Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebeleid
Vergadering van 23/03/2010
Vraag om uitleg van de heer Johan Verstreken tot de heer Jo Vandeurzen, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over structurele nachtopvang voor dak- en thuislozen
De voorzitter : De heer Verstreken heeft het woord.
De heer Johan Verstreken : Voorzitter, minister, collegas, ik schrok toen ik in een studie van de universiteit van Antwerpen las dat ons land jaarlijks naar schatting 20.000 daklozen telt. Vaak gaat het om mensen met ernstige psychische problemen die worden geweerd uit de psychiatrie wegens niet langer handelbaar en om drugs- en drankverslaafden. In de meeste gevallen gaat het om mensen met een dubbeldiagnose die net daardoor tussen de mazen van onze zorgmaatschappij vallen en niet langer in het reguliere opvangcircuit terechtkunnen. Vooral centrumsteden, waar veel mensen hun laatste toevlucht zoeken, kampen met een groot tekort aan opvangplaatsen voor dak- en thuislozen.
Omdat recht op huisvesting, voeding en verzorging een fundamenteel mensenrecht is, organiseerden het centrum algemeen welzijnswerk (caw) en jeugdzorg (JZ) Middenkust en een aantal lokale actoren 2 jaar op rij een tijdelijke winteropvang in Oostende. Havensteden werken als een magneet op daklozen, dat is algemeen geweten. Van 15 december tot 15 maart konden daklozen overnachten in een verwarmd gebouw. Dit jaar kon men de nachtopvang zelfs uitbreiden, dankzij de eenmalige en tijdelijke sponsoring van individuen en organisaties. Men biedt de daklozen een bed en brood aan, en op vraag van de daklozen probeert men hen met het bestaande hulpverleningsaanbod in contact te brengen.
Tijdens de eerste opvang, in de winter van 2008-2009, werden 80 mensen opgevangen, waarvan men 20 mensen naar de reguliere hulpverlening kon leiden. Tijdens de huidige winteropvang, die nog bezig is, heeft men reeds 117 personen opgevangen. De groep chronisch daklozen in Oostende wordt geraamd op 120. Het succes van deze nachtopvang, dat een aangrijpingspunt vormt voor daklozen om uit hun uitzichtloze situatie te raken, wijst op de nood aan structurele nachtopvang voor dak- en thuislozen, niet alleen tijdens de wintermaanden, maar het hele jaar door.
Tijdens de vorige legislatuur stelde ik hierover een vraag aan minister Heeren. Zij antwoordde dat de organisatie van structurele nachtopvang niet tot de kerntaken van een caw behoort, maar de verantwoordelijkheid van lokale besturen is. Lokale overheden spelen de bal echter terug naar de hogere overheden. Volgens sommige lokale overheden moet er een structurele oplossing komen met een moderne versie van de vroegere landloperscentra op provinciaal niveau, bijvoorbeeld in leegstaande legerkazernes.
Minister Vandeurzen erkent in de beleidsnota Welzijn 2009-2014 dat de problematiek van thuis- en daklozen een geïntegreerde, integrale aanpak vraagt en dat er op meerdere terreinen zal moeten worden gewerkt om de problematiek van thuisloosheid op een effectieve en efficiënte manier aan te pakken.
Minister, bent u het ermee eens dat er nood is aan een structurele nachtopvang voor thuis- en daklozen? Indien niet, waarom niet? Aangezien de organisatie van structurele nachtopvang niet de taak is van een caw, aan wie behoort deze taak toe en waarom?
De Vlaamse overheid heeft de provincies een rol toebedeeld inzake thuisloosheid. Wat houdt die rol in? Dient er geen aansturing te komen vanuit de Vlaamse regering inzake de problematiek van nachtopvang voor dak- en thuislozen? Bent u bereid om een overleg te hebben met de provinciale en lokale overheden om na te gaan wie zijn verantwoordelijkheid moet opnemen? Wat kunt u doen indien deze problematiek niet door de lokale overheden wordt aangepakt?
Minister, wat is uw standpunt inzake provinciale opvangcentra voor daklozen naar analogie met de vroegere landloperscentra? Momenteel voeren verschillende Europese landen of regios onder andere Ierland, Engeland, Schotland, Wales, Finland, Portugal, Zweden, Noorwegen, Nederland en Frankrijk strategieën uit ter voorkoming en bestrijding van thuisloosheid. Onderschrijft Vlaanderen de Europese strategieën bij het bestrijden en voorkomen van thuisloosheid?
De voorzitter : Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Mevrouw Vera Van der Borght : Ik heb de vraag om uitleg van de heer Verstreken goed bestudeerd. Ik ben er wat over verwonderd. Dit gaat over de centrumsteden, maar ik geloof dat het probleem ook in heel wat andere steden en gemeenten bestaat. Het lijkt me de evidentie zelf dat de OCMWs dit doen. Ik ben er ook van overtuigd dat ze het doen, meestal in samenspraak met de caws, een aantal uitzonderingen niet te na gesproken. Ik denk dat het gros van de OCMWs dat op een zeer degelijke manier organiseert.
Toen ik voorzitter was van het OCMW van Aalst, gebeurde dat zeker. Ik weet dat het ook in de omliggende gemeenten op een degelijke manier gebeurde. Het zou me verbazen dat dat in Oostende niet zou gebeuren. Ik begrijp het niet goed.
De voorzitter : De heer Crombez heeft het woord.
De heer John Crombez : Deze vraag om uitleg is terecht, ook de manier waarop ze wordt gesteld. Als er wordt gevraagd naar het soort maatregelen en welke aanpak het beste is, dan wijst dat ook op de analyse van het probleem. Wat mevrouw Van der Borght vraagt, heeft daar veel mee te maken. Er is al gewezen op een publiek van daklozen met psychische problemen. In een periode van crisis was er een toename van het aantal daklozen, maar het is voor een havenstad bijzonder moeilijk om haar publiek te analyseren, detecteren en benoemen, als ik dat een beetje oneerbiedig mag zeggen. Wie zijn de echte daklozen, wie zijn de structurele daklozen in een havenstad? Met alle respect voor Aalst, dit is een bijkomend element in vergelijking met een andere centrumstad.
Minister, in hoeverre is het mogelijk rekening te houden met de moeilijkheid van de bepaling van de groep die structurele opvang nodig heeft? Een stad die een publiek aantrekt met een bepaalde behoefte, die te veel opvang creëert dit kan vreemd klinken, maar ik spreek uit ervaring zou een bijkomend publiek kunnen aantrekken. Dat dit een heterogene groep is, dat er niet zoiets bestaat als de dakloze, lijkt bijzonder belangrijk om heel goed te kunnen inschatten en in kaart te brengen om wie en welk soort problematiek het gaat, en de oplossingen daarop af te stemmen.
Mevrouw Vera Van der Borght : Ik had het natuurlijk over de klassieke daklozen. Het probleem van thuislozen in de havens is nog iets anders. We moeten een onderscheid maken tussen de klassieke daklozen, want er zijn er die niets anders willen dan zo te leven.
De voorzitter : Minister Vandeurzen heeft het woord.
Minister Jo Vandeurzen : Ik ben het er uiteraard mee eens dat er in bepaalde regios nood is aan structurele nachtopvang voor dak- en thuislozen onder bepaalde voorwaarden. Deze initiatieven moeten passen in een lokale strategie tegen thuisloosheid. Daar zijn we het allemaal over eens. Het is niet de bedoeling om structurele nachtopvang op te starten zonder te investeren in maatregelen, bijvoorbeeld in uitstroom uit deze nachtopvang.
Aangezien structurele nachtopvang enkel bed-bad-brood betreft, behoort dit strikt genomen inderdaad niet tot de kerntaken van een caw. De coördinatie voor de organisatie van nachtopvang ligt bij de lokale besturen, zoals mevrouw Van der Borght aangaf. Bij een caw is de opvang steeds gekoppeld aan begeleiding. De caws hebben een ruim aanbod ten behoeve van de thuis- en daklozen, maar dit past steeds in een begeleidingsopdracht.
Toch organiseren meerdere caws ook deze structurele nachtopvang. Dit gebeurt dan in samenwerking met lokale overheden en met lokale middelen. Verschillende gemeenten maken reeds, in overleg met derde actoren, een winternoodplan. We hebben er ook voor gekozen om voor de winter, die hopelijk nu achter de rug is, een extra ondersteuning te bieden aan de caws die met dit probleem bezig zijn. Die steun is ook gegaan naar de regio Oostende, precies omdat we goed onderkennen dat er een aantrekkingselement is in Oostende, omdat daar de oversteek kan worden gemaakt. We zijn ons goed bewust van het feit dat daar een specifieke situatie kan bestaan.
Het is juist dat provincies stimulerend of ondersteunend kunnen werken. Zij hebben dat niet met ons opgenomen, maar sommige provincies doen dat wel door bijvoorbeeld via provinciale middelen bepaalde deelwerkingen van een caw te ondersteunen. Dit gebeurde bijvoorbeeld bij het project Imagine van CAW & JZ Middenkust. De provincie West-Vlaanderen engageerde zich hier met een projectsubsidie.
Ik heb zopas mijn administratie opdracht gegeven om in overleg te treden met zowel het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk als met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) over het thema thuisloosheid. De nachtopvang, als onderdeel van de thuislozenzorg, kan hier zeker een plaats in krijgen. Ik wens hier te benadrukken dat de organisatie van zuivere nachtopvang in de vorm van bed-bad-brood geen oplossing kan zijn. Ik wil dan ook vooral de mogelijkheden aftoetsen rond maatregelen ter voorkoming van thuisloosheid of ter begeleiding van thuis- en daklozen. Zoals ik al heb gezegd, ben ik van mening dat lokale besturen hier hun verantwoordelijkheid moeten opnemen voor zover het louter nachtopvang betreft, zonder aandacht voor de begeleiding.
Het zal u niet verbazen dat ik geen voorstander ben om opnieuw initiatieven zoals de landloperkolonies te nemen. Deze kolonies in Wortel, Merksplas, Saint-Hubert en die voor vrouwen in Brugge werden gesloten door de afschaffing van de wet ter beteugeling van de landloperij. In de plaats kwam het Urgentieprogramma voor een solidaire samenleving van 1994, uitgevoerd door de toenmalige minister van Sociale Integratie. De heropening van landloperkolonies zou een stap terug betekenen, aangezien ze een aantal nefaste effecten hadden. Zo maakte het mensen afhankelijk van de kolonies, die bovendien een verouderde manier van opvang boden. Sociale begeleiding was nagenoeg afwezig. Aangezien het louter sluiten van deze kolonies negatieve gevolgen zou hebben voor de chronische landlopers, dienden er alternatieven gezocht te worden. In dit kader is de installatiepremie om de verhuis naar een geschikte en aangepaste woning mogelijk te maken, ingevoerd. Binnen Vlaanderen dienen zeker het OCMW en het caw samen te werken om de thuislozenzorg verder te differentiëren tot vraaggestuurde hulp op maat die mensen krachtiger maakt. Nachtopvang kan hier een deel van zijn.
Ik heb mijn administratie de opdracht gegeven om op basis van bestaande praktijken en materiaal en refererend aan het globale Europese kader, samen met een aantal sleutelfiguren een concrete actieplanning op te stellen, waarin een aantal beleidsacties zijn opgenomen die stapsgewijs kunnen bijdragen tot de preventie van thuisloosheid. Hierbij vormt het onderzoek dat momenteel wordt uitgevoerd door LUCAS (Centrum voor zorgonderzoek & consultancy) een belangrijk aanknopingspunt. Dat onderzoek focust op het integrale aanbod van thuisloosheid in Vlaanderen. Tot op vandaag heeft Vlaanderen geen volledig beeld van de omvang van het thuislozenaanbod. Een zuiver en geïntegreerd beeld van het integrale aanbod op het vlak van thuislozenzorg ontbreekt, zowel van het ambulante als het residentiële aanbod, zowel op preventief als op curatief vlak.
De voorzitter : De heer Verstreken heeft het woord.
De heer Johan Verstreken : Minister, ik dank u voor uw antwoord. U erkent dus dat de problematiek in een havenstad ietwat anders is dan in andere centrumsteden. U laat dit thema en de nood onderzoeken. Hebt u enig zicht op de timing? Dat is toch belangrijk voor de mensen. De zonnige dagen komen eraan. Maar tijdens de volgende herfst en winter zal men wellicht opnieuw een probleem hebben. Mevrouw Van der Borght verwees naar Aalst. Ik weet niet over hoeveel daklozen het daar gaat. (Opmerkingen van mevrouw Vera Van der Borght)
Inderdaad, dat klopt. In bepaalde steden gaat het echter over een pak meer mensen dan in andere centrumsteden. Zoals ik in mijn inleiding heb gezegd, heeft een havenstad een bepaalde aantrekkingskracht. Dat kan men niet veranderen. Maar er moet toch op de een of andere manier gekeken worden hoe men kan zorgen voor een verbetering. Ik weet dat die mensen in een vicieuze cirkel zitten en dat die het moeilijk hebben om daaruit te geraken. Maar er moet toch wel iets gebeuren voor volgend jaar.
De voorzitter : Minister Vandeurzen heeft het woord.
Minister Jo Vandeurzen : Ik heb echt geprobeerd om naar aanleiding van de winter wat ondersteuning te bieden. Tot mijn verbazing is er in Oostende nogal wat media-aandacht aan besteed. Ik heb ook eens nagegaan of we een Vlaamse aanpak voor winternoodplannen kunnen opmaken. Mijn conclusie is dat het niet zo evident is om dat te doen op het Vlaamse niveau. De aanpak gebeurt best lokaal. Dat dat in de stad Brussel gebeurt, dat kan. Maar een dergelijk concept in Vlaanderen is niet zo evident. Het idee dat men mensen die thuisloos zijn, van de straat kan plukken en ze 100 kilometer verder opvangen, is niet realistisch. Zo werkt dat niet. Mijn conclusie is dat het best is te kijken naar de lokale situatie. Dat is ook de reden dat ik toen de keuze heb gemaakt om de caws wat te ondersteunen.
Het is juist dat de situatie in Oostende bijzonder was. Ik heb toen voldoende aangekondigd dat het, gelet op het budget, om een eenmalige bijstand ging. We zullen zien of de wetten van de Vlaamse welzijnspolitiek aanslaan of niet. Er waren veel redenen om het niet te doen, omdat verwachtingen worden gecreëerd die het jaar nadien opnieuw moeten worden waargemaakt. Als ik mijn verstand had gebruikt, had ik dat niet gedaan.
De voorzitter : De heer Crombez heeft het woord.
De heer John Crombez : Dit is toch niet onbelangrijk. Als men het erover eens is dat het om een redelijk heterogene groep gaat, dan moeten de lokale besturen voor de typische, enge definitie van thuisloosheid/dakloosheid zorgen voor voldoende opvang. Als we weten dat het aantal plaatsen in bijvoorbeeld de haven soms ook het aantal mensen aantrekt, en er in die heterogene groep mensen zitten die op een andere manier geholpen moeten worden, dan geldt voor een deel van de groep dat het niet zo abnormaal is dat ze gecentraliseerd worden opgevangen, omdat hun probleem niet in de eerste plaats dakloosheid of thuisloosheid is. Het is zeer moeilijk om te zien hoe die groep is samengesteld en welk soort oplossingen men moet bieden. Een aantal biedt geen antwoord op het aanbod.
Minister Jo Vandeurzen : Ik had het daarnet over simpele oplossingen en over de situatie in Brussel. Mensen wegplukken en ze 60 kilometer verder opvangen, zo werkt het niet in een grootstedelijke problematiek. Toen wij middelen hebben gegeven aan de caws, hebben we ondervonden dat die groep zeer divers is. Het is niet zo gemakkelijk om de kerntaken van het OCMW en van de federale overheid ten aanzien van die groep uit elkaar te halen. In de praktijk gebeurt dat ook niet. Het klopt wel dat waar mensen vandaan komen en het statuut dat ze hebben of niet hebben, vaak bepaalt wie zich dat het meest moet aantrekken. Dat is natuurlijk niet evident op een plaats waar er dan een concentratie is.
De voorzitter : Het incident is gesloten.