Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed
Vergadering van 16/03/2010
Interpellatie van de heer Hermes Sanctorum tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, over ecologische kinderrechten en de Vlaamse engagementen in het kader van de Ministeriële Conferentie over Milieu en Gezondheid in Parma
Interpellatie van mevrouw Elisabeth Meuleman tot de heer Pascal Smet , Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over ecologische kinderrechten en de Vlaamse engagementen in het kader van de Ministeriële Conferentie over Milieu en Gezondheid in Parma
De voorzitter : Het antwoord wordt gegeven door minister Schauvliege.
De heer Sanctorum heeft het woord.
De heer Hermes Sanctorum : Voorzitter, milieu en gezondheid sluiten mooi aan bij het vorige thema dat we hier hebben besproken.
Op 20 november 2009 is de twintigste verjaardag van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind gevierd. Naar aanleiding van die verjaardag heeft de Gezinsbond de overheid opgeroepen kinderen meer als referentie voor normering en voor levenskwaliteit te gebruiken.
Ik heb deze interpellatie voor de vijfde Ministeriële Conferentie over Milieu en Gezondheid ingediend. Die conferentie heeft van 10 tot 12 maart 2010 gelopen. Ik zal mijn vraagstelling dan ook enigszins moeten aanpassen.
Ik weet niet of de minister of een vertegenwoordiger van de Vlaamse overheid de Ministeriële Conferentie over Milieu en Gezondheid hebben bijgewoond. Tijdens de conferentie is een nieuwe verklaring opgesteld. Ik heb de tekst op het internet kunnen raadplegen. Daarnaast zijn een aantal gemaakte afspraken en actieplannen geëvalueerd.
Tijdens vorige conferenties is afgesproken dat alle Europese landen actieplannen met betrekking tot kinderen, milieu en gezondheid zouden opstellen. Het gaat dan om het zogenaamde Childrens Environment and Health Action Plan (CEHAP). Dit ligt in het verlengde van het National Environment and Health Action Plan (NEHAP).
In België heeft de federale overheid een eerste NEHAP opgesteld. De actiepunten die betrekking hebben op kinderen, milieu en gezondheid, zijn eigenlijk in dit NEHAP geïntegreerd. De federale overheid vond het blijkbaar niet nodig een apart actieplan met betrekking tot kinderen, milieu en gezondheid op te stellen.
Begin vorig jaar is het tweede NEHAP aan het publiek voorgesteld. Op dat plan hebben onder meer de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV), de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen (Minaraad) en nadien ook de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling (FRDO) zware kritiek geuit. Ik zal deze kritiek bondig toelichten.
Het NEHAP is weinig toegankelijk of verhelderend opgesteld. Er is weinig sprake van coördinatie van de initiatieven met betrekking tot milieu en gezondheid op de verschillende beleidsniveaus. De themas milieu en gezondheid zijn te eng ingevuld. Volgens de SERV en de Minaraad komen een aantal zaken, zoals straling, voeding, allergische aandoeningen, hormonale effecten en dergelijke, te weinig aan bod. Het plan voldoet, met andere woorden, niet.
In Nederland heeft het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer in 2006 het Actieplan Jeugd, Milieu en Gezondheid opgesteld. De Nederlanders vinden het blijkbaar wel wenselijk een apart actieplan voor kinderen en jongeren te maken. Dit actieplan bevat een duidelijke analyse en concrete doelstellingen en acties.
Minister, wat vindt u van het voorstel van de Gezinsbond? Wilt u normering en dergelijke meer vanuit het perspectief van kinderen bekijken? Zult u werk maken van een vertaling van de bevindingen van het Human Biomonitoring Program in de Vlaamse regelgeving en in het Vlaams vergunningenbeleid? Vindt u het alsnog wenselijk een eigen Vlaams actieplan inzake kinderen, milieu en gezondheid op te stellen? Dit laatste zou dan natuurlijk in overleg met de minister van Jeugd en de minister van Volksgezondheid moeten gebeuren.
Ik heb overigens gelezen dat tijdens de Ministeriële Conferentie over Milieu en Gezondheid in Parma is beslist dat de gezondheidsrisicos voor kinderen ten gevolge van schadelijke stoffen tegen 2015 zo veel mogelijk moeten worden geëlimineerd. Dit lijkt me niet enkel een sterke ambitie, maar ook een bijkomend argument om een apart actieplan op te stellen.
Hebt u meegewerkt aan de voorbereiding van de Ministeriële Conferentie over Milieu en Gezondheid in Parma? Was u zelf aanwezig, of eventueel een vertegenwoordiger van u? Welke specifieke doelstellingen hebt u naar voren gebracht?
Iets wat in het verleden al is besproken, is de mogelijke integratie van de diensten Milieu en Gezondheid bij het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE), en Gezondheid en Milieu bij het Agentschap Zorg en Gezondheid. Is daar al werk van gemaakt? Staat er iets in de steigers? Bent u voorstander van een uitbreiding van het jongere- en kindeffectrapport (JoKER) naar ontwerpbesluiten inzake Leefmilieu en Ruimtelijke Ordening? Ik heb begrepen dat dat op dit moment enkel geldt voor decreten.
De voorzitter : Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Mevrouw Elisabeth Meuleman : Voorzitter, collegas, ik heb een gelijkaardige vraag, maar dan aan de coördinerende minister van Kinderrechten, minister Smet. Ik denk dat u, minister, maar ook minister Vandeurzen, de ministers zijn die op dat vlak echt een paar stappen kunnen zetten, maar dat het toch aan minister Smet is om deze zaak te coördineren en op te volgen. Daarom had ik mijn vraag specifiek tot hem gericht.
Ik wil benadrukken dat het thema effectief heel erg au sérieux wordt genomen door de Gezinsbond. Zij willen er echt een actiepunt van maken om rond die ecologische kinderrechten verder te werken, het hele jaar lang. Zij hebben er een aantal specifieke themas uitgekozen, zoals verkeersveiligheid, maar dan op het niveau van het kind. Zij hebben aan onderzoekers gevraagd om die aspecten specifiek te onderzoeken. Zij plannen ook om daar de rest van het jaar verder rond te werken en ook hun lokale groepen in te schakelen om werk te maken van bijvoorbeeld de verkeersveiligheid rond scholen en in gemeenten.
Als u dat niet op de agenda plaatst, zal het voor u op de agenda worden geplaatst, minister. Maar het zou toch beter zijn, mochten wij ook hier een minder afwachtende en meer anticiperende houding kunnen aannemen. Daarom sluit ik mij aan bij de vragen van de heer Sanctorum.
De voorzitter : Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege : Mijnheer Sanctorum, mevrouw Meuleman, ik heb voor mijn antwoord ook een insteek gekregen van minister Smet, dus ik zal u beider interpellaties gezamenlijk beantwoorden.
De Gezinsbond stelt terecht dat elk kind recht heeft op een gezond lichaam en een veilige leefomgeving. In dat kader zijn steeds meer milieunormen gericht op de bescherming van gevoelige groepen. Ik wil dat een beetje opentrekken: naast kinderen zijn er ook mensen met verhoogde gevoeligheid, zoals ouderen, zwangere vrouwen enzovoort. Steeds meer milieunormen houden daar ook specifiek rekening mee.
Het is zeer moeilijk om expliciet een onderscheid te maken tussen de blootstelling van kinderen en volwassenen. Blootstelling in de omgeving van scholen en kinderdagverblijven beperken is een optie, maar kinderen kunnen zich evengoed op andere locaties bevinden, zoals thuis of op straat. Ik vind dat kinderen overal evenveel bescherming verdienen, evenals andere gevoelige groepen. De meeste normen zijn er dan ook op gericht om de bescherming van alle gevoelige groepen te integreren.
Concreet wordt in de wetenschappelijke onderbouwing van normen rekening gehouden met verschillen in gevoeligheid door het invoegen van extra veiligheidsfactoren. In het milieueffectenrapport (MER) wordt bij de omschrijving van de referentiesituatie en de beoordeling van de milieueffecten rekening gehouden met alle beschikbare informatie. Indien er reeds relevante humane biomonitoringsonderzoeken werden uitgevoerd, wordt dan ook de relevante informatie uit de bestaande onderzoeken meegenomen in het MER en wordt daar ook expliciet naar verwezen.
Wat betreft het Vlaamse milieu- en gezondheidsbeleid, werd ervoor geopteerd om de bescherming van kinderen en andere gevoelige groepen centraal te stellen en na te streven in elk onderdeel ervan en niet voor het opstellen van een apart Vlaams Actieplan Kinderen, Milieu en Gezondheid. We hebben wel een actieplan Milieu en Gezondheid, waar dat ook altijd expliciet wordt in meegenomen, maar er is dus geen apart actieplan.
Daarnaast wordt de aandacht voor kinderen in het milieu- en gezondheidsbeleid bewaakt door de aanspreekpunten Jeugd en Kinderrechten van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE) en het Agentschap Zorg en Gezondheid. Die zijn betrokken bij de opvolging van het Vlaams Actieplan Kinderrechten via het jaarverslag jeugd en kinderrechten. In het recentste jaarverslag, dat van 2008, komt Milieu en Gezondheid aan bod in hoofdstuk 16, Beleidsrotonde Welzijn, punt 8, pagina 80. Verder staan de betrokken aanspreekpunten ook in voor de opvolging van deze themas bij kinderrechtenrapportage aan de Verenigde Naties, gepland voor 2 juni 2010.
Mijn administratie heeft constructief meegewerkt aan de voorbereiding, inclusief de declaratie, van de Ministeriële Conferentie over Milieu en Gezondheid van Parma. De betrokken medewerkers waren ook zelf aanwezig op de conferentie. Vlaanderen heeft er de humane biomonitoringcampagnes en de beleidsvertaling voorgesteld als good practices. We merken dat wij bijna de enige zijn die aan biomonitoring doen en daar een aantal beleidsmatige conclusies aan koppelen. In andere landen gebeuren daar ook wel studies rond, maar wordt het veel minder omgezet in beleid. Wij hebben op de conferentie dus als voortrekker onze goede ervaringen in de praktijk kunnen voorstellen. Dat is daar ook bijzonder positief ervaren.
De samenwerking tussen de dienst Milieu en Gezondheid van het Departement LNE en de afdeling Toezicht Volksgezondheid, team Milieugezondheidszorg is structureel georganiseerd door middel van regelmatig overleg en terugkoppeling tussen beide diensten, zodat hun activiteiten efficiënt op elkaar afgestemd worden en kennisoverdracht wordt gerealiseerd. Zij vertegenwoordigen ook samen de tweede trap in het Medisch Milieukundig Netwerk. Het samensmelten van beide diensten lijkt mij niet de goede piste, omdat ik het noodzakelijk acht dat er vanuit beide beleidsdomeinen aandacht is voor de problematiek milieu en gezondheid. De verankering van dit thema in beide beleidsdomeinen laat bovendien toe dat in beide beleidsdomeinen acties kunnen worden uitgewerkt en dat de link naar de andere actoren en acties in elk beleidsdomein gemakkelijker kan worden gemaakt.
Een voorbeeld daarvan is de werkgroep die ik recent heb opgericht rond gehoorschade bij jongeren. Dat is zon gemengde werkgroep, waarin nu acties worden vertaald, zowel op het vlak van Volksgezondheid als van Leefmilieu.
Ter voorbereiding van een ontwerp van besluit inzake Leefmilieu wordt altijd een reguleringsimpactanalyse gemaakt, waarin de doelstellingen, opties en beoogde effecten op gestructureerde wijze worden weergegeven. De impact van de beoogde regelgeving op jongeren en kinderen kan hierin ook specifiek aan bod komen. De kind- en jongere-effectrapportage wordt sinds 1 januari 2009 als een vorm van reguleringsimpactanalyse beschouwd. Voor de JoKER wordt dan ook dezelfde methodiek gebruikt.
Ik ben zelf geen voorstander van een algemene uitbreiding naar ontwerpbesluiten inzake Leefmilieu. Voor een eventuele uitbreiding naar ontwerpbesluiten inzake Ruimtelijke Ordening ben ik niet bevoegd. We hebben een reguleringsimpactanalyse en een milieueffectenrapportage. Dat zijn twee belangrijke momenten waarop die toets moet gebeuren. Dat moet zeker worden meegenomen, maar we moeten ook voorzichtig zijn. We hebben de conclusies ontvangen van de werkgroep van het Vlaams Parlement die zich boog over de vereenvoudiging van procedures. We hebben al redelijk wat formele toetsingscriteria in Vlaanderen. We mogen niet nog veel meer trappen inbouwen, maar moeten het implementeren in de bestaande toetsstenen.
De voorzitter : De heer Sanctorum heeft het woord.
De heer Hermes Sanctorum : Minister, ik weet dat men bij normering, zeker als men vertrekt van dierproeven, een aantal factoren in rekening brengt en vermenigvuldigt met 0,1 of zelfs minder om een aantal effecten op de mens te vermijden. Maar dan gaat het vooral daarover.
Ik denk dat er nog onvoldoende aandacht is om normering echt te baseren op wat kinderen aankunnen. Je ziet dat bijvoorbeeld in de cijfers van de Gezinsbond over astma. Kinderen zijn extra gevoelig aan de blootstelling van fijn stof. Ik heb een lijstje van de Gezinsbond. De verkeersperceptie van kinderen tussen 6 en 12 jaar is volledig verschillend, en daar wordt te weinig rekening mee gehouden. Er zijn talloze voorbeelden van normering voor milieu en gezondheid waarbij te weinig rekening wordt gehouden met kinderen.
U bent niet ingegaan op het actieplan Leefmilieu en Gezondheid. De SERV en de Minaraad hadden daar heel wat kritiek op. De vraag is of het NEHAP wel voldoet en of het voldoende is om op die manier een CEHAP voor kinderen te vervangen. In Nederland maakt men een specifiek actieplan voor kinderen. De vraag is of er in het actieplan een apart hoofdstukje voor kinderen kan komen zodat de aandacht voor de kinderen er is.
Ik stel vast dat u geen voorstander bent van de uitbreiding van het JoKER naar ontwerpbesluiten. Ik kan dat alleen maar betreuren, maar u bent er heel duidelijk over.
De voorzitter : Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Mevrouw Elisabeth Meuleman : Minister, u trekt het open naar andere groepen, en dat is net waar men wil tegen ingaan. Voor de oplossingen van een aantal problemen, geldt inderdaad dat een oplossing die goed is voor kinderen, ook goed is voor andere bevolkingsgroepen. In de definiëring van het probleem is specifieke aandacht voor kinderen wel verantwoord. Dat is net het punt dat ook de Gezinsbond wil maken.
Wat de verkeersveiligheid betreft, zijn er heel duidelijke verschillen. Kinderen zien een auto bewegen, maar en dat is wetenschappelijk bewezen en daar gaat ook het onderzoek over ze kunnen niet inschatten hoe snel die rijdt. Die hersenontwikkeling komt maar op latere leeftijd. Je kunt dat niet als kind. Over die verschillen is nog veel te weinig geweten. Er moet nog onderzoek gebeuren, maar het blijkt dat het toch belangrijk is om dat verschil te maken.
Als je oplossingen op maat van kinderen gaat formuleren of uitwerken, dan is het zo dat die goed zijn voor alle groepen. Dan pas kan je opentrekken, en niet bij de analyse van het probleem. Vandaar dat het belangrijk is om specifieke aandacht voor kinderen te hebben. We vinden dit element niet terug in een algemeen beleidsplan. U wilt geen apart CEHAP maken, maar wij vinden dit een gemiste kans.
De voorzitter : Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege : Mevrouw Meuleman, ik heb het inderdaad niet over verkeersveiligheid gehad omdat dit onderwerp in een andere commissie aan bod moet komen.
Ik heb wel gezegd dat, als we het hebben over een bepaalde overgevoeligheid van kinderen voor aspecten van het milieu, ik het ermee eens ben dat er specifieke gevoeligheden kunnen zijn, maar dat je dat ook kunt opentrekken naar andere groepen die diezelfde specifieke gevoeligheid hebben. Ik heb bijvoorbeeld verwezen naar zwangere vrouwen. Ik heb niet gezegd dat er bijvoorbeeld in verkeersveiligheid geen specifieke effecten en perceptie voor kinderen kunnen zijn. Ik ben het ermee eens dat het zo kan zijn, maar ik ben er niet op doorgegaan.
De voorzitter : Het incident is gesloten.