Commissie voor Economie, Economisch Overheidsinstrumentarium, Innovatie, Wetenschapsbeleid, Werk en Sociale Economie
Vergadering van 24/03/2010
Vraag om uitleg van de heer Chris Janssens tot mevrouw Ingrid Lieten, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Innovatie, Overheidsinvesteringen, Media en Armoedebestrijding, over de proeftuin voor de invoering van de elektrische auto
De voorzitter : De heer Janssens heeft het woord.
De heer Chris Janssens : Minister, begin december 2009 kondigde u de opstart aan van de eerste fase van de proeftuin voor de invoering van de elektrische auto. U stelde daarvoor een budget van 400.000 euro ter beschikking.
Eerder dat jaar, namelijk op 1 oktober 2009, vroeg u aan Flanders DRIVE om een analyse te maken van wat de Vlaamse industrie nodig heeft om zich voor te bereiden op de komst van de elektrische auto. Op basis van die analyse zou u dan steun kunnen verlenen aan de inspanningen die nodig zijn om van de invoering van de elektrische auto in Vlaanderen een succes te maken.
Begin 2010 verwachtte u volgens een persbericht van 2 december 2009 een eerste voorstel van Flanders DRIVE. In een eerdere commissievergadering heb ik naar aanleiding van een vraag van de huidige voorzitter vernomen dat dit voorstel nog voor het zomerreces kan worden verwacht. Mijn vraag was echter al eerder ingediend. Er is wel wat vertraging opgelopen. Wat is de oorzaak van het uitblijven van dat rapport?
In uw persbericht vermeldt u eveneens dat de elektrische auto op economisch vlak kan helpen om de activiteiten in de automobielsector te verankeren en nieuwe economische activiteit aan te trekken. Ook voor de assemblagefabriek van Ford in Genk is transformatie belangrijk.
Naar aanleiding van uw recente werkbezoek aan Californië stelde u vast dat er een Ford werd opgeladen met elektriciteit en verklaarde u volgens een persartikel: Een pak van mijn hart. Ik dacht al dat we met Ford op een dood spoor zaten waar het innovatie betrof.
U zou en dat hoor ik graag Ford dan ook graag zien toetreden tot de proeftuin voor elektrische autos. Hebt u intussen al contact gehad met de verantwoordelijken van Ford om toe te treden tot de proeftuin? Zo ja, wat was hiervan het resultaat? Zo neen, wanneer plant u een dergelijk overleg?
U verklaarde intussen ook een afspraak te hebben gemaakt met de vicepresident van Ford die bevoegd is voor innovatie. Heeft dat gesprek al plaatsgevonden? Wat kunt u daaruit concluderen?
Zijn er plannen om de elektrische wagen van Ford ook in Europa, en wat ons betreft in Genk, te produceren?
De voorzitter : De heer Van den Heuvel heeft het woord.
De heer Koen Van den Heuvel : Minister, in Californië hebt u niet alleen een paar dagen kunnen oefenen in het waarnemend minister-presidentschap, maar hebt u naast Ford ook Better Place bezocht. Dat is een bedrijf dat oplaadpunten en batterijwisselstations opzet. Toen hebt u ook aangekondigd dat u Better Place zou opnemen als eventuele partner in de proeftuin. Is daar al verder werk van gemaakt? Zijn er intussen nog andere partners gecontacteerd die eventueel zijn opgenomen in de proeftuin?
De voorzitter : De heer Watteeuw heeft het woord.
De heer Filip Watteeuw : Minister, welke bijkomende middelen trekt u uit voor de ontwikkeling van die elektrische auto? De proeftuin is een vrij bescheiden initiatief van 400.000 euro. Daarvoor wordt ook nog in andere kredieten voorzien. Wanneer ik een vergelijking maak met de investeringen die gebeuren in andere landen, dan is dit bedrag toch vrij beperkt. Zal die proeftuin voldoende zijn om de ontwikkeling en productie van de elektrische auto in Vlaanderen mogelijk te maken?
Ik wil ook even een kanttekening maken. De elektrische auto is niet de oplossing voor onze mobiliteitsproblemen. Men verwacht daar wonderen van, maar het is niet de oplossing voor de problemen in de automobielindustrie. Het is een belangrijk deel van de oplossing maar ook niet meer dan dat.
De voorzitter : Minister Lieten heeft het woord.
Minister Ingrid Lieten : Flanders DRIVE voerde in 2009 inderdaad een analyse uit om na te gaan hoe de Vlaamse industrie zich optimaal kan voorbereiden op de komst van de elektrische auto. De studie Op weg naar een nieuwe voertuigindustrie in Vlaanderen/Gebaseerd op het innovatie-ecosysteem voor de ontwikkeling van vernieuwende, duurzame mobiliteitsconcepten werd opgeleverd op 28 januari 2010.
De strategische oefening bij Flanders DRIVE kende twee fasen. Een eerste fase had betrekking op de periode van maart tot juli 2009 en heeft geleid tot het definiëren van een concrete visie over de toekomst van de voertuigindustrie. Deze visie is opgenomen in het Vlaams regeerakkoord.
In een tweede fase, van september 2009 tot januari 2010, is concrete invulling gegeven aan het innovatie-ecosysteem voor de voertuigindustrie in Vlaanderen. De vraag werd beantwoord hoe er doorbraken kunnen worden gerealiseerd via concrete grootschalige projecten, die hierna geïntegreerde projecten worden genoemd. Voor de selectie van de projecten werden criteria gedefinieerd vanuit het streven naar een maximale maatschappelijke en economische toegevoegde waarde.
Via verschillende workshops werd een selectie gemaakt van de geïntegreerde projecten en is de invulling uitgewerkt met speciale aandacht voor businessmodellen en het clusteren van actoren. Het ontwikkelen van nieuwe technologieën voor elektrificatie is een onderdeel van de invulling, net als het opzetten van nieuwe vormen van dienstverlening en het vormgeven van de omgevingsfactoren.
Dit rapport geeft een samenvatting van de belangrijkste stappen in het traject van de strategieoefening. Het resultaat van de oefening is een portfolio aan geïntegreerde projecten die alle ondersteund zijn door de industrie. Het betreft hier een mix van korte-, middellange- en langetermijnprojecten. De kortetermijnprojecten zijn volledig uitgewerkt, inclusief de businesscase en een budgetraming van de projecten. De andere projecten zijn inhoudelijk gedefinieerd, de trekkers zijn geïdentificeerd en de clusters zijn samengesteld. De berekening van de businesscases is in uitvoering.
Snelheid, efficiëntie in de verdere aanpak en het beslissingsproces met een strakke timing van deadlines en deliverables zijn cruciaal aangezien ook een first mover-positie op Europees niveau van belang is.
De roadmap met de verschillende geïntegreerde projecten wordt nu verder verfijnd. Flanders DRIVE is nu bezig met de verdere concretisering van de projecten. Al die projecten gebeuren samen met de industriële partners. Daardoor bestaat er een zekere vertrouwelijkheid rond die businesscases. Indien u daar meer informatie over wenst, kunnen er wel meer details worden gegeven over de aard van de projecten en dergelijke.
We hebben twee initiatieven lopen: de bottom-upbenadering vanuit de industrie die door Flanders DRIVE wordt gecoördineerd en de opdracht die we aan het Vlaams Instituut voor Mobiliteit (VIM) hebben gegeven om meer vanuit een maatschappelijke benadering te kijken hoe die proeftuinconcepten verder kunnen worden opgezet.
Het VIM is bezig met de definiëring en heeft intussen een stakeholderanalyse gedaan. Alle privé- en publieke partners die op een of andere manier zelf interesse hebben getoond of die daarmee bezig zijn, zijn geïdentificeerd. Daar zitten ook de contacten bij die wij in Californië hebben gehad. Zo is er een dialoog opgestart met Better Place om na te gaan of zij geïnteresseerd zijn en hoe ze dan geïntegreerd kunnen worden.
Het VIM is momenteel bezig met het definiëren van de verschillende fasen van het proefproject en met de budgettaire gevolgen van de omzetting van die projecten. Ik verwacht van het VIM tegen de zomer dus duidelijke voorstellen met duidelijke ramingen en een omschrijving van de inhoud van de proefprojecten. We moeten dan, samen met het VIM, op zoek gaan naar budgettaire middelen om de projecten op te zetten.
Er is inderdaad een dialoog bezig met Ford. Het is de kern van de automobielindustrie in Vlaanderen waarbij er heel wat assemblageactiviteiten zijn, maar minder onderzoeksprojecten. Er zijn enkel projecten over procesinnovatie. Dat is een nadeel. We proberen de dialoog met Ford op te starten om te proberen bij hen interesse op te wekken voor de proeftuin. We proberen Ford te overtuigen van deze opportuniteit om zo de verankering te helpen en te ondersteunen. De gesprekken zijn bezig. Ik kan er voorlopig niet veel over zeggen. We proberen Ford te enthousiasmeren om op een proactieve manier mee te werken.
Ik moet de collega gelijk geven wanneer hij zegt dat de elektrische auto een deeloplossing is, uiteraard geen mobiliteitsoplossing. Het is een oplossing om de huidige mobiliteit duurzamer te maken, maar het is geen geïntegreerde mobiliteitsoplossing. Afhankelijk van het standpunt van waaruit men dit bekijkt, schat iedereen de evolutie waarin we gaan komen, anders in. Op het ViA-platform (Vlaanderen in Actie) heeft de heer Leyman maandag nog gezegd dat de omschakeling van de huidige autos naar meer hybride autos of naar elektrische autos volgens hem veel sneller zal gaan. Vlaanderen moet nu een inhaaloperatie doen, want er is de laatste jaren te weinig aandacht voor geweest.
Ik ben het dus met iedereen eens over de sense of urgency. We zijn in september gestart en we gaan voluit verder. We zullen er in de toekomst zeker voldoende middelen voor moeten vrijmaken.
Ik heb hiermee geprobeerd de stand van zaken te geven van de verschillende oefeningen en gesprekken die bezig zijn. Het wordt uiteraard vervolgd.
De voorzitter : De heer Janssens heeft het woord.
De heer Chris Janssens : Minister, ik dank u voor uw antwoord. U verwijst naar het rapport van Flanders DRIVE dat u in januari ontvangen hebt. Is het mogelijk om dit ook aan de commissie te bezorgen? Of wilt u wachten op de studie van het VIM?
Minister, is de proeftuin voor elektrische autos voor u enkel gericht op elektrische autos of ook op hybride wagens? Hybride wagens zijn een tussenstap en zijn al verder ontwikkeld dan elektrische autos. Ik wil niet vooruitlopen op de onderhandelingen die met Ford Genk en de Europese directie worden gevoerd, maar als Ford het nieuwe Mondeo-model zou toewijzen aan Genk, dan zal daar vanaf 2013 allicht ook een hybride model worden gefabriceerd. Als de proeftuin zich ook toespitst op hybride wagens, is het belangrijk dat Ford bij de proeftuin wordt betrokken. Ik hoop dat u ons van het verloop van de gesprekken op de hoogte kunt houden. Het is belangrijk dat Vlaanderen niet achterblijft voor wat hybride en elektrische wagens betreft.
Hebt u eigenlijk zicht op de invoering van elektrische wagens en eventuele proeftuinen in onze buurlanden? Het is natuurlijk essentieel dat Vlaanderen mee op de kar springt, maar het heeft weinig zin om elektrische wagens in te voeren als de oplaadpunten aan de landsgrens eindigen. Hebt u zicht op de stand van zaken in de buurlanden?
De voorzitter : De heer Sabbe heeft het woord.
De heer Ivan Sabbe : Minister, ik heb een vraag over de oplaadpunten. De elektrische wagen is één ding, maar je moet hem natuurlijk ook kunnen opladen. Een merk zoals Tesla heeft een autonomie van 320 kilometer. Fisker heeft een hulpmotor en een autonomie van 440 tot 450 kilometer. Je hebt dus laadpalen nodig. Hoe wilt u dit aanpakken? Wat is uw standpunt? Dit kan niet worden losgekoppeld van het produceren van elektrische wagens.
Wat de buurlanden betreft, heeft Zweden zich voorgenomen om tegen 2015 volledig CO2-vrij te zijn bij de opwekking van elektriciteit. De CO2-uitstoot is in Stockholm al met 25 percent verminderd. Taiwan heeft met zijn politieke vijand China een deal gemaakt met Chery, één van de drie grootste automobielproducenten in China, om elektrische autos in Taiwan te bouwen.
We moeten toch nagaan wat we met de laadpalen gaan doen. U kent het verhaal van de bussen. We kunnen niet van een denderend succes spreken bij de omschakeling van bussen naar elektrische bussen of bussen op aardgas. Men spreekt altijd over de CO2-uitstoot, maar men vergeet dat een dieselmotor dramatisch is voor de uitstoot van stikstofoxiden (NOx) en fijn stof. Aardgas is dus al een heel stuk beter dan diesel, benzine ook maar die heeft dan meer CO2-uitstoot.
De voorzitter : De heer Watteeuw heeft het woord.
De heer Filip Watteeuw : Minister, de elektrische auto is natuurlijk één zaak, maar ik hoop trouwens dat de elektrische autos op groene stroom zullen rijden, dat is pas echt milieuvriendelijk.
Er zijn natuurlijk ook andere energiedragers zoals waterstof en geperste lucht. Is men daar binnen Flanders DRIVE of het VIM mee bezig? Het is belangrijk, ook voor de auto-industrie, om in te zetten op die andere dragers.
De heer Matthias Diependaele : Mijnheer Watteeuw, ik ben het er volledig mee eens dat een elektrische auto zeker niet de enig zaligmakende oplossing is.
Mijn opmerking sluit een beetje aan bij de gedachtewisseling die we straks zullen houden. De investeringen die nu worden gedaan in innovatie rond de elektrische auto, zijn niet per definitie verloren. Ik denk ook niet dat u dat bedoelt. De batterijtechniek die zal worden ontwikkeld, zal ook bruikbaar zijn voor andere dingen.
De heer Filip Watteeuw : Voor alle duidelijkheid, wij ondersteunen de projecten rond de ontwikkeling van de elektrische auto. Meer zelfs, ik heb een voorstel van resolutie ingediend waarin het Vlaams Parlement vraagt om de ontwikkeling nog wat sneller te laten gaan en te bevorderen.
De heer Matthias Diependaele : Dan zijn we het daarover eens.
De heer Filip Watteeuw : Ik hoop dan dat u die resolutie zult steunen.
De voorzitter : Minister Lieten heeft het woord.
Minister Ingrid Lieten : Mijnheer Janssens, ik wil zeker met Flanders DRIVE eens nagaan hoe ze hier een gedachtewisseling kunnen voeren zonder de confidentie tegenover de bedrijven in het gedrang te brengen. Ofwel zegt de commissie dat ze wacht tot juli om de twee dan samen te nemen. Het hangt er een beetje van af hoe de commissie dit zelf ziet. Ik laat de opties open.
In de proeftuin worden ook de hybride autos opgenomen. De proeftuin heeft ook als doelstelling na te gaan hoe we ons als maatschappij moeten aanpassen om de komst van elektrische autos mogelijk te maken. De discussie over de oplaadpalen is een belangrijk issue in de proeftuin. Hoe zullen mensen hun auto opladen? Thuis in de garage? Bij lange afstanden moet je onderweg een batterij kunnen wisselen, want je kunt moeilijk verwachten dat mensen onderweg een uurtje parkeren om hun auto op te laden. Dat moet allemaal worden onderzocht. Hoe kan dit in onze steden, in de ruimtelijke ordening, in ons gedrag enzovoort worden opgenomen? Dat wordt bestudeerd in de proeftuinen.
In de proeftuin wordt zeker en vast ook de benchmark opgenomen. Wat is de kennis die in andere landen is verworven? We moeten het warm water niet opnieuw uitvinden. Er zijn contacten met andere landen, en ook in Californië hebben we die contacten gelegd. Er wordt minstens aan gegevensuitwisseling gewerkt.
Op Europees niveau is al een debat aan de gang over standaardisatie. Het is ook belangrijk om aan de standaardisatie te werken van verbindingen en interfaces om te kunnen opladen. Ook voor de industrie is dat belangrijk. Daar speelt ook de concurrentie mee natuurlijk, en we moeten afwachten hoe dat zal worden uitgekristalliseerd. Er zijn verschillende automerken, maar die gaan niet allemaal met dezelfde snelheid vooruit. Sommige hebben al stappen gezet en keuzes gemaakt. Dat is een debat op Europees niveau.
Mijnheer Sabbe, ik ben het niet met u eens dat de bussen slecht verhaald zijn. U pakt me op mijn eergevoel. Er is al heel veel vooruitgang geboekt in het terugdringen van NOx, van kleine partikels en van CO2. Dat is gebeurd samen met kennisinstellingen zoals de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO). Als gevolg daarvan heeft De Lijn hybride bussen aangekocht, die alweer een nieuwe state of the art van die nieuwe technologieën integreren. Dat is natuurlijk een voortschrijdend inzicht. Het is belangrijk dat nieuwe technologische ontwikkelingen in de praktijk kunnen worden uitgetest en stilaan een standaardtoepassing kunnen krijgen.
Waterstof is ook in die kwestie een belangrijk issue. De VITO heeft samen met een aantal Vlaamse constructeurs een waterstofcelbus ontwikkeld, die ook weer veel nieuwe inzichten heeft gegeven, en waar ook Flanders DRIVE bij betrokken is. Waterstof kan nu gemakkelijker in grote volumes worden bekeken. Alles wat daaruit wordt geleerd, kan ab initio worden gebruikt, en gedeeld met de autoconstructeurs. Die optie moeten we dus niet uitsluiten, maar wel opnemen.
De voorzitter : De heer Janssens heeft het woord.
De heer Chris Janssens : Minister, over het rapport van Flanders DRIVE kunnen we gerust eens een gedachtewisseling hebben, maar we moeten met de leden van deze commissie bekijken of dat nuttig wordt geacht. Het zou interessant zijn om voor het zomerreces met een totalere stand van zaken te komen van de proeftuin en aanverwante actoren inzake de elektrische wagen. Dan kunnen we daar ook de benchmarkstudie aan toevoegen uit de omliggende of de Europese landen die al verder zijn gevorderd in die zaken.
De voorzitter : De heer Sabbe heeft het woord.
De heer Ivan Sabbe : Minister, we hebben een probleem omdat waterstof energiematig enkel interessant is als het wordt opgewekt via zonne-energie. De manier waarop we vandaag waterstof opwekken, kost evenveel energie als de output die het nadien geeft. Zoals het nu wordt geproduceerd, is waterstof niet het juiste onderwerp van debat. Als we waterstof kunnen maken via de speciale technologie van zonnepanelen die de splitsing tussen moleculen teweegbrengen, dan zitten we juist. Daarom geloof ik dat aardgas een betere oplossing is dan waterstof en elektriciteit.
De voorzitter : De heer Watteeuw heeft het woord.
De heer Filip Watteeuw : Ik wil een kleine nuancering aanbrengen. De heer Sabbe zegt dat waterstof enkel interessant is op basis van zonne-energie. Dat is niet helemaal juist. Er zijn auteurs ik verwijs naar Jeremy Rifkin die zeggen dat waterstof opgewekt door windenergie zeer interessant kan zijn, omdat je de pieken van windenergie, die je niet altijd meteen kwijt kunt, juist kunt gebruiken voor de productie van waterstof.
De voorzitter : Minister Lieten heeft het woord.
Minister Ingrid Lieten : Over aardgas is geen discussie. Dat is een fossiele brandstof. We zijn op zoek naar meer duurzame vormen van energie. Waterstof zit nog niet op dezelfde manier in een vergevorderd stadium, maar er wordt wel vooruitgang geboekt. Heel veel van onze industriële sectoren gebruiken waterstof en hebben dat als restmateriaal. Daarvoor hebben we enkele maanden geleden WaterstofNet gelanceerd. We willen proberen, samen met industriële partners die waterstof als restproduct hebben, waterstof te integreren en nagaan hoe we dat kunnen omzetten. Dat is zeker een mogelijkheid.
De voorzitter : Het incident is gesloten.