Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed
Vergadering van 06/10/2010
Vraag om uitleg van de heer Wilfried Vandaele tot de heer Geert Bourgeois, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, over het rapport van de UNESCO-visitatiecommissie over Brugge
- 2235 (2009-2010)
Vraag om uitleg van de heer Bart Caron tot de heer Geert Bourgeois, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, over het UNESCO-rapport over Brugge
- 2260 (2009-2010)
Vraag om uitleg van mevrouw Mercedes Van Volcem tot de heer Geert Bourgeois, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, over de beslissing van UNESCO met betrekking tot de stad Brugge
- 2343 (2009-2010)
Vraag om uitleg van de heer Johan Verstreken tot de heer Geert Bourgeois, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, over de UNESCO-aanbeveling om de historische binnenstad van Brugge als stadsgezicht te beschermen
- 2415 (2009-2010)
De heer Wilfried Vandaele: Minister, collegas, enige tijd geleden, al voor het reces, stelde ik u al een vraag over het bezoek van de UNESCO-visitatiecommissie aan Brugge in het kader van een statuut als werelderfgoedstad. Toen was hun rapport nog niet beschikbaar, maar sinds eind juni is het dat wel. In dat rapport spreekt men onder meer over verontrustende signalen van geleidelijke afbrokkeling van de werelderfgoedkwaliteiten van Brugge.
Het UNESCO-team formuleert een aantal aanbevelingen. Ik som ze op. Een, roep de binnenstad uit tot stedelijk landschap. Twee, voer een stadsontwikkelingsonderzoek uit. Drie, hou, meer dan vandaag, rekening met adviezen. Vier, maak visuele impactstudies om na te gaan wat de impact van nieuwbouw is op de zichtlijnen van de historische stad. Vijf, stel een expertisepanel samen dat advies moet uitbrengen over grote projecten.
Het belangrijkste punt van discussie is de suggestie om de hele binnenstad te beschermen. Andere steden hebben dit ook geprobeerd, maar niet altijd met succes, want steden zijn nu eenmaal onderhevig aan verandering. Ook juridisch kan dit problemen opleveren omdat de Raad van State in de praktijk strenge uitspraken doet als het gaat om beschermde dorpsgezichten of stedelijke zichten.
Minister, hebt u reeds kennisgenomen van het rapport van de visitatiecommissie? Wat is uw reactie op dit rapport, en meer specifiek op de aanbevelingen? Hebt u hierover al contact gehad met de stad Brugge? Zo ja, wat was hiervan het resultaat? Zo nee, wordt dit nog gepland? Ondertussen ken ik al een aantal antwoorden op die vragen. Ik heb die onder meer vernomen via de pers, maar ik meen dat het toch goed is om ook u hierover te horen.
De voorzitter: De heer Caron heeft het woord.
De heer Bart Caron: Voorzitter, collegas, ik heb deze vraag ingediend op 23 juni, maar toch blijft deze thematiek belangrijk en actueel, ook al is de toelichting in onze vraagstelling een beetje achterhaald. De kern van de problematiek blijft natuurlijk wat ze is. Het is goed om deze discussie te voeren, ook omdat we het zopas al over een ander UNESCO-thema hebben gehad en er nog een op onze agenda staat. Ik heb deze voormiddag bij wijze van voorbereiding op de trein nog eens de nota van de minister gelezen over zijn visie op het nieuwe Erfgoeddecreet. Het is geen eenvoudige materie en ik probeer die altijd, ook vandaag, zo genuanceerd mogelijk te benaderen.
Minister, ik ben in zekere zin betrokken partij, want ik heb in 1998, ik was toen coördinator van Brugge 2002, samen met Edgard Goedleven het dossier voor Brugge als kandidaat-werelderfgoedstad geïnitieerd. Zoiets doe je niet als je niet geëngageerd bent. Ik bedoel dat mijn houding niet vrijblijvend is. Ik ben er een groot voorstander van om zo goed mogelijk voor ons erfgoed te zorgen, maar ook om het zo levend mogelijk te maken. In het licht van Brugge Culturele Hoofdstad en de stedelijke ontwikkeling vonden we het toen in elk geval heel opportuun om het kandidatuurdossier op te stellen. Dat is ook gelukt. De groep Planning heeft dat toen technisch uitgewerkt, en ook al is mijn rol op technisch vlak bescheiden, ik ben er fier op dat het gelukt is.
Dat vecht een beetje met een aantal elementen die ik vandaag tegenkom. Ik ontdek heel ongenuanceerde discussies hierover in de kranten, discussies tussen voormalige voorzitters van de Koninklijke Commissie van Monumenten en Landschappen (KCML) en bepaalde stadsarchitecten die met modder naar elkaar blijven gooien om hun standpunt duidelijk te maken. We mogen niet beknibbelen op de titel van werelderfgoedstad die Brugge nu bezit. Laten we ten volle gaan voor het werelderfgoed.
Ik moet echter bekennen dat ook ik een beetje geschrokken ben van wat ik de relatief conservatieve en bijwijlen smalle denkwijze zou willen noemen, van deze grote heren die namens de UNESCO inspectie komen doen. Ik bepleit dat een stad moet leven en zich moet kunnen ontwikkelen. Een stad moet ook het erfgoed van morgen kunnen creëren, want als we een glazen stolp over Brugge zouden zetten, komt er geen stedelijke ontwikkeling meer, maar creëren we een soort van Disney-erfgoedpark. Ik denk niet dat dat het erfgoed is dat we ons voor ogen houden en dat we willen nastreven. In dat verband zal ik het even hebben over een thema dat mijn partij zeer na aan het hart ligt. Een van de zaken die ter discussie lag, was de plaatsing van windturbines om en rond Brugge en de mate waarin iemands blik op de Belforttoren gekaderd worden door een verre toren, die het zicht op dat soort Brugge dat die mensen voor ogen hebben, zou hinderen.
Die delegatie had dus een veeleer conservatieve reflex. Ze pleitte voor een strikt keurslijf. Daarnaast stelt het me gerust dat de burgemeester van Brugge zegt dat hij maximaal rekening zou houden met de aanbevelingen van de delegatie. Ik meen te weten dat het dossier voorligt bij de organen van UNESCO en dat er verder over gepraat zal worden.
Mijn standpunt is dat we absoluut die titel moeten bewaken en bewaren. Het is belangrijk voor de stad en voor Brugge. Tegelijk moeten we binnen UNESCO de discussie durven aangaan over die criteria, over hun houding en over het feit dat zelfs een erfgoedbinnenstad moet kunnen ontwikkelen. Er waren in het verleden gelijkaardige discussies over Sibiu, de culturele hoofdstad in Roemenië. Dat is een prachtige stad. Het is een andere tijd, maar qua karakter en schaal sluit het vrij goed aan bij Brugge.
Erfgoed is belangrijk, maar dat mag niet leiden tot stilstand. Mevrouw Van Volcem is nog niet aanwezig, maar ik denk niet dat de stad Brugge een slecht monumenten- of erfgoedbeleid voert. En ik zeg dat, ook al maakt mijn partij maakt geen deel uit van de meerderheid. Ik denk integendeel dat Brugge een van de best uitgebouwde erfgoeddiensten heeft die Vlaamse steden kunnen hebben. Die dienst doet dat zeer voorbeeldig, met het pincet als het moet, maar ook met zorg voor hedendaagse en moderne architectuur. Ik denk dat de trendbreuk in Brugge al sinds het culturele jaar stap voor stap is ingezet tegen een soort romantisch, oud beeld en voor een modern Brugge. In de vlugschriften ging het erom of men neoromantiek als rommel moet beschouwen of als waardevol erfgoed. Zo stelde men dat het geen origineel erfgoed is, dat het niet echt en niet authentiek is. Dat doet er allemaal niet toe. Mijn pleidooi is dubbel. Ik pleit ervoor de zorg voor het erfgoed aan te houden, er aandachtig voor te zijn, maar ook om de stad te laten ontwikkelen en er de discussie over te voeren met UNESCO.
Minister, hoe staat u tegenover de diverse aanbevelingen uit het rapport? Acht u het mogelijk deze aanbevelingen te volgen? Is er al overleg over geweest met uw collega van Ruimtelijke Ordening? Ik heb uw nota gelezen over een nieuw decreet en het feit dat u in een beleidsverandering voorziet. Lijkt de volledige bescherming van Brugge als stadsgezicht u een geschikt middel?
Ik heb mijn vraag ingediend in juni. Is er over het rapport van de UNESCO-delegatie al overleg geweest met de stad Brugge? Ja, natuurlijk.
Hoe kijkt u als minister van Toerisme aan tegen dit rapport? Want dat is natuurlijk ook een heel belangrijke dimensie in de discussie. Hoe ziet u zelf de balans tussen een werelderfgoedstad en een levende stad uit de 21e eeuw, tussen kunstgeschiedenis en hedendaagsheid?
De voorzitter: De heer Verstreken heeft het woord.
De heer Johan Verstreken: Voorzitter, men zegt wel eens: Zy 'j van Brugge, zet je vanachter. Ik zit al achter in de zaal, ik ben niet van Brugge, maar ik houd wel ontzettend van die stad, zoals, zo te horen, heel wat mensen in deze commissie. De lijn van de vragen en onze bekommernis is wel wat gelijklopend.
De historische binnenstad van Brugge staat sinds 2000 op de lijst van werelderfgoed. Na het bezoek van de UNESCO-delegatie hebben we vernomen dat Brugge zijn status als werelderfgoedstad dreigt te verliezen. De visitatiecommissie heeft een conservatieve reflex, zegt de heer Caron. Dat kan wel zo gesteld worden als we mogen afgaan op wat we hebben kunnen lezen in de pers. Daarin staat onder andere: Brugge dreigt status van werelderfgoedstad te verliezen, Brugge krijgt slecht rapport van UNESCO, Cultuurorganisatie van de Verenigde Naties maakt zich grote zorgen over de bescherming van de oude binnenstad. Er waren ook een aantal actiegroepen. Brugge wil dat absoluut verdedigen. Ze lanceren een actieplan naar aanleiding van het negatief rapport. Andere hekelen de starre stedenbouw in de West-Vlaamse stad. Er zijn daarover ontzettend veel artikels verschenen.
De VN-organisatie staat er nu uitdrukkelijk op dat de hele Brugse binnenstad wordt beschermd als stadsgezicht en vraagt de volledige uitvoering van de aanbevelingen uit het visitatierapport. Anders is het niet uitgesloten dat Brugge de titel van werelderfgoedstad moet teruggeven. Men heeft nog tot 1 februari 2012 de tijd om een gedetailleerd rapport over te maken over de vooruitgang die geboekt is om de historische binnenstad beter te beschermen.
Het stadsbestuur van Brugge heeft ondertussen al een actieplan gemaakt om tegemoet te komen aan de aanbevelingen van UNESCO. Men is niet bij de pakken blijven zitten. De Vlaamse Regering kan natuurlijk ook de volledige binnenstad beschermen. Minister, u hebt al laten weten dat een volledige bescherming van de binnenstad onwerkbaar zou zijn. U verklaarde zich wel bereid een alternatief te zoeken. U hebt een voorstel voor een nieuw Erfgoeddecreet klaar, waarin gekozen wordt voor de bescherming van bufferzones rond bepaalde monumenten. We moeten vooral zorgzaam omspringen met het erfgoed, en het met gezond verstand benaderen, zodat een stad zich ook kan ontwikkelen, met respect voor het verleden, maar ook met oog voor de toekomst.
Minister, wat is uw mening over het rapport van UNESCO omtrent de bescherming van de historische binnenstad in Brugge? In welke aanbevelingen kunt u zich makkelijk vinden en in welke niet? Hoe verhouden deze aanbevelingen zich tot de inspanningen inzake administratieve vereenvoudiging? Ik denk daarbij aan de commissie-Berx en -Sauwens. Wat is de stand van zaken over het nieuwe Erfgoeddecreet? Welke inspanningen bent u bereid te leveren opdat Brugge zijn titel van werelderfgoedstad kan behouden? Een dergelijke titel is immers ook van economisch, toeristisch belang. Mensen komen van wereldwijd naar UNESCO-beschermde gebieden. Dat is niet onbelangrijk. Kan het nieuwe Erfgoeddecreet een waardig alternatief bieden om tegemoet te komen aan het rapport van UNESCO?
De voorzitter : Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Mevrouw Mercedes Van Volcem : Beste collegas, minister, ik zit hier uiteraard een beetje met een dubbel gezicht. Ik ben ook schepen van een monumentenstad en van ruimtelijke ordening. Mijn vraag is een beetje achterhaald omdat de stad Brugge een overleg heeft gehad met u, minister. Ik zal u dat zelf laten vertellen, dat komt u toe. Ik dank u voor de constructieve aanpak die we samen kunnen hebben met betrekking tot dit dossier omtrent onze stad. U kunt wellicht, samen met mij, beamen dat de dienst Monumentenzorg in Brugge een van de toppers is in Vlaanderen. (Opmerking van de heer Johan Verstreken)
Ja, zelfs van de wereld. Wij worden over de grenzen heen enorm geprezen voor onze inspanningen en voor onze aanpak. Ik ben al gaan spreken in Vilnius. De manier waarop wij onze stad beheren, gooit alleen maar hoge ogen.
Minister, u en uw administratie denken dat een stadsgezicht moeilijk haalbaar is omwille van de administratieve lasten. Ik kan daar gedeeltelijk inkomen. Ik begrijp dat. Maar in het kader van uw decreet Onroerend Erfgoed, dat u wilt herzien, zult u andere mogelijkheden naar voren brengen waarvan ik denk en dat wil ik hier nuanceren dat ze zeker tegemoet zullen komen aan de wensen van de UNESCO. Brugge heeft geen negatief rapport gehad. Dat is niet het geval en dat wil ik hier uitdrukkelijk beklemtonen. Het document kan worden gedownload. Wel is het zo dat de stad en vooral het Vlaamse Gewest een aantal aanbevelingen hebben gekregen om aan enkele bezorgdheden van de UNESCO te kunnen tegemoetkomen. Een van de grootste bezorgdheden van de UNESCO is dat er geen wettelijk kader is. Zij stellen dat wij het beleid zouden kunnen voeren om alle gebouwen in de stad af te breken behalve de monumenten en de stadsgezichten. In Brugge hebben wij absoluut niet zon beleid. De afgelopen 4, 5 jaar zijn er zeventien panden gesloopt. Dat waren dikwijls verbasterde relicten of kleine bijgebouwtjes in achtertuinen. Ik kan wel begrijpen dat de UNESCO daarover garanties wenst.
In elk land en regio zijn de beschermingen en garanties ten aanzien van de UNESCO van een andere aard. De definitie van stadsgezicht is in elke andere regio anders. In die zin kunnen wij samen naar een oplossing zoeken waarbij het werkbaar blijft voor de stad en waarbij het mogelijk moet zijn dat fouten uit het verleden kunnen worden weggenomen. In de jaren 60, 70 en 80 en misschien ook later, misschien ook nu want niemand is vrij van fouten zijn er, bijvoorbeeld met hoogbouw van zes, zeven verdiepingen, fouten gemaakt. We moeten deze fouten niet bevriezen voor de toekomst. Onze stad is een levendige stad, die ook een evolutie verdient.
Ik heb heel wat vragen, vooral met betrekking tot de bufferzone. Wat is visuele impact rond de stad? Betekent dat bijvoorbeeld dat onze stationsontwikkeling niet zou kunnen worden voortgezet omwille van het feit dat daar een BPA is met een visuele impact op de binnenstad? Monumentenzorg en de wensen van de UNESCO zijn zeer belangrijk, maar ook onze stad heeft toch ook recht op een normale ontwikkeling in Vlaanderen. De ontwikkeling in ons station heeft ook te maken met een Vlaams mobiliteitsbeleid. Dat zijn A-locaties. Er moet ook kunnen worden gewerkt aan openbaarvervoernetten, enzovoort. Ook de problematiek van de windmolens heeft daarmee te maken. Wat is de visuele impact van een windmolen op de binnenstad?
We moeten daar overleggen met de UNESCO. Ik wil die zaak zeker niet polariseren. Ik wil een goede relatie met de UNECO. Ook met u, minister. Ik heb er alle vertrouwen in dat u zich samen met mij ervoor zult inzetten dat de stad de mooie reputatie kan behouden die zij verdient.
Ik wil u ook vragen dat u in uw nieuwe decreet in een duidelijke passage zou willen voorzien over UNESCO- of Werelderfgoedzones. U moet dat in beraad nemen, zeker als u in Vlaanderen nog bijkomende zones wilt aanduiden. Dat is een onderwerp voor later.
Het voordeel om Brugge als stadsgezicht te hebben, betekent ook, in weerwil van het feit dat dit heel wat administratieve overlast met zich zou meebrengen, dat we daaraan een beheersplan hadden kunnen koppelen en dat we eventueel hadden kunnen rekenen op inbreng van de Vlaamse overheid. Ik begrijp dat dit moeilijk is en ook duur voor de begroting. Maar ik zou u toch willen vragen om, bij het opstellen van uw decreet en bij het herzien van uw subsidiesysteem, bij uw inbreng voor monumenten en restauraties en onderhoudspremies uitdrukkelijk aandacht te hebben voor de kroonjuwelen van Vlaanderen en dat u ervoor zorgt dat zones zoals Brugge, die het UNESCO-label krijgen, op bepaalde middelen kunnen rekenen voor het beheersplan om de stad te kunnen voltooien. In die zin zal ik u de inhoud van het gesprek dat we in het stadhuis hebben gehad, naar voren laten brengen.
De voorzitter : Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois : Voorzitter, geachte leden, er is heel wat tijd verlopen tussen het indienen van de vragen en de behandeling vandaag, dus er is natuurlijk al een en ander gebeurd. Het lijkt me echter toch nog altijd nuttig om deze problematiek te bespreken, omdat het een belangrijke problematiek is, waarmee we in de toekomst nog zullen worden geconfronteerd. Dat is evident.
Diverse leden hebben het spanningsveld geschetst tussen enerzijds de zorg voor het werelderfgoed en de wil er alles aan te doen om dat te behouden, en anderzijds de levende en evoluerende stad, de stad van de 21e eeuw. Dat is natuurlijk een onderwerp dat deze problematiek overstijgt en waarvoor ook elders in Europa belangstelling bestaat. Ik kom daar straks nog op terug.
Ik ben blij met de teneur van de diverse betogen. Ik heb me eerder ook in dezelfde zin uitgesproken. Het is zaak, denk ik, om niet een stolp te plaatsen boven op die stad. Tegelijk moeten we bewijzen dat we effectief veel zorg besteden aan dat erfgoed. In die zin ben ik het eens met die leden die hebben gezegd dat Brugge ter zake een zeer goede partner is. Brugge heeft een goede monumentendienst. Mevrouw Van Volcem, dat is ook gebleken uit ons plaatsbezoek, voor zover dat een graadmeter kan zijn. Dat zijn immers korte gesprekken. Onze diensten weten dat ook. Brugge is een volwaardige partner op het vlak van erfgoed. De stad voert een goed beleid op dat vlak. Het beeld dat zou kunnen ontstaan dat er daar een stelletje barbaren aan het bewind is, die de stad besturen op een manier die helemaal niet strookt met wat mag worden verwacht, klopt helemaal niet. Alleen al in die zin is het goed dat die vragen worden gesteld.
Voorzitter, ik ga ook nog even in op wat is gebeurd en wat de aanbevelingen precies zijn. Ik constateer immers, ook nu nog aan de hand van de vragen, dat daar wat misverstanden over bestaan. Ik schets kort de geschiedenis. Van 22 tot 25 maart 2010 heeft er een bezoek plaatsgevonden van een delegatie van het Werelderfgoedcentrum en van de International Council on Monuments and Sites (ICOMOS), in opvolging van een beslissing van het UNESCO Werelderfgoedcomité van 2009. Dat comité had gevraagd de algemene bewaringstoestand de state of conservation of état de conservation van Brugge te onderzoeken en twee projecten in het bijzonder te bekijken. Dat heeft geleid tot een missierapport van het Werelderfgoedcomité, op 1 juni 2010, met aanbevelingen. Toen is daar ruchtbaarheid aan gegeven. De media hebben toen aandacht geschonken aan de problematiek. Op 3 augustus 2010 heeft het Werelderfgoedcomité, dat vergaderde in Brazilië, de beslissing met betrekking tot de historische binnenstad, die ik straks zal toelichten, formeel goedgekeurd. Ik heb dat hier vroeger al meegedeeld.
Ik wijs erop dat het belangrijk is die beslissing van UNESCO correct te lezen. Vaak worden er immers haastige, soms zelfs heel slordige conclusies uit getrokken, die helemaal niet stroken met wat is beslist en werd aanbevolen. Ik wil beklemtonen dat er in de eindbeslissing van het rapport van het bezoek aan Brugge geen sprake van is dat Brugge zijn status als werelderfgoedstad zou dreigen te verliezen. UNESCO vraagt al evenmin uitdrukkelijk om de hele Brugse binnenstad te beschermen. Voor alle duidelijkheid geef ik nogmaals de aanbevelingen. Het gaat over een niet-officiële vertaling van het rapport, maar ik geef ze u toch mee. Het is een vertaling door onze administratie die zo dicht mogelijk bij de originele tekst aanleunt.
Er is geen sprake van de binnenstad uit te roepen tot stadsgezicht. De eerste aanbeveling luidt dat we moeten nadenken over een manier om het goed op te nemen in het nationale wettelijke kader als een stedelijk landschap om zo de samenhang en de globale stedelijke verschijningsvorm te beschermen. De door UNESCO gehanteerde term is landscape, een term die wereldwijd wordt gehanteerd en die ik ook wil introduceren. Mijnheer Caron, u hebt de kans gekregen om deze ochtend op de vroege trein mijn nota te lezen.
De tweede aanbeveling luidt: Neem de studie op van specifieke stedelijke gebieden, om de typologie en de randvoorwaarden voor mogelijke toekomstige ontwikkelingen te bepalen. De derde luidt: Promoot duidelijkere en effectievere verbanden tussen ontwikkelingsbelangen en de nood om het historisch centrum van Brugge te behouden, door de noden van het behoud van onroerend erfgoed te integreren in gewestelijke planningsdocumenten. De vierde luidt: Identificeer belangrijke zichten van en naar het goed, en incorporeer de bescherming van deze zichten in stedelijke planningsdocumenten. De vijfde luidt: Versterk het bestuur van het goed, zodat het meer proactief wordt, en incorporeer het in het goedgekeurde stedelijk plan gebaseerd op de verklaring van uitzonderlijke universele waarde. De zesde luidt: Voorzie in de creatie van een adviserend panel van experten, specifiek voor het goed ingeschreven op de Werelderfgoedlijst, dat geconsulteerd mag worden bij belangrijke projecten en in een vroeg stadium advies kan verlenen over de gepastheid. Dat is dus de officieuze vertaling van de zes aanbevelingen.
Het klopt natuurlijk wel dat mogen we niet verhullen dat UNESCO en ICOMOS een aantal pijnpunten hebben vastgesteld, en dat op basis daarvan een aantal specifieke aanbevelingen zijn geformuleerd. Ik wil er ook op wijzen dat het Werelderfgoedcomité niet vraagt dat al die aanbevelingen tegen 1 februari 2012 zouden zijn omgezet. Wel wordt tegen 1 februari 2011 een ontwerp van verklaring van uitzonderlijke universele waarde verwacht. 1 jaar later moet voor het eerst worden gerapporteerd over de vooruitgang die is geboekt in de implementatie van die aanbevelingen. Dus het hoeft niet allemaal uitgeklaard te zijn over anderhalf jaar, wat natuurlijk niet betekent dat we de zaken op hun beloop kunnen laten.
Ik zal de vier vragen zo veel mogelijk in één keer beantwoorden omdat ze toch gelijklopend zijn. Een aantal specifieke vragen zal ik aan het einde behandelen.
Het rapport van de visitatiecommissie werd op 15 juni via e-mail rechtstreeks aan Ruimte en Erfgoed bezorgd. Dit agentschap volgt het UNESCO-Werelderfgoed op Vlaams grondgebied op, en geldt als informeel aanspreekpunt voor de UNESCO. Formeel loopt alle communicatie via de Belgische vertegenwoordiging bij de UNESCO. Ruimte en Erfgoed heeft het rapport daarop doorgestuurd aan het stadsbestuur van Brugge en aan mijn kabinet. Mijn administratie was aanwezig in Brasilia.
Inmiddels is ook met het stadsbestuur van Brugge overlegd, waarmee ik een antwoord geef op de vragen van de heren Vandaele en Caron. Ik ga straks uitgebreid in op dit overleg en de afspraken die daar gemaakt zijn.
Er is nog geen overleg geweest of gepland met de Brugse erfgoedsector. Ik ontving wel een brief van het Brugse Erfgoedforum met een vraag tot overleg met betrekking tot deze problematiek. Ik zal deze mensen in de nabije toekomst uitnodigen voor een overleg op mijn kabinet. Ik vond dat ik eerst het overleg met de stad Brugge moest kunnen houden.
Overleg met mijn collega van Ruimtelijke Ordening is op dit moment niet nodig gelet op de initiatieven van de stad Brugge. Ik kom hier later nog op terug.
Ik ga in op de diverse aanbevelingen. De eerste aanbeveling zegt: denk na over manieren om het goed op te nemen in het nationale wettelijke kader als een stedelijk landschap, om zo de samenhang en de globale stedelijke verschijningsvorm te beschermen. Zoals ik al zei, dit is geen expliciete vraag voor de volledige bescherming van de binnenstad van Brugge. Dat is trouwens een immense oppervlakte van 430 hectare. Ik toon straks nog een kaart om nog meer toe te lichten wat we exact van plan zijn. Op zich geeft die kaart geen beeld van de oppervlakte, maar u ziet wel dat het een groot gebied is. Een bescherming houdt in dat men de bedoeling heeft om het voorwerp van de bescherming te bewaren voor de toekomst. Heel wat panden in de Brugse binnenstad hebben geen erfgoedwaarde. Van de circa 11.500 panden zijn er 550 beschermd; er zijn tien stadsgezichten. Tevens zullen we in het geval van een volledige bescherming van de binnenstad vrijwel onmiddellijk worden geconfronteerd met nieuwe constructies die automatisch mee beschermd zijn, waarvoor we in principe na verloop van tijd zelfs onderhoudspremies indien er een goedgekeurd herwaarderingsplan bestaat kunnen toekennen.
Bescherming als stadsgezicht van de World Heritage Property (WHP) komt niet tegemoet aan de fundamentele nood om, zoals door de UNESCO gevraagd, voor de stad een beheersplan of beheersplannen op te maken die bindend zijn. Het komt niet tegemoet aan de hoofdaanbevelingen van de UNESCO, met name de aanbevelingen twee, drie en vijf.
Zon beschermingsbesluit is een gigantisch grote en zeer delicate operatie. Het gaat om 11.500 panden met eigenaars die vaak niet gekend zijn en over de hele wereld verspreid kunnen zijn. Er is enorm veel kans op procedurefouten, mensen die onvindbaar zijn, aan wie we niet kunnen betekenen enzovoort. We vrezen voor een cascade van procedures bij de Raad van State die ons niet vooruit zouden helpen. We zouden de procedure misschien zelfs weer moeten heropstarten.
Elk later te nemen initiatief tot wijziging niet enkel sloop van de bestaande toestand, kan stuiten op een arrest van de Raad van State. Dit kan mogelijk worden opgelost door het voorstel van decreetswijziging ingediend door mevrouw Van Volcem, ontwikkeld door professor Draye, maar dat is slechts een oplossing voor een van de problemen.
Brugge is nog maar pas ontvoogd op het vlak van ruimtelijke ordening, en ik heb het met plezier gehoord voert een goed beleid. Het laatste argument is dan ook dat de stad weer onder curatele zou komen te staan als het hele stadsgezicht wordt beschermd. De stad beschikt zelf over goede instrumenten en een uitgewerkte dienst, die dat altijd naar behoren afweegt en deskundig beoordeelt. Ze zou onder curatele worden geplaatst van de diensten Erfgoed, die daar ook niet op gebrand zitten, het zou voor hen enorm veel last creëren. De voortrekkersrol van de stad Brugge zou hiermee onderuit worden gehaald.
Ik heb aan de stad Brugge een plan van aanpak voorgesteld. Vanaf 2012 zullen, in uitvoering van het nieuwe decreet Onroerend Erfgoed, systematisch beschermingsdossiers stadslandschappen urban landscapes, zoals de UNESCO het noemt worden uitgewerkt aan de hand van grote historische structuren op basis van hun typerende historisch-structurele waarde en het intrinsieke belang van de bebouwing ervan. Dat voorstel komt van onze dienst Erfgoed in Brugge. Zij onderscheiden daar drie stadslandschappen in de brede betekenis van het woord: de vesten rond de historische binnenstad, de reien die de binnenstad helemaal doorkruisen en tot slot een aantal openbare pleinen die nog niet beschermd zijn. Dat zijn de Markt, de Burg, het Simon Stevinplein, de Woensdagmarkt, de Vismarkt en het Zand. We gaan werken met grote structuren in de binnenstad die duidelijk geconfigureerd is. We gaan werken met de meest kenmerkende en typerende historische structuren van de stad: de vesten, de reien en de grote openbare pleinen. De reien vormen verantwoorde en in de praktijk afscheidbare gehelen. Dat project zal ongeveer 4 jaar in beslag nemen.
Intussen zal mijn administratie in 2011 ook werk maken van de bescherming van de zogenaamde topstukkenlijst. Dat is een lijst van een 90-tal prioritair te beschermen panden in de Brugse randgemeenten. Dat heeft niets te maken met de binnenstad. Het is een expliciete vraag van de stad die hoopt daarmee een signaal te geven aan de UNESCO dat Brugge blijft doorgaan met de bescherming van panden die daarvoor in aanmerking komen.
Ik kom bij de tweede en derde aanbeveling. Daar bestaan de acties uit de opmaak en actualisatie van deelplannen voor de binnenstad en de opmaak van een RUP voor de binnenstad. De stad Brugge heeft tijdens het overleg haar actieplan voorgesteld. Mijn administratie en ikzelf zien veel heil in het plan van het stadsbestuur om opnieuw deelplannen uit te werken voor de binnenstad. De opmaak van deze plannen zou worden voorafgegaan door een proces van bouwblokinventarisatie, waarbij de erfgoedwaarde van de individuele panden en hun globale verschijningsvorm in straatbeelden en bouwblokken in detail worden onderzocht. Dat is vroeger gebeurd voor een deel van de stad. Men zou dit nu finaliseren. Op basis van dit onderzoek kan een langetermijnbeheersvisie worden uitgewerkt in de vorm van deelplannen.
Deze gedifferentieerde aanpak door Vlaanderen en Brugge komt mijns inziens tegemoet aan verschillende verzuchtingen van de visitatiecommissie en het Werelderfgoedcomité, zonder het functioneren van de stad in de 21e eeuw onmogelijk te maken. De UNESCO legt immers geen bescherming als stadsgezicht op. Een gedeeltelijke bescherming als stadslandschap, aangevuld met een verankering via het stedelijke instrumentarium lijkt mij een heel werkbare oplossing te zijn.
Uit het voorgaande blijkt dat Vlaanderen en Brugge hier samen voor moeten zorgen. Uit mijn gesprek met het stadsbestuur blijkt dat zij deze verantwoordelijkheid zeer ter harte nemen. Brugge zal ook een RUP van de binnenstad opmaken. De stad is bereid om hiervoor middelen vrij te maken. Ik noteer de opnieuw gestelde vraag van mevrouw Van Volcem, die ik ter plaatse al heb beantwoord, met de mededeling dat ik daar geen middelen voor heb.
We weten dat Brugge beschikt over zeer performante diensten, en dat de samenwerking tussen de stad en Ruimte en Erfgoed goed verloopt.
De vierde aanbeveling gaat over de zichten. Brugge onderneemt daarbij een aantal acties. Zo wordt het uitvoeren van visuele impactstudies verplicht ingeschreven in de stedenbouwkundige verordening en moet bij de bouwaanvragen een document worden gevoegd.
Ook voor de zesde en zevende aanbeveling worden een aantal acties ondernomen. Er wordt een rapport opgemaakt waarin de uitzonderlijke universele waarden van WHP Brugge omschreven worden. Een voorlopige versie van dit document is momenteel aan het stadsbestuur bezorgd voor commentaar. We zitten hier dus op schema.
Verder wordt het structuurplan Brugse binnenstad geactualiseerd door de opmaak van een beleids- en beheersplan. Er moet ook een adviesorgaan van deskundigen worden opgericht, specifiek voor WHP. Er moet ook nagegaan worden hoe dit zich verhoudt met andere adviesorganen. Ook hiervoor heeft het stadsbestuur concrete plannen om al op korte termijn gevolg te geven aan deze vraag om een panel van deskundigen samen te stellen.
Tot slot moet er een colloquium georganiseerd worden om de conflictpunten tussen een levende stad en haar historisch karakter te definiëren. Deze actie beantwoordt aan de fundamentele problematiek die hier is geschetst en die ons allemaal beroert. Het gaat om een gezamenlijk initiatief van de stad Brugge en de Vlaamse overheid om een colloquium te organiseren over werelderfgoedsteden in de 21e eeuw. Het spreekt voor zich dat deze thematiek aansluit bij het huidige UNESCO-onderzoek in Brugge, maar het is een onderwerp dat ruimer leeft. Zowel vanuit Franse als Nederlandse hoek zijn er al enthousiaste reacties gekomen, en is men bereid om actief mee te werken. Er zijn ook al gesprekken geweest met het Werelderfgoedcentrum over een plaats op de officiële kalender. Het is goed dat hierover een colloquium wordt georganiseerd en dat er rekening kan worden gehouden met de ervaringen van diverse steden in andere landen.
We doen echter nog meer dan dat. Naar aanleiding van de erkenning van Gent als Creative City of Music waren heel wat mensen van de UNESCO ter plaatse. Ik heb van die gelegenheid gebruik gemaakt om met die mensen te praten alsook met de Belgische ambassadeur bij de UNESCO en met onze vertegenwoordiger in Parijs bij de UNESCO. Ik heb hen gewezen op die problematiek en hun gevraagd om die in de juiste context te schetsen. We willen immers vermijden dat het beeld zou ontstaan dat er geen beleid wordt gevoerd. Dat is absoluut niet het geval. Wij zijn ernstig bezig daar werk van te maken.
Het was nuttig dat die gesprekken hebben plaatsgevonden. Ik heb aan onze vertegenwoordiger, de heer Nic Vandermarliere, gevraagd om dat heel concreet op te volgen en ervoor te zorgen dat Vlaanderen, dat heel goed bekend is bij de UNESCO wij zijn een van de grootste donoren alle kansen krijgt voor een dialoog die belangrijk is om tot een constructieve oplossing te komen.
Het is de bedoeling om bij de tussentijdse evaluatie in 2012 een aantal realisaties voor te leggen. Er is heel snel werk gemaakt van de acties die ik heb opgesomd, zowel door de stad als door mijn administratie. Begin volgend jaar al zal de Vlaamse overheid, zoals gevraagd, een ontwerp van verklaring van uitzonderlijke universele waarde overmaken aan de UNESCO. De eerste draft is gemaakt en is bezorgd aan de stad. We zullen daarover een dialoog voeren. Daarbij zullen we ons aan de timing kunnen houden. Samen met dit document zullen we ook een stappenplan en timing aan het Werelderfgoedcomité bezorgen.
De vraag van de heer Verstreken staat hier enigszins apart van. Hij vraagt hoe deze aanbevelingen zich verhouden tot de inspanningen inzake administratieve vereenvoudiging, met verwijzing naar de commissie-Berx en de commissie-Sauwens. Een integrale bescherming van de binnenstad zou moeilijk te sporen zijn met het streven naar administratieve vereenvoudiging. Het zou bijkomende administratieve lasten met zich meebrengen en bindende adviezen van erfgoed creëren voor de stad. Daardoor zou de stad minder snel kunnen reageren en minder autonoom kunnen handelen, terwijl er net een roep is voor meer autonomie.
Ook het voorstel om de adviezen van adviserende instanties een bindend karakter te verlenen zou in conflict treden met de aanbevelingen van de commissie-Berx en de commissie-Sauwens.
Ik trap een open deur in wanneer ik zeg dat Brugge een van onze belangrijkste toeristische producten is. Het erfgoed van Brugge is een belangrijke factor in het aantrekken van toeristen. Er is nooit een studie gemaakt over de toegevoegde waarde van de erkenning als werelderfgoed. Wanneer mensen naar Brugge komen, dan doen ze dat omdat de binnenstad werelderfgoed is en omdat in alle mogelijke documentatie staat dat Brugge heel wat erfgoed bezit en een heel aantrekkelijke stad is die ook nog heel wat bijkomende troeven heeft.
Een UNESCO-label is een belangrijke troef voor de stad hoewel het toerisme in Brugge daar niet mee staat of valt. Het zou helemaal niet fijn zijn indien dat label zou wegvallen. Dat zou een negatieve weerslag hebben die we te allen prijze moeten vermijden.
Wat de stand van zaken van het nieuwe Erfgoeddecreet betreft, stel ik voor dat we deze discussie nu niet ten gronde voeren. De heer Van Mechelen heeft ook zijn nota bezorgd. Ik neem aan dat deze commissie zal voorzien in de nodige ruimte om daar uitgebreid over te praten. De visienota is bekendgemaakt en staat op de website. Mensen en organisaties konden tot 30 september reageren. In het kader van dit antwoord lijkt het me niet relevant om daar nu verder op in te gaan.
De voorzitter : De heer Caron heeft het woord.
De heer Bart Caron : Minister, ik dank u voor het zeer uitgebreide en degelijke antwoord. Ik kan er heel goed mee leven. De aanpak is uitstekend, maar wat ik ook vaststel is dat ons Vlaams instrumentarium en u zegt dat ook met zoveel woorden eigenlijk niet helemaal voldoet om dergelijke complexe dossiers op de juiste manier aan te pakken. Het is dus ook nodig om daarover na te denken zodat we een nieuw instrumentarium kunnen ontwikkelen waarbij we de twee dimensies van de zorg om het erfgoed combineren. U kent het grapje van de lelijke frituur die niet weg mag omdat ze in een stadsgezicht staat, dus een stadsgezicht is geen goed instrument. We moeten op een goede manier omgaan met de problematiek van samenhangende gehelen die een binnenstad waar bij wijze van spreken 7 waardevolle en 24 minder waardevolle gebouwen staan typeren. Het is altijd moeilijk afwegen om de context mee te nemen. Gisteren hadden we een discussie over de problematiek van de inventaris. Het is eigenlijk dezelfde discussie: wat nemen we mee en wat niet?
Minister, ik kijk uit naar het rapport dat er volgend jaar komt. Ik kijk uit naar de verklaring van uitzonderlijke universele waarde. Ik moet een beetje wennen aan de nieuwe terminologie. Ik kijk al uit naar die documenten, maar globaal genomen kan ik mijn waardering uitspreken voor deze aanpak.
De voorzitter : Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Mevrouw Mercedes Van Volcem : Minister, ik zou toch nog eens willen beklemtonen dat we geen schrik moeten hebben van de aanbevelingen. Ze kunnen integendeel een katalysator zijn om nog meer te doen en om zelfs met Brugge een koploper te worden in het beheer van onroerend erfgoed.
Wij hebben een actieplan opgesteld. De aanbevelingen hebben er in Brugge toe geleid dat we in extra middelen moeten voorzien. De kosten voor experten, voor de opmaak van deelplannen, voor de opmaak van een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) en voor extra personeel worden op 500.000 euro geraamd.
Ik denk dat u samen met mij zal moeten erkennen dat ook de stad Brugge de aanbevelingen zeer nauwgezet opvolgt en voor een stuk een voortrekkersrol speelt. Het colloquium is een zeer interessant debat, maar ik hoop dan ook dat het instrumentarium voldoende waarborgen geeft voor de UNESCO, want dat is haar voornaamste eis.
Ik zou willen afronden met te zeggen dat het nieuwe instrumentarium er niet toe mag leiden dat het als het ware een kwijtschelding zou zijn van een Vlaamse verantwoordelijkheid voor het erfgoed. Er moet in de nodige fondsen worden voorzien. Door de aanbevelingen heb ik mijn schepencollege kunnen overtuigen om mee te doen. Minister, ik hoop dat u ook in de Vlaamse Regering voor het beheer van middelen voor monumentenzorg, onderhoud van monumenten en stedelijke landschappen een inspanning kunt doen.
De voorzitter : Mevrouw Polleyn heeft het woord.
Mevrouw Sabine Poleyn : Minister, de heer Verstreken is niet meer aanwezig, dus ik wil u danken voor uw antwoord en voor uw zoektocht om een evenwicht te vinden tussen Brugge als levendige en dynamische stad enerzijds en anderzijds als een erkende UNESCO-site, want dat is een zeer belangrijke toeristische troef voor Brugge.
Minister Geert Bourgeois : Mijnheer Caron, zodra de verklaring er is, zal ik die meedelen. Als er dan vragen zijn, kunnen we die behandelen. Nu zijn we ze nog aan het bespreken met de stad, dus zou het voorbarig zijn om dat nu al te doen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.