er in tijden van hoogconjunctuur nog niet in slaagde om het aandeel van bestedingen voor O&O te doen stijgen of deze regering die in laagconjunctuur, geconfronteerd met een economische crisis, effectief eerlijk zegt dat men 2 jaar de tering naar de nering moet zetten waarna ze terug naar een perspectief kan werken? Wie verwijt hier kortzichtigheid en gebrek aan visie?
Over het perspectief hebt u gelijk. Verschillende leden hebben die vraag ook gesteld. Iedere sector kan wel 1 of 2 jaar verdragen dat er een paar percentages wordt bespaard. Dat zet iedereen even op scherp en in iedere sector is een gewetensonderzoek naar de besteding van de middelen op zijn plaats. Het mag niet te lang duren om niet naar een negatieve trend te gaan en daar ben ik het volledig mee eens.
Hoe zijn we bezig met het perspectief? Laten we het zo zeggen dat 2011 nog een moeilijk jaar is. We willen met deze regering de begrotingsdoelstellingen een begroting in evenwicht op een collegiale manier bereiken. Dat wil ook zeggen dat we nog op zoek moeten gaan naar extra besparingen. Iedere minister staat dus voor de moeilijke en verscheurende keuze om in zijn budgetten hopelijk de beste keuzes te maken.
Welke keuzes maak ik? Wij gaan er effectief voor zorgen dat de budgetten van het FWO voor niet-gericht onderzoek beschikbaar blijven. We moeten inderdaad een keuze maken. Die keuze maak ik bewust. Als we moeten kiezen tussen nu middelen vrijhouden voor onze Vlaamse onderzoekers voor aankomend talent, dan kies ik daarvoor. Dat gaat effectief ten koste van de budgetten om hotshots buitenlands talent aan te trekken. Een jaar zullen we daar minder budgetten voor hebben. We gaan nog altijd hotshots kunnen aantrekken, maar we hebben minder budgetten. We gaan dus even temporiseren. Tegelijk kunnen we garanderen dat de FWO-middelen voor het jong talent op hetzelfde niveau blijven. We investeren in de toekomst.
Wat doen we nog? We zorgen er ook voor dat de middelen voor de vier onderzoekscentra het Vlaams Interuniversitair Instituut voor Biotechnologie (VIB), het Interuniversitair Micro-elektronicacentrum (IMEC), het Interdisciplinair Instituut voor Breedbandtechnologie (IBBT) en de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) op hetzelfde niveau blijven en geen extra besparingen krijgen opgelegd in vergelijking met vorig jaar.
Wat doen we nog? We zorgen er ook voor dat de budgetten die bij het IWT beschikbaar zijn voor O&O-projecten van het bedrijfsleven, op hetzelfde niveau blijven.
Is dat voldoende om aan die 3 percent te geraken? Absoluut niet. Iedereen beseft dat we de volgende jaren nog een heel grote inhaaloperatie moeten doen. Wat ik wel probeer te doen, is om binnen de budgettaire mogelijkheden die ik in mijn departement heb, de juiste keuzes te maken.
Hoe bieden we verder nog perspectief? We doen effectief een aantal eenmalige dingen. Die eenmalige dingen hebben ook een waarde maar ze zullen uiteraard niet het grote verschil maken in de langetermijndoelstellingen. Wat doen we? De regering heeft dit jaar 200 miljoen euro vrijgemaakt voor het TINA-fonds. We hebben daar een heel duidelijke visie over uitgeschreven. Vorige week heeft de Vlaamse Regering het groenboek Nieuw Industrieel Beleid goedgekeurd. Die visie vertrekt volledig en uitdrukkelijk van de transformatie van onze economie. Daarbij zeggen we dat de concurrentiekracht van onze economie niet alleen afhankelijk is van loonbeleid. Dat loonbeleid is belangrijk, net als de concurrentiekost van onze lonen, maar daarnaast moeten we volledig inzetten op de transformatie van onze economie en een heel groot aandeel voor innovatie. En het beleid moet meer sturen en meer keuzes gaan maken. De hele Vlaamse Regering zegt dat ze verder wil inzetten op innovatie en transformatie, en daarover zal de volgende maanden het maatschappelijke debat worden gevoerd. Iedereen zal daartoe kunnen bijdragen en het is de bedoeling om dat tegen het einde van het jaar te kunnen vertalen in een witboek, waar de concrete engagementen verder vorm zullen krijgen.
Wat doet deze Vlaamse Regering nog? We hebben op 16 juli 2010 een duidelijk standpunt ingenomen over de integratie van de academiserende opleidingen en de hogescholen. En die nota die door de Vlaamse Regering is goedgekeurd, bevat ook een langetermijnfinanciering tot 2025 voor de instellingen voor hoger onderwijs. U zult zien dat, op basis van dit voorstel dat de volgende periode decretaal zal worden onderbouwd, daar wel degelijk perspectief geboden wordt. Ik wil toch wel duidelijk stellen dat ik met iedereen akkoord ga om te zeggen dat de situatie precair is. We delen de bezorgdheid die door het wetenschappelijk veld uitgestuurd wordt, maar ik ben het er niet mee eens dat hier met bloempotten wordt gegooid door mensen die zelf nagelaten hebben om in het verleden het verschil te maken.
Als we gaan naar het federale niveau, moeten we effectief vanuit het Vlaamse niveau kijken naar die bezorgdheid. Ik wil dat toch even relativeren. Als ik kijk naar de omvang van de federale middelen, vallen die uiteen in verschillende componenten. We kunnen op dit moment niet inschatten hoe de federale onderhandelingen verder gevoerd zullen worden, wat er uiteindelijk op de tafel zal komen liggen en wat er uiteindelijk in de staatshervorming met of zonder middelen naar Vlaanderen zal komen.
Laat ik voor de volledigheid de componenten nog even opsommen. De federale middelen voor het FWO bedragen 37 miljoen euro. Dat bedrag is samengesteld uit twee componenten. Dat is een dotatie van 7,7 miljoen euro, maar ook een bedrag van 29,3 miljoen euro dat bestaat uit fiscale en parafiscale maatregelen, zoals de vrijstelling van de bedrijfsvoorheffing, de vrijstelling van werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid en het tewerkstellingsplan in het fundamenteel onderzoek. Daarnaast zijn er ook nog een aantal financieringen die naar het FWO komen vanuit de FOD Sociale Zaken en Volksgezondheid en de FOD Economische Zaken en Energie.
We moeten daar bezorgd over zijn en waakzaam zijn, maar niet direct gaan doemdenken. Die bedreiging doet zich nu niet voor en als alle Vlaamse partijen die hier aanwezig zijn en die ook op het federale niveau mee aan tafel zitten en misschien zal mevrouw Moerman daar meer te zeggen hebben in de toekomst dan ik daar samen over waken, dan kunnen we ervoor zorgen dat die bedreiging zich niet voordoet.
Ik deel de bezorgdheid volledig. Ik ben ook permanent in overleg met de sector. We proberen onze verantwoordelijkheid te nemen en in het licht van de middelen die we ter beschikking hebben de juiste keuzes te maken. En we proberen te werken aan het perspectief voor de opbouw van de kwaliteit van het onderzoek en ook de budgetten. Ik denk dat we daar allemaal samen een collectieve verantwoordelijkheid in hebben, maar ik besef volledig dat die verantwoordelijkheid het zwaarst op mij weegt. Die verantwoordelijkheid neem ik ook op me.
De voorzitter : Mevrouw Moerman heeft het woord.
Mevrouw Fientje Moerman : Minister, ik denk dat als u alle voorgaande regeringen verwijt dat ze niet gedaan hebben wat ze moesten doen, u toch wel een beetje uit de bocht gaat. Het is inderdaad een feit de heer Van den Heuvel heeft daar ook op gewezen dat de uitgaven van O&O als percentage van het bruto binnenlands regionaal product gestagneerd zijn omdat in de voorbije jaren het bruto binnenlands product constant is gegroeid, maar ook de budgetten voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie. Die budgetten zijn gegroeid, en meer in de afgelopen jaren dan daarvoor. Ik denk dus niet, minister, dat ik dat verwijt zal nemen. Ik denk ook niet dat mijn opvolgster dat neemt en ik denk ook niet dat alle ministers van wetenschapsbeleid die er in de afgelopen 15 jaar zijn geweest, dat zullen doen. Wat u doet, is veel erger. U gaat nominaal naar beneden. Natuurlijk is een begroting in evenwicht een heel goede doelstelling en ook een die moet worden gehaald.
In de meeste landen rondom ons heeft men budgettaire problemen. In sommige landen, niet rondom ons want er ligt een grote plas tussen, heeft men waanzinnige budgettaire problemen. We weten allemaal dat dit in de Verenigde Staten van Amerika het geval is. Maar daar heeft men ondanks de besparingsuitdagingen, die veel groter zijn dan de onze, beslist om in het begrotingsjaar 2011 en u vindt dat op pagina 7 van het advies 138 een toename van 6,4 percent te doen van het budget voor civiele en niet-militaire uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling ondanks die besparingsuitdagingen.
De laatste persoon die daar het budget heeft verminderd, is George Bush Junior. Die is erin geslaagd om het budget te doen dalen voor de National Science Foundation in het laatste jaar van zijn beleid, voor de eerste keer in 60 jaar. Die mijnheer beschouw ik niet als een lichtend voorbeeld in het wetenschappelijke beleid. Maar er zijn er andere: Sarkozy, Finland, Duitsland. Er zijn heel veel landen met budgettaire uitdagingen, maar die de keuze gemaakt hebben om ondanks besparingsoperaties toch daarop in te zetten. Ik zeg niet dat u geen begroting in evenwicht moet nastreven. Natuurlijk moet u dat doen, maar ik contesteer wel bepaalde keuzes die deze regering maakt.
Zelfs als er bezuinigingen zijn, moeten we een toekomstperspectief hebben en dat vind ik niet genoeg terug. U zegt inderdaad dat deze regering een beslissing heeft genomen over het hoger onderwijs op 16 juli. Minister Smet heeft me daarover een brief gestuurd en hij heeft gezegd dat de regering integraal de aanbevelingen zal uitvoeren die de Commissie ad hoc Hoger Onderwijs van dit parlement heeft gedaan en die in de plenaire vergadering zijn bevestigd. Maar dat zijn er ook met gigantische budgettaire uitdagingen. Wat u eigenlijk zou moeten doen, is samen gaan zitten met minister Smet en dat toekomstperspectief voor onderzoek en ontwikkeling uitwerken. Ik heb dat gedaan in de vorige regering. Ik ben gaan samen zitten met toenmalig minister Vandenbroucke, niet meteen de gemakkelijkste mens van de wereld en ook geen lid van mijn partij, maar ik kon ermee samenwerken.
Mevrouw Güler Turan : De heer Vandenbroucke is hier niet aanwezig en kan zich dus ook niet verdedigen.
Mevrouw Fientje Moerman : Ik wil alleen maar zeggen dat ik op beleidsniveau altijd zeer goed met de heer Vandenbroucke heb kunnen samenwerken, hoewel we twee totaal verschillende persoonlijkheden zijn en misschien belangrijker tot twee verschillende politieke families behoorden. We hebben bepaalde groeipaden uitgetekend waar we over de jaren heen elk om beurt een groter stuk staken in onze budgetten. Dat gebeurde niet zomaar. We zaten daarvoor samen en onze kabinetten werkten daarvoor samen. Dat werd uitgetekend, en dat moet u ook doen, minister.
Minister Ingrid Lieten : Dat staat er allemaal in.
Mevrouw Fientje Moerman : Mag ik mijn repliek even afmaken? Want als u een toekomstperspectief wilt geven, dan moet u dat doen in samenwerking met de universiteiten, die dat trouwens niet eeuwig kunnen blijven slikken, want zelfs al blijft het bijzonder onderzoeksfonds gelijk, de gezondheidsindex blijft dat niet. Een toekomstperspectief zal twee poten moeten hebben: een poot Onderwijs en een poot Onderzoek en Ontwikkeling.
U hebt inderdaad bevestigd wat ik zei in mijn tussenkomst. Het FWO zal niets meer krijgen en u gaat compenseren op Odysseus. U probeert daar dan een beetje een eigen volk eerst-tintje aan te geven door te zeggen dat we onze eigen knappe koppen aan bod laten komen voordat we de buitenlandse bollebozen laten terugkomen. Daar ging Odysseus helemaal niet over. Het ging over het aantrekken van excellentie, waaronder onze eigen excellentie die was weggegaan in het verleden. Die mensen moeten terugkomen, en als u die mensen in de wachtkamer gaat zetten, zullen die ergens anders naartoe gaan en dan bent u die voor altijd kwijt.
Voorzitter, minister, ik zal me hiertoe beperken. Ik denk dat we zeker nog veel kans zullen krijgen om hier dieper op in te gaan wanneer de cijfers zullen voorliggen en wanneer we de begroting en de beleidsbrief van de minister zullen zien.
De voorzitter : De heer Creyelman heeft het woord.
De heer Frank Creyelman : Collegas, we zijn het allemaal eens over het basisprincipe: Vlaanderen is afhankelijk van zijn kenniseconomie. Wat moet je daarvoor doen? Je moet investeren in onderwijs en O&O, naast het scheppen van een aantal randvoorwaarden om die economie te behouden en te stimuleren. Dat is levensnoodzakelijk, iedereen is het daarover eens.
We zitten met een aantal handicaps. Wat de randvoorwaarden betreft, zijn dat een aantal Belgische handicaps waar ik niet verder over zal uitweiden. Wat onderwijs betreft, zakken we weg tot een niveau dat niet meer dat van Vlaanderen kenmerkt. Op gebied van O&O hebben we nog een aantal andere handicaps. Agoria heeft berekend dat de helft van de bedrijven die internationaal in research investeren, dat in het buitenland doen omwille van de loonhandicap en omdat de overheid daar meer steunt. In Frankrijk bijvoorbeeld liggen de loonkosten 27 percent lager. Nederland, Duitsland en Frankrijk verhogen hun innovatiesteun.
Wat is het antwoord van de minister op de vragen die wij vanuit de oppositie stellen? Zij schuift de zwartepiet door naar vorige regeringen. Ze slaat ons dood met een aantal cijfers en tabellen, zegt dat er een stagnatie van O&O is sinds 2002, en in 2008 en 2009 eenmalige investeringen. Dat kan allemaal zo zijn, maar je moet dat niet doorschuiven.
Het tweede element dat we te horen krijgen, is de budgettaire situatie. De regering gaat er prat op dat er een begroting in evenwicht is, dat is natuurlijk goed, maar als wij straks de basis van onze economie onderuit halen, dan zal die begroting veel moeilijker in evenwicht te houden zijn en wordt zelfs die welvaartsstaat waar we allemaal van dromen, op termijn onmogelijk. Daar moeten we rekening mee houden, we moeten niet de zwartepiet doorschuiven naar het verleden.
De voorzitter : De heer Van den Heuvel heeft het woord.
De heer Koen Van den Heuvel : Vandaag staat in een van onze kwaliteitskranten een artikel dat nog eens de noodzaak aantoont dat we een tandje bij moeten steken. De Ierse EU- Commissaris voor Onderzoek en Ontwikkeling roept Europa op om een grote onderzoeksruimte te creëren omdat de afstand met de VS en zeker ook met China en India toeneemt. Het is echt nodig om alle hens aan dek te roepen. Het is de rol van deze commissie, ook van onze collegas uit de oppositie, om een steuntje in de rug te geven, want we weten allemaal hoe het eraan toegaat wanneer een koek moet worden verdeeld en die koek niet snel groter wordt.
Ik had ook nog enkele vragen gesteld over efficiëntiewinsten en over de 10 miljoen euro van het SOC-fonds. Het is misschien goed om nog even uw visie te geven over hoe je met minder middelen meer kun doen. Welke actie wilt u daartoe nemen?
Minister Ingrid Lieten : Mevrouw Moerman, ik wil nog een paar feitelijkheden benadrukken. In de nota die door de Vlaamse Regering is goedgekeurd, staat een budgettair pad. Dat is afgestemd met minister Smet. Het is een engagement, geen vrome wens.
Mevrouw Fientje Moerman : Die 1 percent voor 2014 is ook een engagement, maar dan zult u vanaf 2012 300 miljoen euro extra per jaar moeten geven.
Minister Ingrid Lieten : Mevrouw Moerman, ik wil alleen weergeven dat we over het hoger onderwijs duidelijke afspraken hebben gemaakt. Dat neemt niet weg maar laten we daar allemaal in alle bescheidenheid over spreken dat we een grote uitdaging hebben om die 1 percent en die 3 percent te halen. Aan die uitdaging zullen we moeten bijdragen. Ik wil mijn verantwoordelijkheid daar helemaal niet in onderschatten, integendeel. Ik vind ook dat iedereen die de les leest, ook moet kijken naar wat hij daar in het verleden toe bijgedragen heeft. Laten we allemaal samen in grote bescheidenheid die doelstelling proberen te bereiken.
Mijnheer Van den Heuvel, voor de SOCs zoeken we hoe we op alle mogelijke manieren wat budgettaire ruimte kunnen creëren. Ik heb die proberen te zoeken door ervoor te zorgen dat hun budgetten gehandhaafd blijven. Op de tweede plaats zijn wij in overleg met hen aan het zoeken naar mogelijkheden, waar ze het zaaigeld dat ze nu zelf uit de cash halen en waar ze deels hun dotatie voor gebruiken, en dat ze gebruiken om te investeren in de early-start-ups, wat dikwijls nog zeer risicovol is en waar ze niet voor terecht kunnen bij de PMV of elders, om via kapitaalsmiddelen toch wat ruimte te creëren. Dat is de bedoeling van die 10 miljoen euro. Er wordt nu verder uitgewerkt in overleg met hen hoe dat kan worden aangesproken en in hoeverre we de werking kunnen optimaliseren van het Vlaams Innovatiefonds (Vinnof) dat in een tweede of derde ronde zijn rol moet spelen.
Het debat over de efficiëntiewinsten kunnen we voeren wanneer ik mijn beleidsbrief voorleg. Ik zal een overzicht geven en dan zullen we uitvoerig over de verschillende elementen discussiëren. Ik kijk ook uit naar jullie suggesties op dat gebied.
Met redenen omklede moties
De voorzitter : Door mevrouw Moerman en door de heer Creyelman werden tot besluit van deze interpellatie met redenen omklede moties aangekondigd. Ze moeten zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het incident is gesloten.