Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 10/06/2010
Vraag om uitleg van mevrouw Ulla Werbrouck tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over fitnesscentra in scholen
De voorzitter : Mevrouw Werbrouck heeft het woord.
Mevrouw Ulla Werbrouck : Voorzitter, minister, collegas, ik heb wat gegoogled en zag dat er overal fitnesscentra in scholen komen. De vzw FitClass richt in samenwerking met scholen die in het project van de vzw FitClass meestappen, fitnessruimtes in. Op de website www.fitclass.be staat het volgende te lezen:
Heeft jouw school een ruimte (ongeveer 150 m²) die je graag als fitnessruimte wil inrichten voor je leerlingen? Dat kan zonder extra investeringen dankzij de FitClass-formule. Wel eerst contact opnemen en je kandidaat stellen voor ons gezondheidsplan, meer bewegen en gezonder eten via http://www.schoolchallenge.be Bedoeling is dat de school actief betrokken is bij dit gezondheidsplan waarbij we leerlingen stimuleren om gezonder en actiever te gaan leven. Onze VZW Beweeg geeft je de nodige ondersteuning om de leerlingen te testen, motiveren en te belonen. De scholen die hier actief de ouders, leerlingen en leerkrachten bij betrekken komen in aanmerking voor een FitClass op school.
FitClass plaatst de apparatuur: 12 cardio- en 12 krachttrainingtoestellen. De leerkrachten lo krijgen een opleiding en regelmatige bijscholingen. 24 leerlingen kunnen per lesuur op een leuke manier aan hun conditie en spieren werken. Buiten de schooluren zijn dat FitClassers onder begeleiding van specifiek opgeleide kinesisten of leerkrachten lo. Voor de school en dus voor de leerlingen is tijdens de lesuren alles gratis. Het gebruik buiten de schooluren is betalend.
Momenteel zijn er 18 FitClass-ruimtes verspreid over Vlaanderen. Minister, bent u voorstander van zulke initiatieven? Erkent u de kritiek dat de FitClass-initiatieven een oneigenlijke concurrentie kunnen vormen voor de bestaande commerciële fitnesscentra in de omgeving van een FitClass in een school? Zullen de eventuele winststromen die er op een bepaald ogenblik theoretisch kunnen zijn, worden opgevolgd? Zullen de eventuele winsten ten goede komen van een algemeen doel gekoppeld aan het onderwijs en meer specifiek de betrokken school? Komt er een algemene richtlijn voor de scholen over hoe ze met dergelijke initiatieven moeten omgaan? Mogen scholen na de schooluren onbeperkt commerciële activiteiten aanbieden of de mogelijkheid scheppen om die commerciële activiteiten aan te bieden? In welke mate dienen scholen in hun toelating om een FitClass te runnen in hun gebouwen, de wetmatigheden van de vrije concurrentie te respecteren?
De heer Boudewijn Bouckaert : Minister, collegas, ik heb nog een kleine aanvullende opmerking. In het kader van de begroting is er een artikel goedgekeurd waarbij meer middelen worden gegeven om klassen open te stellen voor allerlei niet-schoolse activiteiten. Ik heb me bij die stemming onthouden, omdat je daar te maken kunt krijgen met een effect van crowding out. De overheid biedt zijn installaties aan onder de marktprijs, waardoor je een ondermijning krijgt van de private sector. Zo kun je met een ongewenst neveneffect te maken krijgen. Daar moet in het beleid op gelet worden. In die zin sluit ik me aan bij de vragen van mevrouw Werbrouck.
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : Voorzitter, minister, collegas, FitClass is een privaat-publieke samenwerking waarbij de vzw FitClass in ruil voor het gebruik van een lokaal in de school fitnesstoestellen in de school plaatst en die gratis ter beschikking stelt van de leerlingen. De leerkrachten lichamelijke opvoeding krijgen, in het kader van de begeleiding van de leerlingen, een opleiding om met de fitnessprogrammas van FitClass te werken. In ruil voor die dienstverlening vraagt FitClass van de deelnemende scholen het schoollokaal s avonds als fitnesscentrum voor externen te mogen uitbaten. Alleen diegenen die zich lid maken van FitClass, kunnen hiervan gebruik maken. De leden gaan de verbintenis aan om wekelijks te komen sporten. Vier keer per jaar worden ze aan een conditietest onderworpen. Doel van het initiatief is mensen ertoe te bewegen aan sport te doen. De doelgroep zijn ouders, buurtbewoners en oud-leerlingen.
Dit initiatief lijkt me op het eerste gezicht een win-winsituatie voor beide partijen. De school kan gebruik maken van dure toestellen zonder die zelf te moeten aanschaffen en onderhouden en de vzw FitClass kan in ruil daarvoor na de schooluren gebruik maken van het lokaal van de school.
U weet dat veel jongeren, die opgroeien in een beeldcultuur, een zittend leven hebben, waardoor hun conditie te wensen overlaat. Het project is er juist op gericht om jongeren ertoe aan te zetten om meer te bewegen, aan hun conditie te werken en zin te doen krijgen in sport. Dat is een lovenswaardige doelstelling, die ik alleen maar kan onderschrijven. Wellicht zal er ook een doorstroming zijn naar andere sportclubs, als men eenmaal de smaak te pakken heeft gekregen.
Ik kan niet ontkennen dat de uitbating door de vzw FitClass een zekere concurrentie kan vormen voor de commerciële fitnesscentra in de buurt van een school waar een FitClass bestaat. Anderzijds zijn de fitnesscentra van de vzw slechts toegankelijk voor leden en enkel buiten de schooluren en hebben ze een totaal ander doelpubliek.
De school is niet betrokken bij de uitbating: ze stelt enkel een lokaal ter beschikking en krijgt een tegenprestatie in natura. Aangezien de school bij de uitbating buiten de schooluren niet betrokken is, is het ook niet onmiddellijk aangewezen om winststromen die daardoor eventueel zouden kunnen ontstaan, te gaan opvolgen. Ik ga ervan uit dat de vzw op zijn minst breakeven draait. Het is logisch dat eventuele winsten de vzw, de vereniging zonder winstoogmerk, toekomen.
Op dit moment zie ik geen noodzaak om een algemene richtlijn naar de scholen te zenden, aangezien dit mij noch door de scholen, noch door de privésector als een problematische situatie is gesignaleerd.
De school stelt zelf geen handelsactiviteiten. Het gebruik dat de school van de toestellen kan maken, draagt bij tot de realisatie van de leerplannen lichamelijke opvoeding. In die zin ligt het initiatief dus in het verlengde van de schoolopdracht. Als er meerdere aanbiedingen zijn van andere centra die evenwaardig zijn aan wat de vzw FitClass doet, lijkt het mij wel aangewezen dat de scholen de verschillende aanbiedingen in overweging nemen en tegen elkaar afwegen.
De voorzitter : Mevrouw Werbrouck heeft het woord.
Mevrouw Ulla Werbrouck : Minister, ik zit met een heel dubbel gevoel. Laat mij de problematiek een beetje opentrekken en misschien wat ludieker maken: een school heeft een refter en een heel mooie keuken gekregen, dus zou ik een vzw kunnen oprichten en proberen om daar s avonds een bistro van te maken. Ik kan alles gebruiken wat daar te gebruiken valt. De winst gaat dan naar de vzw. Iedereen die voor de gemeente werkt, mensen die bij de christelijke mutualiteit zitten, de leerlingen, de ouders en de buurtbewoners mogen allemaal tegen een heel schappelijk prijsje komen eten. We zien daar geen concurrentie in voor de andere eetgelegenheden.
Ik heb het daar heel moeilijk mee, minister. Er is een echte concurrentiestrijd bezig. Ik heb het vooral moeilijk met het feit dat ze onder de marktprijs blijven en dat ze tegen veel te lage prijzen diensten aanbieden. Ik begrijp niet goed dat je daar zulke dure apparatuur moet plaatsen, terwijl er sportclubs in de buurt zijn waarmee je een samenwerking kunt opzetten. Dure installaties plaatsen en die dan s avonds commercialiseren: daar heb ik veel problemen mee. De mensen die dat aanbieden, moeten immers geen huur betalen, en het onderhoud wordt voor een heel groot stuk gedaan door de gemeente en de school.
Ik heb daar heel veel problemen mee, en door uw antwoord is er enkel nog meer mist gekomen. Ik had daar graag een duidelijker antwoord op gekregen. Misschien moet ik nog eens dieper in het dossier gaan graven en het dossier nog eens naar boven brengen.
De voorzitter : Mevrouw Coppé heeft het woord.
Mevrouw Griet Coppé : Voorzitter, minister, collegas, ik begrijp niet waarom mevrouw Werbrouck deze vraag stelt. Ik ken het project met FitClass in West-Vlaanderen, en daar is het een zeer groot succes. Ik wil de minister dan ook feliciteren voor het feit dat de schoolinfrastructuur daarvoor kan en mag worden gebruikt. Dat past volledig in de visie van een brede school. Er is in de parlementaire zittingen al verschillende malen gesproken over het tekort aan infrastructuur in bepaalde delen van het land om goed onderwijs te kunnen geven. Als daar een mogelijkheid is om de infrastructuur dubbel te gebruiken en mensen aan te zetten om te sporten, dan zou ik niet begrijpen waarom dat niet mag gebeuren op kosten van. Deze infrastructuur is er en kan maar zo maximaal mogelijk ingezet worden om ook te zorgen dat er meer welzijn is onder de bevolking, want dit is ook op kosten van. Als mensen niet voldoende bewegen, zal het ook de maatschappij zijn die uiteindelijk de zorg voor te dikke mensen, te weinig sportieve mensen met te weinig spieren in het lichaam moet helpen betalen. Minister, ik vind dit integendeel een zeer goede vooruitgang dat, met de infrastructuur die er staat, de mensen aangemoedigd worden om te sporten en mensen op deze manier de private sector eveneens kunnen zoeken. Het is soms voor bepaalde mensen een eerste prikkel om te sporten. Niet iedereen is topsporter geweest. Daarom steun ik het initiatief dat past in de visie brede school.
De voorzitter : Mevrouw Vanderpoorten heeft het woord.
Mevrouw Marleen Vanderpoorten : Ik wil me heel duidelijk aansluiten bij de woorden van mevrouw Coppé. Er zijn in het verleden dikwijls pogingen gedaan om schoolgebouwen na de schooluren niet altijd leeg te laten staan. Daarvoor kosten ze te veel geld. Er is juist een streven geweest om ze altijd in te zetten ten bate van de maatschappij op een of andere manier. Ik ken het initiatief niet zo goed als mevrouw Coppé, maar ik krijg toch de indruk dat het waardevol is en eerder moet worden ondersteund dan afgebroken.
De heer Boudewijn Bouckaert : Er zit ook een sterk ideologisch aspect aan. Onze partij staat voor een complementariteit van marktstaat en vrijwillige samenleving. Ik merk dat hier partijen zijn die de markt willen uitschakelen en het overheidspatrimonium willen gebruiken om aan oneerlijke concurrentie te doen. In het kader van het Europees recht is dat verboden, maar het Vlaams recht stoort zich daar blijkbaar niet aan.
Het is natuurlijk zo dat het doel goed is: meer beweging en minder obesitas. Mevrouw Coppé, u bent in heel die zaak belanghebbende met uw zuil, maar niet alle methoden om dat doel te bereiken zijn goed. Je kunt bijvoorbeeld consumentencheques geven aan mensen die aan fitness willen doen zodat het bezoek aan de fitnessclubs verhoogt. Je kunt natuurlijk ook de infrastructuur van de scholen gebruiken, maar dan moet je ervoor zorgen dat de prijzen die daarvoor worden aangerekend correct zijn en dat je niet aan oneerlijke concurrentie doet. Dat is onze visie. U hebt een andere visie, dat weten we. We kunnen maar constateren dat er op dat vlak een meningsverschil bestaat.
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : Ik sta een beetje te kijken van het debat. Ik denk dat mevrouw Vanderpoorten en mevrouw Coppé terecht hebben gezegd dat het een perfect voorbeeld is van hoe je overheidsinfrastructuur maximaal kunt doen renderen in het kader van het concept van de brede school. Ik wil erop wijzen dat het niet gaat om een platte commerciële activiteit, het is niet zomaar vrijblijvend. Het is om te beginnen een vzw en dat is nog altijd iets anders dan een commercieel bedrijf. Ten tweede vraagt men ook wat inspanningen aan de mensen. Ten derde is het duidelijk een win-winsituatie voor de scholen en het ligt in het verlengde van de leeropdracht. En als een refter een bistro zou worden, wel, waarom niet? Ik heb daar op zich niets tegen als de kinderen daar gratis mogen eten, het een mooi kader is en de kwaliteit goed is. Daar is op zich toch niets op tegen, zolang het allemaal evenwichtig en open is en aan een aantal standaarden voldoet. Niets belet, als er dan toch zoveel maatschappelijke betrokkenheid is bij bepaalde privébedrijven, dat ze dan ook een goed aanbod doen aan de scholen. Er wordt niemand uitgesloten.
De heer Boudewijn Bouckaert : De privésector moet wel alles wat hij investeert, halen uit de inkomsten die hij van cliënten krijgt. Zo goed bent u misschien als socialist toch ingelicht over de werking van de private sector. De staat daarentegen pakt het gewoon van de belastingbetaler. Minister, u hebt niet geantwoord op het argument dat het kan gaan over een underpricing, waardoor men dat crowding-outeffect ten aanzien van de private sector krijgt. U kunt natuurlijk de eliminatie van de private sector nastreven, maar dan moet u dat doel ook expliciteren.
De voorzitter : Mevrouw Werbrouck heeft het woord.
Mevrouw Ulla Werbrouck : Minister, een vzw betaalt ook geen belastingen op haar inkomsten. Dat is dus tweemaal winst voor die mensen. Ik zou nog zeggen dat het doel op zich goed is. We moeten proberen iedereen aan het sporten te krijgen, maar hier is alles uit zijn context getrokken: het gaat niet meer alleen over de leerlingen, de ouders ervan en de buurtbewoners, het gaat veel verder. Alle CM-leden krijgen nog eens een briefje met de mededeling dat ze 50 euro korting krijgen. Ook de gemeente en het OCMW krijgen een lagere prijs. Het gaat dus veel verder dan alleen die schoolkinderen. Als het alleen over de schoolkinderen en de ouders zou gaan, dan zou ik dat nog aanvaarden, maar we gaan de overheid toch niet laten concurreren tegen de zelfstandigen? Als de anderen het kunnen, waarom niet? Veel mensen hebben me al gebeld en gezegd dat ze over kop zijn gegaan omdat er een FitClass is die onder de prijs gaat.
De voorzitter : Het incident is gesloten.