Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 24/06/2010
Vraag om uitleg van mevrouw Elisabeth Meuleman tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over de opvang van kinderen uit het gewoon onderwijs in aan het buitengewoon onderwijs verbonden internaten
De voorzitter : Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Mevrouw Elisabeth Meuleman : Voorzitter, minister, collegas, het opvangcentrum in De Haan is een onderdeel van Medisch-Pedagogisch Instituut Gemeenschapsonderwijs (MPIGO) De Vloedlijn, dat enerzijds bestaat uit een lagere school buitengewoon onderwijs in Oostende en anderzijds uit een internaat, in de week, en een opvangcentrum, tijdens weekends en vakanties, in De Haan. Het opvangcentrum is een verlengstuk van de internaten van het buitengewoon onderwijs in Vlaanderen.
Het opvangcentrum vangt dus in weekends, op kindvrije dagen en in vakanties, kinderen op die om uiteenlopende redenen niet naar huis kunnen. Meestal gaat dit om problemen van gerechtelijke aard. De kinderen komen uit hun weekinternaat van Roeselare, Kortrijk, Oudenaarde, Aalst, Brugge, Oedelem en uit het eigen internaat, hun weekends en vakanties doorbrengen in het opvangcentrum aan zee. Nu kunnen die weekinternaten verbonden aan het buitengewoon gemeenschapsonderwijs, ook kinderen uit het gewoon onderwijs opvangen. Een jeugdrechter kan inderdaad alle kinderen uit een gezin 7 dagen op 7 plaatsen in het internaat zonder onderscheid te maken tussen kinderen uit het buitengewoon onderwijs en kinderen uit het gewoon onderwijs. Het betreffende internaat krijgt dan ook werkuren voor alle kinderen.
De opvangcentra verbonden aan scholen buitengewoon onderwijs, naast De Vloedlijn gaat het om de centra in Neder-Over-Heembeek, Koksijde en Leopoldsburg, die een verlengstuk zijn van de internaten in weekends en vakanties, vangen die kinderen op aangezien ze 7 dagen op 7 geplaatst zijn door de jeugdrechter. Wettelijk kan een opvangcentrum dit echter niet doen en krijgt men daar dus ook geen uren voor, en ook geen personeel.
Deze problematiek werd reeds aangekaart in Brussel voor de zomer van 2009. Ondertussen zijn we een jaar verder en er is nog steeds geen mogelijkheid om uren toe te kennen aan het opvangcentrum voor kinderen uit het gewoon onderwijs. Nochtans hebben we hier te maken met een groep van bijzonder kwetsbare en vaak ook moeilijk handelbare kinderen, die echt een intensieve begeleiding nodig hebben.
Minister, erkent u deze problematiek? Zoekt u naar een oplossing voor dit probleem? En zo ja, welke stappen zijn hiervoor reeds gezet en wat is de timing voor een adequate oplossing van dit probleem?
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : Voorzitter, mevrouw Meuleman, door Onderwijsdecreet XVI werd in 2006 in het koninklijk besluit 184, dat de Medisch-Pedagogische Instituten van het Gemeenschapsonderwijs (MPIGOs) regelt, ingeschreven dat leerlingen van het gewoon onderwijs financierbaar werden in een MPIGO. Deze regeling werd niet uitgebreid tot de opvangcentra. De opvangcentra, hoewel steeds ook een MPIGO, vallen voor hun opvangcentrum zijn onder het besluit van de Vlaamse Regering betreffende de opvangcentra van 13 mei 1992.
Ik heb speciaal voor u de cijfers laten opvragen door de administratie, want het zijn gegevens die we eigenlijk niet hebben, maar zo weten we waarover we praten. Ik geef de cijfers van leerlingen uit het gewoon onderwijs in opvangcentra tijdens de telperiode, zijnde de paasvakantie 2010 en de zomervakantie 2009, samen 76 dagen, voor de berekening van de omkadering voor het schooljaar 2010-2011: Neder-Over-Heembeek geen leerlingen, Lommel geen leerlingen, Koksijde 2 leerlingen uit het gewoon basisonderwijs die 76 en 14 dagen verbleven en 2 leerlingen uit het gewoon secundair onderwijs die 76 en 42 dagen verbleven, Oostende 5 leerlingen uit het gewoon basisonderwijs die 66, 24, 31, 14 en 14 dagen verbleven en 1 leerling uit het gewoon secundair onderwijs die 54 dagen verbleef. In 3 verschillende MPIGOs zijn er 13 leerlingen van het gewoon onderwijs zonder bo-inschrijvingsverslag ingeschreven. In 1 MPIGO is er 1 leerling van het gewoon onderwijs met een bo-inschrijvingsverslag ingeschreven.
Ik geef deze cijfers, niet om de zaken te minimaliseren, maar om de juiste verhoudingen te duiden en het probleem in zijn context te plaatsen. We moeten dit probleem aanpakken in de totale context van de internaatopvang en in een geïntegreerde oplossing waarbij we het geheel van MPIs, zowel die van Welzijn als die gefinancierd door Onderwijs, in rekenschap nemen.
We berekenen geen omkadering voor de leerlingen uit het gewoon onderwijs in een opvangcentrum. We hebben er geen richtgetal voor. Een voor de hand liggende oplossing zou zijn om in de regelgeving een richtgetal in te schrijven. Maar in de feiten zou dat in de betrokken opvangcentra niets veranderen. Opvangcentra werken op basis van een erkend aantal bedden. De betrokken opvangcentra zijn volzet. Ze overschrijden zelfs in zekere mate hun erkenningsnorm. Richtgetal of niet, er vallen altijd enkele leerlingen buiten de berekening. In het belang van de voorzieningen worden in het geval van overschrijding de minst omkaderde leerlingen buiten de berekening gehouden.
Wat betreft het probleem van de capaciteit, moeten we zoeken naar mogelijkheden voor de verschillende MPIs om hun residenten ook op schoolvrije dagen op te vangen, zoals dat ook voor de MPIs gesubsidieerd door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap het geval is. Dat brengt een hele discussie met zich mee over regelgeving, aansturing, financiering, gelijkschakeling, programmatie enzovoort.
De minister van Welzijn en ik hebben al aangegeven dat we in deze legislatuur werk willen maken van het reglementaire kader van de internaten en de MPIs. We zullen uw vraag in deze oefening integreren. Gelet op de complexiteit en de omvang van het totale dossier internaten en de budgettaire context zullen we bedachtzaam te werk moeten gaan, in de schoot van de Vlaamse Regering en in overleg met de sociale partners.
Mevrouw Elisabeth Meuleman : Minister, ik was me ervan bewust dat het om vijf leerlingen ging in Oostende en nog enkele in de andere internaten. Dat zijn de meest kwetsbare kinderen. Ze zijn vaak geplaatst, komen uit problematische opvoedingssituaties en vertonen zware gedragsproblemen. Een begeleider voor vijf kinderen maakt een verschil. Voor die groep kunt u dat niet minimaliseren.
De mensen daar hebben me verteld dat er een opstapeling is van zaken: de leerlingen die niet zijn vergoed, een capaciteitstekort op de piekmomenten, het vervoer dat niet wordt terugbetaald. Dat laatste heb ik al een paar keer aangehaald. De combinatie van factoren maakt het voor deze bijzonder kwetsbare groep moeilijk om het hoofd boven water te houden.
Het is een groep voor wie we moeten opkomen, ook al zijn ze niet met veel. Zij zijn ook het minst mondig. Ze zullen nooit zelf voor hun rechten opkomen. De ouders zijn vaak geplaatst, zitten ergens in de gevangenis, zijn drugsverslaafd of weet ik veel. Als wij het vanuit de politiek niet doen, wie gaat hun dan een stem geven? Daarom vond ik het toch belangrijk genoeg, ook al wist ik dat het om een beperkt aantal leerlingen ging.
Minister, u zegt telkens dat u het probleem van het vervoer zult oplossen in samenspraak met minister Vandeurzen. Ik hoop dat u snel het probleem van de internaten en de MPIs aanpakt.
Minister Pascal Smet : Uiteraard.
De voorzitter : Het incident is gesloten.