Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 25/03/2010
Vraag om uitleg van de heer Jos De Meyer tot de heer Pascal Smet , Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over de leertijd
De voorzitter : De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer : Voorzitter, op 8 juli 2008 heeft het Vlaams Parlement een nieuw decreet betreffende het stelsel van Leren en Werken binnen de Vlaamse Gemeenschap aangenomen. Het stelsel van Leren en Werken heeft betrekking op de centra voor deeltijds beroepssecundair onderwijs, de centra voor deeltijdse vorming en de centra voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen, de zogenaamde leertijd binnen SYNTRA Vlaanderen. De drie systemen beschikken grosso modo over een eigen organisatie en een eigen omkadering. SYNTRA moet voor de component leren aan de eindtermen voldoen en moet zich ook aan de onderwijsinspectie onderwerpen.
Hoewel de drie vormen van Leren en Werken hun eigenheid behouden, hebben ze een gelijkaardige opzet. Het voltijds engagement moet, met behoud van de meersporigheid, voor zo veel mogelijk jongeren worden verwezenlijkt. De afstemming tussen het deeltijds beroepssecundair onderwijs, de leertijd en de deeltijdse vormingen moet worden vergroot. Er moet een traject op maat van elke jongere worden aangeboden. Elke jongere moet een volwaardige kwalificatie worden aangereikt.
Ik heb vernomen dat de problemen van de jongeren in de leertijd toenemen en een steeds grotere inspanning van de lesgevers in de leertijd vragen. Dit zal wellicht ook het geval zijn in de twee andere systemen van Leren en Werken. SYNTRA beschikt echter niet over de omkadering om de jongeren tijdens de lesdag adequaat op te vangen. Vergeleken met de andere systemen van Leren en Werken, blijkt de hele omkadering en subsidiëring veel geringer.
Minister, u weet dat ik uw activiteiten met grote belangstelling volg.
Minister Pascal Smet : Mijnheer De Meyer, u volgt toch niet al mijn activiteiten? (Gelach)
De heer Jos De Meyer : Minister, dat is gelukkig niet het geval. Ik wil me tot uw onderwijsactiviteiten beperken.
Ik weet dat u ondertussen een bezoek aan het kantoor van SYNTRA in mijn stad hebt gebracht. Ik zal de eerste vraag in mijn tekst dan ook aanpassen.
Hoe evalueert u dit hopelijk interessante werkbezoek? Welke initiatieven zult u nemen om ervoor te zorgen dat jongeren in de leertijd op een gepaste begeleiding kunnen rekenen? Acht u het wenselijk het spanningsveld in de financiering en de omkadering van de verschillende systemen van Leren en Werken te laten afnemen? Ik stel deze laatste vraag bijzonder voorzichtig. Ik wil immers rekening houden met de financiële context.
De voorzitter : Mevrouw Poleyn heeft het woord.
Mevrouw Sabine Poleyn : Voorzitter, ik wil de vraag om uitleg van de heer De Meyer ondersteunen. Met betrekking tot een aantal themas steunen we elkaar altijd. (Opmerkingen)
Op onderwijsvlak is dit zeker het geval.
De fundamentele vraag heeft betrekking op een probleem dat we al lang kennen. We weten dat het deeltijds beroepssecundair onderwijs heel anders dan het leercontract is georganiseerd. De structurele omkadering is helemaal niet zo uitgebouwd. In de praktijk merken we echter dat de doelgroep steeds moeilijker wordt. Ik kan getuigen dat alle deelnemers het hierover eens zijn. De betrokkenen hadden vroeger meer het gevoel dat ze die ene dag met de klassieke patroons en opleidingsverstrekkers op een professionele wijze konden organiseren. De doelgroep is verzwaard. Om een pedagogisch project op een verantwoorde wijze te kunnen uitbouwen, is er nood aan meer omkadering.
Ik onderschrijf de vraag van de heer De Meyer. Ik wil even verwijzen naar een concreet voorbeeld. In Gent beschikt SYNTRA blijkbaar slechts over anderhalve coördinator voor 450 jongeren. Die spanning is groot.
Ik zou ook een bijkomende vraag willen stellen. Binnen Leren en Werken vormt de leertijd de meest succesvolle optie. De kans op tewerkstelling is bijzonder groot. Meer dan 90 percent vindt na het afstuderen werk. Tegelijkertijd blijkt de instroom de laatste decennia te dalen. Het nieuwe decreet is onder meer bedoeld om hier een kentering in te brengen. We willen ervoor zorgen dat meer jongeren, en zeker de jongeren die hier het geschiktst voor zijn, voor de leertijd kiezen.
Misschien kan de minister bevestigen dat uit de eerste cijfers geen kentering blijkt. Er is nog steeds een daling van het aantal inschrijvingen. Ik heb dit punt tijdens de bespreking van de beleidsnota trouwens al eens ter sprake gebracht.
Ik zou de minister willen oproepen om ervoor te zorgen dat op een goede manier kan worden lesgegeven en dat over die richting voldoende wordt gecommuniceerd. De minister zou initiatieven moeten nemen om hier een succesverhaal van te maken. Het gaat dan zowel om de uitstroom als om de instroom. Graag zou ik vernemen of hij op dit vlak plannen heeft.
De voorzitter : Mevrouw De Knop heeft het woord.
Mevrouw Irina De Knop : Voorzitter, ik zou graag een aanvullende vraag stellen. Het nieuwe decreet heeft ertoe geleid dat de centra voor deeltijds beroepssecundair onderwijs en de centra voor deeltijdse vorming op eenzelfde niveau komen te staan. Ze worden op dezelfde manier gefinancierd. Dat was vroeger niet het geval. Ik herinner me dat de centra voor deeltijdse vorming zich in een aantal gebieden nog aan de nieuwe situatie moesten aanpassen. Ze moesten zich aanpassen aan het feit dat ze een onderwijsinstelling zijn geworden. Ik vraag me af of de minister al over een eerste evaluatie beschikt. Hoe verloopt de werking nu? Ik stel die vraag voor de hele leertijd, maar in het bijzonder voor de centra voor deeltijdse vorming.
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : Voorzitter, de kenmerken van de jongerenpopulatie in de leeftijdscategorie tussen 15 jaar en 25 jaar zijn geëvolueerd en vergen een steeds specifiekere en meer geïndividualiseerde aanpak. Dit geldt ook voor de leertijd. Enerzijds zitten we met de inzet van een patroon. Hij staat in voor de opleiding en de begeleiding van de jongeren. Doorgaans beslaat dit 4 dagen van het voltijds engagement. Anderzijds is er de leertrajectbegeleider, die voor de leerjongeren en de patroon de eerste contactpersoon vormt. Daarnaast spelen de coördinator leertijd en de lesgevers in het centrum een vooraanstaande rol.
Het aantal leerovereenkomsten kent de voorbije jaren een dalende trend. Deze daling, die de organisatie van de leertijd bemoeilijkt, heeft een aantal oorzaken. Enkele daarvan zijn de opkomst van het deeltijds onderwijs, de uiteenlopende vergoedingen voor jongeren en de hieraan verbonden kosten voor de patroons en vooral het imagoprobleem van de leertijd.
Dit imago is nog steeds negatief. Het getuigschrift leertijd heeft geen civiel effect. Er is geen mogelijkheid om studiebewijzen van het onderwijs te krijgen. Er is geen gelijkwaardige attestering en validering van het werkplekleren. Al sinds de verlenging van de leerplicht vormen de verschillende onderwijsrichtingen communicerende vaten. Het gaat van algemeen secundair onderwijs naar technisch secundair onderwijs, kunstsecundair onderwijs, deeltijds beroepssecundair onderwijs en de leertijd. Oorspronkelijk viel de leertijd buiten de leerplicht. De leertijd is minder bekend. In de perceptie van vele mensen behoort dit niet tot het onderwijsbeleid.
Daarnaast beïnvloeden een aantal sectoren de aantallen. Bepaalde sectoren, zoals de kappers, werken al van oudsher met het leertijdsysteem. Bepaalde beroepen gaan achteruit, zoals de knelpuntberoepen, de slagers, de bakkers en de horeca. Bepaalde oude beroepen, onder meer in de textiel- en modesectoren, zijn niet modern. In de bouwsector is een eigen opleidingssysteem ontwikkeld. Voor de grafische sector zijn bepalingen in een collectieve arbeidsovereenkomst opgenomen.
Er zijn verschillende redenen en verklaringen voor de daling. Het decreet betreffende Leren en Werken biedt jongeren uit de leertijd de mogelijkheid een getuigschrift van de tweede graad van het secundair onderwijs, de derde graad van het secundair onderwijs en eventueel een diploma te behalen. Dit is nog niet tot de perceptie van de mensen doorgedrongen. Daarom wil ik samen met SYNTRA Vlaanderen deze troeven uitspelen om ouders en jongeren beter te informeren maar ook te stimuleren om een positieve keuze te maken voor de leertijd, als een volwaardig traject om een beroep aan te leren en met de mogelijkheid om nadien verder te studeren.
SYNTRA Vlaanderen ontwikkelde vorig jaar een nieuw strategisch plan, dat in 2010 wordt ingepast in een globale hernieuwde strategie van SYNTRA Vlaanderen en SYNTRA. De relance van de leertijd krijgt daarbij een belangrijke plaats. Het gaat in de eerste plaats om de verhoging van de instroom, het communiceren van de nieuwe diplomamogelijkheden, het verbeteren van de samenwerking met toeleidingspartners, het verder verruimen en vernieuwen van het aanbod, alsook het permanent oog hebben voor de kwaliteit via competentieontwikkeling van de actoren en de vernieuwing en optimalisatie van programmas zowel voor de lessen als voor wat betreft de opleiding bij de patroon. Hiervoor wordt intens samengewerkt met beroepssectoren, mede ook om de integratie en opvolging van het opleidingsluik bij de patroon en bij SYNTRA nog verder te optimaliseren.
Op 22 januari 2010 heb ik een eerste onderhoud gehad met de directie van SYNTRA Vlaanderen. Daarnaast ben ik onlangs ook in Sint-Niklaas geweest. SYNTRA Vlaanderen heeft op deze bijeenkomst diverse bekommernissen kenbaar gemaakt: over de leertijd, maar ook over het snijvlak tussen onderwijs en werk, de Vlaamse kwalificatiestructuur, het hoger beroepsonderwijs, het actieplan Ondernemend Onderwijs, NT2 en laaggeletterdheid.
Er vindt vanaf nu een tweemaandelijks overleg plaats vinden tussen de directie van SYNTRA Vlaanderen en mijn kabinet. Een eerste dergelijk overleg in de nieuwe formule zal plaatsvinden op 7 april 2010.
Tijdens de vorige legislatuur werden heel wat initiatieven genomen om de omkadering of het comfort van de leertijd te verbeteren. Er werden extra leertrajectbegeleiders aangeworven waardoor het aantal te begeleiden leercontracten per leertrajectbegeleider daalde. Er werd in extra middelen voorzien voor de extra leertijd zodat een aantal klassen beroepskennis konden worden gesplitst en er uren werden vrijgemaakt voor jongeren met taal- en leerproblemen. De effecten van deze maatregel zijn voelbaar. De jongeren krijgen meer kansen om de leertijd te voleindigen en de basisleerkracht wordt iets minder geconfronteerd met ernstige taal- en leerproblemen.
Wij gaan uiteraard met SYNTRA Vlaanderen verder onderzoeken waar zwakke punten van omkadering zich juist situeren en hoe ze zich verhouden ten aanzien van andere systemen van deeltijds leren.
Ik geef u nog enkele cijfers. In 2000 waren daar 7047 leerlingen, in 2005 waren het er 4242 en in 2009 gaat het om 3744. Dat is dus een halvering op 9 jaar tijd. Ik heb de redenen daarnet gegeven. Wij hopen dat wij door alle wijzigingen die wij hebben opgenomen een kentering kunnen tot stand brengen.
Het is ook heel belangrijk om te signaleren dat wij dit meenemen naar de hervorming van het secundair onderwijs. Het is heel uitdrukkelijk een aandachtspunt om bijzondere aandacht te besteden aan de leertijd, het deeltijds bijzonder secundair onderwijs en het werkplekleren in de hervorming van het secundair onderwijs. Het is een van de doelstellingen om dit te integreren. Wij vinden dit belangrijk, in het bijzonder voor de kinderen die niet leermoe maar wel schoolmoe zijn. Wij willen dat nog meer structureel verankeren.
Op korte termijn zullen we nog meer communiceren en uitleg geven omdat er op het veld, bij de mensen, daarover toch nog een verkeerde perceptie bestaat.
De voorzitter : De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer : Wij hebben van de minister van Onderwijs een positief antwoord gekregen. Leertijd is hoe dan ook binnen Onderwijs veelal een buitenbeentje dat vergeten wordt. Minister, de activiteiten die u op dit vlak al aan de dag hebt gelegd, wijzen op uw belangstelling voor deze ruime problematiek.
De inspanningen die u wilt doen op het vlak van imagovorming zijn uitzonderlijk belangrijk. Het onderstrepen van het civiele effect is voor de samenleving uitermate belangrijk.
Als we de verschillende vormen van deeltijds leren bekijken, blijkt dat de kans om achteraf effectief te worden tewerkgesteld het grootst is na het volgen van de leertijd. We mogen bij de imagovorming deze belangrijke troef zeker en vast gebruiken.
Ik blijf wel een beetje op mijn honger zitten met betrekking tot het spanningsveld tussen de financiering en de omkadering. Ik heb alle begrip voor de financiële situatie waarin wij ons bevinden en ik vraag ook geen gelijkstelling met de andere vormen, maar het huidige spanningsveld vind ik onrechtvaardig groot en kan op termijn niet langer worden verantwoord. Hier moet hoe dan ook stapsgewijze een inhaalbeweging gebeuren. Anders gaat deze kwaliteitsvolle opleidingsvorm er steeds meer onder leiden. Dat kunnen wij ons niet veroorloven.
De heer Boudewijn Bouckaert : Mijnheer De Meyer, in welke zin vindt u dat onrechtvaardig?
De heer Jos De Meyer : Ik heb de cijfers gehoord en gelezen. Het spanningsveld van omkadering en financiering verschilt in die mate van de andere vormen van deeltijds leren dat dit niet kan worden verantwoord. Het gaat om een verhouding van een op zeven of een op acht. Ik pleit niet voor een identieke behandeling, maar een verhouding van dat niveau is onverantwoord groot.
De voorzitter : Mevrouw Poleyn heeft het woord.
Mevrouw Sabine Poleyn : Minister, bedankt voor uw positieve reactie. Ik ben heel blij dat het relanceplan met SYNTRA nu al, dit schooljaar, concreet wordt.
Voor wanneer plant u die communicatie? Komt die er heel snel of na de vakantie, in augustus of zo?
U hebt een aantal concrete oorzaken van het mindere inschrijvingscijfer voor de leertijd gegeven. Voor twee ervan kan een niet zo dure oplossing worden gevonden. U zei impliciet dat de financiering van de leertijd zich baseert op de inschrijvingscijfers van 2 jaar geleden. In het gewone onderwijs gebruikt men daarvoor de cijfers van het vorige schooljaar. Maar ik zie dat dit een voordeel is dus schrappen we dit maar.
Ik dacht dat het de bedoeling was van het decreet Leren en Werken om regionale overlegplatformen (ROPs) op te richten. Ik had begrepen dat die ROPs de mensen van de leertijd, de deeltijdse vorming en het deeltijds onderwijs samen zou brengen om bijvoorbeeld discriminatie in de vergoedingen aan te pakken. De jongere van vijftien die moet kiezen tussen een richting in het tbso waar ze een grote vergoeding krijgen dat is bij ons het geval in de textiel en een patroon die een minimale vergoeding geeft, kiest niet op basis van zijn talenten maar op basis van de vergoeding. Ik dacht dat daar een afstemming zou komen op het niveau van de ROPs. Loopt dat niet zo? Misschien kunt u daar later een antwoord op geven.
Wat betreft de verhouding tussen leertijd en onderwijs is het natuurlijk belangrijk dat wij hen vanuit Onderwijs ten volle waarderen, ook financieel, maar anderzijds wil ik hier toch wel even de bedenking maken dat men in de leertijd zelf ook wel blij is als men een iets andere perceptie heeft. Dat is nu net het aantrekkelijke voor die jongeren en ook voor die ouders: dat je uit het onderwijs kunt stappen en meer in het werkveld kunt staan. U zegt dat u dat zult integreren in de hervorming van het secundair onderwijs. Ik hoop dat we dat eigen karakter en profiel nog kunnen bewaren.
De heer Jos De Meyer : Voorzitter, uw vraagje heeft mij geïnspireerd om zelf ook nog iets te vragen. Het lijkt mij wenselijk en nuttig dat de leden van deze commissie eens een overzicht krijgen van de omkadering en financiering van de verschillende vormen van deeltijds leren. Maar ik begrijp dat dit niet onmiddellijk kan worden bezorgd. De minister kan ons het antwoord mogelijk via het secretariaat bezorgen.
De voorzitter : Mevrouw De Knop heeft het woord.
Mevrouw Irina De Knop : Ik sluit mij daarbij aan. Ik zat net hetzelfde te bedenken. Het zou ook interessant zijn om eens die vergoedingen van de bedrijven te kennen. Waar liggen de verschillen tussen de verschillende vormen van deeltijds onderwijs? Minister, mocht u daarover cijfers hebben, dan zou mij dat als commissielid ook bijzonder interesseren.
Minister Pascal Smet : Ik zal die cijfers opvragen en bezorgen. Dat van de ROPs moet ik eens nakijken. SYNTRA Vlaanderen heeft een eigen communicatieplan opgesteld. Zij moeten het doen. Ik zal dat communicatieplan opvragen, dan kunnen we u ook dat overmaken.
De voorzitter : Het incident is gesloten.