Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Vergadering van 25/03/2010
Vraag om uitleg van de heer Bart Martens tot mevrouw Hilde Crevits, Vlaams minister van Mobiliteit en Openbare Werken, over de besparingen bij De Lijn
Vraag om uitleg van de heer Jan Roegiers tot mevrouw Hilde Crevits, Vlaams minister van Mobiliteit en Openbare Werken, over de inspraak van en kennisgeving aan de steden en gemeenten bij de besparingsmaatregelen van De Lijn en de rol hierin van de provinciale openbaarvervoercommissies
De voorzitter : De heer Martens heeft het woord.
De heer Bart Martens : Net zoals de andere entiteiten van de Vlaamse overheid, ontsnapt ook De Lijn niet aan een aantal opgelegde besparingsmaatregelen, die men in de werking zal moeten doorvoeren. Dat zal ook gevolgen hebben voor het openbaarvervoersaanbod. Ik heb begrepen dat een aantal wijzigingen in de dienstverlening al ingaan op 1 april. Dat is iets waar we dringend zicht op moeten krijgen omdat er al een aantal besparingen zijn doorgesijpeld wat betreft de provincie Oost-Vlaanderen. De heer Watteeuw heeft daarvoor in de pers al het nodige gedaan. In de andere provincies is het nog koffiedik kijken op welke manier de besparingen zullen worden doorgevoerd. Maar net zoals een uitbreiding van het dienstenaanbod conform de afspraken met het mobiliteitsconvenant moeten worden afgesproken en afgestemd met de lokale besturen, is dat ook nodig als het dienstenaanbod wordt ingeperkt. Een overleg in alle transparantie met de lokale besturen is nodig om ervoor te zorgen dat de aanpassing van de dienstverlening zo weinig mogelijk invloed heeft op de reiziger.
Het overleg is om twee redenen noodzakelijk. Zo hebben steden en gemeenten vaak belangrijke ambities geformuleerd op vlak van openbaar vervoer in het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan, het gemeentelijk mobiliteitsplan of in het bestuursakkoord. Ik geef het voorbeeld van de stad Antwerpen die in het structuurplan en in het bestuursakkoord duidelijk de ambitie heeft geformuleerd om een tramstad te worden. Daar is ook invulling aan gegeven in de voorbije jaren: tram 5 is erbij gekomen in 2006 en tram 6 in 2007; de eerste nieuwe lijnen sinds 1946 zijn eindelijk aangelegd in Antwerpen. Er is een tramverlenging naar Wijnegem en Boechout in uitvoering. Voor de ingebruikname van de premetrokoker onder de Turnhoutsebaan werden de nodige middelen opzijgezet, vrijdag- en zaterdagavondtrams werden ingevoerd en noem maar op.
Het moet gezegd, minister, die nieuwe tramdienstverlening blijkt een onverwacht succes te zijn en veel meer reizigers aan te trekken dan aanvankelijk begroot. De tramverbindingen zijn zeer performant en kostenefficiënt, en hebben een hoger dan gemiddelde kostendekkingsgraad. Om u maar een cijfer te geven: in heel de provincie Antwerpen vervoeren de twaalf trams van de stad Antwerpen niet minder dan 47 percent van alle Lijnreizigers. Daarom is het essentieel dat de besparingen zich niet op dat tramnet situeren. We willen daarmee zeker niet zeggen dat er geen besparingen mogelijk zijn, maar ze moeten daar doorgevoerd worden waar ze het minste impact hebben. Het huidige busaanbod bijvoorbeeld biedt duidelijk nog opportuniteiten om besparingen door te voeren die niet in het nadeel van de reiziger moeten zijn, wel integendeel.
Door op een slimme manier overstapconcepten te ontwikkelen en herschikkingen door te voeren op lijnen waar bus en tram min of meer parallel rijden, kunnen besparingen worden doorgevoerd die niet ten koste gaan van het aanbod voor de reiziger en de doorstroming zelfs kunnen bevorderen. Naar de stad Antwerpen zijn er bijvoorbeeld verschillende grote invalswegen, de brede banen, de Turnhoutsebaan, de grote steenweg waar nu een heel nest bussen en trams samen aanvallen en elkaar voor de voeten rijden. Dat maakt ook dat er geen doorstromingsmaatregelen genomen kunnen worden omdat dan in de zijstraten het licht permanent op rood staat. Men zou in slimme overstapconcepten kunnen voorzien aan de rand van de stad.
Ik geef het voorbeeld van de Bredabaan. Als alle bussen uit Kapellen, Schoten en dergelijke meer allemaal aan de Carrefour in Merksem zouden stoppen en men dan zou kunnen overstappen op een hoogfrequentere tramverbinding die men ook doorstroming kan geven en die dus sneller zal kunnen rijden, denk ik dat dit een besparing kan opleveren voor zowel de trams als de bussen. De bussen moeten met minder hun dienstverlening ronddraaien en ze zijn sneller rond. Ook de trams zullen omwille van de doorstroming en de ingedikte vervoersstromen sneller hun dienstverlening kunnen ronddraaien. Dat biedt een enorme kostenbesparing die kan leiden tot een beter aanbod voor de gebruiker van het openbaar vervoer.
Transparant overleg met lokale besturen is ook nodig omdat ze op andere trajecten kunnen zorgen voor bijkomende doorstromingsmaatregelen, die de kostenefficiëntie van het openbaar vervoer alleen maar doet toenemen. Bussen en trams die sneller ronddraaien, minister, zorgen toch voor heel wat kostenbesparing. Het blijkt dat het in de praktijk met die doorstroming en de voorzitter heeft het in deze commissie al ten overvloede herhaald niet echt vlot.
De stad Antwerpen bijvoorbeeld heeft sinds 2008 jaarlijks een bedrag van 1 miljoen euro in haar begroting ingeschreven om te investeren in een verbeterde doorstroming door de regeling van de verkeerslichten af te stemmen op het STOP-principe, dat zowel door de stad als het Vlaamse Gewest gehanteerd wordt. Van die 1 miljoen euro die jaarlijks ter beschikking staat, is nog geen euro uitgegeven omdat en dat blijkt uit een antwoord op een interpellatie in de gemeenteraad van Antwerpen een overeenkomst tussen de stad, De Lijn en het Vlaamse Gewest uitblijft. Die overeenkomst is nodig om de principes van de verkeerslichtenregeling vast te leggen. Ik hoef de minister niet te vertellen dat daardoor grote opportuniteiten onbenut blijven, terwijl er wel degelijk in middelen is voorzien, alleszins op het niveau van de stad.
Minister, klopt het dat de nieuwe dienstregelingen al concreet zouden ingaan op 1 april? Worden of werden die nieuwe dienstregelingen besproken in de gemeentelijke begeleidingscommissies en/of provinciale openbaarvervoercommissies (OVC), zoals het mobiliteitsconvenant met de lokale overheden bepaalt? Bent u het met mij eens dat de dienstverlening op het tramnet zich het minst leent voor besparingen, gelet op de hoge performantie en kostenefficiëntie van onze trams? Klopt het dat de voorziene budgetten voor verkeersdoorstroming niet kunnen worden benut omdat een akkoord tussen de stad Antwerpen, De Lijn en het Vlaamse Gewest uitblijft? Wat zijn de knelpunten? Op welke termijn is het mogelijk om wel tot een overeenkomst te komen, of vanaf wanneer kunnen dan concrete projecten uitgevoerd worden?
De voorzitter : De heer Roegiers heeft het woord.
De heer Jan Roegiers : Mijn vraag om uitleg vertrekt vanuit dezelfde bezorgdheid als die van de heer Martens, namelijk dat De Lijn voor een zeer moeilijke oefening staat, dat er heel wat bespaard zal moeten worden en dat de kans niet denkbeeldig is ik druk me heel voorzichtig uit dat er ook in het aanbod gesneden zal moeten worden. Die oefening is in Oost-Vlaanderen al voor een stukje gemaakt. Vanaf de krokusvakantie dus vanaf 15 februari rijden de trams en bussen in Oost-Vlaanderen en in Gent in alle schoolvakanties volgens het principe van de regeling van juli en augustus. Dat betekent uiteraard een behoorlijke achteruitgang, ook op de meest druk gebruikte tramlijnen in Gent.
Mijn vrees is dat ook in andere provincies een aantal besparingen op ons afkomen en dat niemand goed weet waar we nu eigenlijk aan toe zijn. Wie daar in de eerste plaats van op de hoogte moet worden gebracht naast de passagiers uiteraard zijn de steden en gemeenten, wat ook de heer Martens terecht heeft gezegd. Ook die tasten op dit ogenblik in grote mate in het duister. Ik probeer daarnaar in deze vraag te peilen en ik pleit er ook voor om deze steden en gemeenten te gaan inlichten over de concrete besparingen die op hen afkomen voor wat de tram- en buslijnen betreft.
We hebben daar een bijzonder goed orgaan voor opgericht, de provinciale openbaarvervoercommissie (OVC). Dat is eigenlijk de provinciale auditcommissie, die als het gaat over openbaar vervoer, de provinciale openbaarvervoercommissie wordt genoemd. De beheersovereenkomst die is afgesloten tussen De Lijn en de Vlaamse Overheid, zegt daarover in artikel 2: De provinciale openbaarvervoercommissie bespreekt de acties en projecten met betrekking tot het openbaarvervoeraanbod. Wat me opvalt, is dat deze structuur de voorbije jaren heel consequent werd gebruikt. Telkens als De Lijn een uitbreiding van haar aanbod in petto had, ging men heel consequent naar de OVC om dat te bespreken, maar ik heb de indruk dat De Lijn, nu men het aanbod wel eens zou kunnen verminderen, er veel minder op uit is om te werken via de OVC.
Behalve de beheersovereenkomst is er natuurlijk ook de omzendbrief die vorig jaar is verschenen: de omzendbrief MOW/2009/01, die het precies over die structuren heeft en wanneer die moeten bijeenkomen. Artikel 3.1.2. over de audit van het openbaarvervoeraanbod zegt dat ook de communicatie over het openbaarvervoeraanbod in deze commissie dat is dan de OVC behandeld wordt en dat de OVC specifiek een aantal projecten of acties behandelt, waaronder de informatieverstrekking over en promotie van het geregeld vervoer. Het is dus mijn overtuiging, minister, dat voor er nog maar effectieve besparingen in het aanbod plaatsvinden, die via de OVC moeten passeren.
Binnen de huidige besparingsoperatie is het essentieel dat de OVCs hun rol kunnen spelen. Ik merk dat er nogal wat ongerustheid en ongenoegen is bij diverse steden, gemeentes en provincies omdat de structuren niet gebruikt worden. Daarom wil ik u een aantal vragen stellen met betrekking tot de besparingen, maar heel specifiek over de rol van de OVCs. Bent u de mening toegedaan dat steden en gemeenten inspraak moeten hebben, minstens in kennis moeten worden gesteld, van wijzigingen in het openbaarvervoeraanbod wanneer dat gevolgen kan hebben voor het lokale mobiliteitsbeleid? Hoe moet dit volgens u gebeuren? Wat is volgens u de huidige en toekomstige rol van de OVCs in dit alles? Wat is uw evaluatie van die OVCs op dit ogenblik?
De voorzitter : De heer Watteeuw heeft het woord.
De heer Filip Watteeuw : Ik heb goed nieuws voor de collegas: de lente is het land en de voorzitter wordt onmiddellijk een stuk milder. De heer Roegiers heeft terecht een vraag ingediend over de gewijzigde dienstregelingen in Oost-Vlaanderen en de openbaarvervoercommissies. Ik heb 3 à 4 weken geleden een gelijkaardige vraag ingediend, maar toen was het nog de gure februarimaand. De voorzitter had een slecht humeur. Hij had slecht geslapen en heeft die vraag onontvankelijk verklaard. U ziet echter: het kan verkeren. Nu kan het dus toch.
Dit staat zeer terecht op de agenda. De dienstregeling werd gewijzigd in Oost-Vlaanderen: vanaf 15 februari werd de dienstregeling voor de schoolvakanties toegepast. Dat is vreemd. De krokusvakantie is immers niet voor iedereen een vakantie. Voor heel wat mensen is dat zelfs niet het geval. Zeker in grootsteden met veel instellingen voor hoger onderwijs zou die afname van de reizigers waarnaar werd verwezen, wel eens heel beperkt kunnen zijn, wat betekent dat het aanbod op dat moment ontoereikend is. Het is dan ook normaal dat steden en gemeenten worden ingelicht. De heer Roegiers verwijst terecht naar de OVCs. Wie is betrokken geweest bij die verminderde dienst? Minister, was u daarbij betrokken? U hebt immers een aantal malen gezegd dat de besparingen op geen enkele manier een impact mochten hebben op comfort en dienstverlening. Dat is hier wel degelijk het geval, zeker in de grote steden.
De heer Roegiers stelt dat, behalve de passagiers, niemand wist dat dit zou gebeuren. Ik moet zelfs dat betwijfelen. De communicatie van De Lijn in februari was zeer zwak. De Lijn heeft dat slechts op 8 februari gedeeltelijk bekendgemaakt, op de website. Ik veronderstel dat weinig reizigers voortdurend de website van De Lijn consulteren. Dit werd pas enkele dagen voordien openbaar gemaakt. Mensen moeten zich ook kunnen aanpassen. We hadden het daarnet over dynamische verkeersborden en mensen een geïndividualiseerd advies geven. Daar staat men toch wel heel ver van af. Een goede en tijdige communicatie is ook een onderdeel van comfort en dienstverlening.
Om welke redenen heeft De Lijn zo laat en zo beperkt over die maatregelen gecommuniceerd? Hoe wilt u ervoor zorgen dat de reizigers sneller en vollediger worden geïnformeerd? Zijn er nog frequentieverminderingen gepland? Hoe zult u dit alles evalueren en eventueel bijsturen?
De voorzitter : Mijnheer Watteeuw, met betrekking tot uw vraag om uitleg wil ik even de reden aangeven. Mevrouw Brouwers heeft op 28 januari een vraag om uitleg ingediend over het besparingsplan voor 2010, naar aanleiding van de beslissing die de raad van bestuur heeft genomen op 19 december 2009. Uw vragen over Gent zijn toen ook heel uitdrukkelijk aan bod gekomen. Ik heb toen heel uitdrukkelijk alle andere vragen over besparingen afgewezen. Ik heb verwezen naar de bespreking van de beleidsnota van de minister en naar de bespreking van de begroting 2010. Ik heb ook telkens verwezen naar de vraag om uitleg van mevrouw Brouwers.
Het nieuwe element dat mevrouw Brouwers aankaartte, was dat de raad van bestuur een beslissing had genomen over het besparingsplan voor 2010. De vragen van de heren Roegiers en Martens belichten een nieuw element, namelijk de rol die de provinciale commissies zouden moeten spelen of zouden kunnen spelen bij de reorganisaties die worden doorgevoerd. Dat is op zich een heel interessante invalshoek. Dat vond ik een nieuw element. Om die reden hebben we die vragen om uitleg toegelaten.
Misschien maakt u zich ongerust, maar het gaat niet over meerderheid versus oppositie. In onze volgende vergadering komen alle vragen zelfs van de oppositie. (Opmerkingen van de heer Filip Watteeuw)
Dat speelt helemaal geen rol voor mij. We maken een heel duidelijk een afweging om vragen al dan niet toe te laten. Dat wil ik even zeggen, voor de duidelijkheid. Ik wil niet dat u een slechte nachtrust hebt.
De heer Filip Watteeuw : Ik heb geen slechte nachtrust. Blijkbaar is de lente toch nog niet goed doorgebroken. In Limburg is het momenteel nog winter. Dat is zeer duidelijk.
De heer Marino Keulen : Ik spreek dat tegen! (Gelach)
De heer Filip Watteeuw : In een deel van Limburg. Boven Riemst.
Ik heb mijn vraag tweemaal ingediend. De eerste maal kon ik u volgen, de tweede maal niet. De tweede maal heb ik mijn vraag herwerkt en heb ik het ook expliciet over de communicatie en de evaluatie gehad, wat niet aan bod is gekomen naar aanleiding van de vraag van mevrouw Brouwers.
De voorzitter : De vragen van de heren Martens en Roegiers zijn natuurlijk algemeen gesteld: ze gelden voor heel Vlaanderen. Dat is ook een groot verschil.
De heer Filip Watteeuw : Mijn herwerkte vraag was ook algemeen.
De voorzitter : Mevrouw De Wit heeft het woord.
De heer Sophie De Wit : Als we niet willen raken aan de dienstverlening en het nut voor de gebruiker, is het essentieel dat de middelen van De Lijn efficiënt worden ingezet. We staan voor een belangrijke besparingsronde. Dat weet ik. Misschien kan er een aanzet worden gegeven tot een afstemming met de NMBS. Misschien kan dat overleg iets zinvoller gebeuren. Er zijn overlegmomenten mogelijk opdat er goede aansluitingen en overstapmogelijkheden zouden zijn, maar in het verleden liep dat al eens mank, omdat onvoldoende rekening werd gehouden met de opmerkingen van De Lijn. De NMBS heeft haar dienstregeling op de valreep nog aangepast, zodat De Lijn niet tijdig op alle mogelijke knelpunten heeft kunnen reageren.
Minister, zijn de ervaringen ondertussen beter? Kan er niet worden overlegd wanneer De Lijn en/of de NMBS hun dienstregeling wijzigen? Dan kan het ene aan het andere worden gekoppeld. Er moet worden bespaard, maar overleg en communicatie kunnen een oplossing bieden, zonder dat de gebruiker er uiteindelijk onder moet lijden.
De voorzitter : Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Mevrouw Karin Brouwers : Voorzitter, het zou me verbazen, mochten er volgende week plots nieuwe dienstregelingen ingaan zonder dat de gemeenten op de hoogte zijn, maar goed, je weet inderdaad nooit. In Oost-Vlaanderen is men in februari blijkbaar wat voortvarend geweest. Minister, ik hoop dat u daar lessen uit hebt getrokken. Ik hoop dat de gemeenten tijdig op de hoogte worden gebracht van nieuwe dienstregelingen. Daarin volg ik de heer Roegiers volledig.
Minister, u hebt regelmatig gezegd dat u efficiëntiewinst wou boeken door de lege kilometers weg te werken. Dan gaat het nog niet over aanzienlijke ingrepen in het aanbod. Dat onderscheid moeten we hier maken. Niet alle leden hebben dat even genuanceerd gebracht.
Ik ben het niet eens met de heer Martens als hij pleit voor het vrijstellen van de tramlijnen. Ik weet niet wat de minister daarop zal antwoorden. We hebben niets afgesproken. Er moet worden bespaard. Ik vind dat de mensen van De Lijn, de entiteiten, die de situatie ter plaatse het best kennen, voorstellen moeten doen. Als daar al eens een tramlijn tussen zit, dan is dat zo. Stel dat er lege kilometers zijn bij de Kusttram, om 6 uur s ochtends: gaan we daar dan ook niets aan wijzigen? We gaan toch niet zeggen dat de bussen er wel voorwerp van kunnen zijn en de trams niet. Dat is een discriminatie van Vlaams-Brabant, want wij hebben geen trams.
De Lijn moet de tering naar de nering zetten. Dat zal niet altijd even aangenaam zijn. Ik denk dat we nu nog maar een aantal kleinere dingen aan het doen zijn. Misschien zal er op termijn zelfs nog meer nodig zijn. Als we nu allemaal al beginnen met het naar voren schuiven van onze premissen, dan vind ik dat geen goede zaak.
Minister, hoe ver staat het nu met dat besparingsprogramma? Zal het doel worden bereikt door de efficiëntiewinsten van die lege kilometers? Ik heb daar mijn vragen bij. Ik heb dat vroeger ook al gezegd.
De voorzitter : Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits : Ik dank de leden voor hun vragen. De organisatie van de besparingen bij De Lijn is inderdaad het laatst besproken in de commissievergadering van 28 januari. Ik heb het verslag bij me. Dat was een vraag van mevrouw Brouwers. Voor die mensen die er toen niet bij waren, wil ik nogmaals bevestigen wat ik toen heb gesteld. Wat de besparingen op het vlak van exploitatie betreft, is er sprake van een pakket maatregelen met een bepaalde volgorde van prioriteit. Ten eerste is er het optimaliseren van de planning: het wegwerken van lege kilometers of dode uren in de exploitatie. Ten tweede moet ook het optimaliseren van de uitvoering worden bekeken: het om efficiëntieredenen wijzigen van het aanbod, waarbij er aan de klanten een valabel alternatief wordt geboden. Ten derde zijn er de aanpassingen van het aanbod, die echter moeten gebeuren op basis van onderzoek naar lage bezettingsgraden.
Wat de voorstellen tot wijziging van dienstregelingen betreft, wijs ik erop dat ik als minister geen dienstregelingen bepaal. Ik weet niet wie heeft gevraagd of ik daar persoonlijk bij werd betrokken. Men komt me niet vragen of ik het daarmee eens ben. Daar bestaat een procedure voor. De heer Roegiers heeft naar die procedure verwezen. Laat me heel duidelijk zijn: ik vind het zeer belangrijk dat de procedure wordt gevolgd. Dat lijkt me elementair. Die OVC-procedure bestaat en moet worden gerespecteerd. Ik zal ze straks nogmaals toelichten. Mijnheer Roegiers, u stelt dat die OVCs niet meer bijeenkomen. Desnoods schrijf ik nogmaals een brief. De waarnemend directeur-generaal was deze ochtend ook aanwezig bij de beleidsraad. Het is voor mij echt elementair dat de procedures worden gevolgd. Niet alleen dat, maar ik heb nog eens uitdrukkelijk gezegd dat de bilaterale contacten met de gemeenten moeten worden verzorgd. Ze moeten minstens op de hoogte zijn. Als de OVC-procedure wordt gevolgd, zouden ze dat sowieso moeten zijn.
Overleg met stakeholders, zoals vakorganisaties, lokale besturen en andere bij de convenantwerking betrokken partners, is belangrijk. Alle op stapel staande wijzigingen moeten door de OVC gaan of moeten worden geëvalueerd door de beperkte OVC. In de gewone OVC zetelen de betrokken gemeenten. Allemaal. Geen discussie. In de beperkte OVC worden kleinere aanpassingen besproken. Daarbij wordt de gemeente bilateraal of schriftelijk geconsulteerd. Dat zou althans toch het geval moeten zijn. In die beperkte OVC zetelen de auditor, de programmacoördinator van de afdeling Beleid Mobiliteit en Verkeersveiligheid (BMV), de voorzitter van de OVC en de betrokken entiteit van De Lijn. Het is de auditor ik benadruk: de auditor die erop moet toezien dat de betrokken gemeente is geconsulteerd en dat de aandachtspunten ervan mee in overweging worden genomen in de bespreking van die OVC.
Dat is de procedure. Ik herinner mij een bespreking, waarbij men zei dat er in de krokusvakantie wijzigingen zijn doorgevoerd, en de stad Gent wist daar niets van. Op zon moment val ik van mijn stoel. De procedure is duidelijk. Ik heb gevraagd of er een OVC geweest is en of er een verslag van is.
Mijnheer Roegiers, er is inderdaad op 1 februari een beperkte OVC geweest. De Lijn moet mij formeel bevestigen of de stad Gent aanwezig was of werd geconsulteerd. Uit de brief die ik van de burgemeester heb gekregen, kreeg ik de indruk dat dat niet was gebeurd. Er is een heel mooie brief teruggestuurd naar de burgemeester met uitvoerig de argumenten in waarom het gebeurd is.
Ondertussen is de krokusvakantie voorbij. De evaluatie bij De Lijn is goed voor wat betreft de wijzigingen, maar dat doet eigenlijk allemaal niet ter zake. Het is duidelijk dat als het een beperkte OVC is, er een voorafgaand bilateraal contact moet zijn, en wij moeten weten dat dat er geweest is.
Er is dus een OVC geweest, de procedure is gevolgd. Als blijkt dat er iets niet is gebeurd, dan is dat jammer. Ik vind dat dat niet kan, laat me daar duidelijk over zijn.
Ik kom tot de vraag over de evaluatie van de OVCs. Men zou kunnen zeggen dat men moet stoppen met de beperkte OVC en alleen nog een uitgebreide OVC hebben. De vraag is of men dan niet komt tot een gigantische overbelasting. Het bilaterale contact in dezen kan ook al veel oplossen. Het regeerakkoord is duidelijk. Daarin staat dat de werking van de mobiliteitsconvenanten moet worden geëvalueerd met het oog op het hervormen van de werking ervan. Het enige doel hiervan is een efficiëntere besluitvorming, die waar mogelijk gedragen is.
Ik kom tot de vraag van de heer Martens over het tramnet in Antwerpen. We moeten kijken naar de kwaliteitsvolle dienstverlening. Men kan niet zeggen dat we de performantie van het tramnet in zijn geheel bekijken als het gaat over punctuele aanpassingen. We moeten het juiste middel inzetten op het juiste ogenblik op de juiste manier. Als voorbeeld is er de performantie van de specifieke laatavondritten na 00.30 uur in Antwerpen. De Lijn zegt dat het nuttig zou zijn om over te schakelen naar een goedkopere uitvoering. Er is door De Lijn op die betrokken ritten geen enkele bezetting vastgesteld die de capaciteit van een standaardbus zou overschrijden of zelfs maar benaderen. Voor de betrokken reizigers is er een valabel alternatief met busvervoer. Dit busvervoer bestrijkt een ruimere perimeter dan de te vervangen trambediening. Het gaat dus in dat specifieke geval om een optimalisatie die de klant wel degelijk een valabel alternatief biedt.
Naast de OVCs zijn er ook gemeentelijke begeleidingscommissies (GBCs). Op de reeds geplande GBC meldde De Lijn dat alle betrokken gemeenten ook onverdeeld akkoord gingen met het nieuw voorgestelde aanbod. Mijnheer Martens, ik kan alleen maar verwijzen naar wat daar uitdrukkelijk is gesteld, namelijk dat iedereen ermee akkoord is gegaan. Ik ga er dan ook van uit dat die contacten er zijn geweest. Ik kan moeilijk mee op pad gaan.
Alle bestaande procedures, OVC, beperkte OVC en GBC, zijn gevolgd. Er worden nooit speciale GBCs samengeroepen voor aanpassingen van het aanbod, maar als er een GBC is, worden ze wel gemeld.
Mijnheer Martens, u had een heel pertinente vraag over budgetten voor verkeersdoorstroming. U verwijst heel specifiek naar het dossier over de stad Antwerpen, De Lijn en het Vlaamse Gewest. Er is in ettelijke miljoenen euros voorzien voor projecten in verband met verkeersdoorstroming. U zegt dat als men het aanbod aanpast, men zeer goed met de gemeenten moet overleggen. Ik vind evenzeer dat als je iets wilt doen in verband met de verkeersdoorstroming, zoals busbanen en dergelijke, er niets zo belangrijk is als het bilaterale overleg. Dat moet zorgzaam worden gevoerd met de gemeenten. De Lijn heeft daarin een heel bijzondere taak.
Over het coördinatiesysteem voor de verkeerslichten zijn er vergaderingen op technisch niveau. Het is een mooi project. Er is zeer recent een bijeenkomst geweest. Ik heb een verslag gekregen op 24 maart. Het gaat over een project waarbij men de verkeerslichten zou sturen in de hele Antwerpse agglomeratie. De bestaande systemen dateren van de jaren 1982-1985. De centrale is 15 jaar geleden vernieuwd zonder verkeerstechnische aanpassing. De meeste verkeersregelaars op de kruispunten en de seinvuren zijn 25 jaar oud en moeten in de toekomst vervangen worden. Op de huidige centrale zijn tweehonderd kruispunten van het gewest en honderd kruispunten van de stad aangesloten. Het is de bedoeling dat de exploitatiekosten evenredig worden verdeeld. De politie zorgt voor bewaking en bediening 24 uur op 24. Bovendien liep er voor de Grote Steenweg ter hoogte van Berchem-kerk een studie om de doorstroming van het openbaar vervoer op vijf kruispunten te optimaliseren. De studies zijn klaar, en op maandag 29 maart is een bijeenkomst gepland om tot een voorstel te komen waarmee De Lijn, de stad en het gewest akkoord zouden kunnen gaan.
Als dat zou lukken, betekent dat dat de overeenkomst die nodig is, voortgang kan boeken. De volgende vergadering in verband met het hele project is voorzien op 23 april. Al wie dat wil, kan daarvan op de hoogte worden gehouden. Het is een belangrijk project. Je kunt er niet van zeggen dat het al 2 jaar stilligt, er wordt wel degelijk aan voortgewerkt. Je moet ervoor zorgen dat je alles goed hebt onderzocht op het ogenblik dat je tot een samenwerkingsovereenkomst komt. Mijnheer Martens, ik weet dat u daar ook een groot voorstander van bent.
De voorzitter : De heer Martens heeft het woord.
De heer Bart Martens : Minister, ik dank u voor het antwoord. Ik ben blij dat de provinciale OVCs en de GBCs wel degelijk worden betrokken in het verhaal. Ik heb niet gezegd dat er nergens een euro kan worden bespaard op het tramnet. Ik heb gezegd dat het tramnet zich het minst leent tot besparingen. U hebt het voorbeeld gegeven van de tram die na 12 uur s nachts is ingelegd. Als diezelfde of een betere dienstverlening met nachtbussen kan worden gerealiseerd, dan moet dat zeker bespreekbaar zijn.
Ten aanzien van mevrouw Brouwers wil ik herhalen dat 1 kilometer tramverbinding zeven keer meer reizigers vervoert dan 1 kilometer busverbinding. Als we het menen met het verhogen van de kostendekkingsgraad en de kostenefficiëntie van ons openbaarvervoersysteem, zullen we moeten voortgaan met het vertrammen. Een van de onderdelen van het kaaienprogramma is een nieuwe tramverbinding. Ik vind dat we daar absoluut mee moeten doorgaan.
Wat de doorstroming betreft, heb ik de indruk dat er schot in de zaak komt. De studie over de doorstroming van lijn 15 is er al lang. De Bond van Trein-, Tram- en Busgebruikers (BTTB) heeft al prachtig studiemateriaal geleverd over hoe de doorstroming in Antwerpen zou kunnen verbeteren. De detectielussen liggen er al zeer lang, maar die worden amper of niet gebruikt. De enige lijn waar doorstroming is, is lijn 24 op de Sint-Bernardsesteenweg, maar op lijn 2 op de Jan Van Rijswijcklaan, lijn 3 op de Bredabaan, lijn 10 en 24 op de Turnhoutsebaan, lijn 15 op de Grote Steenweg is er helemaal geen verkeerslichtenbeïnvloeding. Daar moet heel dringend een tandje worden bij gestoken.
Ik hoop dat u mij op de hoogte kunt houden van de resultaten van dat verder overleg. Dat bespaart u een aantal bijkomende vragen in deze commissie. U kunt ervan uitgaan dat we op de voet zullen blijven opvolgen in welke mate er effectief werk wordt gemaakt van de doorstroming.
De voorzitter : De heer Roegiers heeft het woord
De heer Jan Roegiers : Minister, ik dank u voor het antwoord. Toch ben ik nog niet helemaal gerustgesteld. Ik ben blij dat u hebt gezegd dat de procedures moeten worden gevolgd dat is evident, ik had niet anders verwacht van u en dat die wijzigingen in het aanbod bij de OVC moeten passeren.
U hebt er terecht naar verwezen dat er een verschil is tussen een beperkte OVC en een normale OVC. Ik pleit er nadrukkelijk voor om het wijzigend aanbod van De Lijn te bespreken in de normale OVC. Ik heb een beetje schrik dat als je je zou wenden tot de beperkte OVC en je in principe bilateraal of zelfs schriftelijk daarover overleg kunt plegen, je het algemene plaatje wat uit het oog verliest. Gemeenten hebben belang bij het openbaarvervoeraanbod in de gemeenten ernaast, omdat er bijvoorbeeld een grote stroom naartoe gaat of omdat er een aantal bedrijven zijn waardoor er mensen moeten worden vervoerd van de ene naar de andere gemeente. Ik pleit ervoor dat u er bij De Lijn op aandringt dat een gewijzigd aanbod op de normale OVC wordt besproken. Dat heeft ook tot gevolg dat er dan een advies van de BTTB aan is verbonden. Het is niet onbelangrijk dat de gebruikers van het openbaar vervoer worden gehoord bij een wijzigend aanbod.
De heer Martens heeft gevraagd of we op 1 april de nieuwe stroom van besparingen op ons af zullen zien komen. Of wordt het 15 april? Hoe dan ook, of het 1 april wordt, 15 april of nog een latere datum, ik denk dat het heel belangrijk is dat u vandaag nog aan De Lijn laat weten dat ze de OVCs dringend moet bijeenroepen. Het gaat niet op dat je aan gemeente X,Y of Z zegt dat er morgen of overmorgen OVC is, en volgende week de dienstregeling laat ingaan. Als we de procedure en het overleg ernstig nemen, dan moeten we daar tijd voor nemen om dat met de gemeenten te bespreken.
Minister, ik ben blij dat nagenoeg alle fracties zich hebben aangesloten bij de vraagstelling en het debat. Ik hoop dat u vandaag of morgen in actie schiet en De Lijn heel duidelijk laat weten dat de normale OVCs ruim op voorhand moeten worden samengeroepen en dat de gemeenten moeten worden ingelicht.
De voorzitter : De heer Watteeuw heeft het woord.
De heer Filip Watteeuw : Minister, het zou goed zijn dat het wijzigend aanbod van De Lijn wordt besproken in de gewone OVC. Ik kan de heer Roegiers daarin volgen. Ik vind het nog altijd vreemd dat de entiteiten op zichzelf beslissen over dit gewijzigd aanbod. Als dan zoals in Oost-Vlaanderen, een aantal mensen graag de beste van de klas zijn en eigenmachtig het aanbod gaan wijzigen, is dat een vreemde zaak als men in andere provincies daar anders mee omgaat. Ik denk dat er ook enige coördinatie moet zijn tussen de entiteiten over welk aanbod veranderd mag worden.
Ik heb geen antwoord gekregen op mijn vraag over de communicatie van De Lijn. Het is vreemd dat De Lijn het aanbod wijzigt en dat slechts 1 week vooraf communiceert en enkel op haar website. Ik vind dat de reizigers ook wat dat betreft recht hebben op een goede dienstverlening. Ook daar mag de procedure wel gevolgd worden.
Ten slotte wil ik me aansluiten bij het pleidooi van de heer Martens voor de vertramming. Ik onderschrijf zijn redenering volledig. Als Vlaams-Brabant zich gediscrimineerd voelt zoals mevrouw Brouwers zei, dan moeten we misschien eens overwegen om daar sneller trams aan te leggen.
De heer Jan Peumans : In een vorig leven waren we met de administratie Openbare Werken, onder inspecteur-generaal Janssens zoals dat toen nog heette al bezig met de doorstroming op de Grotesteenweg. Ik spreek over de periode 1988-1991. Ik geef het maar mee voor de geschiedenisboeken.
Mijnheer Martens, ik nodig u uit om een aantal schriftelijke vragen uit de vorige legislatuur na te lezen. Indertijd heeft eens een minister van Openbare Werken 1 miljard frank besteed aan verkeerslichtenbeïnvloeding. Antwerpen hoorde daarbij. Dat geld is eigenlijk in het water gegooid. (Opmerkingen van de heer Bart Martens)
Het was zeer zeker de bedoeling om een goede doorstroming te creëren.
Er is indertijd een overeenkomst getekend tussen de stad Antwerpen, De Lijn en AWV. De stad Antwerpen kreeg daardoor 7 miljoen voor voetpaden. Op haar beurt zou de stad zich engageren om aan doorstroming te gaan doen. Ik zal u een kopie bezorgen van die overeenkomst. Ik geloof dat ze dateert van 2005-2006. Ik heb de vorige minister daarover ondervraagd. Maar het resultaat was dat de stad Antwerpen weinig tot niets deed op het gebied van doorstroming. (Opmerkingen van de heer Bart Martens)
7 miljoen ontvangen voor voetpaden is natuurlijk leuk, maar men moet zijn engagementen nakomen.
Ik zal u die overeenkomst bezorgen. Ze werd ondertekend door het toenmalige stadsbestuur en mevrouw Lieten, zij was toen directeur-generaal. Het maakt echter niet uit wie dat ondertekend heeft. Ik vind het heel jammer dat er geen resultaat is op het vlak van doorstroming. Zelfs na de heraanleg op de leien loopt het tramverkeer niet vlot. Dat is een zwak punt. Hoe beter de doorstroming, hoe goedkoper het vervoer wordt. Die theorie begrijpt u toch.
De heer Bart Martens : Voorzitter, het is mogelijk dat de stad in gebreke is gebleven, maar de meeste knelpunten liggen op de gewestwegen. Denk maar aan de Jan Van Rijswijcklaan, de Grotesteenweg, de Bredabaan en de Turnhoutsebaan.
De heer Jan Peumans : Neem de Lange Leemstraat maar een keer. Dat is een voorbeeld van doorstroming. Die ken ik heel goed.
De heer Dirk de Kort : Kunnen we allemaal een kopie krijgen van die overeenkomst?
De heer Jan Peumans : Ja natuurlijk. Ik zal u ook alle schriftelijke vragen bezorgen die ik daarover heb gesteld. Ik ben 5 jaar pleitbezorger geweest voor de doorstroming van het openbaar vervoer.
Op een bepaald moment heeft men in de vorige legislatuur 16 miljoen euro bijkomende middelen gegeven voor de rust- en de rijtijden van de chauffeurs. De vorige minister heeft zich toen geëngageerd om betere doorstroming te realiseren in enkele steden. U mag gaan kijken in de steden. De chauffeurs kunnen met moeite hun rust- en rijtijden nakomen ondanks de bijkomende middelen. We moeten eens een debat houden over de doorstroming, over alle aspecten ervan, en niet alleen inzake Antwerpen, maar ook over andere steden. U zult zien dat er ook qua mentaliteit een heel groot verschil is tussen Antwerpen en Gent bijvoorbeeld. De stad Antwerpen kreeg van het gewest flink betaald voor die voetpaden, wat een kleine gemeente niet krijgt. De politie zou zelfs optreden indien nodig. Er zou controle zijn. En het resultaat was zoals wij zeggen: nougatbollen.
Minister Hilde Crevits : Mijnheer Martens, u hebt uw vraag zelf al beantwoord. Ik ben gedurende 6 maanden minister van Mobiliteit. De overeenkomst moet er komen tussen AWV, De Lijn en de stad. Ik heb u gezegd dat daaraan wordt gewerkt. Hoe sneller hoe beter, wat mij betreft. Het moet in beweging blijven. We moeten alles goed aftoetsen. Dat engagement hebt u van mij.
Mijnheer Roegiers, u zegt dat ik in actie moet schieten. Ik heb in februari 2010, een maand geleden, aan de waarnemend directeur-generaal van De Lijn een brief geschreven. U kunt daar een kopie van krijgen. Ik heb hem gevraagd om alstublieft zeer veel aandacht te besteden aan het overleg met de gemeenten. Dat is al gebeurd.
De procedure met de beperkte OVC en de gewone OVC is afgesproken. We hebben goed afgebakend wie wat gaat doen en waar dat moet komen. De VVSG gaat daarmee akkoord. Ik ga die procedure morgen niet helemaal op haar kop zetten. Ik denk dat u daarin eigenlijk mijn medestander bent. Als men procedures verandert, moet men goed overleg plegen met degenen die er belang bij hebben. Dat zijn alle steden en gemeenten, maar de VVSG gaat ermee akkoord. Ik heb ook nog niet zoveel klachten gekregen. Als men mij vraagt om enkele kleine wijzigingen aan te brengen, een beetje te sleutelen, ga ik morgen in overleg met de VVSG.
Ik doe geen andere zaken dan mijn voorganger, mevrouw Van Brempt. De procedure is niet veranderd. In de vorige legislatuur zijn ook dienstregelingsaanpassingen doorgevoerd. Dat gebeurt ook los van besparingsrondes. Gent is vanaf het krokusverlof op een ander systeem overgeschakeld. Dat was voor de rest van Oost-Vlaanderen al het geval. Ik heb aan die procedure niets veranderd. Dat loopt, en dat loopt goed.
Er moet bilateraal contact zijn met de beperkte OVC. Als dat niet gebeurd is, is dat een fout, en dan moet ik mij excuseren. Misschien is er wel contact geweest. Ik heb daar nog geen definitief antwoord op. Ik heb wel een brief laten sturen door De Lijn naar de burgemeester. Ik vind de goede verstandhouding met de lokale besturen wat dat betreft van bijzonder groot belang.
Inzake algemene communicatie ben ik het met u eens. De communicatie is in elk dossier van groot belang. We hebben het deze voormiddag al gehad over de communicatie bij wegenwerken. Bij dienstregelingsaanpassingen geldt hetzelfde principe. Een van de beste maatstaven is de respons achteraf. Men moet zijn beslissingen durven te evalueren. Dat was zo bij de beslissing om vooraan in te stappen op de bussen, dat is zo bij de dienstregelingsaanpassingen. We moeten goed nagaan wat de effecten waren van die maatregelen. We moeten niet alleen vooruitzien en iets aanpassen, we moeten ook achterom zien en ons afvragen of het op een goede manier is gegaan. Ik ga ervan uit dat De Lijn dat ook consequent doet.
De voorzitter : De heer Roegiers heeft het woord.
De heer Jan Roegiers : Essentieel is die omschrijving kleine wijzigingen. Een kleine wijziging staat natuurlijk nergens gedefinieerd. Zo krijgt men van bij het begin wrevel bij de steden en gemeenten. Het is De Lijn die zal beslissen of het een beperkte of normale OVC is, vandaar mijn pleidooi om alle wijzigingen, en dat is geen grote procedurele verandering, in een normale OVC te bespreken. Daar blijven we blijkbaar van mening verschillen.
Minister Hilde Crevits : Ik zal contact opnemen met de VVSG om te weten hoe dat zit.
De voorzitter : De heer Martens heeft het woord.
De heer Bart Martens : Ik onthoud uw engagement, minister, om zeer snel tot die overeenkomst te komen tussen het gewest, De Lijn en Antwerpen voor wat betreft de doorstromingsmaatregelen. Openbare Werken en Mobiliteit zitten nu weer in één portefeuille. Het gewest heeft geen enkel argument meer om niet snel voortgang te maken. Er is in het verleden al heel wat geïnvesteerd. Er zijn al heel wat middelen beschikbaar gemaakt. Heel wat detectielussen zijn aanwezig. De stad Antwerpen heeft heel wat middelen op haar begroting staan. Het zou spijtig zijn, mochten die niet kunnen worden aangewend in het voordeel van het openbaar vervoer en de mobiliteit in het algemeen.
De voorzitter : De heer Watteeuw heeft het woord.
De heer Filip Watteeuw : Ik wil nog één suggestie doen, minister. Er is een evaluatie gebeurd van de gewijzigde dienstregeling in de krokusvakantie.
Minister Hilde Crevits : Ik heb gevraagd naar de commentaar achteraf en naar eventuele klachten over de communicatie. Ik neem aan dat men dat zorgvuldig evalueert.
De heer Filip Watteeuw : Het zou goed zijn om de evaluatie te bespreken met de stad Gent. Ik weet dat de stad Gent niet echt tevreden is over wat er toen is gebeurd. De stad evalueert het negatief.
De voorzitter : Het incident is gesloten.