Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Decreetsevaluatie, Inburgering en Toerisme
Vergadering van 30/03/2010
Vraag om uitleg van de heer Lode Vereeck tot de heer Geert Bourgeois, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, over het kritische SERV-rapport van 10 maart 2010 omtrent de slechte kwaliteit van de Vlaamse regelgeving en de negatieve impact hiervan op het investeringsklimaat
Vraag om uitleg van de heer Willy Segers tot de heer Geert Bourgeois, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, over de kwaliteit van de Vlaamse regelgeving
De voorzitter : Collegas, de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) zal op 4 mei in de commissie een toelichting geven over dat rapport.
De heer Vereeck heeft het woord.
De heer Lode Vereeck : Voorzitter, minister, ik was er me eigenlijk wel van bewust dat de uitnodiging was verstuurd naar de SERV om het rapport toe te lichten. Maar we kunnen natuurlijk allemaal lezen. Minister, het is een materie die me dermate boeit dat ik eigenlijk niet langer kon wachten om daarover met u van gedachten te wisselen.
In het rapport van 10 maart is de SERV vrij kritisch over de kwaliteit van de Vlaamse regelgeving. Het is trouwens een rapport dat de SERV op eigen initiatief heeft gepubliceerd. Dat duidt er toch op dat hij meent aan de alarmbel te moeten trekken. De situatie is volgens de SERV precair. Zoals we gewend zijn, is het een heel uitgebreid en uitgebalanceerd rapport.
Er is al veel geschreven over betere regelgeving. Iedereen met een beetje gezond verstand erkent ondertussen wel het belang van een goede kwaliteit van de wetgeving. Ik zal daar dan ook niet verder bij blijven stilstaan. Ook de Vlaamse Regering erkent het belang ervan. Het is opgenomen in het ondertussen beruchte Vlaanderen in Actie (ViA). Maar ook in het Pact 2020 is een passage opgenomen over betere regelgeving. Ze wordt er als een van de twintig doelstellingen naar voren geschoven. Zo staat er bijvoorbeeld: Vlaanderen voert tegen 2020 een ambiteus programma uit voor betere regelgeving, dat bureaucratische belemmeringen, administratieve lasten en onnodig zware nalevingskosten van regelgeving vermijdt en wegneemt.
Ook vanuit Europa wordt de druk opgevoerd om werk te maken van betere regelgeving. Recent is er weer een publicatie geweest van de drie overheden, van de drie naties die daarin een voortrekkersrol spelen, alhoewel ze nu een nieuw woord gebruiken. Er wordt nu gesproken over slimmere regelgeving. Maar whats in a name?
Minister, laat me u ook heel duidelijk maken dat er in de vorige legislatuur een aantal grote stappen in de goede richting zijn gezet, en meer bepaald onder uw ministerschap. Ik erken dat. Het laatste jaar van de legislatuur was er niet veel meer te merken. Maar zeker in de eerste 4 jaar zijn er bijvoorbeeld de regelgevingsagendas gekomen. Er is de compensatieregel voor administratieve lasten, de invoering van de reguleringsimpactanalyse (RIA), de formulierensite, de ondertekening van het interinstitutioneel akkoord. Het is onder uw ministerschap dat de aandacht voor goede regelgeving in Vlaanderen is toegenomen.
Maar toch zijn er nog een aantal punten waar het dringend beter kan en moet. Dat blijkt nu uit die nota van de SERV. In een rapport van de OESO vond de SERV trouwens de bevestiging van zijn eigen conclusies. In dat rapport over de kwaliteit van de wetgeving eindigt Vlaanderen 23e op 30 regios. Dat is een cijfer dat de wrevel en het ongenoegen bij burgers, bedrijven en gemeentebesturen, die allemaal die regelgeving ondergaan, bevestigt. Sommigen spreken van betutteling en andere van eindeloze processies om vergunningen te verkrijgen, die dan soms nog tegenstrijdig zijn. Het valt ook op dat het Vlaams Parlement met de regelmaat van een klok reparatiedecreten moet goedkeuren om fouten of misverstanden uit vorige decreten recht te zetten.
De belangrijktste suggestie van de SERV is die waar ook de OESO het hardst op hamert, namelijk transparantie en participatie in de regelgeving. Diegenen op wie de regelgeving van toepassing is, moeten eigenlijk beschouwd worden als klanten, met wie consultatie moet worden opgezet over hoe de wetgeving het best wordt opgesteld. En daar is ons Vlaams besluitvormingsproces op dit moment niet op gericht. Dat focust vooral op het bereiken van overeenstemming met de coalitiepartners in de regering. En ik geef toe dat dat op zich al moeilijk genoeg is. Dat vinden alle politici, zowel van de meerderheid als van de minderheid. Maar zodra die overeenstemming bereikt is over de grote oriëntering van een beslissing, dan is men het politieke onderhandelen moe en heeft men geen zin nog eens rekening te houden met de klanten. Uit het rapport van de SERV blijkt hoezeer Vlaanderen achterop hinkt in de internationale rankings.
Ik weet ook dat het argument dat de SERV in een aantal van zijn suggesties gebruikt, namelijk meer consulteren, en vooral meer consulteren van strategische adviesraden, zou kunnen leiden tot grotere doorlooptermijnen. En die doorlooptermijnen zijn al zo lang in België. Ik ben het wel eens met de SERV dat consulteren niet moet leiden tot grotere doorlooptijden, indien alles goed gepland kan worden.
De opmaak van regelgeving moet meer worden gezien als een proces, dat zo veel mogelijk moet worden gepland. In navolging van de commissies-Sauwens en -Berx moeten we misschien ook voor regelgeving eens bekijken hoe we de procedures efficiënter kunnen organiseren. Minister, zult u omtrent het consultatiebeleid en de doorlooptijden bij de opmaak van regelgeving initiatieven nemen? Zo ja, op welke wijze zult u het parlement daarbij betrekken?
Een tweede probleem is volgens de SERV de verhouding tussen de ambtenarij en de kabinetten. De administratie die de dossiers voorbereidt, heeft vaak geen contact met de klanten en hun woordvoerder. Drukkingsgroepen zijn vaak voorbehouden terrein voor de kabinetten. Nochtans belooft het charter tussen de regering en de topambtenaren wel beterschap. Het zegt dat de kabinetten de administratie erbij moeten roepen als ze de drukkingsgroepen ontvangt. Over de inkrimping van de kabinetten hebben we al andere discussies gehouden, maar hoe gaan we die samenwerking tussen ambtenarij en kabinetten in de consultatie van de stakeholders concreet verbeteren?
Uit een onderzoek van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) uit 2008 blijkt dat Vlaanderen een van de betere RIA-systemen heeft in continentaal Europa. Het instrument op zich is dus goed, maar het wordt helaas niet goed toegepast. Zoals blijkt uit het rapport van de SERV, is de kwaliteit van de RIAs in Vlaanderen doorgaans te laag. Vlaanderen heeft op 4 jaar tijd 469 RIAs gemaakt, verspreid over alle beleidsdomeinen. Dat is natuurlijk zeer veel, en vaak is de RIA nog een louter formele procedure, die men moet doorlopen nadat de belangrijke beslissingen al zijn genomen. Uit een bevraging van de administraties blijkt bijvoorbeeld dat er momenteel nog heel wat RIAs worden gemaakt omdat het een verplichting is. De RIA is in veel gevallen een papieren verplichting die in de laatste fase van de totstandkoming van regelgeving nog snel moet worden opgemaakt en de reeds genomen beslissingen retroactief moet verantwoorden. Er zijn trouwens ook een aantal uitzonderingen, moet ik daar onmiddellijk aan toevoegen.
Er zijn dus knelpunten aan de RIA. Dat blijkt ook uit een evaluatie van de dienst Wetsmatiging van april vorig jaar. Ze worden vaak te laat opgestart, er wordt te weinig geconsulteerd, er worden te weinig opties onderzocht, de effecten worden onvoldoende in kaart gebracht. Maar het grootste probleem is het gebrek aan politieke en ambtelijke steun aan het RIA-proces. En dat heeft natuurlijk te maken met het feit dat het al zo moeilijk is om tot een consensus te komen in de interkabinettenwerkgroep. De SERV drukt dat trouwens veel voorzichtiger uit dan de dienst Wetsmatiging. De SERV stelt dat het strategische beleidskader voor betere regelgeving moet worden vernieuwd. Bent u het daar mee eens?
De SERV heeft in zijn persbericht een goede samenvatting gegeven van het rapport: Wil Vlaanderen zijn ambities waarmaken om de administratieve lasten van burgers en bedrijven met 25 percent te verminderen tegen 2012, dan is dringend actie nodig. Dat blijkt uit een onderzoeksrapport en advies van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV). Ondanks de goeie wil van de voorbije 10 jaar blijven de resultaten voor betere regelgeving uit en hinken we achterop tegenover het buitenland. Daarom vraagt de SERV consultaties met adviesraden en andere stakeholders vroeger in het beleidsproces op te starten. Daarnaast moet de overheid de zogenaamde reguleringsimpactanalyse minder formalistisch inzetten, zodat minder tijd, mensen en middelen verspild worden. De vraag om anders en beter te beslissen, loopt opvallend parallel met de conclusies van de commissies-Berx en -Sauwens over de versnelling van grote investeringsprojecten.
Ik herhaal nogmaals dat er in de vorige legislatuur, en zeker onder uw ministerschap, belangrijke initiatieven zijn genomen. In het laatste jaar is dat een beetje stilgevallen, waarschijnlijk toen deze bevoegdheid bij de minister-president terechtkwam en die man daardoor een veel te zware portefeuille had. U weet dat ik daar heel nauw bij betrokken was, en ik kon in de praktijk constateren dat het in het laatste jaar wat is stilgevallen.
Nu stelt u opnieuw voor om met deze regering zwaar in te zetten op betere regelgeving. Vlaanderen doet het nochtans niet zo goed, zoals blijkt uit een internationale vergelijking van de OESO. Dat straalt negatief af op het vertrouwen in de overheid en vooral in het investeringsklimaat. Een van de belangrijkste elementen is het inzetten op de administratieve vereenvoudiging. U weet dat ik daar zelf actief mee bezig ben geweest en dat dat voor mij een belangrijk thema is.
Ziet u het haalbaar om die doelstelling van 25 percent reductie voor de administratieve lasten die Vlaanderen wil realiseren, nog te behalen voor 2012, gezien ook de achterstand die daarin is opgelopen? Zo ja, in welke beleidsdomeinen denkt u dat vooral te realiseren? Ik hoop, minister, dat u aan de slag gaat met de aanbevelingen van de SERV, die positief geformuleerd zijn, en dat u werk wilt maken van betere regelgeving. U weet dat u daarvoor op mijn steun kunt rekenen.
Wat is uw globale reactie op het rapport en het advies van de SERV? Erkent u de problemen die daarin worden gesignaleerd? Welke wel? Welke niet? Welke beleidsconclusies zult u uit het SERV-rapport trekken? Welke aanbevelingen zult u opvolgen en welke niet? De SERV stelt dat de inspanningen inzake administratieve vereenvoudiging dienen te worden opgedreven tegen midden 2010. Dat is over een drietal maanden. Welke concrete acties zult u tegen midden 2010 ondernemen? Welke resultaten verwacht u daarvan?
De regering engageert zich in het kader van het werkgelegenheids- en investeringsplan (WIP) eveneens tot het reduceren van de administratieve lasten voor ondernemers met 25 percent tegen 2012. Die doelstelling wordt volgens de SERV moeilijk haalbaar. Wordt die doelstelling gehandhaafd? Hoe zult u die halen? Welke beleidsdomeinen zijn daarbij voor u prioritair? Denkt u daar een beetje te moeten aanpassen? De SERV stelt dat ondanks de goede wil van de voorbije 10 jaar de resultaten voor betere regelgeving wat uitblijven en we achterop dreigen te hinken ten aanzien van het buitenland. Welke factoren liggen volgens u aan de basis van dat achterop hinken? Welke bijsturingen zullen er nog gebeuren?
De voorzitter : De heer Segers heeft het woord.
De heer Willy Segers : Voorzitter, minister, collegas, ik hoef niet te situeren waar het over gaat, de meesten onder u hebben het rapport van 10 maart 2010 wel gelezen, of toch de commentaren op het rapport. In een interview wees Peter Leyman van de SERV erop dat Vlaanderen, ondanks de belofte van de Vlaamse Regering, de vermindering van de administratieve lasten met 25 percent tegen 2012 zeker niet zal halen.
Een vergunning krijgen behelst dan ook nog steeds heel wat werk. Concreet denk ik bijvoorbeeld aan de vertraging die heel wat infrastructuurwerken daardoor oplopen. Er wordt ook verwezen naar het Vlaams Parlement, dat naar aanleiding van deze problemen recent een resolutie heeft goedgekeurd, waarbij via 76 aanbevelingen het doel wordt vooropgesteld om de doorlooptijd van infrastructuurwerken te halveren.
Daarnaast berekende de SERV dat er in de vorige regeerperiode gemiddeld 233 dagen nodig zijn om een decreet te maken. Centraal in de bekommernis van de SERV staat de volgens hen verkeerde invulling van de relatie tussen overheid en burger/bedrijf. De overheid beschouwt haar burgers en bedrijven te weinig als klant en zou haar regelgeving meer in functie van hen moeten opstellen. Om aan die tekortkomingen tegemoet te komen, stelt de SERV voor om de methodiek van eerst een witboek en dan een groenboek te gebruiken.
Minister, erkent u de gestelde tekortkomingen? Zo ja, in welke maatregelen hebt u daarvoor voorzien? Op welke manier wilt u de goedgekeurde resolutie van het Vlaams Parlement in de praktijk brengen? Bent u van plan om de voorgestelde methodiek van een wit- en groenboek daarbij toe te passen?
De voorzitter : Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Mevrouw Karin Brouwers : Voorzitter, minister, collegas, goede regelgeving is natuurlijk ook voor de CD&V-fractie heel belangrijk, omdat het een element is van goed en efficiënt bestuur, en een belangrijk element voor een gezond economisch klimaat.
Ik had het rapport niet zo heel negatief gelezen. De heer Vereeck heeft toch ook de goede aspecten uit het rapport aangehaald. Men zegt bijvoorbeeld dat we voor de RIA vrij hoog staan in de benchmark, samen met Duitsland. Zo slecht is het dus allemaal niet, maar we moeten natuurlijk wel wakker blijven. Men is daar nu een tiental jaren mee bezig en het is onvoldoende. Als je dat leest, moeten we erkennen dat wat er gebeurt op het vlak van decreetsevaluatie eigenlijk nog niet voldoende is.
Wij spelen daar als Vlaams Parlement natuurlijk ook een rol in. We moeten daar samen over nadenken. Ik geloof dat de heer Peumans dienaangaande in zijn plan voor het parlement ook een aantal ideeën naar voren heeft gebracht. Misschien moeten we dat in deze commissie in het najaar, na de discussies over de interne staatshervorming, echt eens ten gronde bekijken. We willen er wel op voorhand voor waarschuwen dat, wat we ook gaan doen, het niet mag leiden tot bijkomende planlasten en bijkomende procedures. Daar moeten we voor oppassen. Men begint er soms allerlei zaken tussen te voegen, zoals een pre-RIA en dergelijke, terwijl men in de commissie-Sauwens en -Berx meer sprak in termen van maatschappelijke kosten-batenanalyses, maar daar ging het natuurlijk specifiek over investeringen. Er ligt in elk geval heel veel werk op de plank.
Op de voorlaatste bladzijde van het advies van de SERV wordt gesproken over drie prioriteiten voor 2010. Als je dan toch met iets wilt beginnen, doe dan dit, zegt men aan de regering. Het eerste is dat er van de nieuwe regering verwacht wordt dat men een nieuw strategisch beleidskader voor betere regelgeving opstelt tegen midden 2010. Gaat dat lukken? Is de regering daarmee bezig? Men wil ook een upgrading van de regelgevingsagendas en operationele actieplannen voor de administratieve lastenvermindering. Die drie zaken werden eruit gelicht om op zeer korte termijn rond te werken. Is de bevoegde minister daar met zijn collegas al over in gesprek gegaan? Dit is immers niet alleen een werk voor één minister. Ook dat moeten we erkennen: het is werk voor de hele regering én het parlement.
De voorzitter : Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois : Voorzitter, collegas, zoals u weet, ligt deze materie mij zeer na aan het hart. Ik weet, mijnheer Vereeck, dat u in een vorig leven en in een andere hoedanigheid heel veel bijgedragen hebt aan dit belangrijke werk, dat jaren geleden is gestart, maar dat niet af is en dat vatbaar is voor verbetering. Daar is iedereen het over eens. Dat is een ongoing process, iets dat je nooit mag loslaten, zo niet sta je stil en ga je op het einde weer achteruit.
Ik wil bij aanvang een onderscheid maken tussen een aantal zaken. We mogen administratieve vereenvoudiging en wetgevingskwaliteit niet met elkaar verwarren. Ze zijn natuurlijk met elkaar verbonden, maar administratieve lasten gaan over een andere zaak dan de wetgevingskwaliteit op zich. Dan heb je nog de wetsevaluatie, en tot slot heb je de infrastructuur, en daar gaan de rapporten-Sauwens en -Berx in hoofdzaak over. Dat zijn zaken die we apart moeten bekijken.
Ik ben het ook eens met mevrouw Brouwers dat het parlement hier een grote rol in heeft, zowel bij de totstandkoming van wetten en decreten als bij de evaluatie ervan. Ik vind persoonlijk zelfs dat evaluatie uitsluitend een taak van het parlement is. Ik zeg dat niet voor het eerst, ik heb dat hier in het parlement al herhaalde keren gezegd in een vorig leven als minister. Ik heb dat ook verdedigd toen ik in de federale Kamer zat. Er bestaan systemen waardoor het parlement die evaluatie zelf kan doen. Ik vind dat bij uitstek een taak voor het parlement.
Hetzelfde geldt voor de wetskwaliteit. Dat is geen vrijgeleide voor ons, als ministers, om slordig te zijn of met decreten af te komen die legistiek rammelen, maar legifereren is moeilijk. Dat vergt dat je daar herhaaldelijk met de kam door gaat. De steller daarvan ziet zijn fouten vaak niet meer. Ik heb zelf tientallen en tientallen wetsvoorstellen geschreven. Het is altijd goed dat iemand anders er ook naar kijkt. Soms zie je een incoherentie of een onheldere formulering niet meer. In de Kamer heb ik op mijn eentje honderden amendementen ingediend die puur legistiek waren en ook aanvaard zijn. Ik overdrijf niet. Bij lectuur op de banken zie je dat een formulering beter kan, overbodig is of tegenstrijdig. De perfecte wet moet wellicht nog geschreven worden.
Er zijn voorbeelden uit het verre verleden van prachtige staaltjes van eenvoudige wetgeving, denk maar aan artikel 13.82 uit het Burgerlijk Wetboek. Die tijden zijn voorbij omdat we veel gedetailleerder regelen, en die tijd zal niet meer terugkeren. Er kan zich geen incident voordoen, of men roept om nieuwe wetgeving. Zijn er problemen in de kinderopvang? Dan moet er worden gezorgd voor vergunningen en controles. We leven in zon dynamiek. De dynamiek van handslag en het ongeschreven contract is voorbij, definitief vrees ik. De wetgeving is dus gedetailleerd. Het is zaak om daar maat in te houden. Wetsmatiging is een goede term. Maar als je het dan toch regelt, moet je het correct doen.
Collegas, ik heb nergens een OESO-rapport gevonden waarin Vlaanderen 23e staat op 30 regios inzake kwaliteit van de regelgeving. Ik lees dat wel in De Standaard van 11 maart. Ik heb het gevoel dat u doelt op de grafiek 2.6 in het rapport, waar België op de 24e plaats staat op 31. België is nog altijd niet identiek aan Vlaanderen. Ik ben in Parijs bij de OESO geweest met de uitdrukkelijke vraag om ons apart te benchmarken op alle vlakken. Het gaat niet op om België inzake onderwijs te benchmarken met andere landen: Vlaanderen is autonoom bevoegd voor zijn onderwijs, de Franse Gemeenschap ook. De OESO zou met de realiteit rekening moeten houden. Men heeft me dat ook toegezegd. Men doet het steeds meer, heb ik de indruk.
Ik heb weet van een peer review van de OESO waarin Vlaanderen wel gebenchmarkt wordt. Toen ik minister was in de vorige regering, heb ik zelf contact gehad met de OESO. Er waren contacten met mijn administratie, de Brusselse en de federale administratie en met de Franse Gemeenschap. Ik kijk daar al lang naar uit, ik heb dat rapport nog altijd niet. Over de versnelling van procedures gesproken: de OESO zou er ook wel eens aandacht voor mogen hebben. Ik ben voorzichtig, maar ik had toen toch de indruk dat Vlaanderen er niet slecht uit zou komen. Al ben ik de eerste om te zeggen dat het nog beter kan.
Mijnheer Vereeck, u hebt bevestigd dat we een modern systeem hebben, een reeks van methodieken en instrumenten, voor kwaliteitsvolle regelgeving. Die zijn in de vorige regeerperiode op mijn aangeven goedgekeurd door de Vlaamse Regering en uitgevoerd. Dat mag ik zeggen, in alle bescheidenheid. Vlaanderen beschikt dus over de belangrijkste internationaal aanvaarde standaarden voor een kwaliteitsvol wetgevingsbeleid. Ik denk aan de regelgevingsagenda, de cellen wetskwaliteit, de reguleringsimpactanalyse (RIA) en de compensatieregel voor administratieve lasten.
Collegas, we hebben niet gewacht op de evaluaties door de OESO, de SERV en anderen. Onze eigen dienst Wetsmatiging is op het einde van de vorige regeerperiode begonnen met een evaluatie van de belangrijke strategische instrumenten voor betere regelgeving en administratieve vereenvoudiging. De evaluatieresultaten lopen gelijk met de aandachtspunten die zijn geformuleerd door de SERV. Ik moet die evaluatie van onze diensten nog krijgen. Die is nog niet definitief af. Ik zal die verwerken tot een nieuw strategisch beleidskader, dat ik zal voorleggen aan de Vlaamse Regering. Dit zal de bedoeling hebben om de bestaande instrumenten voor betere regelgeving en administratieve vereenvoudiging te optimaliseren, op basis van de praktijkervaring en rekening houdend met de aanbevelingen van de SERV. Ik ga daarbij na hoe we de instrumenten doelgerichter en efficiënter kunnen toepassen en versterken.
Ik geef één concreet voorbeeld: zowel onze eigen evaluatie als die van de SERV als de aankomende OESO peer review over reguleringsmanagement geeft aan dat consultatie van belanghebbenden bij de opmaak van regelgeving beter kan. Dat hebt u ook aangehaald, mijnheer Vereeck. Ik onderzoek daarom de meerwaarde van een Vlaamse consultatiecode. Ik heb hierover een heel goed gesprek gehad met de SERV. Peter Leyman is gekomen met de ondervoorzitters van de SERV. We hebben van gedachten gewisseld over deze resultaten. Ik heb mijn beleidsvoornemens bekendgemaakt.
Wat concrete acties betreft, wil ik de RIA hervormen. Mevrouw Brouwers, u hebt benadrukt dat de RIA van hoogstaande kwaliteit is, maar het kan performanter, beter, pragmatischer en flexibeler. Je moet vermijden dat je door een zeer goed instrument te veel planlast genereert. Ik hoop dat het parlement daar begrip voor heeft. Je moet de RIA efficiënt inzetten en vermijden dat je met een kanon schiet op een mug. Er is een Vlaams inter-institutioneel akkoord (IIA). Daardoor is een politiek engagement ontstaan tussen de Vlaamse Regering, de SERV, de strategische adviesraden (SARs) en het Vlaams Parlement. Daarin staat dat we de toepassing en de kwaliteit van de RIA willen optimaliseren. Ook de cellen Wetskwaliteit wil ik verder uitbouwen en ondersteunen zodat de instrumenten voor een goed wetgevingsbeleid in alle beleidsdomeinen effectief en efficiënt worden toegepast.
Ik heb aan het Steunpunt Bestuurlijke Organisatie Vlaanderen (SBOV) een onderzoeksopdracht toevertrouwd voor een verbeteringsgerichte procesevaluatie van het nieuwe strategische adviesstelsel. Samen met de minister-president zal ik de resultaten van deze studie gebruiken als aanknopingspunt voor het verder optimaliseren van de SARs, alsook voor een evaluatie van de huidige consultatiepraktijk en voor een eventuele bijsturing ervan.
Ik zal het gebruik van de Vlaamse regelgevingagenda verbeteren en zo proberen te zorgen voor een nog betere coördinatie, een betere planning en meer transparantie van het regelgevingproces. Mijn persoonlijke evaluatie van die regelgevingagenda is niet bijzonder positief. Ik heb dat ingevoerd met heel veel goede bedoelingen. Door heel snel bij het begin, in de bijlage bij de beleidsnotas al, urbi et orbi aan te kondigen welke regelgeving we zullen ontwikkelen, wou ik de dialoog op gang brengen en het middenveld laten reageren. De bedoeling was dat academici of zelfs personen zouden reageren en mij dat zouden afraden of ideeën aanreiken. Mijn ervaring daarmee is teleurstellend. Ik geloof meer in een ander instrument.
Mijnheer Segers, u verwijst naar de resolutie van de Commissie voor de Versnelling van Maatschappelijk Belangrijke Investeringsprojecten. In de eerste plaats zullen de inhoudelijk bevoegde collegas, zeg maar de ministers van Mobiliteit, Openbare werken, Leefmilieu en Ruimtelijke Ordening, acties moeten ondernemen. Dat staat een beetje los van de administratieve vereenvoudiging en de regelgevingagenda.
Wij stellen vast dat de Vlaamse overheid voorbij de limieten zit van wat nog aanvaardbaar is om grote infrastructuurwerken te implementeren. Het proces is te lang geworden. Ik ben blij dat de commissie-Berx en de commissie-Sauwens op dat punt tot gelijklopende conclusies zijn gekomen. Een heikel punt zal zijn hoe je op een treffelijke manier het vooruithalen van het consultatieproces kunt organiseren: de dialoog en de inspraak.
Ik verwijs naar het Oosterweelproject. Je zit met een besluitvormingsproces waarbij je bijna helemaal aan het einde van de rit komt tot een collectief referendum. Het is een niet-bindende volksraadpleging, maar in wezen een collectief referendum. Dat spoort naar mijn aanvoelen niet met de manier waarop wij dat aanpakken. We willen die inspraak ook niet uitschakelen, maar goed, het zal een boeiende oefening worden.
Ik hoop dat het parlement daar ook ernstig over nadenkt. Ik denk niet dat we gaan naar een systeem waarbij de bevolking geen inspraakmogelijkheid meer krijgt. Maar stel dat er geplande werken van de Vlaamse overheid door tien gemeenten gaan en elke gemeente op haar beurt een volksraadpleging organiseert, dan eindigen we in een nog groter sukkelstraatje dan wat nu al blijkt uit het rapport-Berx en het rapport-Sauwens. We moeten erover durven na te denken. Als politicus moet je de moed hebben om bepaalde maatregelen te nemen die een evenwicht garanderen, zonder afbreuk te doen aan inspraakmogelijkheden. Maar de limieten zijn overschreden. We schieten in eigen voet. We komen niet meer tot uitvoering. In eerste plaats is het iets voor de functionele ministers, maar we zullen dat samen in de regering doen. De resolutie is in het parlement eenparig goedgekeurd. Ik mag hopen dat dit partijoverschrijdend zal worden aangepakt.
Er zijn aanbevelingen bij met betrekking tot het organisatiemodel en de bedrijfscultuur van de administratie. Met betrekking tot aanbeveling 48 en 49, de optimalisering van de samenwerking binnen en tussen de beleidsdomeinen van de Vlaamse overheid, heb ik het College van Ambtenaren-Generaal (CAG) de opdracht gegeven een sleutelrol te spelen voor de samenwerking binnen en tussen de beleidsdomeinen enerzijds en de politiek-ambtelijke samenwerking anderzijds. Dat punt komt aan bod in het SERV-rapport. Er wordt terecht gezegd dat de ambtenaren, zeker in de nieuwe cultuur van kleinere kabinetten met een grotere rol voor de ambtenarij, ook betrokken moeten zijn bij ontmoetingen met het middenveld en de betrokken actoren. Daar kan nog serieus wat winst worden gemaakt. Er is een politiek-ambtelijk charter gesloten tussen de Vlaamse Regering en het CAG. Dat bevat heel concrete regels over samenwerking en de respectieve verantwoordelijkheden.
De vraag naar een verdere integratie van advies, aanbeveling 50, ondersteun ik ten volle. Er kan heel wat efficiëntiewinst worden gerealiseerd door alle relevante informatie te bundelen in één geïntegreerd advies. Het is belangrijk dat onze gedeconcentreerde diensten de adviezen bundelen, binnen decente termijnen. Veel mensen onder u zijn actief op het lokale vlak. De frustratie van onze burgemeesters en schepenen is de confrontatie met onze diensten die naast elkaar werken, soms tegen elkaar en niet gecoördineerd optreden. We moeten zorgen dat we geen elkaar tegensprekende deeladviezen meer hebben.
Dat hangt samen met de optimalisatie van het procesbeheer ten voordele en vanuit het perspectief van de klant. Dit is een van mijn beleidsdoelstellingen voor deze legislatuur. Ik zeg de ambtenaren, waar ze ook werken, uitdrukkelijk dat ze oplossingsgericht moeten werken. De tijd dat de ambtenaar zegt dat uw voorstel niet deugt of niet klopt en zoek het maar uit, is voorbij. De ambtenaar moet mee aan tafel zitten en zeggen hoe het wel kan, zonder vooroordelen.
Gelukkig is die omslag al volop aan het gebeuren. Ik kom zeer veel uitstekende ambtenaren tegen op het terrein die dat al wel doen, maar er zijn er anderen. Dat is geen verwijt. Die mensen zijn in zon cultuur aangeworven. Hun carrière is in die cultuur verlopen: neem geen verantwoordelijkheid, pas op, zorg dat je je paraplu kunt uitsteken als het erop aankomt. Dat vergt wel wat cultuuromslag. Het vergt van ons, politici, dat we er anders mee omgaan en de ambtenaren er meer bij betrekken.
Dan zijn er de aanbevelingen rond juridische aspecten en rechtszekerheid. De opzet van een kwaliteitszorgsysteem dat voorafgaat aan het opstellen van de regelgeving en dat tot doel heeft eventuele mogelijke vormfouten in de regelgeving te voorkomen is aanbeveling 68. Het zal u niet verwonderen, maar ik onderschrijf die volledig. Dit noodzakelijk voortraject maakt trouwens deel uit van de hervorming van de reguleringsimpactanalyse. Ik hoop dat het parlement hierin een actievere rol zal nemen.
Ik kom tot de administratieve vereenvoudiging. U weet dat dit voor de regering en voor mij een prioriteit is. Bij mijn aantreden op 1 januari 2005 heb ik de compensatieregel ingevoerd: per domein worden de lasten gemeten. We doen dat volgens Europese standaarden. We zijn dus ook kwetsbaar. We zijn in België de enigen die meten in plus en in min.
Ik kom tot de reductiedoelstellingen. Ik heb er serieuze kanttekeningen bij, ook bij de manier waarop de Europese Unie dit aanpakt. Ik sta er volledig achter om tot reductiedoelstellingen te komen, maar mijn punt is dat je dit niet kunt meten als je niet begint met een nulmeting en als je niet weet waar je start. Het is zeer makkelijk en ik overdrijf nu om na een aantal jaren te zeggen dat je de reductiedoelstelling van 25 percent hebt bereikt. Kijk eens aan, ik heb die en die wetten afgeschaft. Ik heb dat en dat vereenvoudigd. Maar tegelijk heb je niet gemeten wat je hebt bij gecreëerd en heb je niet gezegd waar je vertrokken bent en wat dus je nulpunt is. Wat zijn de administratieve lasten die wij opleggen aan de ondernemer in die sector? Wat zijn de administratieve lasten in de toeristische sector? In de leefmilieusector? Dat is nu de oefening die wij doen en waar we nog niet uit zijn, maar waar we ons opnieuw kwetsbaar opstellen. Eerst dus een nulmeting en dan de reductiedoelstelling.
Er zijn pilootprojecten gestart. Ik moet me excuseren, maar door een communicatiefout is het antwoord te laat aangeleverd. Men dacht dat het voor een latere datum was. Ik wou de gegevens meegeven over de stand van de nulmeting en de reductiedoelstellingen die al geformuleerd zijn. Ik heb ze al wel eens verstrekt, bij de beleidsnota. Ik zal ze gerust bezorgen bij een latere gelegenheid of schriftelijk. Er zijn dus al domeinen die er werk van gemaakt hebben, anderen nog niet. Ik ga dit echt reactiveren. Ik wil dat we dat doen. Nog eens: eerst een nulmeting en dan zeggen wat de reductiedoelstellingen zijn. We zullen geen 25 percent halen in alle domeinen. In bepaalde gaan we misschien meer halen, in andere misschien minder. Maar het zal een eerlijk systeem zijn: dit is de nulstand en de staat vooraleer we starten. Vanaf dan hebben we gemeten, niet alleen in min, maar ook in plus. Zo eerlijk zijn we en zo kwetsbaar zijn we.
Tegen midden 2010 zal ik, in een nieuw strategisch beleidskader, ook een actieplan met projecten opnemen die beleidsdomeinen- en bestuursniveauoverschrijdende vereenvoudigingen beogen. Om een maximale administratieve vereenvoudiging door te voeren, streef ik daarbij ook naar optimale samenwerking met e-government en naar meer aandacht voor de verstandige inzet ervan. Ik denk dat de samenhang e-gov en administratieve vereenvoudiging nog veel meer resultaten kan opleveren dan tot nu toe het geval is. Samen met collega Muyters zijn we bezig aan de uitwerking van de elektronische bouwvergunning. Dit is één voorbeeld, maar zo kunnen er heel veel zijn. Je kunt dat niet op één-twee-drie doen. Het vergt jaren. Het vergt heel wat software. Een hele ketting moet daarop afgesteld zijn. Ook de lokale besturen moeten er klaar voor zijn. Als we dit in deze regeerperiode kunnen realiseren door de combinatie e-gov en administratieve vereenvoudiging, dan kunnen we grote stappen vooruitzetten.
Een begeleidingsgroep waarin ook sociale partners zijn opgenomen, moet tien van de meest door ondernemers genoemde administratieve lasten oplijsten en worden betrokken bij de prioritaire aanpak daarvan. De opvolging zal gebeuren via een representatief ondernemingspanel.
Ik kom ten slotte tot de relatie kabinetten, ambtenaren en parlement. Collegas, ik wil resoluut gaan voor de techniek van witboek en groenboek. Ik weet dat het zeer beladen termen zijn. Het zijn Europese instrumenten, die in mijn ogen dat is wat daarstraks heb gezegd over de regelgevingagenda efficiënter zijn om in dialoog te gaan, zowel met het middenveld of de betrokken sectoren, als met het parlement. Ik heb aangekondigd dat ik dit zal doen voor wat de interne staatshervorming betreft. Voor de zomer komt er in deze commissie een groenboek, gevolgd door een witboek. Ik zal dat ook doen in de commissie voor Onroerend Erfgoed voor het nieuwe Onroerenderfgoeddecreet.
Ik plaats er een aantal kanttekeningen bij. Ik onderschrijf dat wij in onze dialoogcultuur te veel tijd en energie besteden aan de afstemming van de standpunten binnen de meerderheid. Dat heeft te maken met de bijzondere wet op de hervorming der instellingen (BWHI) waarin staat dat de deelstaatregeringen bij consensus beslissen. Wij beslissen over alles en nog wat bij consensus. Een minister heeft weinig eigen verantwoordelijkheid. Een burgemeester en een schepen hebben op dat vlak meer initiatiefmogelijkheden. Als je in een coalitie zit waarbij je in consensus moet beslissen, dan draait de molen voorafgaandelijk in de interkabinettenwerkgroepen (IKW), vooraleer je naar het parlement gaat. Dat betekent dat je alles tot de laatste komma hebt uitgediscussieerd en dat je een werkstuk hebt dat de steun van de meerderheid heeft.
Ik zou veel liever een systeem hebben het Nederlands systeem waarbij een minister met een brief aan de Tweede Kamer in grote lijnen zijn beleidsintentie kan geven. Hij stuurt die naar alle partijen, naar de meerderheid en de oppositie. Het gebeurt meer dan één keer dat de minister door zijn eigen fractie wordt teruggeroepen. (Opmerkingen van de heer Kris Van Dijck)
Dit zou moeten kunnen. Als dit nu in ons systeem gebeurt, dan mag de minister aftreden. Als de minister de steun van zijn meerderheid kwijt is, dan is er een groot incident. Het vergt dus een andere cultuur, ook van het parlement. Ik heb heel goede ambtenaren met wie ik heel nauw samenwerk in beleidsraden en in individuele contacten. Maar ik kan onmogelijk aan een van mijn ambtenaren vragen om bijvoorbeeld naar een IKW over onderwijs te gaan om mijn standpunt te verdedigen. Dat kan niet. Het moet iemand van mijn kabinet zijn die mijn eigen partijstandpunt gaat verdedigen.
Je zou kunnen zeggen dat je je daar niets meer moet van aantrekken, maar dan kom je niet meer in een systeem waarbij je met volle kennis van zaken in een regering waar tientallen agendapunten worden behandeld, kunt beslissen of het je goedkeuring wegdraagt of niet. Je wordt toch wel geacht om de stukken te kennen, de grote lijnen te kennen, akkoord te gaan of niet. We zitten dus in een systeem dat we niet kunnen doorbreken omdat de BWHI er nu eenmaal is.
Ik weet dat er nog collegas zijn die het doen: heel vaak in open dialoog gaan met het parlement. De voorbije regeerperiode heb ik het ook gedaan. Minister Vandenbroucke heeft het gedaan. Minister Vandeurzen gaat nu inzake welzijn en vernieuwd sociaal beleid ook op die manier tewerk. Ik zal dus het engagement nemen om dit aan alle collegas voor te stellen om dit steeds meer te gaan doen. Ik denk dat we naar zon cultuur moeten gaan: een groenboek, een witboek. Maar nogmaals, het maakt je ook kwetsbaar. Als de oppositie er gebruik van maakt om je neer te sabelen en niet tot een serieuze dialoog te komen, dan zal het systeem mank lopen omdat je bij ons net andere regels hebt die uitgaan van een consensus. Ik denk dat het een goede zaak is dat we het proberen te doen. Dan kunnen we minder de focus leggen op de coalitiepartners wat de SERV aanhaalt en een gebrek aan transparantie en dialoog. Je komt pas tot transparantie met een debat over de hoofdlijnen.
Nogmaals, naar mijn aanvoelen is de regelgevingsagenda daar echt geen goed instrument voor. Een witboek en een groenboek zijn beter. Ik heb het ook aan de SERV gezegd dat ik er echt werk wil van maken. De SERV vindt dat uiteraard ook een goede zaak. Ik zal dus proberen het staat niet in het regeerakkoord om mijn collegas ervan te overtuigen om dit ook steeds meer te doen.
Je kunt natuurlijk niet voor elk decreet een witboek en een groenboek maken. Dat zou potsierlijk zijn. Je moet dat doen voor grote plannen en voor grote hervormingen waarvoor het de moeite is. We hebben het gedaan met de mediadecreten. Ik denk dat het een heel goed systeem is geweest waar iedereen goede ervaringen mee had. Op het einde van de rit is iedereen natuurlijk vrij om ja of nee te zeggen. Het is wel een volwassen dialoog. Op die manier kan je ook meer rekening houden met de inbreng van de oppositie.
In een vorig leven ben ik een volbloed parlementslid geweest. Ik vind dat het parlement een actievere rol moet kunnen spelen. Een parlement dat alleen maar goed- of afkeurt of alleen maar vragen stelt, dat leidt tot frustraties.
De voorzitter : De heer Vereeck heeft het woord.
De heer Lode Vereeck : Minister, ik dank u voor uw heel omstandig antwoord. Uit uw antwoord blijkt ook duidelijk de nodige dynamiek. Ik ben daar blij om.
Ik wil ingaan op het onderscheid dat u terecht maakt tussen administratieve lasten, RIA en het hele gebeuren rond de versnelling van de maatschappelijk belangrijke investeringsprojecten. In die commissie waarvan ik zelf lid was de commissie-Sauwens zal ik ze maar noemen , is ook de methodiek van de impactanalyse (IA) en ik laat even de r vallen gebruikt. De impactanalyse is toch een Europees gewaarborgde methode die zowel in de Europese Commissie maar ook daarbuiten, wordt gebruikt. In de commissie-Sauwens is er op een bepaald moment over gesproken om via een andere procedure tot besluitvorming te komen, maar men heeft toch gekozen om het via een IA te doen. Het is eigenlijk gewoon een stappenplan. Je gaat eerst na wat het maatschappelijk probleem is. In een tweede fase ga je na wat het politieke doel is dat je wenst te bereiken. Dan onderzoek je alle opties die mogelijk zijn om het doel te bereiken. Dat kan zowel over regelgeving gaan als over infrastructuur. Vervolgens ga je de verschillende effecten na en dan kom je tot een besluit. Het is ook die methodiek die nu de filosofie uitmaakt van de commissie-Sauwens en de commissie-Berx. Ik denk dat dit goed is omdat we niet altijd opnieuw het warm water moeten uitvinden en verschillende methodieken moeten hanteren.
De IA staat voor mij centraal en de administratieve lasten zijn hiervan een onderdeel. Als we de effecten van verschillende regelgevingsopties berekenen, dan zijn de administratieve lasten daarvan een belangrijk onderdeel.
Ik zou er ook willen op aandringen dat als we met nieuwe elementen komen, namelijk een groenboek en een witboek, we die blijven definiëren in functie van de IA-methodiek. Nogmaals, die is indoors. Die heeft een stempel gekregen en is algemeen aanvaard en toegepast binnen de Europese Unie en binnen heel wat landen. Laat ons dus die methodiek gebruiken.
Als we spreken over een groenboek, dan hebben we het eigenlijk over de eerste drie tot vier stappen in de IA- of RIA-procedure. Wat is uw maatschappelijk probleem? Kom maar eens met de cijfers. Wat ligt er ten grondslag aan het feit dat wij wensen tussen te komen? Dat kan verkeersveiligheid zijn en dan moeten we maar reageren. Maar het kan ook het volgende zijn: hoe vaak gebeurt het dat een of andere gek een kinderkribbe binnenstapt en moeten we daar steeds op reageren met regelgeving? Die stappen moeten we volgen: het schetsen van het probleem, de maatschappelijke doelstelling, het definiëren van de opties en het bespreken van de effecten in alle transparantie en in kwetsbaarheid. U stelt zich inderdaad heel kwetsbaar op, want op dat moment is er nog niet getrancheerd. Op dat moment geeft u ons als oppositie de mogelijkheid om mee in het debat te stappen, wat we op dit moment niet kunnen.
In een tweede fase is er het witboek waarin u de effecten bespreekt en waarin stilaan de besluitvorming komt en daarna wordt genomen. Dit is een meer politiek verhaal waar eventueel de verhouding meerderheid en minderheid kan spelen. Er wordt een politiek voorkeursbesluit genomen. Zo heet dat in de commissie Versnelling. Het is eigenlijk het eindpunt van een witboek: het geeft weer wat er beslist is. Vervolgens gaat men dat ofwel juridisch uitwerken ofwel infrastructureel uitwerken.
Ik zou dus graag uw voorstel, wat ik echt wel toejuich, consistent binnen de IA-methodiek die internationaal wordt erkend en toegepast, opnemen. Mevrouw Brouwers heeft terecht naar een commissie betreffende de infrastructuur verwezen. Dit maakt expliciet deel uit van de methodiek van de IA.
Ik onthoud verder dat de minister de conclusies van de SERV en van de interne evaluatie van de administratieve lasten en van de RIAs tot een strategisch beleidskader zal bundelen. Op die manier wil hij tot een reactivering komen. Dat document zou er tegen de zomer van 2010 moeten liggen. Ik kan dit enkel toejuichen. Het lijkt me goed nu even achteruit te kijken en te zien waar er een stilstand is opgetreden. We moeten met een vernieuwde dynamiek van start gaan.
Ik ben het niet eens met de stelling dat de RIAs van hoge kwaliteit zijn.
Minister Geert Bourgeois : In het begin van mijn uiteenzetting heb ik verklaard dat we over een aantal hoogwaardige instrumenten en standaarden beschikken. Ik heb me nooit over de kwaliteit van de RIAs uitgesproken.
De heer Lode Vereeck : In dat geval ben ik het ook op dit vlak volledig met de minister eens. We beschikken over die instrumenten. We passen ze echter nog niet goed toe. Dit blijkt trouwens ook uit het rapport van de SERV.
Ik zou nog een laatste suggestie in verband met de analyse van de administratieve lasten naar voren willen brengen. Ik ben het eens met de reactivering en met de actieplannen. De minister wil dit aan een stuurgroep voorleggen. In feite werkt hij zo met irritatiekosten. Het is belangrijk te zien wat in de ogen van de klanten de belangrijkste administratieve lasten zijn. Dit komt overigens niet steeds objectief overeen met wat de belangrijkste elementen zijn.
Ik wil nog op een zaak terugkomen. Op een bepaald ogenblik heeft de minister verklaard dat hij de bal niet naar het Vlaams Parlement wil terugkaatsen. Ik heb daar eigenlijk geen vastomlijnde ideeën over. Misschien moeten we eens tot een afspraak over de werkverdeling tussen het Vlaams Parlement en de Vlaamse Regering komen. Misschien moet de Vlaamse Regering de RIAs en het Vlaams Parlement de RIEs verzorgen. Dit zijn de analyses ex post van wat al bestaat.
Mevrouw Brouwers en de heer Caron hebben al verwezen naar het voornemen van de voorzitter. In zijn tekst getiteld Plenum heeft de heer Peumans de intentie geuit elke commissie jaarlijks een decreet te laten evalueren. Ik vind dat weinig ambitieus. Het is in elk geval een start. Ik wil die handschoen wel opnemen. Dit betekent dat elke commissie een RIE moet uitvoeren. Dat zijn er dertien per jaar. Voor een commissie lijkt dit me het maximum. Om meer te doen, zouden we ons weer tot de minister moeten wenden. We zouden dan naar de administratie moeten kijken. De werkverdeling zou eruit kunnen bestaan dat de minister voor een RIA en het Vlaams Parlement voor een grondige RIE instaat.
De voorzitter : De heer Segers heeft het woord.
De heer Willy Segers : Ik zal het kort en bondig houden. Ik sluit me volmondig aan bij het antwoord van de minister. Het antwoord is verduidelijkend voor zijn aanpak. Dit antwoord en de toelichting van de heer Vereeck hebben duidelijk gemaakt waar we de komende maanden en jaren aan toe zijn. Dit lijkt me een goede aanpak. Ik hoop dat de hoorzittingen in mei 2010 een start zullen vormen. Om die reden heb ik gevraagd dit punt al eens ter sprake te brengen.
Ik heb de indruk dat er bij de meerderheid en de oppositie voldoende animo is om hier een sluitend werkstuk van te maken. We zijn dit niet enkel verplicht aan onszelf, maar ook aan de mensen die we vertegenwoordigen. Ik wil niet teruggrijpen naar oude slogans als Wat we zelf doen, doen we beter. Nu we hier toch zitten, zijn we minstens verplicht dit zo veel mogelijk waar te maken. De heer Vereeck en de minister hebben duidelijk gemaakt dat we hier werk van moeten maken.
De voorzitter : Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Mevrouw Karin Brouwers : Het einde van het antwoord van de minister heeft me enthousiast gemaakt. Het parlementslid in hem kwam weer boven. De leden van de meerderheid en de oppositie vragen zich af of ze niet iets meer kunnen doen dan vragen stellen en commentaar op de vragen van anderen leveren.
Ik vind dit een uitdaging. De commissie onder voorzitterschap van de heer Sauwens heeft bij de Vlaamse Regering, het Vlaams Parlement en de Vlaamse administratie voor een omslag gezorgd. We moeten hier gebruik van maken om de ingeslagen weg verder te bewandelen. Ik hoop dat we in het najaar iets zullen kunnen doen. Misschien kunnen we een voorstel van resolutie indienen om te zien hoe we dit verder best aanpakken. Ik vind de suggesties van de heer Vereeck en van de heer Peumans in elk geval niet slecht.
De voorzitter : De heer Vanden Bussche heeft het woord.
De heer Marc Vanden Bussche : Ik heb zeer goed geluisterd naar de zeer interessante overwegingen van de minister en van mijn fractievoorzitter. Ik zou nog een paar bedenkingen willen maken.
Bij het nemen van een beslissing moet steeds unanimiteit worden bewerkstelligd. Plots blijkt het noodzakelijk toegevingen te doen. Dit heeft gevolgen voor de ratio legis van bepaalde beslissingen. Rechtsgeleerden vragen zich nadien af waar iets eigenlijk vandaan komt. Ze merken dat bepaalde beslissingen niet met de ratio legis van een decreet stroken. Dit kan eventueel leiden tot een pleidooi voor een andere bestuursvorm, zoals een onderscheid tussen meerderheid en minderheid. Dat is echter een heel ander verhaal.
Daarnaast moeten bepaalde rechtsprincipes worden gehanteerd. Ik denk onder meer aan het principe non bis in idem en aan de non-retroactiviteit. Aan deze rechtsprincipes mag niet worden getornd.
De oproep ten aanzien van de consultatiecentra van het middenveld lijkt me belangrijk. Mijn eigen beroepsgroep, het notariaat, beschikt over een zeer groot consultatiecentrum. Vanuit de invalshoek van het burgerlijk recht is dit natuurlijk gefundenes Fressen, want hier kan een beroep op worden gedaan. Dit is misschien een hint voor de mensen van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten. Zij zouden hun eigen consultatiecentrum ook goed moeten uitbouwen en ook aandacht aan de regelgeving moeten besteden. Dit is niet steeds commercieel belangrijk. Het resultaat is echter wel altijd belangrijk.
Wat het groenboek betreft, wil ik opmerken dat we in de wandelgangen allemaal heel blij zijn met de vooruitgang van de besprekingen van de interne staatshervorming in de consultatierondes. Ons lijkt het nuttig om een paar principes, waarover blijkbaar een consensus bestaat, op het einde van een dergelijke vergadering onmiddellijk vast te leggen.
De voorzitter : Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois : Er is hier al veel gezegd. Volgens mij is er een belangrijke consensus. Mevrouw Brouwers heeft gelijk: we moeten dit momentum aangrijpen om een stap vooruit te zetten.
Ik behoor niet tot de mensen die de slogan Wat we zelf doen, doen we beter gebruiken. Ik zeg altijd: Wat we zelf doen, doen we zelf. Dan begint het pas. Dan is er een uitdaging om het beter te doen. Het is onze verantwoordelijkheid.
Ik ben het eens met de stelling dat de RIE een zaak van het Vlaams Parlement is. Niemand belet het Vlaams Parlement tot die evaluaties over te gaan. De effecten kunnen hier perfect worden nagegaan. Daar zijn allerlei instrumenten voor. Elk jaar stelt het Hof van Cassatie een rapport op met de problemen die door de politierechters, vrederechters, rechtbanken van eerste aanleg, rechtbanken van koophandel en andere hoven zijn gesignaleerd. Dit rapport is zuiver technisch en niet politiek van aard. Het gaat om problemen bij de uitvoering van de wetgeving. Bepaalde zaken werken niet in de praktijk. Soms zijn er tegenstrijdigheden. Dit alles kan tot wetsevaluatie en -verbetering leiden.
Ik hoop, zeker wat de samenwerking betreft, dat het groenboek en het witboek ons in staat zullen stellen stappen vooruit te zetten. Ik denk hierbij ook aan de transparantie en aan de mogelijkheid derden hierbij te betrekken.
Wat de RIA betreft, ben ik het eens met de heer Vereeck. Ik heb al eens vermeld dat we de proportionaliteit in het oog moeten houden. We kunnen dit niet voor elk klein initiatief doen. Indien we dat zouden doen, zouden we zelf een planlast creëren en dit is net wat we willen bestrijden. We moeten dit doen voor grote discussies. We mogen niet te formalistisch optreden. Dit zou tot irritatie bij de ambtenaren leiden. Sommige decreten tellen slechts een artikel. In dat geval is het niet nodig eerst vijftien paginas hierover te produceren. Indien het om een groot debat gaat, moeten we eerst de status quaestionis nagaan. We moeten de problemen kennen. We moeten weten waar de problemen vandaan komen en wat de mogelijke oplossingen zijn. We moeten verklaren waarom we een richting uitgaan. Dit lijkt me de goede manier om regelgeving te benaderen. Ik kijk ernaar uit om, weliswaar met vallen en opstaan, op dit vlak stappen vooruit te zetten.
De voorzitter : Het incident is gesloten.