Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 25/05/2010
Interpellatie van mevrouw Cindy Franssen tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over het vaststellen van de strategische en operationele doelstellingen voor het gelijkekansenbeleid
De voorzitter : Mevrouw Franssen heeft het woord.
Mevrouw Cindy Franssen : Voorzitter, minister, met mijn interpellatie wil ik u eraan herinneren dat u ook bevoegd bent voor gelijke kansen, in het bijzonder tussen vrouwen en mannen.
Op het einde van de vorige legislatuur hebben we in het Vlaams Parlement het decreet goedgekeurd houdende een kader voor het Vlaamse gelijkekansen- en gelijkebehandelingsbeleid. Dit decreet van 10 juli 2008 bepaalt enkele strikte timings. Ik verwijs naar artikel 8 van het decreet dat de Vlaamse Regering binnen 9 maanden na haar aantreden de strategische en operationele doelstellingen moet vaststellen. Het gaat om doelstellingen per beleidsdomein die gericht zijn op het bewerkstelligen van gelijke kansen, ongeacht geslacht, seksuele geaardheid, handicap of gezondheidstoestand, zogenaamd ras, huidskleur, afkomst, of etnische of nationale afstamming en geloof of levensbeschouwing. Verder dienen deze doelstellingen betrekking te hebben op de integrale toegankelijkheid van infrastructuur en informatie die voor een publiek toegankelijk is. Artikel 9 bepaalt dat per beleidsdomein minstens één strategische genderdoelstelling moet worden geformuleerd.
Minister, in uw beleidsnota 2009-2014 wordt hiernaar verwezen. Ik citeer: Begin volgend jaar dat is dus 2010 gaat er een nieuwe OCM-cyclus van start, met een nieuw doelstellingenkader en nieuwe acties. Deze cyclus loopt af eind 2014 ( ). OCM staat voor open coördinatiemethode. En verder staat er: Zoals vooropgesteld in het Gelijkekansendecreet moet de Vlaamse Regering binnen de 9 maanden na haar aantreden, met andere woorden, in de lente van 2010, de strategische en operationele doelstellingen bepalen waarbinnen tijdens de nieuwe OCM-cyclus zal worden gewerkt. Ik zal het overleg hier rond coördineren.
De eedaflegging van de Vlaamse Regering vond plaats op 13 juli 2009. De decretaal vooropgestelde termijn het decreet werd ingediend als ontwerp van decreet op initiatief van voormalig minister Van Brempt verstreek aldus op 13 april 2010. Het is ons niet bekend of de Vlaamse minister van Gelijke Kansen binnen de Vlaamse Regering de strategische en operationele doelstellingen waarvan sprake al heeft laten vaststellen. Het vermoeden bestaat dat dit nog niet gebeurd is.
Minister, welke zijn de strategische en operationele doelstellingen die per beleidsdomein voor het gelijkekansenbeleid moeten worden bepaald? Welke zijn de eventuele redenen voor het niet tijdig vaststellen van deze doelstellingen?
De voorzitter : Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Mevrouw Ann Brusseel : Minister, zoals ik een tijd geleden heb gezegd, betreur ik dat ik nog maar weinig, eigenlijk niets gerealiseerd heb gezien van de operationele doelstellingen. Ja, een campagnetje hier, een persberichtje daar, maar dat is niet zoveel. Minister, ik verwacht van u echte, goede genderindicatoren. U lacht ermee, ik ben blij dat u gelukkig bent en altijd vrolijk blijft, maar eerlijk gezegd, als het gaat over uw genderbeleid, dan is er weinig om vrolijk over te zijn.
Daarom ben ik tevreden dat mevrouw Franssen het probleem nog eens opwerpt en ik sluit me graag bij haar interpellatie aan. Er moet dringend meer worden ondernomen. Minister, ik hoop van u te vernemen wanneer we de gender- en overige indicatoren te zien zullen krijgen, en meer informatie over de operationele doelstellingen zullen krijgen.
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : Ik ben blij met deze interpellatie. Het geeft me de kans om de zaken te actualiseren. De bepalingen van het doelstellingenkader zijn er bijna. Op 18 mei hebben we voor de tweede keer op een interkabinettenwerkgroep de laatste wijzigingen besproken. Die zijn nu door de administratie verwerkt en voor een laatste check naar de kabinetten gestuurd. De bedoeling is dat we, als alles goed gaat, volgende week, voor einde mei, de nota kunnen overmaken aan de inspectie van Financiën. Als de nota terugkomt, kunnen we die voorleggen aan de Vlaamse Regering, vermoedelijk tegen midden juni.
Het klopt dat we iets trager zijn. De decreetgever, u dus, bepaalt de termijnen. Dat geldt niet alleen voor Gelijke Kansen, dat is ook zo voor Jeugd. Deze termijn van 9 maanden is heel kort. Dan zijn er twee mogelijkheden: ofwel wil je die termijn halen, en doe je haastwerk, dat niet gedragen is, en dan krijg je zon nietszeggend document. Je bent dan blij dat je de termijn haalt, maar fundamenteel is er niets gewijzigd aan de setting. Ofwel wil je dat serieus doen dat hebben we hier gedaan en dan stop je er wat meer tijd in. Dat komt omdat het over veel doelgroepen gaat. Iedereen is het erover eens dat je best een participatief proces hebt bij het opmaken van die doelstellingen. Je wilt met andere woorden een draagvlak creëren bij de relevante stakeholders, ook bij de ambtenaren in al die verschillende administraties die moeten instaan voor de concretisering van de doelstellingen.
Dat is natuurlijk tijdsintensief. Als je het serieus wilt doen en als je al die mensen de kans wilt geven om daadwerkelijk te spreken, daadwerkelijk te horen, daadwerkelijk te verwerken, dan neemt dat tijd in beslag. U weet ook dat de administratie van Gelijke Kansen niet meteen een mastodont is. Ikzelf heb er op mijn kabinet één medewerker voor. Voor dat hele participatief en tijdsintensief proces is de termijn van 9 maanden toch wel heel kort. Daar kun je je toch wel vragen bij stellen. In de praktijk zijn er voor het opstellen van die kaders geen 9 maanden maar 6 maanden. Je moet eerst een beleidsnota opstellen die moet worden besproken. Dan pas kan je er effectief aan beginnen.
Maar we zijn er nu toch in geslaagd om een heel ambitieus en kwalitatief doelstellingenkader op tafel te leggen. Dat is voorbereid in de ambtelijke commissie Gelijke Kansen, die uit vertegenwoordigers van alle beleidsdomeinen bestaat. Het wordt door mijn diensten gevoed, ondersteund en voorgezeten. Nogmaals, we hebben met heel wat organisaties contact gehad. Allen hebben ze reflectieteksten en memoranda overgemaakt, niet zozeer gerichte gelijkekansenvoorstellen. Je moet dan naar aandachtspunten zoeken die relevant zijn voor de uitbouw van een transversaal gelijkekansenbeleid.
Bovendien bleek het ook voor een aantal leden van de ambtelijke commissie geen sinecure om kant-en-klare voorstellen van doelstellingen aan te leveren. Dat is begrijpelijk en niet-begrijpelijk tegelijkertijd. Het is geen corebusiness, maar er zou meer ondersteuning moeten worden gegeven aan de verschillende beleidsdomeinen om duidelijke doelstellingen te formuleren. Wanneer we hier het doelstellingenkader zullen bespreken, dan zult u zien dat de 2 extra maanden de moeite waard zijn geweest.
We hebben de voorkeur gegeven aan een kwalitatief onderbouwd plan eerder dan aan een snel opgebouwd plan waarmee we de termijn zouden hebben gehaald, maar dat voor de rest niet echt inspirerend is.
Mevrouw Brusseel, om u voldoening te geven, ga ik overlopen wat we de afgelopen maanden hebben gedaan, want u doet alsof we de afgelopen maanden niet veel hebben gedaan. We zijn in 2009 begonnen met een bevraging door Gelijke Kansen aan alle stakeholders om suggesties van doelstellingen te krijgen. Er werd hun gevraagd naar de knelpunten en naar de verwachtingen die zij hebben met betrekking tot de rol van de Vlaamse overheid. Begin 2010 heeft mijn administratie de input van het middenveld verwerkt en gecommuniceerd naar alle leden van de ambtelijke commissie Gelijke Kansen. Mijn administratie heeft heel wat bilaterale gesprekken gevoerd met de verschillende beleidsdomeinen ter voorbereiding van de opmaak.
Op 8 maart 2010 hebben de leden de kans gekregen om doelstellingen te formuleren die in één document geïntegreerd zijn. Dit bleek geen sinecure, omdat er heel wat verschillen waren. Ik ga u besparen wie van mijn collegas wel met voorstellen voor zijn beleidsdomein kwam en wie niet, en van welke suggesties we de formulering moesten bijsturen. In april 2010 heb ik een brief gestuurd naar al mijn collegas in de Vlaamse Regering om te zeggen dat hun medewerking toch wel echt nodig was, dat we met een ambitieus plan zouden komen en dat we iets meer tijd zouden nemen. We hebben ze aangemaand om mee te werken, wat intussen dan ook is gebeurd.
Op 22 april 2010 is het voorstel van doelstellingenkader voorgelegd aan en besproken met een brede waaier aan middenveldorganisaties. Op 7 mei 2010 was er een eerste bespreking tijdens een interkabinettenwerkgroep. Op 18 mei 2010 is er een tweede en finale bespreking geweest tijdens een interkabinettenwerkgroep.
De bedoeling is dus om volgende week naar de Inspectie van Financiën te gaan en om het halfweg juni op de agenda van de Vlaamse Regering te plaatsen. We hebben dus 2 maanden meer genomen.
Uit het gedetailleerde overzicht en uit de manier waarop het tot stand is gekomen, kan je niet anders dan besluiten dat we kwalitatief, inhoudelijk en goed participatief te werk zijn gegaan, met een bevraging van alle stakeholders en met betrokkenheid van alle collega-ministers, wat de kwaliteit van het plan alleen maar ten goede kan komen.
De voorzitter : Mevrouw Franssen heeft het woord.
Mevrouw Cindy Franssen : Voorzitter, minister, ik was blij met de vragen en de interpellatie om hier een en ander duidelijk te stellen. Hoe meer antwoorden u gaf, hoe meer vragen er bij mij opnieuw naar boven kwamen.
Ik heb u gevraagd wat de strategische en operationele doelstellingen waren. Ik heb die niet vernomen, behalve dat we ze ongeveer bijna mogen verwachten. Ook de redenen voor het niet tijdig vastleggen van deze doelstellingen zijn niet duidelijk. U zegt dat we dit grondig moeten voorbereiden. U verwijst naar termijnen en zegt dat het Gelijkekansendecreet en het Gelijkebehandelingsdecreet initiatieven van het Vlaams Parlement waren. Ik heb in mijn memorie van toelichting ook gezegd dat het een ontwerp van decreet was: de termijnen zijn vastgelegd door uw voorganger-minister van Gelijke Kansen. Dit punt klopt dus eigenlijk niet.
Ik hoor al een aantal jaren spreken over het participatieve draagvlak en over het creëren van een draagvlak. Ik hoor al een aantal jaren dat de open coördinatiemethode nog in haar kinderschoenen staat.
U hebt het over de betrokkenheid van het middenveld. Ik zou graag weten over welk middenveld het gaat. Is er een antwoord geweest op de motie van aanbeveling die wij in 2007 namens het Vlaams Parlement hebben goedgekeurd, om ook de relevante socioculturele vrouwenorganisaties te betrekken voor de strategische genderdoelstelling?
Uw opsomming van de acties en de beschrijving van de gevolgde procedures, is eigenlijk niet meer dan de verdomde decretale verplichting die u moet naleven. Ik hoor hier weinig nieuws.
De timing is zeer belangrijk. U zegt dat we er bijna zijn. In het decreet wordt in artikel 8, 10, 11 en 14 telkens een strikte timing vooropgezet. Dat was vroeger ook zo. Ik kan me niet voorstellen dat nu plots een veel langere timing moet worden vooropgesteld. We zitten nu toch al een tijdje in de open coördinatiemethode en we moeten de kinderziektes al ontgroeid zijn. Ook in het antwoord van de vorige minister tijdens de bespreking over de stand van zaken met betrekking tot de toepassing van de OCM in de Vlaamse Regering wordt verwezen naar de ambtelijke commissie Gelijke Kansen die vijf maal per jaar samenkomt. Daarvan wil ik weten of die nog altijd vijf keer per jaar samenkomt.
De collega heeft verwezen naar de ontwikkeling van gelijkekansenindicatoren in de verschillende Vlaamse bevoegdheidsdomeinen. Op 24 oktober 2008 is er reeds beloofd dat de ontwikkeling ervan zou worden opgestart in het najaar van 2008. De commissie Gelijke Kansen zou haar suggestienota in het najaar van 2009 overmaken aan het Vlaams ministerieel comité voor Gelijke Kansen. Ik zou heel graag willen weten of die suggestienota van de ambtelijke commissie Gelijke Kansen inderdaad aan de regeringsleden werd voorgelegd en of we er eventueel een kopie van kunnen krijgen om de betrokkenheid van het Vlaams Parlement te vergroten. Onze fractie is er nooit voorstander van geweest om de jaarlijkse Pekingrapportage af te schaffen. Ik heb er altijd op gehamerd dat als de plannen maar om de 2 jaar worden voorgelegd aan het Vlaams Parlement, die niet gedegener zullen zijn, ook al heeft men dan 2 jaar de tijd. Ik denk dat we de rapportage veel korter op de bal moeten kunnen doen. Ik blijf er ook op aandringen dat de ontwikkeling van de genderindicatoren er eindelijk zal komen na meer dan 2 jaar.
Uw voorgangster was nog strikter in de timing. Ik citeer haar graag: Tegen 15 maart 2010 bepaalt het Vlaams ministerieel comité voor Gelijke Kansen een nieuw doelstellingenkader voor de periode van 2010 tot 2014. Tegen 15 september 2010 stellen de commissieleden een eerste reeks nieuwe actieplannen op ter concretisering van deze doelstellingen. Die moeten dan inderdaad verder tweejaarlijks worden geactualiseerd. Mijn vraag is om heel duidelijk werk te maken en zich te houden aan de timing die zal volgen.
Is de vorige doelstellingennota van 2006 geëvalueerd? Ik denk dat dat belangrijk voorbereidend werk moet zijn geweest voor alles wordt afgerond. Heeft men dat gedaan? Ik vrees dat het anders een beetje gemorrel in de marge blijft. Ik had ook graag vernomen hoe ver het staat met het proces van de OCM.
De voorzitter : Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Mevrouw Ann Brusseel : Voorzitter, ik ben het volledig eens met mevrouw Franssen. Minister, ik heb het gevoel dat u zich een beetje verschuilt achter de lange duur van een participatief proces, maar niets is nieuw, ook de discussie over genderindicatoren niet. Wij vragen ons echt af waarom het allemaal zo lang moet duren.
U zegt dat u liever niet overhaast te werk gaat. Ik kan daar begrip voor opbrengen, maar als 9 maanden niet lang genoeg is om serieus werk te leveren, dan vraag ik me echt af of u geëngageerd bent voor een gelijkekansenbeleid. Ik heb daar twijfels bij. Veel vrouwen leveren een behoorlijk werk in 9 maanden. Ik hoop dat van u ook, weliswaar op een andere manier.
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : Ik herhaal wat ik daarjuist heb gezegd. De decreetgever stemt over een ontwerp van decreet, mevrouw Franssen. Formeel gezien hebt u daarover gestemd. Of dat nu voorgesteld is door het parlement zelf of door de regering, het is nog altijd de decreetgever die over een ontwerp van decreet stemt. U hebt die termijn dus goedgekeurd.
Die termijn is door mijn voorgangster bepaald. Ik blijf erbij dat geen enkele organisatie werkt op die manier. Ik vind dat een parlement en een regering een kritische evaluatie kunnen maken van hoe je tot processen komt om beleidsnotas en dergelijk plannen op te stellen. Ik blijf dat zeggen.
Ik kan u vandaag die strategische operationele doelstellingen niet geven. Zolang die niet door de regering zijn goedgekeurd, kan een minister die niet geven. Dat is een normaal proces. Ik bespaar u te zeggen welke van mijn collegas actief hebben meegewerkt en welke niet actief hebben meegewerkt. Ik wil die opsomming te gelegener tijd wel eens geven. Dat zal een aantal interessante gegevens bevatten.
Nogmaals, we hebben ervoor gekozen om een inhoudelijk kwaliteitsvol werkstuk te maken. Als je participatie ernstig wilt nemen, dan neemt dat wat tijd in beslag, mevrouw Brusseel. Je hebt met heel veel actoren te maken. Ik stel voor dat ik op alle inhoudelijke vragen, de procesevaluatie en dergelijke inbegrepen, zal ingaan op het moment dat we hier komen met de strategische operationele doelstellingen voor het gelijkekansenbeleid.
Mevrouw Brusseel, u denkt dat ik het gelijkekansenbeleid niet ernstig zou nemen of niet belangrijk zou vinden. Wel, u kunt zoveel zeggen. Natuurlijk is dat voor mij heel belangrijk. U vindt een nota heel belangrijk, maar iedereen heeft zijn opvatting over wat belangrijk is. U zult de komende weken, maanden en jaren wel zien hoe belangrijk dat voor ons is. De mensen op het terrein weten dat overigens ook. Ik verkies liever een goed vertrekpunt te hebben, in dit geval een goed doelstellingenkader, en dat dan uit te voeren. We hebben nog 4 jaar de tijd voor de uitvoering. Je kunt een datum als fetisj beschouwen, maar een fetisj levert meestal maar een kortstondig plezier op, en ik spreek niet uit ervaring.
De voorzitter : Mevrouw Franssen heeft het woord.
Mevrouw Cindy Franssen : Minister, we zullen dit met argusogen blijven bekijken. Ik hoop dat er verder uitvoering wordt gegeven aan de motie, zeker voor wat de betrokkenheid van de vrouwenorganisaties betreft.
De voorzitter : Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Mevrouw Ann Brusseel : Minister, ik ben noch op data, noch op een nota gefixeerd. Ik zeg u alleen dat ik hier de voorbije 9 maanden nog niets heb gezien.
De voorzitter : Het incident is gesloten.