Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed
Vergadering van 17/03/2010
Vraag om uitleg van de heer Bart Martens tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over het Rooilijnendecreet
De heer Bart Martens : Het Rooilijnendecreet is een van de laatste decreten die in de loop van de vorige legislatuur door het Vlaams Parlement zijn goedgekeurd. Het ging om een voorstel van decreet van enkele Vlaamse volksvertegenwoordigers, onder wie ikzelf, om de procedures voor de vaststelling en de realisatie van de rooilijnen te moderniseren. Dit voorstel van decreet biedt ook mogelijkheden om bepaalde woningen energiezuiniger te maken.
Volgens het decreet zouden overschrijdingen van de rooilijnen tot 14 centimeter voor de plaatsing van buitengevelisolatie in principe moeten worden toegestaan. Volgens de indieners zouden dergelijke plaatsingen van buitengevelisolatie, indien ze niet strijdig zijn met stedenbouwkundige voorschriften inzake gevelmaterialen of beschermde dorpsgezichten, steeds worden toegestaan.
In de praktijk wordt het decreet absoluut niet op deze wijze toegepast. Veel bouwaanvragen voor de aanbrenging van buitengevelisolatie stuiten op een njet. Ofwel zeggen de bevoegde gemeenten niet op de hoogte te zijn van de nieuwe regeling, ofwel stellen ze dat er geen uitvoeringsbesluiten zijn en het nieuwe decreet dus niet uitvoerbaar is op dit punt. Nog andere gemeenten stellen dat er wettelijk wel voorzien is in een mogelijkheid tot het plaatsen van gevelisolatie, maar dat de gemeente niet verplicht is om daarop in te gaan. Daarbij wordt mijns inziens voorbijgegaan aan het opzet van de nieuwe regeling, namelijk het mogelijk maken van energie-efficiënte investeringen bij particuliere woningen.
Tijdens de vorige legislatuur hebben we hier in de commissie Energie ook voorstellen van resolutie besproken waarin net de aanmoedigingen zouden worden opgenomen om van die buitengevelisolatie een groter succes te maken. De federale overheid heeft er trouwens voor gezorgd dat die investeringen fiscaal aantrekkelijk worden gemaakt. Liefst 40 percent van die factuur, tot een bepaald plafond, kan worden teruggekregen van de fiscus.
Minister, hoeveel aanvragen voor het plaatsen van gevelisolatie werden er ingediend? Hoeveel van die aanvragen werden er afgewezen en op basis van welke gronden? Hoe moeten we die afwijzingen interpreteren? Welke afwijzingscriteria zijn aanvaardbaar om een vergunning voor het plaatsen van gevelisolatie te weigeren? Kan de gemeente bijkomende voorwaarden opleggen, zoals het volledig afbreken van de voorgevel, alvorens een overschrijding van de bouwlijn toe te staan?
Is de interpretatie dat een vergunning voor buitengevelisolatie niet mag worden geweigerd indien niet in strijd met andere geldende regelgeving, fout? Met andere geldende regelgeving bedoel ik bijvoorbeeld de ruimte die op het voetpad moet worden vrijgehouden voor het laten passeren van rolstoelen en dergelijke, verordende voorschriften in stedenbouwkundige voorschriften enzovoort. Als er daar geen tegenstrijdigheid mee is, kan een vergunning voor het plaatsen van een buitengevelisolatie dan nog worden geweigerd? Als het Rooilijnendecreet inderdaad zo slecht bekend is bij de stedenbouwkundige ambtenaren, wat toch blijkt uit verschillende dossiers die bij mij zijn toegekomen, is het dan niet aangewezen om de lokale besturen beter te informeren en desgevallend de juiste interpretatie van de nieuwe regelgeving via een omzendbrief te verduidelijken?
De voorzitter : De heer Vandaele heeft het woord.
De heer Wilfried Vandaele : Mijnheer Martens, u noemt mogelijke conflicten tussen het Rooilijnendecreet en voorschriften met betrekking tot beschermde dorpsgezichten of voorschriften met betrekking tot gevelmaterialen. Ik zie in elk geval een tegenstelling tussen het Rooilijnendecreet en de gewestelijke stedenbouwkundige verordening die de breedte van de voetpaden regelt. Het zou inderdaad goed zijn, mocht de minister eens klaarheid brengen en bijvoorbeeld een uitspraak doen over de hiërarchie der dingen.
De voorzitter : De heer Peeters heeft het woord.
De heer Dirk Peeters : Voorzitter, minister, collegas, wij vinden dit ook een belangrijk decreet, zeker gelet op de bedoeling die erachter zit om energiezuinig te kunnen wonen en isolatie te bevorderen. Als er een decreet in die zin bestaat, moet het volgens ons ook wel overal gelden. De gemeenten kunnen hier niet onderuit komen door te verwijzen naar de plaatselijke toestand, de gemeentelijke autonomie en dergelijke.
Wat dat betreft, is de minister aan zet. Er moet verduidelijking komen ten aanzien van de gemeentebesturen, om ervoor te zorgen dat het decreet overal in dezelfde zin wordt toegepast. Als er dan een conflict is met mogelijke beschermde dorpsgezichten of met de voetpadenregeling, dan moet dat duidelijk worden gemaakt in een omzendbrief of via een nieuwe instructie. De willekeur die nu bestaat, moet snel uit de wereld worden geholpen.
De voorzitter : Minister Muyters heeft het woord.
Minister Philippe Muyters : Voorzitter, collegas, ik deel de bezorgdheid om bestaande gebouwen zo energiezuinig mogelijk te maken. Dat is vanzelfsprekend. Het recente Rooilijnendecreet geeft daartoe een aantal mogelijkheden. Het decreet valt ook onder de bevoegdheid van minister Crevits, en om hier een antwoord te kunnen geven op uw vragen, hebben we overleg gepleegd. Dit antwoord wordt dus in overleg naar voren gebracht.
Vandaag worden alleen kaleien, het pleisteren van gevels, het aanbrengen van steenstrips op gevels of het aanbrengen van waterwerende en isolerende afdekking op blinde zijgevels vrijgesteld in de stedenbouwkundige vergunning. Ik denk niet dat het aangewezen is om het aanbrengen van gevelisolatie, op gelijk welke manier, tot een dikte van 14 centimeter zonder meer vrij te stellen van vergunningsplicht. Dat kan uiteraard, maar niet overal. Zoals ook is opgenomen in de codex, moet er altijd inspraak zijn vanwege de lokale overheid. Zaken als het gebruik van materialen en het uitzicht kunnen het best worden beoordeeld door de vergunningsverlenende overheid.
Het antwoord op de vraag hoeveel dergelijke aanvragen wij hebben gekregen, moet ik u schuldig blijven, mijnheer Martens. Dergelijke aanvragen betreffen immers de bevoegdheid van de lokale overheid. Mijn administratie komt daar in principe dus zelden of nooit in tussen. Het is mij ook niet bekend of lokale overheden vaak dergelijke aanvragen weigeren of niet. Ik kan daar geen getallen op kleven. Wat wel klopt, is dat de lokale overheid in haar vergunning voorwaarden kan opleggen of de aangepaste vergunning kan weigeren. De in het Rooilijnendecreet opgenomen afwijzingsmogelijkheid is geen absoluut recht. De visuele en vormelijke aanpassingen, de cultureel-historische aspecten en de veiligheid in het algemeen zijn elementen die moeten worden beoordeeld en die kunnen maken dat de mogelijkheden, opgenomen in het Rooilijnendecreet, niet 100 percent worden gehonoreerd.
U zegt dat sommige gemeenten stellen dat het decreet niet uitvoerbaar is bij gebrek aan uitvoeringsbesluiten. Dat is een foute conclusie. Het decreet heeft op dat vlak geen verdere verduidelijking of uitvoeringsbepalingen nodig. Probleem is echter wel, zoals u en de heer Peeters hebben aangebracht, de onvoldoende bekendheid van het Rooilijnendecreet. Ik neem me voor om met minister Crevits de gemeenten te wijzen op die afwijkingsmogelijkheden van het decreet. Ofwel proberen we dat te integreren in een nieuwsbrief naar de gemeenten, ofwel betrekken we dit bij de atriawerking. In elk geval zal ik het ook via de medewerkers van het Agentschap Ruimte en Erfgoed communiceren bij het driepartijenoverleg.
Er zijn opmerkingen gemaakt over de verhouding tussen het Rooilijnendecreet en de gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen. Ik zal dat laten onderzoeken door mijn administratie en een antwoord overmaken.
De heer Bart Martens : Dank u, minister. Het was niet mijn bedoeling om te pleiten voor een vrijstelling van vergunningsplicht of een absoluut recht. Dat staat ook niet in mijn vraag. Ik denk dat er een beoordeling mogelijk moet zijn op esthetische, cultuurhistorische aspecten enzovoort. Alleen stel ik vast dat bepaalde gemeenten nu systematisch weigeren. Dat is niet de bedoeling van de mogelijkheid die we in het Rooilijnendecreet hebben ingebouwd. De betere bekendheid is uiterst noodzakelijk en zeer dringend om daar paal en perk aan te stellen. Er zijn verwachtingen gecreëerd bij mensen die met die investeringsplannen zitten. Zij willen nuttige investeringen doorvoeren en botsen vaak op een onwillend vergunningverlenend lokaal bestuur. Daarmee gaan we voorbij aan de doelstellingen van het decreet.
De heer Dirk Peeters : Ik heb ook de ervaring dat de gemeentebesturen niet enkel zeggen dat ze de wetgeving niet kennen. Ze zeggen eerder dat ze het niet moeten doen en er totaal vrij in zijn. Dat komt fout over. Het decreet bepaalt een opdracht waarnaar een gemeentebestuur zich moet schikken. Er zijn uitzonderingen mogelijk in bepaalde situaties. Als we de interpretatie totaal overlaten aan elk afzonderlijk bestuur, creëren we een poespas, schenden we het gelijkheidsbeginsel en raken we in een positie van rechtsonzekerheid voor een belangrijke materie. Er is behoefte aan verduidelijking.
De voorzitter : Het incident is gesloten.