Commissie voor Economie, Economisch Overheidsinstrumentarium, Innovatie, Wetenschapsbeleid, Werk en Sociale Economie
Vergadering van 27/05/2010
Vraag om uitleg van de heer Chris Janssens tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over de knelpuntberoepen
Vraag om uitleg van de heer Ivan Sabbe tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over de lijst met knelpuntberoepen
Vraag om uitleg van de heer Bart Van Malderen tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over knelpuntberoepen
De voorzitter : De heer Janssens heeft het woord.
De heer Chris Janssens : Minister, de VDAB heeft in 2009 een nieuwe lijst opgemaakt met de zogenaamde knelpuntberoepen waarvoor werkgevers moeilijk personeel vinden. Daaruit blijkt dat de structurele knelpuntberoepen op de Vlaamse arbeidsmarkt blijven bestaan. De VDAB telt 79 beroepenclusters en 194 knelpuntberoepen. Dat zijn er slechts 10 minder dan in 2008, toen in de tweede helft van dat jaar de crisis toesloeg. Alhoewel de crisis het jobaanbod heeft doen dalen en het aantal werklozen doen stijgen, blijven er veel vacatures openstaan bij gebrek aan voldoende kandidaten. De impact van de crisis vertaalde zich dus niet in een afname van het aantal knelpuntberoepen.
Net zoals de voorgaande jaren blijft het belangrijkste probleem het tekort aan technisch geschoolden, zowel uit het secundair als uit het hoger onderwijs. Het tekort aan kandidaat-werkzoekenden met een technisch profiel, gaande van ingenieurs via elektriciens tot ICT-programmeurs, blijft groot. Ook de andere jaarlijks terugkerende knelpuntberoepen bestaan nog, van verpleegkundigen of schoonmakers tot schrijnwerkers en bakkers.
Ondanks het iets korter worden van de lijst met knelpuntberoepen is het aandeel van de vacatures hierin gestegen. Volgens de cijfers van de VDAB was 48,6 percent van de vacatures van 2009 een vacature voor een knelpuntberoep. In 2008 was dat met 45,7 percent net iets lager. De VDAB noemt het een verontrustende vaststelling dat het aantal vacatures voor knelpuntberoepen veel minder sterk gedaald is dan voor andere beroepen.
Volgens de VDAB is het absoluut noodzakelijk dat jongeren meer kiezen voor een opleiding tot vakman in de bouw, tot technicus, ingenieur, verzorger of verpleegkundige. In het jaarverslag 2009 van de Vlaamse Ombudsdienst wordt vermeld dat de VDAB er nog altijd niet in slaagt om snel opleidingen in knelpuntberoepen te verzorgen.
Minister, hoe verklaart u het blijven bestaan, zelfs ondanks een daling van het jobaanbod, van structurele knelpuntberoepen op de Vlaamse arbeidsmarkt? Welke initiatieven hebt u reeds genomen om de knelpuntberoepen stelselmatig weg te werken? Welke bijkomende maatregelen wilt u nemen op basis van de nieuwe gegevens van de VDAB? Bent u het eens met de VDAB-stelling dat jongeren meer moeten kiezen voor een opleiding tot vakman in de bouw, als technicus, ingenieur, verzorger of verpleegkundige? Zo ja, welke initiatieven neemt u daartoe? Hoe reageert u op de stelling in het jaarverslag van de Vlaamse Ombudsdienst dat de VDAB er niet in slaagt om snel in opleidingen in knelpuntberoepen te voorzien?
Minister, het probleem van de knelpuntberoepen is niet nieuw. Ook in het verleden zijn er al maatregelen genomen. Welke maatregelen bleken efficiënt? Welke niet? Welke conclusies trekt u hieruit?
De voorzitter : De heer Sabbe heeft het woord.
De heer Ivan Sabbe : Uit een studie van het neutraal syndicaat voor zelfstandigen blijkt dat 26 percent van de kmo-leiders moeite heeft om mensen te vinden. Het onderzoek werd gevoerd bij 453 kmos, we kunnen dus spreken van een representatief staal. De juiste mensen vinden is de grootste kopzorg, gevolgd door hoge loonkosten en te veel administratieve lasten. Maar dat is een ander debat.
Minister, hoe komt de lijst van de knelpuntberoepen tot stand? Die bestaat uit 79 verschillende beroepen. Wat is dan een knelpunt, en wat is de gewone markt? Het gaat van ingenieur over kassierster, vloerder, stukadoor, dakdekker, gevelreiniger tot schrijnwerker, onderwijzer en wegenwerker. Is de omschrijving van het knelpuntberoep nog correct? Als we 79 beroepen als knelpuntberoep omschrijven, moet ik al heel creatief zijn om er nog eens 40 of 50 beroepen aan toe te voegen. Is het nog zinvol om een lijst te hebben met 79 verschillende beroepen?
De voorzitter : Mevrouw Peeters heeft het woord.
Mevrouw Lydia Peeters : Ik heb hierover in februari ook al een schriftelijke vraag ingediend. Van de opleidingen die werden gekoppeld aan de knelpuntberoepen werd er maar 56 percent beëindigd. Dat baart me zorgen. Moeten we daar geen andere acties ondernemen?
De voorzitter : Minister Muyters heeft het woord.
Minister Philippe Muyters : Ik moet de cijfers bekijken, maar het kan best zijn dat iemand, voor hij zijn opleiding heeft volbracht, zeker voor knelpuntberoepen, werk heeft gevonden. Dit gaat over jobs waar vraag naar is op de markt. Maar ik weet niet of dit het enige antwoord is.
De definitie van knelpuntberoep heeft te maken met het aantal vacatures en de tijd dat die openstaan. De lijst van beroepen van de VDAB is nog veel ruimer. Die definitie wordt vandaag gehanteerd. Wat is een beroep? Is een directiesecretaris iets anders dan een junior of een senior secretaris? Zo zijn er heel wat beroepen. Ik zou het zelf terug moeten bekijken. Dit zat niet in de voorbereiding.
De heer Ivan Sabbe : Van de 79 beroepen zijn er maar 24 in duizendtallen. Er staan bijvoorbeeld 76 slachters in het hele jaar 2009.
Minister Philippe Muyters : Het heeft niet te maken met de aantallen, maar wel met de tijd dat een vacature openblijft. Het kan zijn dat dit over minder mensen gaat. In tijden van crisis is de knelpuntenlijst van de VDAB amper korter dan in de voorgaande jaren. Dat duidt erop dat er een fundamentele mismatch is tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. Blijkbaar komen voor heel wat vacatures geen werkzoekenden in aanmerking. Tegelijk vinden heel wat werkzoekenden geen passende vacatures.
Inzake sectoren en beroepen moet ik enkele nuances aanbrengen. Je zou zeggen dat het in crisistijden vermindert. Maar het tekort aan technische profielen is ondertussen zo groot geworden dat zelfs in tijden van crisis een aanzienlijke daling van het aantal vacatures er niet voor zorgt dat vacatures voor ingenieur, technisch tekenaar, lasser, draaier, frezer worden ingevuld, omdat er te weinig kandidaten zijn die daaraan voldoen.
Dan zijn er ook de knelpunten in de gezondheidszorg. Dat die blijven bestaan, verbaast me niet. De crisis heeft er niet voor gezorgd dat het aantal vacatures in de gezondheidssector is gedaald, helemaal niet. Het is dan ook logisch dat, zolang er te weinig aanbod is, die niet kunnen worden ingevuld.
Er is ook een groot aantal klassieke knelpuntsectoren, zoals de bouw en de horeca. Die hebben de crisis beter doorstaan dan de industrie of transport en logistiek. De nijpende tekorten aan koks, kelners, stukadoors, elektriciens, loodgieters en metsers blijven dan ook bestaan.
Wat zijn nu de maatregelen die we de voorbije jaren hebben genomen en hoe evalueren we die? Er waren in het verleden vijf luiken in het knelpuntenbeleid. Het eerste luik was een betere aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Te weinig jongeren hebben interesse in wetenschap, techniek en vakmanschap. Toen ik lang geleden bij de SERV werkte, was er sprake van een herwaardering van tso en bso. We zitten nog altijd in een watervalsysteem. Aan dit probleem is al veel gewerkt, ook door mijn voorganger. Daar hebben we een mentaliteitswijziging nodig. Zoiets vraagt heel wat tijd. Via doedagen voor laatstejaars uit het basisonderwijs proberen de sectororganisaties en de VDAB jongeren warm te maken voor wetenschap, techniek en vakmanschap om ze te laten zien wat men daarna later kan doen. Gedurende een tweetal jaar stelt de VDAB haar opleidingsinfrastructuur en instructiepersoneel gratis ter beschikking van de laatstejaars uit het technisch- en beroepsonderwijs om hen via doe-oefeningen beter voor te bereiden op de beroepsrealiteit. Dat gebeurt onder andere in het kader van het behalen van een attest heftruckchauffeur of CAD-patroontekenen. Jongeren en hun ouders worden vandaag ook beter geïnformeerd over de verschillende keuzes die ze kunnen maken tijdens hun schoolloopbaan en welke consequenties deze keuzes hebben.
Een tweede onderdeel was de arbeidsbemiddeling van de VDAB. De VDAB heeft al een heel aantal sectorale screenings uitgevoerd voor klassieke knelpuntsectoren zoals de social profit, de voedingssector, de schoonmaak, de bouw. Via automatische processen in de vacaturewerking van de VDAB worden vandaag vacatures voor knelpuntberoepen onmiddellijk zo intensief mogelijk bemiddeld.
Meer praktijkgerichte beroepsopleidingen van VDAB en partners vormen een derde onderdeel. Elke cursist wordt vandaag ook tijdens zijn opleiding al in contact gebracht met bij de opleiding aansluitende vacatures. Dat is waarschijnlijk een element waarom men hen tijdens de opleiding in aanraking brengt met vacatures. Dat geeft een motivatie om verder te doen. Als de werkgever zegt dat hij nu al iemand wil, dan moet men dat natuurlijk ook kunnen toestaan. Het opleidingsaanbod van de VDAB en partners wordt jaarlijks afgestemd op de lijst met knelpuntberoepen. Ook andere vormen van werkplekleren, zoals de individuele beroepsopleiding (IBO), werken nog altijd goed.
Een vierde belangrijk punt is het in kaart brengen van de evolutie van de arbeidsmarktbehoeften. Ik kom daar zo dadelijk nog op terug. De sociale partners, het departement en de VDAB hebben de opdracht gekregen om het arbeidsmarktonderzoek van de toekomst uit te werken. Dat is belangrijk om een beetje zicht te hebben op de richting die men uitgaat met de arbeidsmarkt. Men moet de toekomstige noden van de arbeidsmarkt in kaart brengen zodat men proactief een aantal maatregelen kan nemen. Ik zal zo dadelijk zeggen hoever het daarmee staat.
Een vijfde en laatste onderdeel is het flankerend beleid. In het verleden hebben we gewerkt met knelpuntpremies om werkzoekenden ertoe aan te zetten te kiezen voor een knelpuntopleiding. De sociale partners kregen de opdracht om de vroegtijdige uitstroom uit de knelpuntberoepen te bestrijden. Heel wat van die knelpuntberoepen zijn immers fysiek belastend. De vraag was maatregelen te nemen door bijvoorbeeld de juiste technieken aan te leren om te heffen. Investeringen in onder andere mobiliteit en kinderopvang moesten er ook voor zorgen dat werkzoekenden minder belemmeringen ondervinden om aan de slag te gaan.
Dat zijn de vijf onderdelen uit het verleden. Als we dan kijken naar de evaluatie, dan moeten we durven te zeggen dat niet al deze maatregelen even succesvol waren. Sommige projecten, zoals het arbeidsmarktonderzoek van de toekomst, dat ik toch wel belangrijk vind, zijn nog niet voltooid of zitten nog bijna in een startfase. Andere, zoals de aanpassingen van de beroepsopleiding en begeleiding, vragen dan weer blijvende inspanningen. De knelpuntpremies hadden zo weinig impact op de opleidingskeuzes van werkzoekenden, dat ze al tijdens de vorige legislatuur door mijn voorganger werden afgeschaft. In elk geval hebben al deze maatregelen er niet voor gezorgd dat de lijst van knelpuntberoepen verdwenen is. Ik ben er wel van overtuigd dat het niet nutteloos is geweest. Ik ben er zeker van dat zonder de vele en door de sectoren zeer gewaardeerde opleidingen voor bijvoorbeeld de bouw- en de metaalsector er nog veel meer vacatures zouden openstaan.
Vandaag bouwen we verder op het bestaande knelpuntenbeleid. Zo is er extra capaciteit in knelpuntopleidingen. U weet dat het werkgelegenheids- en investeringsplan (WIP) een budget van ongeveer 9 miljoen euro ter beschikking stelt voor de uitbreiding van de opleidingscapaciteit binnen de sectoren met tewerkstellingskansen. Hierdoor worden er 3200 extra opleidingsplaatsen over 2 jaar gecreëerd. Naast de organisatie van extra knelpuntopleidingen wordt tevens voorzien in voldoende ondersteuning, zoals in NT2-opleidingen (Nederlands als tweede taal), om de kansengroepen beter te laten aansluiten. Eind april 2010 hebben de VDAB en partners van de VDAB al 299 extra personen opgeleid in deze knelpuntopleidingen. Het plan is uiteraard nog niet op kruissnelheid. We zijn het aan het uitvoeren, of het is in volle uitvoering.
Daarnaast is er een nog intensievere en gerichtere arbeidsbemiddeling van de VDAB. Als we effectief verder werken aan een sluitend maatpak, dan moeten we inderdaad overgaan naar een betere invulling van knelpuntberoepen. Er is niet alleen de sluitende aanpak voor de werknemers, maar ook voor de werkgevers. In antwoord op de vraag van de heer Bothuyne heb ik voldoende toegelicht dat er mogelijkheden zijn voor een betere omschrijving van de vacature. Dat verdient extra aandacht, zodat er ook een betere invulling aan kan worden gegeven.
Een effectmeting voor knelpuntopleidingen en knelpuntbegeleidingen om erover te waken dat alle getroffen maatregelen en alle knelpuntopleidingen voldoende renderen is een derde punt. Vanaf juni zal aan ex-cursisten gevraagd worden of de gevolgde knelpuntopleiding hen effectief goed heeft voorbereid op de beroepspraktijk. Ook werkgevers zal gevraagd worden of de door hun nieuwe werknemer gevolgde knelpuntopleiding voldoende inspeelt op de noden van het bedrijf.
Daarnaast is er de voortzetting van het Vlaams arbeidsmarktonderzoek. Ik heb al gezegd dat het belangrijk is. We stonden nog niet ver op dat vlak toen ik gestart ben. Ik heb er nu een ESF-project van gemaakt. Dit jaar onderzoeken we welke interessante sporen de buurlanden volgen bij het in kaart brengen van de toekomstige noden. Het is belangrijk dat we sneller kunnen inspelen op evoluties. Dat wordt nu uitbesteed. Good practices zullen ons daarbij inspireren.
Wat de wachtlijsten bij knelpuntopleidingen betreft, kan ik u zeggen dat de VDAB me meldt dat er eind april 21.312 opleidingsaanvragen open stonden. Dat is een hoog aantal, maar het zijn er 2,89 percent minder dan eind april vorig jaar. Dat is dus zeker een positief effect. Dat cijfer omvat alle opleidingsaanvragen, ook degene die nog maar pas zijn binnengekomen. Het gaat dus om een momentopname, waarbij gekeken wordt hoeveel aanvragen er op dit moment zijn. Er zijn dus zeker geen 21.312 werkzoekenden die al lang op hun opleiding zitten te wachten. Slechts 41 percent van de werkzoekenden 8735 heeft al het volledige diagnosetraject doorlopen en zou dus onmiddellijk kunnen starten met een opleiding. Aangezien 88,7 percent van alle opleidingen die de VDAB organiseert knelpuntopleidingen zijn, zullen de cijfers amper verschillen van de totaalcijfers.
In het jaarverslag van de Vlaamse Ombudsdienst heb ik ook gelezen dat de VDAB er niet in slaagt de wachtlijsten weg te werken. Ik wil er bij de VDAB zeker op aandringen om dat verder te proberen, maar ik begrijp ook wel dat het aanbod aan knelpuntopleidingen niet in een handomdraai aanzienlijk uitgebreid kan worden. Voor een aantal knelpuntopleidingen is er vandaag onvoldoende aanbod op de markt aanwezig. Dat doet zich vooral voor bij industriële en technische opleidingen, bij nieuwe opleidingen en bij opleidingen die een zekere ervaring vereisen, zoals Nederlands op de werkvloer. Daarom worden er voor de nieuwe opleidingen, die onder meer worden georganiseerd in het kader van het WIP, bedrijven gezocht die hun infrastructuur en lesgevers ter beschikking kunnen stellen.
Een voorbeeld van een dergelijke samenwerking is de organisatie van de opleiding Havenonderhoud rollend materieel, die de VDAB organiseert in samenwerking met een bedrijf in Zeebrugge. Deze opleiding vindt deels plaats bij de VDAB en deels in het bedrijf. We proberen op een creatieve manier de capaciteit uit te breiden en praktisch in te vullen. We kunnen echter niet vlug-vlug zorgen voor die extra opleidingen: er moet ook een opleidingscapaciteit zijn.
Het aanbod verruimen is voor sommige opleidingen ook zeer duur. Dat zal ik niet ontkennen. Bij de vrachtwagenchauffeurs bijvoorbeeld kan ik de capaciteit onmogelijk snel met tientallen plaatsen uitbreiden. De reden daarvoor laat zich raden: je kunt maar vrachtwagenchauffeurs opleiden als je voldoende vrachtwagens en instructeurs hebt. Dat is een serieuze kostprijs, zelfs als de sector zelf serieuze inspanningen levert. We moeten daar vandaag keuzes maken die een zeer snelle uitbreiding van dat aanbod verhinderen.
Er worden ook bijkomende organisatorische aanpassingen doorgevoerd, zodat de opleidingsinfrastructuur beter rendeert. Zo worden tijdens de vakantiemaanden voor opleidingen met zware uitrustingskosten, zoals vrachtwagenbestuurder, ook tijdelijke instructeurs ingezet, zodat die vrachtwagens toch kunnen worden gebruikt, ook als de instructeurs er niet zijn.
Een laatste punt is de aansluiting van onderwijs en arbeidsmarkt. Ik ben het eens met de stelling dat jongeren meer zouden moeten kiezen voor een opleiding tot vakman in de bouw, als technicus, ingenieur, verzorger of verpleegkundige. Vandaag zijn twee op drie knelpuntberoepen het gevolg van een kwantitatief tekort, maar daarnaast is er ook een kwalitatief tekort. Een deel daarvan is te verklaren door de arbeidsomstandigheden van sommige jobs. Een laag loon, zwaar werk, veel stress, een ongunstige tijdregeling of een statuut van zelfstandige, dat geregeld wordt gevraagd, kunnen verhinderen dat mensen in een job willen stappen.
Het probleem moet zeker ook worden aangepakt in het onderwijs. We moeten, in samenspraak met minister Smet, nagaan hoe we die studiegebieden nog nauwer kunnen laten aansluiten op de noden van de arbeidsmarkt. Ik zal daar een gesprek over aanknopen. Een belangrijk element is ook de werkervaring. We hebben het gehad over de centrumsteden en de werkateliers. We bekijken hoe we dat aspect kunnen meenemen.
U vraagt mij ook wat ik zal doen om meer jongeren te doen kiezen voor een opleiding tot verpleegkundige of ingenieur. Er gebeuren al heel wat inspanningen van sectoren, het onderwijs en de VDAB om de jongeren goede informatie te bezorgen. Uiteraard is en blijft het een vrije keuze welke opleiding iemand volgt.
Dan is er nog het element van de mentaliteitsverandering bso-tso-aso. We werken daar al lang aan en moeten daar nog verder aan werken, maar het zit natuurlijk ook vaak bij de ouders. Bijna elke ouder ziet zijn kind het liefst eerst aso proberen, en pas later iets anders.
De voorzitter : De heer Janssens heeft het woord.
De heer Chris Janssens : Minister, ik dank u voor het uitgebreide antwoord. Ik wil even inpikken op uw laatste puntje, namelijk dat de oorzaak van het blijven bestaan van knelpuntvacatures vaak is dat het gaat om zwaar werk, ongezond werk, veel weekendwerk. Het gaat vaak om jobs die niet meteen aantrekkelijk zijn, zeker niet voor jonge mensen. Daarnaast is er ook een kwalitatief tekort aan kandidaten met het vereiste diploma, de vereiste ervaring en dergelijke meer. Vooral op dat vlak is er voor u een opdracht weggelegd, als minister van Werk, uiteraard in samenwerking met uw collega-minister van Onderwijs.
Misschien kunnen we aan werkzoekenden ook betere stimuli aanbieden om in een scholings- of herscholingsprogramma te stappen. Het is een opdracht voor de Vlaamse Regering om die scholings- en herscholingsprogrammas beter af te stemmen op de reële noden van onze arbeidsmarkt.
U verwees ook naar het arbeidsmarktonderzoek dat u hebt aangekondigd. Hebt u daar een deadline voor vooropgesteld? Wanneer mogen we daar eventueel resultaat van verwachten?
De voorzitter : De heer Sabbe heeft het woord.
De heer Ivan Sabbe : Minister, uw antwoord was zeer uitgebreid en duidelijk. Ik wil nog een paar kleine opmerkingen maken. Ook al botsen we in Vlaanderen vaak op de federale bevoegdheden, toch kunnen een aantal van die knelpuntenberoepen, zeker in de horeca, ook door jobstudenten worden ingevuld. Dat is geen volledige oplossing, maar het kan wel wat soelaas bieden, zeker in de drukke periodes. Spijtig genoeg zitten we met een heel grote beperking voor de werking van jobstudenten. Onze partij heeft dat al vaak aangeklaagd. Ik wil er nog eens voor pleiten om daar vanuit Vlaanderen extra te inspanningen voor te leveren.
Met mijn tweede opmerking spreek ik niet de politiek aan, maar de ondernemers en de ondernemingen zelf. Er is namelijk ook heel wat werk weggelegd voor opleidingen in house, waarbij de ondernemingen dus zelf opleidingen geven. Op Europees niveau worden opleidingsprojecten vrij aanzienlijk gesubsidieerd. Dat betekent dat Vlaanderen misschien moet sensibiliseren om de weg te wijzen naar die Europese subsidiëring. Bij ons zijn er bijvoorbeeld opleidingssessies voor kassiersters, assistent-filiaalleiders enzovoort geweest. Dat is allemaal intern gebeurd, maar dus ten dele gesubsidieerd door Europa.
Dat zijn concrete zaken waar we ons beleid ter zake nog kunnen optimaliseren, ook al weten we dat we op het vlak van de jobstudenten tegen de beperkingen van het federale niveau stoten.
De voorzitter : De heer Van Malderen heeft het woord.
De heer Bart Van Malderen : Ik dank de minister niet alleen voor de uitgebreidheid van zijn antwoord, maar ook voor het feit dat hij aantoont dat het probleem complexer is dan af en toe wordt gesuggereerd, bijvoorbeeld door de heer Sabbe, en dat er veel meer nuance in zit dan alleen het financiële aspect.
Sommige sectoren kampen inderdaad met imagoproblemen. Er wordt ook vaak een sociale status gekoppeld aan bepaalde jobs. Andere zaken zijn dan weer veel objectiever. Ik denk aan arbeidsomstandigheden en fysieke bezetting, maar ook de loon- en arbeidsvoorwaarden waarmee sommige sectoren elkaar de duvel aandoen. Die maken dat mensen wel voor hetzelfde beroep in de ene sector kiezen en niet in een andere. Zo krijg je een vorm van concurrentie tussen sectoren en een soort afroming van de arbeidsmarkt. Andere punten zijn de opleidingsvereisten en het verwachtingspatroon van de werkgevers. We hebben hier in het kader van een ander debat, over de taalvereisten, al kunnen vaststellen dat de verwachtingen soms veel te hoog zijn, waarna men vaststelt dat niemand die grens haalt.
Ik heb er op zich begrijp voor dat elk bedrijf een witte raaf wil binnenhalen. Iedereen wil voor zijn bedrijf het beste. Maar als je dan verwacht dat die witte raaf ook nog arias kan zingen, weet je dat je het zeer moeilijk zult hebben om die vacature ingevuld te krijgen.
Minister, ik denk dat hier inderdaad ook geldt dat voorkomen beter is dan genezen, en dat je in die zin de toekomst moet voorbereiden. Een deel van de knelpuntvacatures zijn conjunctureel, maar uit de vaststellingen blijkt dat dat niet zo is. Er zijn nu al grote transities bezig op onze arbeidsmarkt, waar ons onderwijs moeite heeft om erop in te spelen. Maar ook het bestaande opleidingsaanbod van de VDAB en derden heeft moeite om erop in te schrijven. Ik denk aan dienstensectoren en aan IT, waar we al jaren met een probleem zitten. Het is eigenlijk wel jammer dat er gronden gekocht zijn om bepaalde competentiecentra op te zetten, gericht op die quartaire sector, waarvan we nu al weten dat ze niet voor 2012 zullen kunnen worden gerealiseerd en je op sommige projecten met terugverdientermijnen van 5 à 6 jaar zit. Ik zou willen vragen dat er grote aandacht wordt besteed aan dergelijke projecten, die eigenlijk opleidingscentra voor de toekomst zouden kunnen zijn, en die meteen ook in uw toekomstvisie zouden kunnen worden meegenomen.
Ik heb nog twee vragen. U hebt gezegd dat de premie weinig succesvol was. Ze is dan ook terecht afgeschaft. Een aantal andere maatregelen hadden niet zozeer een financieel effect, maar hebben wel een kostprijs, wat in de socialprofitsector gebeurd is: namelijk het feit dat mensen meer verlofdagen krijgen en dat men bijkomend verlof krijgt vanaf de leeftijd van 45 jaar. De filosofie is dat je mensen iets korter laat werken op microvlak om ze langer aan de slag te houden op macrovlak zodat de uitstroom verlaat. Is daar een evaluatie van gemaakt? Stelt men vast dat de uitstroom verlaat of niet? We staan voor een nieuwe golf van witte woede. De onderhandelingen worden heropend. Het lijkt me nuttig om dan te kijken of de maatregelen succesvol zijn en of men de goede richting uitgaat.
Het is een goede zaak dat men de opleidingscapaciteit probeert te verruimen door samen te werken met bedrijven. Dat idee is ontstaan op een moment van grote economische werkloosheid toen bedrijven stillagen en men zich afvroeg of men de capaciteit niet kon gebruiken om opleidingen te geven.
Het voltijds technisch onderwijs kampt ook met moeilijkheden om technische antwoorden te bieden op vragen van het bedrijfsleven. Het is niet altijd in staat om eigentijdse technologie in huis te halen. Misschien dat een samenwerking een en ander kan bewerkstellingen door ook die werkvloer te gebruiken om op andere uren opleidingen en bijscholingen te geven.
De voorzitter : Mevrouw Peeters heeft het woord.
Mevrouw Lydia Peeters : Voorzitter, minister, ik wil u danken voor uw heel uitgebreid antwoord, dat zeker verduidelijkend is.
Ik wil het nog heel even hebben over de cijfers. Uit uw antwoord op een eerdere schriftelijke vraag bleek dat 56 percent van de mensen in knelpuntenopleidingen hun opleiding beëindigen. Een groot aantal beëindigt de opleiding dus niet. Het kan positief worden geïnterpreteerd, namelijk dat die mensen intussen een job hebben gevonden. Het kan natuurlijk ook anders zijn en dat baart me een beetje zorgen.
Mijn vraag was wat de doorstroming naar een job was van mensen die effectief een opleiding hebben gevolgd. In 2009 zou dat 43,4 percent zijn. Op mijn specifieke vraag naar de doorstroming naar een knelpuntberoep, kon de VDAB geen antwoord geven. Dat is raar want dat is zeer interessant om te weten. Als men opleidingen aanbiedt, is het goed om te weten hoeveel opleidingen er worden beëindigd en hoeveel mensen er achteraf effectief worden tewerkgesteld in een knelpuntberoep. Die cijfers zouden zeer interessant zijn. Ik vond het raar dat de VDAB zei dat ze niet over deze specifieke gegevens beschikt.
Minister, misschien zou het toch interessant zijn om in de toekomst over die gegevens te kunnen beschikken.
Minister Philippe Muyters : Ik heb begrepen dat de VDAB een betere opvolging gaat doen en een bevraging gaat doen bij diegenen die de opleiding hebben gevolgd en diegenen die de opleiding hebben stopgezet. Hij gaat ook de werkgevers bevragen. Dat zal automatisch heel wat gegevens opleveren. Ik zal eens navragen wat zijn plannen zijn.
Ik kan niet antwoorden op de vragen die de heer Sabbe heeft gesteld, want hij is hier niet gebleven.
Er waren vragen over het ESF-project rond het Vlaams arbeidsmarktonderzoek van de toekomst. Dat zou dit jaar gebeuren, maar ik heb geen correcte datum.
Ik heb de opmerking over de witte sector genoteerd. Ik denk dat de onderhandelingen voor een nieuwe cao bezig zijn. Sta me toe om niet tussenbeide te komen in de onderhandelingen die mijn collegas voeren, door hier nu een of andere verklaring in gelijk welke richting te doen. Dat zou onverstandig zijn. U kunt natuurlijk altijd proberen om minister Vandeurzen te ondervragen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.