Commissie voor Woonbeleid, Stedelijk Beleid en Energie
Vergadering van 10/06/2010
Interpellatie van de heer Joris Van Hauthem tot mevrouw Freya Van den Bossche, Vlaams minister van Energie, Wonen, Steden en Sociale Economie, over de nieuwe vernietiging door de Inspectie RWO van een beslissing van de sociale huisvestingsmaatschappij Inter-Vilvoordse tot verkoop van een aantal sociale woningen aan de stad Vilvoorde
Interpellatie van de heer Christian Van Eyken tot mevrouw Freya Van den Bossche, Vlaams minister van Energie, Wonen, Steden en Sociale Economie, over het vastleggen van de modaliteiten voor de taalbereidheid Nederlands van de kandidaat-kopers van stedelijke sociale woningen in Vilvoorde
De voorzitter : De heer Van Hauthem heeft het woord.
De heer Joris Van Hauthem : Voorzitter, minister, collegas, luidens berichten heeft de inspectie van het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed (RWO) opnieuw een beslissing vernietigd of geschorst van de sociale huisvestingsmaatschappij Inter-Vilvoordse Maatschappij voor Huisvesting tot verkoop van een aantal sociale woningen aan de stad Vilvoorde.
In het verleden hebben we hier ook al vragen over gesteld naar aanleiding van een vorige beslissing, namelijk toen in januari diezelfde inspectie de verkoop van sociale koopwoningen van de Inter-Vilvoordse aan de stad heeft geschorst omdat dat niet in overeenstemming zou zijn met de Vlaamse Wooncode. De stad Vilvoorde wou ze volgens haar eigen reglementering doorverkopen aan particulieren. Die reglementering komt er grosso modo op neer dat er een aantal Vlabinvestcriteria in staan alsook een taalvoorwaarde, namelijk een minimale kennis van het Nederlands. U hebt die verkoop alsnog laten doorgaan, maar u hebt gezegd dat er een kennis van de taal wordt geëist. Dat kan niet, want het moet gaan over een engagementsverbintenis en niet over een resultaatsverbintenis. Onder die voorwaarden is de verkoop doorgegaan.
De heer Jan Penris treedt als voorzitter op.
Nu blijkt dat de inspectie opnieuw de verkoop van de Inter-Vilvoordse aan de stad heeft geschorst, terwijl de burgemeester van Vilvoorde volgens zijn verklaringen heeft gezegd dat hij uitdrukkelijk heeft verwezen naar het besluit dat u, minister, toen genomen hebt. Wij begrijpen echt niet waarom de inspectie nu opnieuw de verkoop nietig verklaart of schorst.
Minister, kunt u ons zeggen hoe de vork aan de steel zit? Ik neem aan dat de Inter-Vilvoordse opnieuw bij u in beroep is gegaan. Kunt u ons zeggen wat de stand van zaken is? Als de verklaringen van de burgemeester van Vilvoorde juist zijn namelijk dat in de verkoopakte zou worden verwezen naar uw besluit van maart jongstleden , hoe kan het dan dat de inspectie alsnog optreedt?
De voorzitter : De heer Van Eyken heeft het woord.
De heer Christian Van Eyken : Voorzitter, minister, collegas, op 3 mei jongstleden heeft het college van burgemeester en schepen van de stad Vilvoorde een beslissing genomen betreffende het vaststellen van de modaliteiten inzake de taalbereidheid van de kandidaat-kopers van stedelijke sociale woningen.
Zoals de heer Van Hauthem al zei, is er over de vorige verkoop al een debat geweest. Naar aanleiding van de omstreden verkoop van elf sociale koopwoningen in Vilvoorde, hebt u, ondanks het negatief advies van de inspectie, toch beslist dat de verkoop kon doorgaan mits een aanpassing van het reglement. De taalvereiste mag geen resultaatsverbintenis inhouden, maar wel een inspanningsverbintenis. De stad Vilvoorde mag dus volgens mij wel een taalbereidheid vragen, maar geen taaltests meer opleggen.
Ik stel echter vast dat in het nieuwe uitgevaardigde reglement de taalbereidheid opnieuw, onder andere via een test, moet worden aangetoond. In de beslissing van het college van burgemeester en schepen staat: Indien de kandidaat geen diplomas conform artikel 3 van het stedelijk toewijzingsreglement kan voorleggen, krijgt de kandidaat toch de kans om via een taaltest zijn/haar kennis van de Nederlandse taal te bewijzen. Er wordt verwezen naar de test, gelijkaardig aan de taaltest zoals beschreven in artikel 4, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering tot reglementering van het sociale huurstelsel: Indien een kandidaat een attest van het Huis van het Nederlands kan voorleggen, waaruit een voldoende kennis van de Nederlandse taal blijkt, wordt de kandidatuur aanvaard. In artikel 4 van hetzelfde besluit staat echter: Indien geen voldoende kennis van het Nederlands wordt aangetoond, noch op basis van een diploma, noch op basis van een attest van het Huis van het Nederlands, kan de kandidatuur alsnog worden aanvaard, indien men objectief aantoont dat er voldoende inspanning geleverd werd om de taal aan te leren. Deze concrete bereidheid moet worden aangetoond op volgende manieren: ( ) Men verwijst dan naar de lessen en naar de reglementering van het sociale huurstelsel.
Minister, ik denk dat het college van burgemeester en schepenen hiermee ingaat tegen uw richtlijnen. Zoals reeds aangehaald, gaat het hier over koopwoningen en gaat de wooncode over huurwoningen. Voormalig minister Keulen heeft altijd gezegd dat hij de huur- en koopsector als twee volledig verschillende sectoren zag. In de huursector gaat het over een permanente relatie tussen de huurder en de verhuurder, terwijl het in de koopsector gaat over een eenmalige transactie.
Minister, bent u op de hoogte van de beslissing van het college van burgemeester en schepenen?
De beslissing is niet duidelijk. Enerzijds wordt gezegd dat een taaltest moet worden afgelegd, en anderzijds wordt gezegd dat men de bereidheid aangetoond moet hebben. Dat wil zeggen dat dit op voorhand moet gebeuren. Iemand die zich kandidaat stelt voor het kopen van een woning op het ogenblik dat hij nog geen taalbereidheid heeft getoond of zich nog niet heeft ingeschreven, zal automatisch worden geweigerd. Vandaar mijn tweede vraag, minister: welke maatregelen zult u in dit dossier nemen?
De voorzitter : De heer Van Rompuy heeft het woord.
De heer Eric Van Rompuy : Sorry, ik heb het begin gemist. Ik heb toevallig gisterenavond de burgemeester van Vilvoorde gezien. Hij zei mij dat hij de beslissing heeft genomen in het college, waarin hij letterlijk het antwoord van minister Van den Bossche op de eerste beslissing die toen door de inspectie was vernietigd, heeft geciteerd. Toen heeft de minister die beslissing in beroep niet aanvaard. Zij hebben voor de nieuwe beslissing met betrekking tot de aankoop van de nieuwe woningen letterlijk overgenomen wat de minister in haar brief had geschreven. Daarin zei zij dat men geen taalexamen mocht afnemen, maar dat er wel een taalbereidheidsvoorwaarde, een taalkennisvoorwaarde, als voorwaarde zou kunnen worden gesteld. Dus enkel een inspanning, geen resultaatsverbintenis.
Het college van Vilvoorde is dus verwonderd dat dit opnieuw wordt vernietigd en dat het opnieuw in beroep moet gaan. Wij hebben al vroeger ons standpunt daarover geformuleerd.
De voorzitter : Minister Van den Bossche heeft het woord.
Minister Freya Van den Bossche : Het besluit van het college van burgemeester en schepenen van 3 mei 2010 werd op 14 mei 2010 samen met de notulen van het directiecomité van 7 mei 2010 aan de toezichthouder doorgestuurd. Dat maakt allemaal deel uit van het dossier, zoals het ter kennisgeving is doorgestuurd naar de administratie.
U kent de vorige episode. Het aftoetsen van de besluiten van colleges van burgemeester en schepenen behoort in principe niet tot mijn bevoegdheden, maar de toezichthouder heeft de recente beslissing van de sociale huisvestingsmaatschappij Inter-Vilvoordse om bijkomend vijf voormalige sociale huurwoningen te verkopen aan de gemeente Vilvoorde inderdaad opnieuw geschorst en vernietigd. De toezichthouder blijft duidelijk van oordeel dat er onvoldoende garanties in de verkoopakte zijn ingebouwd die garanderen dat de voorwaarden die aan de koper, hier de stad Vilvoorde, worden opgelegd, ook effectief zullen worden nageleefd. In het bijzonder meent zij dat de taalvoorwaarde die de stad Vilvoorde stelt, de grenzen die ik heb gesteld in mijn besluit van 7 maart 2010, te buiten gaat en dat er dus niet voldaan wordt aan de opgelegde voorwaarden. U weet ook dat de termijn om beroep in te stellen tegen deze vernietiging door de toezichthouder nog loopt. Op heden is er nog geen beroep ontvangen. Ik kan dus ook nog geen uitspraken doen over die nieuwe vernietiging omdat ik nog afwacht of ik eventueel opnieuw een beroep van de stad Vilvoorde zal ontvangen.
Wat ik natuurlijk wel al wil zeggen, en ik ga daarmee in op wat de heer Van Rompuy zegt, is dat ik hier en nu geen reden zie om mijn eerder ingenomen standpunt te veranderen of af te zwakken en dat ik een eventueel beroep binnen exact dezelfde contouren zal beoordelen. Er is ook nog zoiets als logisch en consequent handelen van een overheid waardoor je op termijn een zekere rechtszekerheid kunt creëren. De afweging die ik zal maken, is of, zowel in de beslissing van de raad van bestuur van de sociale huisvestingsmaatschappij als in deze van het college van burgemeester en schepenen van de stad Vilvoorde, inzake taalvereisten de contouren, zoals die geschetst zijn in het arrest van het Grondwettelijk Hof van 10 juli 2008, worden gerespecteerd, en of er aldus wordt voldaan aan de voorwaarde van mijn vorige beslissing in deze materie. Natuurlijk kan ik u nog niet meedelen wat deze beslissing zal zijn omdat er op dit moment nog geen aanleiding is tot het nemen van een beslissing: er is nog geen beroep ontvangen.
De voorzitter : De heer Van Hauthem heeft het woord.
De heer Joris Van Hauthem : Minister, dank u voor uw antwoord. Maar er scheelt blijkbaar iets aan de communicatie. In Vilvoorde verwijst men letterlijk naar de beslissing die u op 7 maart 2010 hebt genomen, en dat zou in principe moeten volstaan. Maar de toezichthouder zegt dat het niet klopt. Van twee dingen één: ofwel heeft men in het college van burgemeester en schepenen van Vilvoorde uw bepalingen niet letterlijk overgenomen dat zou kunnen, ik kan mij daarover niet uitspreken , ofwel is uw beslissing van toen in hoofde van de toezichthouder nog niet voldoende.
Ik denk toch dat wij ervan uit mogen gaan dat u wellicht dezelfde beslissing zult nemen als u in maart hebt genomen, gesteld dat er bij u beroep wordt ingesteld.
De voorzitter : De heer Van Eyken heeft het woord.
De heer Christian Van Eyken : Het gaat toch over het probleem dat zich stelt in het artikel 3 van het besluit van het college van burgemeester en schepenen. Daarin staat een tegenstelling. Er wordt in artikel 4 effectief verwezen naar wat de minister heeft gezegd, maar in artikel 3 staat: Indien de kandidaat geen diplomas conform artikel 3 van het stedelijk toewijzingsreglement kan voorleggen, krijgt de kandidaat toch de kans om via een taaltest zijn of haar kennis van de Nederlandse taal te bewijzen. Er wordt hier niet verwezen naar een taalbereidheid, maar naar een taaltest. Ik kan begrijpen dat de toezichthoudende overheid in dezen, wegens artikel 3, wel gaten ziet in de beslissing van de stad Vilvoorde.
De voorzitter : Minister Van den Bossche heeft het woord.
Minister Freya Van den Bossche : Mijnheer Van Eyken, ik wil toch even reageren op dat laatste, zonder in te gaan op de volledige argumentatie van de inspectie. Wat u zegt, is natuurlijk intellectueel oneerlijk: u citeert onvolledig. U zegt, en dat klopt, dat in artikel 3 staat dat het goed is indien men kan aantonen dat men Nederlands kent. In artikel 4 staat dat als men dat niet kan, men het van ons mag leren en dat als men die inspanning wil doen, men nog altijd in aanmerking kan komen. Dat betekent dat wie het al kan, geen inspanning meer moet leveren. Dat is nogal wiedes, het zou immers nogal gek zijn dat iemand die het Nederlands machtig is, nog eens een taalcursus moet volgen om Nederlands te leren. Op dat vlak zie ik geen probleem.
De problemen die door de inspectie naar voren worden geschoven, zijn andere. Ik wil ook even zeggen dat de taaltest uit artikel 3 identiek is aan die in het Socialehuurbesluit waarin kandidaat-huurders zonder diploma ook via een tekst kunnen aantonen dat ze al Nederlands kennen en dus geen Nederlands meer moeten leren noch de inspanning moeten doen om dat te proberen. Het argument dat u aanhaalt, houdt sowieso geen steek. Het is ook geen argument dat de inspectie aanhaalt om te zeggen dat ze niet akkoord gaat.
Waar de inspectie het over heeft en dat heeft ze de vorige keer ook gedaan , is: één, dat ze een ontbindende voorwaarde wil ik ga me nog niet uitspreken over de opmerkingen van de inspectie, dat begrijpt u, ik doe dat pas wanneer ik het beroep heb ontvangen en twee, zegt dat als er niet in een sanctie wordt voorzien, het een loutere formaliteit wordt en de beslissing nooit als behoorlijk bestuur kan worden bestempeld. De inspectie stelt ook dat de voorwaarden die de stad oplegt, strenger zijn dan de Vlaamse uit het kaderbesluit Sociale Huur: ze voorzien niet in een uitzondering voor wie de cursus niet kan volgen, er is geen aanvaarding van een inburgeringscontract of -attest, de cursus moet afgelopen zijn, zeggen ze en er wordt geen rekening gehouden met het cursusaanbod. Dat gaat dan over de taalvoorwaarden. Ik moet u wel even in herinnering brengen dat het Socialehuurbesluit natuurlijk niet slaat op de verkoop, aangezien dit gaat om een verkoop aan de stad die weliswaar binnen de contouren van het sociaal wonen en het sociaal woonbeleid iets moet aanvangen met de woningen, maar die niet gevat is door het Socialehuurbesluit als zouden zij sociale woningen aan de man brengen. Dat is een belangrijk verschil dat ik de vorige keer ook heb uitgelegd.
Zonder al te willen vooruitlopen op een eventuele reactie op een beroep dat ik zou ontvangen, lijkt het me logisch te stellen dat als de omstandigheden gelijk zijn, de beslissing gelijk is. Dus, in de mate dat de stad Vilvoorde zich correct zou hebben geconformeerd aan de vrij duidelijke instructies die ik op dat vlak heb gegeven, zie ik geen probleem. Mocht blijken dat ze dat niet heeft gedaan, zal ik anders moeten oordelen; daarvoor moeten we het beroep afwachten.
Mijnheer Van Hauthem, u zegt dat het niet logisch is dat ik iets zeg en dat mijn inspectie toch iets anders lijkt te zeggen. Ik zal de argumentatie van mijn inspectie eens heel grondig bekijken. Het zou kunnen dat ik een beslissing moet nemen die vollediger is. Het zou ook kunnen dat de beslissing zoals ze eerder is genomen, volstaat. Dan wil ik u gewoon even meedelen dat de inspectie niet door de minister kan worden aangestuurd, maar door een decreet wordt aangestuurd, de inspectie werkt immers autonoom. Het kan natuurlijk altijd gebeuren en ze zal ongetwijfeld ook rekening houden met wat ik beslis. Er zal een objectief verantwoorde reden zijn waarom de inspectie, ondanks de vorige beslissing toch oordeelt dat een vernietiging op zijn plaats is. Aan mij om, wanneer ik een beroep ontvang, af te wegen of dat in te willigen valt of niet. Ik vermoed dat we hier nog op zullen terugkomen, maar, voor alle duidelijkheid, ik ben niet van plan om eerder genomen beslissingen aan deze zijde in vraag te stellen.
De voorzitter : De heer Van Eyken heeft het woord.
De heer Christian Van Eyken : Minister, u zegt dat in artikel 4 alles goed staat. Als ik het lees, heb ik er toch mijn vragen bij ofwel begrijp ik het Nederlands niet meer. (Gelach)
In artikel 4 staat: Indien geen voldoende kennis van de Nederlandse taal wordt aangetoond, noch op basis van een diploma, noch op basis van een attest van het Huis van het Nederlands, kan de kandidatuur alsnog aanvaard worden indien men objectief aantoont dat een voldoende inspanning geleverd werd. Er staat werd, het is dus geen verbintenis, men heeft die inspanning al moeten leveren, het verwijst naar iets dat in het verleden gebeurd is.
Ik treed uw standpunt niet bij, maar ik kan wel begrijpen dat u zegt dat een taalbereidheid moet worden aangetoond op het moment dat men zich kandidaat stelt. Hier staat duidelijk dat men al een inspanning geleverd moet hebben, men verwijst naar iets dat in het verleden gebeurd is. De stad Vilvoorde blijft dus in troebel water zitten.
De voorzitter : Minister Van den Bossche heeft het woord.
Minister Freya Van den Bossche : Ik zal u vertellen hoe ik het vierde streepje bij artikel 4 lees, maar ik doe er nog geen definitieve uitspraak over. Er staat: Indien de kandidaat op het moment van de kandidatuurstelling over documenten beschikt conform de bovenvermelde modaliteiten betreffende de inspanningsverbintenis, wordt de betreffende kandidatuur aanvaard. Hoe ik dat op dit ogenblik lees en begrijp, en waardoor ik ook vind dat het correct zou zijn om het toe te passen, betekent dit dat men bij kandidaatstelling een document moet kunnen voorleggen waaruit blijkt dat men is ingeschreven om een cursus te volgen, maar dat op het moment dat de koop plaatsvindt en daar zitten ettelijke maanden tussen men intussen wel op een correcte manier die inspanning in daden moet hebben omgezet. Dat is hoe ik het lees en dat is ook hoe de eerdere uitspraak aan deze zijde moet worden geïnterpreteerd: men kan de intentie meedelen op het moment van de kandidaatstelling, maar op het moment dat de koop plaatsvindt, lijkt het me logisch dat men de zekerheid moet hebben dat die intentie geen dode letter blijft. Dat is wat ik hier op het eerste gezicht lees en ik zie niet onmiddellijk een groot probleem als men het toepast zoals ik het hier nu luidop zeg.
De voorzitter : Het incident is gesloten.