Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed
Vergadering van 02/06/2010
Vraag om uitleg van de heer Jos De Meyer tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, en tot de heer Geert Bourgeois, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, over de aanduiding van ankerplaatsen en erfgoedlandschappen en de doorwerking daarvan in het vergunningenbeleid
De voorzitter : Het antwoord wordt gegeven door minister Bourgeois.
De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer : Het decreet houdende maatregelen tot behoud van erfgoedlandschappen van 13 februari 2004 introduceerde naast de klassieke bescherming als landschap ook de mogelijkheid erfgoedlandschappen aan te duiden in de ruimtelijke uitvoeringsplannen.
Erfgoedlandschappen zijn gebaseerd op de ankerplaatsen. Het gaat om een lijst van waardevolle landschappen waarin een geheel van verschillende erfgoedelementen, naast landschappelijke ook monumentale of archeologische, voorkomt. De ankerplaatsen werden geïnventariseerd in de landschapsatlas. Dit is een gebiedsdekkende wetenschappelijke inventaris van de relicten van de traditionele landschappen waarin de landschapskenmerken weergegeven worden. In de landschapsatlas werden 381 ankerplaatsen aangeduid die samen 16 percent beslaan van het Vlaamse grondgebied. In totaal gaat het om 221.051 hectare, waarvan ruim de helft in agrarisch gebied ligt.
De aanduiding van ankerplaatsen gebeurt bij ministerieel besluit. In de procedure hebben de burgers geen inspraak. De beslissing op zich zou immers geen rechtsgevolgen hebben voor de burger zelf en zou dan ook geen factor mogen zijn in het vergunningenbeleid. Na de definitieve aanduiding geldt voor alle administratieve overheden wel de zogenaamde zorgplicht.
Het is pas in de tweede fase, wanneer de ankerplaatsen omgezet worden naar erfgoedlandschappen, dat er inspraak komt in het kader van het openbaar onderzoek van het ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) en dat er via de stedenbouwkundige voorschriften specifieke bepalingen kunnen worden opgelegd.
In de praktijk stellen we soms vast dat de ankerplaatsen door de administratie Onroerend Erfgoed wel degelijk gebruikt worden om negatieve adviezen in vergunningsdossiers te motiveren. Hierdoor ontstaat er zowel bij de burger als bij de betrokken administratieve overheid een rechtsonzekerheid bij het afleveren van vergunningen aan privépersonen.
Momenteel worden de eerste erfgoedlandschappen afgebakend in RUPs. Daarbij bestaat weinig duidelijkheid over hoe ver deze stedenbouwkundige voorschriften kunnen gaan.
Minister, op welke manier mag een administratieve overheid rekening houden met een aangeduide ankerplaats bij het verlenen van een vergunning? Wat omvat de zogenaamde zorgplicht die rust op een administratieve overheid?
Waarom motiveert de administratie Onroerend Erfgoed negatieve adviezen in een aantal gevallen van individuele vergunningsaanvragen op grond van de aanwezigheid van ankerplaatsen, hoewel die geacht worden geen gevolgen voor de individuele burger te hebben? Hoe evalueert u deze praktijk?
Welke vorm kunnen de specifieke stedenbouwkundige voorschriften van een ruimtelijk uitvoeringsplan aannemen bij de afbakening van een erfgoedlandschap? Welke gevolgen kunnen uit deze voorschriften voortvloeien voor de individuele burger? Kunnen er nog nieuwe gebouwen worden opgericht? Kan een landbouwer nog vrij kiezen welke gewassen hij wil telen? Wordt voorzien in een vergoeding voor eventuele beperkingen en voorwaarden?
De voorzitter : De heer Vandaele heeft het woord.
De heer Wilfried Vandaele : Het kan inderdaad zo zijn dat de burgers geen inspraak krijgen bij de totstandkoming van de ankerplaatsen; de gemeenten krijgen dat in elk geval wel en zij worden wel betrokken bij die procedure. De lokale overheden kunnen hun mening dus wel degelijk ventileren. Het is wel zo dat die ankerplaatsen geen onmiddellijke impact hebben op het al dan niet verlenen van vergunningen, maar zoals de heer de Meyer zei, is dat wel het geval op het moment dat het erfgoedlandschappen worden.
Ik heb toch het gevoel dat lokale besturen momenteel wat in een grijze zone terechtkomen. Het heeft geen doorwerking, maar men wil er toch op een of andere manier al rekening mee houden. Er heerst een zekere onzekerheid. Dat doet me een beetje denken aan de VIOE-lijst (Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed) waar men te maken heeft met waardevolle gebouwen die niet beschermd zijn, maar waarvan de Vlaamse overheid verwacht dat de lokale overheden daar op een of andere manier mee omgaan en daar een beleid rond uitstippelen. Ik begrijp dan ook in zekere mate de bezorgdheid van de heer De Meyer.
De voorzitter : De heer Verfaillie heeft het woord.
De heer Jan Verfaillie : Ik ben zeer tevreden met deze vraag. In het frontgebied van de stad waar ik burgemeester ben, liggen heel wat ankerplaatsen. Zoveel jaren geleden heeft de minister ons aangeschreven over de bedoeling om ankerplaatsen te creëren in het gebied De Moeren-Houtem. Dit zou geen enkel juridisch gevolg hebben voor bouwaanvragen enzovoort. Het ging gewoon om een actie voor de erkenning en instandhouding van die landschappen.
Wij hebben tientallen bouwaanvragen in die ankerplaatsen, niet alleen voor landbouwbedrijven die willen uitbreiden of herbouwen, maar ook voor particuliere woningen, en waarvoor wij een ongunstig advies krijgen van de diensten voor Monumenten. Als ik goed ben ingelicht, want ik ben natuurlijk geen schepen van Ruimtelijke Ordening, moet door het feit dat het om een ankerplaats gaat, het advies van de diensten voor Monumenten worden ingewonnen. Dit advies is evenwel niet bindend, maar Stedenbouw zal meestal de niet-bindende bepalingen van het advies van Monumenten overnemen in het advies van de vergunning, en de gemeente is wel verplicht tot het volgen van het advies van Stedenbouw om de vergunning al dan niet te verlenen. Dus: hoe Stedenbouw van een niet-bindend advies iets bindend kan maken en de gemeenten kan verplichten om daartoe over te gaan.
Dit heeft een aantal implicaties, ten eerste voor de bedrijfseconomische uitvoering van de landbouwbedrijven we hebben daarover in de commissie Landbouw al van gedachten gewisseld want we stellen vast dat landbouwbedrijven een massa extra kosten moeten maken om te kunnen voldoen aan de voorwaarden. Bovendien meen ik dat u als functioneel bevoegd minister actie zult moeten ondernemen, want anders zullen wij als parlementsleden u hierover week na week moeten ondervragen. Bij ons liggen bijvoorbeeld 3 of 4 bouwaanvragen van landbouwbedrijven om een nieuwe landbouwwoning te bouwen, maar van de diensten krijgen die geen toestemming omdat het bedrijf in een ankerplaats ligt en de bestaande woning van ergens in de 19e eeuw is en beeldbepalend zou zijn. Onze diensten vinden daar echter niets beeldbepalends aan.
We moeten opletten, minister, dat het platteland leefbaar blijft. We moeten ervoor zorgen dat het platteland voor de inwoners leefbaar blijft, want anders trekt men weg naar de stad en zal er met allerhande regelgeving vanuit Vlaanderen voor gezorgd worden dat aan de stedeling de mogelijkheid wordt geboden om in een soort Bokrijk te gaan recreëren tijdens het weekend en de vakantie. We moeten streven naar een leefbaar platteland, iedereen heeft daar belang bij, maar zoals het nu wordt aangepakt, minister, gaat men voor een stuk al te ver!
De voorzitter : De heer Van Mechelen heeft het woord.
De heer Dirk Van Mechelen : Voorzitter, minister, ik wil me graag aansluiten omdat ik hier een aantal dingen hoor die volgens mij redelijk onwaar zijn. Bij de aanduidingen van een ankerplaats zijn er twee stappen in de procedure. Vooreerst is er de voorlopige erkenning als ankerplaats, waaraan inderdaad geen enkel juridisch gevolg kan worden gegeven. Ten tweede is er de definitieve aanduiding van een ankerplaats, en de bedoeling is dat op basis van een definitieve aanduiding als ankerplaats op termijn een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (GRUP) tot stand komt dat meer planologisch zegt wat er kan en wat er niet kan.
Het enige dat geldt voor een ankerplaats nadat die definitief bekrachtigd is, is dat de gemeente gehouden is tot wat men een soort zorgplicht noemt, waarbij de gemeente erover waakt dat er geen initiatieven worden genomen die de intrinsieke waarde van een erfgoed en die beschreven staat in de aanduiding, in het gedrang brengen. Zeggen dat daardoor een nieuw Bokrijk ontstaat, is een vergissing.
De voorzitter : Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Mevrouw Tinne Rombouts : Voorzitter, minister, ik wil me aansluiten bij de vraagstelling omdat er wel degelijk heel wat ongerustheid heerst over de ankerplaatsen en het moment waarop ze definitief worden vastgesteld.
Minister, de collega haalde net aan dat er ruimtelijke uitvoeringsplannen moeten worden opgemaakt en dat dan in principe de zaken definitief en duidelijk zijn. Ik wil u bij dezen vragen of er al een aantal definitieve ankerplaatsen werden omgezet in RUPs, waarvoor de procedure dus afgesloten is. Ik moet immers ook vaststellen dat bij de ankerplaatsen die definitief werden vastgesteld, niet alleen sprake is van een zorgplicht, maar dat er wel degelijk verwacht wordt dat daar bij aanvragen rekening mee wordt gehouden. De gemeente kan dan bij motivering want een goede motivering is noodzakelijk wegens de zorgplicht , wel afwijken, maar ik stel vast dat er dan een beroep wordt aangetekend tegen de beslissingen. Zo komen we in een soort vacuüm of in een soort cirkel terecht waarin de rechtszekerheid voor een stukje onderuit wordt gehaald.
Ik zou u daarom willen vragen, minister, of er al RUPs van ankerplaatsen werden opgemaakt. Ik zou ook willen weten hoe concreet vermeden kan worden dat de procedures of de vergunningsaanvragen in een cirkel terechtkomen door het weerleggen en doordat er een beroep wordt aangetekend.
Eerst is er een voorlopige vaststelling van erfgoedlandschappen en vervolgens een definitieve, en daarbij zijn er een aantal mogelijkheden om bezwaar aan te tekenen en opmerkingen in te dienen, maar ik stel vast dat in het verleden die opmerkingen niet altijd volledig weerlegd werden en dat zowel de gemeenten als de indieners die bezwaren hebben, geen volledige onderbouwing krijgen. Is er een verplichting om antwoorden te geven of kan de minister daar rekening mee houden? Het is immers uiteindelijk de minister die een beslissing neemt en niet de regering, wat vanuit democratisch oogpunt minstens een verantwoording vergt. Ook kunnen we ons de vraag stellen wie die beslissing eigenlijk precies moet nemen.
De voorzitter : Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois : Voorzitter, dames en heren, ik heb toch de indruk dat er een aantal misvattingen bestaan over de implicaties van de ankerplaatsen en de erfgoedlandschappen. Een groot deel van het antwoord op de eerste vraag kunt u gewoon in het decreet terugvinden. Het decreet bepaalt immers heel uitdrukkelijk in artikel 25, paragraaf 1, dat de ankerplaatsen zolang zij niet zijn opgenomen in de ruimtelijke uitvoeringsplannen of de plannen van aanleg, geen beoordelingsgrond vormen voor vergunningen en attesten, behalve als de aanvraag van een administratieve overheid komt. Dus louter het feit dat een aanvraag van een burger gesitueerd is in een ankerplaats, kan niet tot een weigering van de vergunning leiden. De voorlopige of definitieve aanduiding als ankerplaats heeft geen rechtsgevolgen voor de burger. Er kan dus pas sprake zijn van individuele rechtsgevolgen op het moment dat de ankerplaats wordt opgenomen in de ruimtelijke uitvoeringsplannen of de plannen van aanleg. Als met andere woorden de ankerplaats een erfgoedlandschap wordt, is er een ruimtelijk plan. Dan spreken we niet meer over een ankerplaats.
Een erfgoedlandschap wordt grafisch weergegeven als overdruk op een grondbestemming in een ruimtelijk uitvoeringsplan. Dan gelden de bijhorende stedenbouwkundige voorschriften als toetsingsgrond voor alle aanvragen. Op dat moment geldt dat uiteraard ook voor de aanvragen van de particulieren.
Ook het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 tot aanwijzing van de instanties die over een vergunningsaanvraag advies verlenen, bepaalt dat in ankerplaatsen een advies moet worden uitgebracht door de erfgoedadministratie, als het gaat om aanvragen van administratieve overheden. Voor aanvragen van burgers is niet in een adviesprocedure voorzien.
Ook de zorgplicht wordt decretaal geregeld in artikel 26 van het Landschapsdecreet: De administratieve overheid moet in al haar beslissingen inzake een eigen werk of handeling, of inzake het verlenen van een opdracht daartoe, of inzake een eigen plan of verordening, die een ankerplaats nadelig kunnen beïnvloeden: 1° voorkomen dat vermijdbare schade aan een typisch landschapskenmerk van een ankerplaats wordt veroorzaakt; 2° door schadebeperkende maatregelen te nemen, betekenisvolle schade die aan de ankerplaats wordt aangebracht zo veel mogelijk beperken, en indien dit niet mogelijk is, herstellen en compenseren. Het besluit van de Vlaamse Regering van 9 mei 2008 tot bepaling van nadere regels voor de zorgplicht betreffende definitief aangeduide ankerplaatsen en erfgoedlandschappen werkt dit nader uit.
Zodra een ankerplaats is aangeduid zie de artikelen 15 tot 26 van het Landschapsdecreet is de administratieve overheid gehouden tot de zorgplicht. Over welke overheden gaat het? Ook dit staat in het Landschapsdecreet, artikel 3, 10: het Vlaamse Gewest, de openbare instellingen die ervan afhangen, de publiekrechtelijke en privaatrechtelijke instellingen die belast zijn met taken van openbaar nut en de andere besturen die onderworpen zijn aan het administratief toezicht van het Vlaamse Gewest.
Indien een bepaald project of plan een ankerplaats of een erfgoedlandschap schaadt, heeft de overheid de taak om die schade te ramen en passende maatregelen in haar beslissing op te nemen. Het is uiteraard de bedoeling vernietiging of ernstige schade te voorkomen. Indien dat niet mogelijk is, dient men de schade te beperken en/of te herstellen.
Het Zorgplichtbesluit van 9 mei 2008 stelt nadere regels vast voor wat betreft: de verantwoordelijkheid van de administratieve overheid voor de uitvoering van de zorgplicht; de inschatting van de impact op de erfgoedwaarden en de landschapskenmerken van een ankerplaats of een erfgoedlandschap; de hiërarchie van de verschillende maatregeltypes; de opbouw van een motiveringsnota uitgaande van de zorgplicht.
Die motiveringsnota moet ingaan op de zes elementen die in het Zorgplichtbesluit worden opgesomd.
Wanneer het gaat om aanvragen van burgers in ankerplaatsen, die niet zijn opgenomen in de ruimtelijke uitvoeringsplannen of de plannen van aanleg, moet de vergunningverlenende overheid het advies van de administratie Onroerend Erfgoed niet inwinnen. Het staat de gemeenten echter vrij om een vrijblijvend advies te vragen. In die gevallen is het niet meer dan normaal dat de administratie Onroerend Erfgoed haar mening geeft. In bepaalde gevallen kan dat een ongunstig advies zijn, bijvoorbeeld wanneer onherstelbare schade wordt toegebracht aan de landschapswaarden en de typische landschapskenmerken. Eventueel kan het advies specifieke randvoorwaarden opleggen voor voldoende buffering of inpassing in het landschap.
Dit advies is uiteraard niet bindend. De vergunningverlenende overheid houdt bij de beoordeling van een stedenbouwkundige vergunning rekening met alle randvoorwaarden en weegt alle sectorale adviezen evenwichtig tegenover elkaar af. Indien de vergunningverlenende overheid meent dat de geplande ingrepen strijdig zijn met de goede ruimtelijke ordening, bijvoorbeeld omwille van de verstoring van het landschap, handelt zij conform de Codex Ruimtelijke Ordening om de vergunning te weigeren. Deze beslissingen worden genomen door de vergunningverlenende overheid en niet door mijn administratie.
Het aantal praktijkvoorbeelden is voorlopig zeer beperkt. Op dit moment is slechts één ankerplaats via het ruimtelijk planinstrumentarium effectief vertaald in een erfgoedlandschap. De deputatie van de provincie Antwerpen keurde vorig jaar het gemeentelijk RUP van het Peerdsbos en het park van Brasschaat goed. Daarmee is dit gebied officieel het eerste erfgoedlandschap in Vlaanderen. Op gewestelijk niveau hebben tot nog toe een drietal ankerplaatsen geheel of gedeeltelijk doorwerking gekregen via de opname in een RUP. Deze planprocessen zijn op dit moment nog niet afgerond. Het gaat om de ankerplaats Zennegat-Battenbroek in het RUP Cluster Dijlemonding, de ankerplaats Abdij van Westmalle in het gelijknamige RUP en een klein gedeelte van de ankerplaats Brechtse Heide in het RUP Klei van de Kempen.
Een erfgoedlandschap wordt aangeduid met een overdruk en een algemeen stedenbouwkundig voorschrift dat aangeeft dat het in overdruk aangeduide gebied een erfgoedlandschap is, in de zin van het Landschapsdecreet. Het stedenbouwkundig voorschrift, zoals aangegeven bij een RUP, bepaalt dat de werken, handelingen en wijzigingen zoals bepaald in de voorschriften van de onderliggende bestemmingen toegelaten zijn voor zover ze de waarden of de typische landschapskenmerken van het erfgoedlandschap niet in het gedrang brengen en dat het specifieke karakter van het landschap behouden blijven. Het is uiteraard de bedoeling dat de landschapswaarden en typische landschapskenmerken vertaald worden in stedenbouwkundige voorschriften. De voorschriften van een RUP zijn altijd maatwerk. Daarbij moet een compromis worden gezocht tussen enerzijds voldoende herkenbaarheid, waarbij geput wordt uit typevoorschriften, en anderzijds rekening gehouden wordt met de plaatselijke situatie. Ruimtelijke structurerende kwaliteit van het onroerend erfgoed vormt hierbij het uitgangspunt.
Voor de onderliggende bestemmingen wordt maximaal uitgegaan van de typebestemmingen en typevoorschriften voor bijvoorbeeld agrarisch gebied, natuurgebied, bosgebied, gemengd openruimtegebied, enzovoort, en een aantal typedifferentiaties zoals bouwvrij agrarisch gebied of een overdruk natuurverweving.
De keuze van deze bestemmingen wordt mee bepaald op basis van de te behouden typerende kenmerken van het erfgoedlandschap. De overdruk van het erfgoedlandschap houdt in dat binnen de omtrek van die zone de bepalingen van het Landschapsdecreet van toepassing zijn. Voor de overdruk als erfgoedlandschap is geen specifieke typebepaling opgenomen in het besluit van de regering van 11 april 2008 tot vaststelling van de nadere regels met betrekking tot de vorm en de inhoud van de ruimtelijke uitvoeringsplannen.
In tegenstelling tot een ankerplaats die niet is opgenomen in de ruimtelijke uitvoeringsplannen of de plannen van aanleg, heeft een erfgoedlandschap, zoals ik al zei, ook individuele rechtsgevolgen. De stedenbouwkundige voorschriften vormen dan wel een beoordelingsgrond voor vergunningsaanvragen van particulieren.
Of er in erfgoedlandschappen in RUPs nog nieuwe gebouwen zullen kunnen worden opgericht, hangt af van de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan zelf. Een bouwverbod vloeit nooit rechtstreeks voort uit de overdruk van een erfgoedlandschap, maar kan wel gekoppeld zijn aan de grondbestemming. De gebiedscategorie bouwvrij agrarisch gebied, opgenomen in het ruimtelijk uitvoeringsplan, is hier een voorbeeld van.
Tot op heden zijn mij geen ruimtelijke uitvoeringsplannen bekend waarin de vrije teeltkeuze wordt beperkt. Ik zou het totaal ongebruikelijk en zelfs onwenselijk vinden om in RUPs de vrije teeltkeuze te beperken. Ik ga er ook van uit dat dat in de toekomst geen praktijk zal worden. Ik zou me hier niet te veel zorgen over maken. Indien individuele bestemmingswijzigingen gebeuren binnen in het proces tot opmaak van een ruimtelijk uitvoeringsplan, is, afhankelijk van het geval, de u bekende planschaderegeling volgens de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening of de bestemmingswijzigingscompensatie volgens het decreet Grond- en Pandenbeleid van toepassing.
Tot slot wijs ik er nog op dat, zodra een ankerplaats in een RUP als erfgoedlandschap is afgebakend, het klassieke premiestelsel voor landschappen van toepassing is. Deze premie kan de Vlaamse overheid verlenen voor het opmaken van een beheersplan (80 percent van de subsidies), het uitvoeren van instandhoudings-, onderhouds- herstel- en verbeteringswerkzaamheden vermeld in het beheersplan (70 percent subsidies), het uitvoeren van ontsluitings-, onderzoeks- en voorlichtingswerkzaamheden die worden vermeld in het beheersplan (20 percent subsidies). Het premiestelsel is beschreven in het besluit van de Vlaamse Regering van 4 april 2003 tot instelling van een premiestelsel voor beschermde landschappen, gewijzigd in het besluit van de regering van 23 juni 2006 en dat van 4 december 2009.
De voorzitter : De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer : Minister, ik dank u voor het uitvoerig antwoord. Ik dank ook de collegas die zich hebben aangesloten. Hun uiteenzettingen wijzen erop dat er effectief in het werkveld onzekerheid is op dit moment. Ik verwijs naar de heer Vandaele, die voor de minister de meest onverdachte bron is. Ik ben ervan overtuigd dat het antwoord van de minister heeft bijgedragen tot meer duidelijkheid. Hoewel u slechts de decreetgeving citeert in uw antwoord op de eerste twee vragen, is dit toch bijzonder belangrijk omdat er bij interpretaties op dit moment effectief onzekerheid was gegroeid.
Ik noteer ook uw zeer genuanceerd antwoord in verband met de negatieve adviezen in een aantal individuele vergunningsaanvragen, waar u erop wijst dat het slechts niet-bindende adviezen zijn en dat het de plaatselijke overheden zijn die uiteindelijk de afweging maken op basis van de verschillende elementen in het dossier.
Niet onbelangrijk ten aanzien van de landbouwsector was uw antwoord op de zesde vraag in verband met teelten. U zegt dat teeltkeuze blijft.
Ik heb nog een vraagje in verband met uw antwoord op de vijfde vraag, waaruit blijkt dat in sommige situaties effectief nieuwe gebouwen kunnen worden geweigerd op basis van de voorschriften waarin mogelijk wordt voorzien in het RUP. Zijn er situaties waar bouwaanvragen geweigerd worden, bijvoorbeeld op landbouwbedrijven in agrarisch gebied? Indien dit ernstige consequenties heeft voor de bedrijfsvoering en de mogelijkheid om op een rendabele manier een bedrijf verder te exploiteren, heeft dat dan financiële gevolgen? Kunnen er schadeclaims worden ingediend? Hoe werkt dat in de praktijk?
Minister, samengevat heb ik appreciatie voor uw antwoord, met alle nuances erin, en met dit bijkomend vraagje.
De voorzitter : De heer Verfaillie heeft het woord.
De heer Jan Verfaillie : Minister, ik dank u voor uw verhelderend antwoord. Ik zou het zeer interessant vinden als u aan de gemeentebesturen hierover een omzendbrief of iets dergelijks zou richten. Ik weet niet hoe u dat kunt doen, want er bestaan veel misverstanden en heel veel gemeenten hebben afspraken met de diensten van Stedenbouw. Bij ons bijvoorbeeld elders zal het niet anders zijn vraagt men dat voor een ankerplaats elk dossier bij Monumenten en Landschappen voor advies wordt ingediend. Blijkbaar is dat niet nodig en maakt dat de procedure onnodig ingewikkeld. Ik zal alvast aan mijn lokaal bestuur vertellen dat dat absoluut niet nodig is. Dat leidt ook tot een overdreven werkdruk bij de diensten van Monumenten en Landschappen. Indien we dergelijke zaken kunnen vermijden, dan moeten we dat doen. Het zou heel interessant zijn als u de lokale besturen daarvan op de hoogte zou brengen, want er bestaan heel veel misverstanden over.
De voorzitter : De heer Sauwens heeft het woord.
De heer Johan Sauwens : Ik begrijp de bekommernis van de collegas, want wij worden er soms mee geconfronteerd. Ik wil wel benadrukken dat de landschapsatlas en de ankerplaatsen en erfgoedlandschappen die daaruit zijn voortgekomen vanuit een wetenschappelijke benadering omschrijft waar er in Vlaanderen belangrijke landschappen aanwezig zijn. Het is eerder een hulpmiddel voor de diverse overheden om te participeren aan een degelijke ruimtelijke ordening.
Ik begrijp wel dat men in de overgangsfase zit sinds het moment dat het Bestuur Monumenten en Landschappen een afzonderlijke dienst was en als een vreemde stoorzender overal doorheen fietste. Ik ken die periode nog vrij goed. Er heeft een sterke integratie plaatsgevonden met Ruimtelijke Ordening, en dat is heel goed. In die overgangsfase waarin we ons nu bevinden, zou de communicatie over de benadering van het geheel wel beter moeten zijn.
De ankerplaatsen en de erfgoedlandschappen die via RUPs zullen worden gecatalogeerd, zijn een heel interessant hulpmiddel. Daardoor beschikt men over een iets grotere vrijheid. Het is een wetenschappelijk hulpinstrument voor alle overheden.
Ik ben wel verbaasd over het feit van de vrije teeltkeuze. Het is een discussie die nog niet volledig is uitgeklaard. Het gaat hier over de historische graslanden waar die vrije teeltkeuze soms wordt beperkt in het kader van het beschermingsbeleid. Ik pleit ter zake voor enige behoedzaamheid.
De voorzitter : Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Mevrouw Tinne Rombouts : Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ankerplaatsen kunnen interessant zijn op een aantal plaatsen. U hebt duidelijk aangegeven wat er in het decreet staat. We kunnen ons daar allemaal iets bij voorstellen. In de praktijk zijn er echter heel wat bezorgdheden en lopen heel wat zaken mis. Ik wil u dan ook vragen om samen met uw administratie de praktijksituatie te bekijken.
In uw antwoord hoor ik een zekere dubbelzinnigheid. Enerzijds moeten de gemeenten oog hebben voor de zorgplicht. Als er onherstelbare schade aan het landschap wordt toegebracht, kan er toch een negatief advies worden gegeven. Impliciet heeft dit dan toch enige impact op de vergunningen. Want, wat is onherstelbare schade? Het verschil tussen theorie en praktijk zorgt toch voor enige onduidelijkheid. Ik vraag dan ook een betere afstemming zodat er eenduidigheid komt.
Het is inderdaad geen bindend advies, maar wat gebeurt er als de administratie alsnog in beroep gaat?
Ik wil het ook nog even hebben over de bezwaarschriften tussen de voorlopige vaststelling en de definitieve vaststelling. Engageert u zich ertoe om antwoorden te bieden op bezwaarschriften die worden ingediend? In het verleden is dat niet altijd gebeurd.
Wat de teeltkeuze betreft, is hier sprake van historische graslanden. De teeltkeuze zou nog geen uitgemaakte zaak zijn. Ik hoop dat er ook rekening wordt gehouden met de engagementen vanuit Landbouw ten aanzien van die permanente en historische graslanden. Die zijn vandaag al beschermd. Op den duur weet de landbouwer niet meer wat wel en niet meer kan. Zeker wat de historische graslanden betreft, zijn er voldoende zekerheden ingebouwd in de randvoorwaarden voor het Europees landbouwbeleid.
De voorzitter : Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois : Mijnheer De Meyer, wat het vrijblijvend advies betreft, wil ik benadrukken dat het advies bij ankerplaatsen zelfs niet moet worden gevraagd. Als het wordt gevraagd, is het evident dat het wordt gegeven. Dan is het een element van het dossier.
Wat de weigering van gebouwen betreft, is er nog maar één erfgoedlandschap, met name een parkzone. Ik zal samen met de administratie nagaan of het zinvol is om verduidelijking te geven aan de steden en gemeenten. We moeten, zoals de heer Sauwens zegt, het positieve aspect belichten. We moeten immers vermijden dat dit in het verdomhoekje terechtkomt. Het gaat over zorg om landschap. We moeten daarbij duidelijk maken wat het onderscheid is tussen enerzijds een ankerplaats en de gevolgen daarvan en anderzijds een erfgoedlandschap. Een ankerplaats heeft geen individuele gevolgen voor de individuele aanvrager, burger of onderneming, maar wel voor de overheid.
Ik wil ook beklemtonen dat de zorgplicht ook slaat op de overheid. Als de overheid plannen of projecten uitvoert, moet zij daar met de nodige zorg mee omgaan. Het decreet en de besluiten zijn heel duidelijk. Als er nog verduidelijking nodig is, kan ik overwegen dit toe te lichten in een omzendbrief.
Mijnheer Sauwens, wat de vrije teeltkeuze betreft, wil ik even een nuance aanbrengen. Ik heb gezegd dat dit niet in het ruimtelijk uitvoeringsplan staat. Het is de bedoeling om dit in de toekomst in de RUPs op te nemen. Dat betekent niet dat voor een erfgoedlandschap geen beheersplan kan worden opgemaakt dat bepaalt hoe in een bepaalde zone best met het landschap kan worden omgegaan. Dat is een andere regeling dan in een ruimtelijk uitvoeringsplan. Ik heb dat gevraagd aan de administratie. In een RUP is tot nu toe nog nooit enige bepaling opgenomen over teelten. Ik denk dat het best is dat zo te houden.
Als een ankerplaats een erfgoedlandschap wordt, dan wordt met die overheid een beheersplan opgemaakt. Dan kan inderdaad worden gevraagd hoe dat landschap best wordt geconsolideerd en uitgebouwd. Misschien kan men het dan meer laten beantwoorden aan de plaatselijke flora, bezaaiing en beplanting. Er is dan een onderscheid tussen het ruimtelijk uitvoeringsplan en het erfgoedlandschap op zich. Vlaanderen plaatst daar serieuze premies tegenover. Mijn ervaring is dat men heel positief staat tegenover het eerste landschapserfgoed in Brasschaat. Heel die intergemeentelijke zone wordt ontwikkeld met diverse gemeenten om daar een mooi erfgoedlandschap van te maken. We moeten dat positief benaderen. De mooie landschappen die er zijn, moeten we durven te cultiveren. Dat is het positieve aan dit decreet. Ik zal nagaan of het nodig is daar enige verduidelijking aan toe te voegen.
De voorzitter : De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer : Het minidebat dat we hier hebben gevoerd, was nuttig. Het toont aan dat er in het veld onzekerheid leeft. Een verspreiding van het verslag van dit antwoord moet leiden tot minder onzekerheid.
De voorzitter : Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Mevrouw Tinne Rombouts : Heb ik goed begrepen dat de zorgplicht enkel geldt ten opzichte van projecten die de overheid zelf plant en dus niet in de beoordeling ten aanzien van individuele projecten of aanvragen?
Minister Geert Bourgeois : Artikel 26 van het decreet bepaalt: De administratieve overheid moet in al haar beslissingen inzake een eigen werk of handeling of inzake het verlenen van een opdracht daartoe of inzake een eigen plan of verordening die een ankerplaats nadelig kunnen beïnvloeden ( ). Dit is niet voor interpretatie vatbaar.
De voorzitter : Het incident is gesloten.