Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 20/04/2010
Vraag om uitleg van mevrouw Sophie De Wit tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over toenemende homofobie bij de allochtone gemeenschap
De voorzitter : Mevrouw De Wit heeft het woord.
Mevrouw Sophie De Wit : Voorzitter, minister, collegas, wellicht iedereen heeft kunnen lezen dat Antwerpen stilaan aan de alarmbel trekt. Jarenlang had de stad een homovriendelijk imago, maar dat dreigt nu te verdwijnen. De homofobie neemt alsmaar toe, zeker bij de allochtone gemeenschap. De dood van een lesbisch meisje was een triest dieptepunt. Haar ouders hadden een gebedsgenezer ingehuurd om haar te genezen van haar homofilie, met haar dood tot gevolg. Dergelijke genezingsrituelen komen helaas wel vaker voor bij de allochtone gemeenschap, zij het doorgaans met minder erge afloop.
Er zijn wel meer signalen waarneembaar. Zo is er een holebistudentenclub die geen activiteiten kan organiseren zonder dat die mensen worden opgewacht door allochtonen. Gemiddeld één persoon per week wordt fysiek bedreigd of in zijn of haar fysieke integriteit geraakt. In Gazet Van Antwerpen wordt de huidige toestand onder de loep genomen. Het is niet meer evident om zich op straat nog te kunnen outen. Men is terug naar af.
De homofobie zou vooral een zaak zijn van de radicale moslimstromingen en van mensen afkomstig uit Oost-Europa. Zij respecteren homofilie nog steeds niet. Men kan over homofilie van mening verschillen en men moet homofilie niet goedkeuren. Maar het is evident dat men respect moet opbrengen voor ieders geaardheid en voor diversiteit. En vandaag is dat niet het geval. Dat is ook een probleem voor Belgische homos, maar nog meer voor homos uit allochtone gemeenschappen. Zij durven zich niet te outen, botsen thuis op veel onbegrip en kunnen enkel terecht bij hulpverleners die ze kunnen vertrouwen.
De mensen die dit probleem aankaarten, de heren Carim Bouzian en Nico Volckeryck, lanceren in een manifest enkele interessante ideeën om aan deze problematiek iets te verhelpen. Een: zij stellen dat in het onderwijs meer aandacht moet worden gespendeerd aan seksuele diversiteit. Ook inburgeringstrajecten kunnen op het vlak van de maatschappelijke acceptatie van homoseksualiteit een belangrijke rol spelen. Twee: te weinig mensen in de hulpverlening hebben ervaring met de moslimcultuur. Mede door het inzetten van medewerkers en hulpverleners uit de doelgroep kan men het nodige vertrouwen realiseren. Drie: homohaat en homomishandelingen moeten streng worden aangepakt. Vier: er moet een meldpunt en een opvang komen voor allochtone homos, lesbiennes en biseksuelen. Vooral dat laatste is belangrijk. Die jongeren met hun homoseksuele gevoelens zijn moeilijk te bereiken, omgekeerd ervaren deze jongeren de hulpverlening als onbereikbaar.
Minister, in uw beleidsnota erkent u alvast het probleem. U hebt het daarin over het opzetten van een dialoog en de organisatie van meeting points, op de noodzaak om de nadruk te leggen op bewustmaking en om op het vlak van onderzoek, sensibilisering en empowerment de inspanningen voort te zetten. In uw beleidsnota mis ik toch wel de specifieke strategische en operationele doelstellingen die daaraan zijn verbonden.
Een groep die zich nog maar zeer recent laat horen, zijn de allochtone holebis. Deze groep wordt geconfronteerd met specifieke problemen, afhankelijk van zowel de cultureel-etnische achtergrond als in veel gevallen van het geslacht van de betrokkene. Het is belangrijk dat op dit terrein de inspanningen worden voortgezet, zowel op het vlak van onderzoek en sensibilisering als empowerment.
Toch worden in uw beleidsnota daar geen specifieke strategische of operationele doelstellingen aan verbonden. We zouden vanuit het minderheden- en gelijkekansenbeleid een discours moeten opbouwen dat moet uitmonden in duidelijke en concrete initiatieven.
De problematiek is alleszins niet nieuw. Eind 2001 stelde collega Roegiers al een vraag over de problematiek aan toenmalig minister Vogels. Daaruit bleek dat toen in Vlaanderen slechts één organisatie bestond om allochtone holebis te ondersteunen, en dat daarmee zelfs geen structurele samenwerking bestaat.
Bovendien is de omvang van het probleem moeilijk te kennen. De privacywetgeving zorgt ervoor dat bij crisisopvang niet wordt geregistreerd of het om holebis gaat, laat staan om allochtone holebis. Dat bleek overigens ook uit een antwoord op een vraag van toenmalig parlementslid De Bruyn.
Vandaar mijn vragen. Een: hoe beoordeelt de minister de toestand die door de heren Bouzian en Volckeryck aan het licht wordt gebracht? Twee: zijn er ondertussen wel al allochtone holebi-organisaties in Vlaanderen waarmee structureel wordt samengewerkt? Zo ja: welke, en op welke wijze verloopt die samenwerking? Zo niet: welke stappen neemt de minister om in een meldpunt en een opvang te voorzien en dat te ondersteunen, niet alleen voor Antwerpen, maar voor heel Vlaanderen? Drie: hoe evalueert de minister de inspanningen die reeds werden genomen en waarnaar de beleidsnota verwijst?
De voorzitter : De heer Roegiers heeft het woord.
De heer Jan Roegiers : Voorzitter, minister, collegas, ik bedank mevrouw De Wit voor haar vraag. Met de regelmaat van een klok stellen we vast dat de aanvaarding van holebiseksualiteit problematisch is. Vaak heb ik al gezegd dat de verschillende overheden van dit land inspanningen hebben geleverd om een juridische aanvaarding en gelijkschakeling te bewerkstelligen, maar dat de samenleving die evolutie niet altijd even goed heeft gevolgd. Ik ondersteun de vraag van mevrouw De Wit, maar wil het probleem ook in een breder kader plaatsen.
Ik denk dat de situatie met betrekking tot aanvaarding aan het verslechteren is. De problemen bij de allochtone gemeenschap zijn bekend. Het is ook goed dat ze worden aangehaald, want we moeten ze niet verdoezelen. Maar we stellen tegelijkertijd vast dat ook andere mensen naar wie men opkijkt, uitspraken doen die niet zo positief zijn. Ik denk aan de nieuwe aartsbisschop van dit land, die ook in niet bepaald homovriendelijke uitspraken vervalt en die een zekere aanhang heeft die maakt dat de geschetste problematiek er niet op vooruitgaat.
Sinds ik in het parlement zit en hierover vragen stel en mevrouw De Wit is zo collegiaal geweest om die ook correct te vernoemen heb ik voor het eerst mails gekregen van mensen die mij zeggen: Jan, ik heb schrik. Ik durf niet meer. Mijnheer de minister, we moeten ons bewust zijn van deze evolutie. Ik weet dat heel wat holebis zich bescheiden gedragen op straat. Ze lopen niet hand in hand of arm in arm rond. Maar als je niet meer de vrijheid hebt om naar bepaalde activiteiten te gaan omdat het gevaar bestaat dat je wordt opgewacht, dan is er effectief een probleem.
Ik steun de vragen van collega De Wit, maar ik pleit ervoor om de problematiek open te trekken. Minister, ik wil u trouwens uitdrukkelijk feliciteren met de oproep die u in de vakantie hebt gedaan naar aanleiding van de stomme uitspraak van de staatssecretaris van het Vaticaan, die in Chili dwazigheden heeft uitgehaald. U hebt terecht aan de minister van Buitenlandse Aangelegenheden gevraagd om een gesprek te hebben met de pauselijke nuntius. Ik heb begrepen dat u zelf ook ging proberen met de pauselijke nuntius een gesprek te hebben. Dat zijn goede initiatieven, maar daarmee zijn de problemen natuurlijk niet opgelost.
Ook ik ben nieuwsgierig naar het antwoord dat u zult geven. Ik ben me er natuurlijk wel van bewust dat het een probleem is dat u niet alleen kunt oplossen maar dat door heel wat mensen, door heel wat ministers en met heel wat bevoegdheden zal moeten worden aangepakt. Mijnheer de minister, ik kijk graag uit naar uw antwoord.
De voorzitter : Mevrouw Van Steenberge heeft het woord.
Mevrouw Gerda Van Steenberge : Voorzitter, minister, geachte collegas, in tegenstelling tot de heer Roegiers ben ik voor complete vrijheid van meningsuiting. Hoe dwaas de uitspraken ook zijn, iedereen heeft het recht om te zeggen wat hij wil. Waar ik niet tegen kan, is tegen de fysieke bedreiging en intolerantie tegenover mensen die een andere mening hebben. Dat is iets totaal anders.
Minister, ik wil verwijzen naar de beleidsnotas van vorig jaar. Er werd gesproken over een sensibiliseringscampagne voor jongeren van 14 tot 16 jaar, de Tolero-campagne, die de tolerantie ten opzichte van holebiseksualiteit wou verhogen. Ze was dus niet specifiek gericht op allochtone jongeren, maar op alle jongeren. Ik veronderstel dat allochtone jongeren daar ook toe behoren. Is er een opvolging van de Tolero-campagne gebeurd? Wat zijn de resultaten? Heeft ze effectief tot resultaat geleid, want blijkbaar is de intolerantie tegenover holebis toch gestegen als ik het zo hoor? Komt er een vervolg op de campagne? Als er echt fysieke bedreiging is en als de intolerantie stijgt, dan is de campagne misschien gebrekkig geweest en is er opvolging nodig.
Ik heb een tweede vraag die hier niet onmiddellijk betrekking op heeft, maar er toch wel op aansluit. Ze gaat over de registratiesystemen. Mevrouw De Wit zegt dat de registratie nogal gebrekkig is. Er worden geen klachten over homoseksualiteit geregistreerd, laat staan over allochtone homoseksuelen. In de beleidsbrief ging het ook over de registratie van kansengroepen. De eerste kansengroep waarvan de registratie gebeurde, was op basis van geslacht.
De tweede registratie ging gebeuren bij de kansengroep van allochtonen, maar er was blijkbaar een juridisch probleem. De registratie op basis van identiteit is niet mogelijk. De meerderheidspartijen hebben ooit een wet goedgekeurd om net voor statistieken in verband met veiligheid en criminaliteit de nationale afkomst niet meer te registreren. Men zit nu gevangen in zijn eigen web, want er zijn ook geen andere registratievormen meer mogelijk. Op basis van die beleidsnota ging men toen onderzoeken of de administratief-juridische obstakels uit de weg konden worden geruimd. Zijn die obstakels weg? Is er een registratie van allochtone kansengroepen mogelijk?
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : Mijnheer de voorzitter, geachte collegas, wie de pers ook maar enigszins volgt, stelt helaas vast dat problemen met homoseksualiteit tegenwoordig behoorlijk wat krantenkoppen opleveren. Het ene voorval is al hallucinanter dan het andere.
De afgelopen weken was er een Amerikaanse oud-generaal die de val van Srebrenica toeschreef aan de aanwezigheid van homos in het Nederlandse leger. Er was de voorzitter van een Roemeense eersteklasser die met de Bijbel in de hand een beweerde homoseksuele stervoetballer uit zijn team weerde. En er was de nummer twee in het Vaticaan die ongegeneerd het kindermisbruik binnen de katholieke kerk in de schoenen van de holebigemeenschap schuift.
Ik geef u overigens graag mee dat ik niet enkel in de media heb aangekondigd dat ik de nuntius tot een gesprek zou uitnodigen, maar dat de uitnodiging ook werkelijk is verstuurd. Ik heb nog geen antwoord gekregen. Maar als zijne excellentie niet reageert, dan zullen we hem opbellen. Ik heb overigens ook aan federaal minister van Buitenlandse Zaken Vanackere een brief gestuurd, met de vraag om de pauselijke nuntius tot de orde te roepen.
Collegas, in bovenstaande voorbeelden wordt één zaak duidelijk: homofobie beperkt zich duidelijk niet tot bepaalde milieus, en is evenmin een monopolie van moslims. Voor de duidelijkheid wil ik de homofobie onder die laatste groep niet minimaliseren. Zij is wel degelijk aanwezig, en dat is ontoelaatbaar. Maar ze is even ontoelaatbaar als elke andere vorm van homofobie. Dat die homofobie ook in Vlaanderen, ondanks het wegwerken van een aantal belangrijke wettelijke discriminaties en ondanks een positief evoluerend maatschappelijk klimaat, nog steeds sluimert en regelmatig de kop opsteekt, is een feit. Een dynamisch Vlaams holebi- en transgenderbeleid blijft dan ook noodzakelijk.
Ik zal de komende jaren inzetten op twee pijlers. Enerzijds focus ik op het bewerkstelligen van een holebi- en transgendervriendelijk maatschappelijk klimaat, en richt ik mij dus op de brede maatschappij, anderzijds focus ik op het empoweren van holebis en transgenders zelf en op het in kaart brengen en verhelpen van hun specifieke noden. Daarbij benader ik noch de brede maatschappij, noch de groep holebis en transgenders als monolithische blokken. Er zijn bepaalde deelgroepen binnen de holebi- en transgendergemeenschap die extra kwetsbaar zijn, en bepaalde segmenten van de samenleving staan minder open tegenover holebiseksualiteit dan andere. Allochtone holebis reken ik tot die extra kwetsbare deelgroepen waar ik in mijn beleid specifieke aandacht voor zal hebben.
Wat mijn inspanningen betreft om het maatschappelijke klimaat holebivriendelijker te maken, werk ik uiteraard ook aan het ontwikkelen van kanalen om de allochtone gemeenschappen te bereiken. Dat doen we in overleg met personen en instanties uit het holebimiddenveld, het allochtonenmiddenveld en organisaties van en voor allochtone holebis. Ik wil wel benadrukken dat ik mij daarbij richt op het bestrijden van vooroordelen, en niet op het bestrijden van bevolkingsgroepen met vooroordelen.
Vlaanderen telt verscheidene organisaties van en voor allochtone holebis. Çavaria, de koepelorganisatie van Vlaamse en Brusselse holebi- en transgenderorganisaties die meer dan 90 percent van de bestaande organisaties onder haar leden telt, ontving een projectsubsidie vanuit het Vlaamse gelijkekansenbeleid om die organisaties samen te brengen in een overlegforum. Vanuit dat forum werd gewerkt aan drie doelstellingen. Eén: het versterken van de allochtone holebiverenigingen, zodat hun capaciteit en draagkracht vergroten. Twee: het sensibiliseren en vormen van de reguliere holebiverenigingen en -initiatieven, zodat zij allochtone holebis die zich aanmelden, kunnen opvangen en, indien gewenst, gericht doorverwijzen. Drie: het bekendmaken van de allochtone holebiverenigingen en het onthaalaanbod van de reguliere holebi- en transgenderorganisaties bij de relevante welzijns-, jeugd- en allochtone koepelorganisaties.
De allochtone holebi-organisaties die het Forum Allochtone Holebis uitmaken zijn Merhaba, Shouf Shouf, True Colours, Werkgroepen Internationale Solidariteit Holebis (WISH) en het Roze Huis Antwerpen. Die laatste is geen allochtone holebi-organisatie, maar wel trekker van een aantal projecten die het thema centraal stellen. Ik zal weldra met die organisaties aan tafel zitten in het kader van de voorbereiding van het Actieplan Holebis en Transgenders, dat normaliter nog voor het zomerreces zal worden voorgesteld. Met enkele ervan hebben mijn diensten sowieso regelmatig contact. Vanuit het Vlaamse gelijkekansenbeleid zijn er immers al verscheidene projecten opgestart die focussen op het verbeteren van het welzijn van allochtone holebis en/of op het bespreekbaar maken van het thema van holebiseksualiteit binnen de allochtone gemeenschappen.
Ik geef enkele voorbeelden. Het Roze Huis in Antwerpen startte dankzij een projectsubsidie vanuit het Vlaamse gelijkekansenbeleid met het opzetten van een dialoog tussen lokale holebi-organisaties en lokale allochtonenorganisaties. De bedoeling was om vanuit de idee onbekend is onbemind via kennismaking de wederzijdse vooroordelen en weerstanden weg te nemen. Het project was succesvol en kon naderhand met steun vanuit zowel het gelijkekansenbeleid als het integratiebeleid uitgebreid worden van een dialoog met de Maghrebijnse gemeenschap naar een dialoog met ook andere gemeenschappen. Een ander pilootproject dat dankzij de ondersteuning vanuit het Vlaamse gelijkekansenbeleid kon worden opgestart, was het Wadi-project van Merhaba. In het kader van dat project werden onder andere workshops georganiseerd voor intermediairen uit de hulpverlening die geconfronteerd worden met holebis van allochtone origine. Dat zijn maar enkele voorbeelden om aan te tonen dat de problemen waar u naar verwijst, bekend zijn en dat er wel degelijk aan gewerkt wordt. Uiteraard kan het altijd nog beter. Ik kom daar zo dadelijk op terug.
Carim Bouzian en Nico Volckeryck, met wie mijn medewerkers overigens ook hebben gesproken en met wie ikzelf heb gemaild, pleiten voor de oprichting van een apart meldpunt voor allochtone holebis. Ik begrijp die vraag, en zeker gezien de bijzonder treurige en onaanvaardbare reden die aan de vraag ten grondslag ligt, namelijk de dood van Layla Hachichi. Toch moet de vraag worden bekeken in het licht van bestaande projecten, want niemand heeft belang bij een versnippering van middelen en mogelijkheden. Er is het netwerk van de Vlaamse Meldpunten Discriminatie, waar iedereen terecht kan, maar we zijn er ons van bewust dat daar een extra drempel is. Iedereen die zich gediscrimineerd voelt op basis van de gronden die in 2008 decretaal zijn vastgelegd, kan daar terecht. Twee van die gronden zijn etniciteit en seksuele identiteit. Personen die discriminaties ervaren op basis van een combinatie van beide gronden zijn daar uiteraard ook welkom.
Ik denk ook aan de Holebifoon, die werk maakte van het verhogen van haar vertrouwdheid met verschillende culturele achtergronden, en die in staat is om gericht door te verwijzen. Daarnaast vind ik het heel belangrijk om de reeds gedane inspanningen verder te zetten die leiden tot een verhoogde kennis over verschillende culturele eigenheden bij de reguliere hulpverleningssector en bij het reguliere middenveld.
Ten slotte wil ik er ook op wijzen dat de weerstand tegen holebiseksualiteit binnen bepaalde allochtone gemeenschappen heel duidelijk gelieerd is aan ideeën over mannelijkheid en vrouwelijkheid aan gender dus. Die ideeën bepalen de verwachtingen die jongeren hebben van elkaar in een relatiecontext. In het kader van mijn genderbeleid werk ik samen met een aantal federaties van allochtonenverenigingen aan het opzetten van ontmoetingsmomenten voor allochtone jongens en meisjes waarin zij discussiëren over de uitbouw van relaties en over hun ideeën over de rol van mannen en vrouwen hierin, en dus ook over hun ideeën met betrekking tot mannelijkheid en vrouwelijkheid. Uiteraard komt hier ook hier de seksualiteit, inclusief holebiseksualiteit, ter sprake.
Er zijn al gesprekken geweest en er liggen nieuwe in het verschiet. De bedoeling is om jongeren van verschillende achtergronden te bereiken. De inspanningen die we hebben gedaan, waren zeker succesvol, maar er is nog een lange weg te gaan. Wat we nu zien in de samenleving, is een homofobie die hardnekkig opduikt bij allerlei individuen en bevolkingsgroepen met heel verschillende levensbeschouwelijke en demografische kenmerken.
Desondanks, en ik wil zeker niet minimaliseren men mag me helemaal niet verkeerd begrijpen , mogen we ook niet in de val trappen. De situatie voor heel wat holebis is geen verhaal van kommer en kwel: er is een openheid binnen de maatschappij en de kansen voor holebis om hun leven succesvol in the open uit te bouwen zijn nog nooit zo groot geweest. Het is heel duidelijk dat we deze positieve trend voort moeten zetten en dat we daar zoals het geval is bij democracy never take it for granted elke dag opnieuw voor moeten vechten. Dat is ook hier duidelijk het geval.
Zonder het te willen onderschatten, wil ik het verhaal meteen ook nuanceren in die zin dat er in een aantal steden en ik ken Brussel dan ook goed tegenover holebis specifiek geweld is, maar dat er ook tegenover allerlei bevolkingsgroepen in onze samenleving geweld is. Ik neem opnieuw het voorbeeld van gisteren over geweld in de metro in Brussel, waar gewoon twee federale politieagenten worden aangevallen door een bende jongeren. Er zijn nog andere voorbeelden in de samenleving. Men gaat me zeker niet horen ontkennen dat homofobie niet meespeelt, maar er doen zich een aantal algemene uitingen van geweld voor die evenzeer tegen heteros zijn gericht. Laat me heel duidelijk zijn: in alle gevallen is geweld in de samenleving ontoelaatbaar omdat iedereen op elk ogenblik van de dag zonder enig probleem buiten moet kunnen en durven buiten komen. Daar ben ik het absoluut met u over eens.
Wat betreft de registratie wijs ik erop dat de manier waarop de politie registreert geen bevoegdheid van de Vlaamse overheid is. Ik wil wel bekijken in welke mate er nog een probleem is. Het is heel verschillend hoe er wordt opgetreden in de verschillende politiezones van dit land. Er zijn ook heel wat nuanceringen, maar ik ben me ervan bewust dat er zeker in de steden nog een tandje bij kan worden gestoken. We kunnen heel duidelijk kijken naar de manier waarop andere landen daarmee omgaan.
De voorzitter : Mevrouw De Wit heeft het woord.
Mevrouw Sophie De Wit : Er worden inderdaad al heel wat concrete initiatieven genomen. Laat me duidelijk zijn: ook ik had niet de bedoeling om een bepaalde groep te viseren, maar inderdaad ook het vooroordeel dat er geldt, niet zozeer bepaalde groepen en milieus.
Het klopt wat u zegt dat het geweld in de maatschappij algemeen groter is en ik begrijp dat u het wilt nuanceren. Als een groep mensen wordt opgewacht en als er bijna wekelijks een daad van agressie is tegenover een lid ervan, is dat niet zomaar het gebruikelijke geweld in de maatschappij. Dat is bijna hetzelfde als een groep sporters in elkaar wordt geslagen vanwege die bepaalde sport. Ik denk dat het heel belangrijk is dat we daar verder tegen optreden en dat we paal en perk moeten stellen aan het taboeonderwerp dat zich blijkbaar terug aan het manifesteren is en dat mag niet, want dat is terug naar af en dat er zeker initiatieven genomen moeten worden. We mogen zeker niet teruggaan, we moeten vooruitgaan. Respect is heel belangrijk, vooral respect voor iedereen, voor ieders mening, geaardheid en doel.
De voorzitter : De heer Roegiers heeft het woord.
De heer Jan Roegiers : Ik wens de minister heel veel succes met de initiatieven die genomen moeten worden. We zullen hem daar uiteraard ook alle steun bij verlenen.
Ik wil enige nuance aanbrengen als het gaat over de vrijheid van meningsuiting ik weet dat ik daar regelmatig met mevrouw Van Steenberge van mening over verschil. Wat de staatssecretaris heeft gezegd, is een strafrechtelijk misdrijf in de schoenen schuiven van een bepaalde groep mensen. Ik vind dat toch wel een zeer gevaarlijke mening die men met veel ontzag probeert te verkondigen. Het is even stom dat er iemand anders zegt dat het de schuld is van een mandataris van het Vlaams Belang als er morgen een islamitische jongen het slachtoffer zou zijn van geweld. Dan zou u evengoed zeggen dat er paal en perk moet worden gesteld aan bepaalde vormen van vrije meningsuiting.
De voorzitter : Mevrouw Van Steenberge heeft het woord.
Mevrouw Gerda Van Steenberge : Voor de collegas die het nog niet gewoon zijn, verduidelijk ik even dat de heer Roegiers en ik regelmatig discussies voeren in de commissie Gelijke Kansen. We hebben een verschillende mening, maar altijd met evenveel respect tegenover elkaar. We zullen van mening blijven verschillen. Wat u zegt, is waar. Er zou opgetreden moeten worden als iemand ons massaal mestkevers noemt. Ik heb nog geen enkele parlementaire vraag gehoord over iemand die ons mestkevers noemt. Ik vind dat even intolerant.
Ik heb geen antwoord gekregen op mijn vraag in verband met de Tolero-campagne. Komt daar nog een vervolg op?
De registratie die ik bedoelde, was niet de registratie door de politiediensten, maar het gaat om uw eigen beleidsdomein. In de beleidsbrief staat dat er een registratie van kansengroepen zou gebeuren. Uw voorgangster, voormalig minister Van Brempt, ging de kansengroepen registreren en er was een probleem met de allochtonen vanwege juridische redenen. Het waren niet de politiediensten, maar uw eigen diensten die gingen registreren om een beter beleid te kunnen voeren in het kader van de open coördinatiemethode.
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : Bij de politie gaat het om registratie. We kunnen niet opleggen hoe de politie moet registeren. Ik heb al gezegd dat ik het belangrijk vind bij Onderwijs en in een andere context om dat op te volgen. In die zin heb ik daar geen probleem mee, maar u moet daar geen verkeerde conclusies uit trekken. Dat is iets anders. Als de politie op basis van afkomst registreert, is het geen bevoegdheid van mij om dat aan de politie op te leggen, als ik dat al zou willen.
Wat betreft de Tolero-campagne zult u in het actieplan zien of we dat voortzetten of niet.
Ten slotte wil ik nog zeggen dat ik zeker niet wil ontkennen dat er problemen zijn. Dat heb ik ook helemaal niet gedaan en we gaan zeker specifieke acties ondernemen. We moeten ons niet beperken tot holebiseksualiteit, het gaat ook over het omgaan met vrouwen in het algemeen, over vrouwen die verbaal en zelfs fysiek aangevallen worden als ze een minirok dragen of een decolleté hebben.
Het is een probleem van omgaan met seks en seksualiteit, en dat uit zich op verschillende manieren. We zijn ons daar heel goed van bewust.
Als ik met een positieve noot mag eindigen: een paar jaar geleden had 80 percent van de allochtone jongens een probleem met holebis, inmiddels zijn het er maar 40 percent meer. Dat is nog altijd 40 percent te veel, maar die groep is inmiddels toch maar gehalveerd. Laten we voortwerken aan die gunstige evolutie en die versnellen, want die is goed. Zo evolueren ze zoals ook Vlamingen zijn geëvolueerd.
De voorzitter : Het incident is gesloten.