Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed
Vergadering van 10/03/2010
Vraag om uitleg van mevrouw Valerie Taeldeman tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over logiesuitbating
De voorzitter : Mevrouw Taeldeman heeft het woord.
Mevrouw Valerie Taeldeman : Voorzitter, minister, collegas, de Vlaamse Regering wil al jaren een dynamisch beleid op het vlak van kleinschalig verblijfstoerisme voeren. Het creëert in Vlaanderen niet alleen duurzame werkgelegenheid en ondernemerschap, maar het versterkt ook het sociale weefsel op het platteland. De ontwikkeling van plattelandstoerisme in agrarisch gebied was de voorbije jaren een succesverhaal. Dit succes nam nog toe dankzij de wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering waardoor ook niet-landbouwers in agrarisch gebied voor plattelandstoerisme in aanmerking komen.
In dit kader is het van heel groot belang dat initiatieven op het vlak van kleinschalig verblijfstoerisme worden gestimuleerd. Duidelijke regels zijn onontbeerlijk. Helaas veroorzaakt de niet-correcte afstemming van diverse regelgevingen op elkaar geregeld problemen. Dat zorgt ervoor dat vergunningen worden geweigerd.
Minister, ik had u graag twee vragen gesteld. Mijn eerste vraag gaat over de complementaire functie voor het inrichten van verblijfstoerisme. Ik zou graag artikel 4.4.23 citeren uit de codex. Het artikel bepaalt dat een vergunning kan worden verleend voor het gedeeltelijk wijzigen van het gebruik van een woning in een complementaire functie voor zover voldaan is aan de volgende voorwaarden: de complementaire functie heeft betrekking op het gebruik als toeristisch logies en het mag maximum over acht tijdelijke verblijfsgelegenheden gaan met uitsluiting van elke vorm van restaurant of café. Bovendien moet de aanvraag voor advies worden voorgelegd aan Toerisme Vlaanderen. Minister, kunt u die complementaire functie verduidelijken? Houdt die complementaire functie ook in dat het privéwoongedeelte moet primeren op de verblijfsgelegenheden?
Mijn tweede vraag gaat over een interpretatie die het Departement Landbouw en Visserij onlangs gaf op een aanvraag voor het inrichten van een plattelandslogies. Ik wil nog eens artikel 4.4.23 van de codex aanhalen: Het vergunningsverlenende bestuursorgaan mag bij het verlenen van een stedenbouwkundige vergunning die betrekking heeft op een vergunningsplichtige functiewijziging van een gebouw of een gebouwencomplex, afwijken van de bestemmingsvoorschriften, voor zover voldaan is aan beide hiernavolgende voorwaarden. Het gebouw of het gebouwencomplex beantwoordt op het ogenblik van de aanvraag aan alle hiernavolgende vereisten: het gebouw bestaat, het gebouw is niet verkrot, het gebouw is hoofdzakelijk vergund, het gebouw is niet gelegen in ruimtelijk kwetsbare gebieden of in recreatiegebieden.
Er stelt zich het volgende probleem, namelijk dat het departement aanhaalt dat de bestaande gebouwen voldoende welstand moeten hebben en van dien aard moeten zijn dat ze het bestaand erfgoed kunnen bewaren. Over die erfgoedwaarde wil ik een vraag stellen omdat wij nergens in de codex of in decreten ook niet in het Vlaams Logiesdecreet terugvinden dat er voorwaarden worden gekoppeld aan het bestaande erfgoed. Vanwaar komt deze motivatie? Is een negatief advies dat hierop berust, rechtsgeldig?
De voorzitter : Minister Muyters heeft het woord.
Minister Philippe Muyters : Voorzitter, collegas, ik moet het artikel niet meer aanhalen, want dat hebt u gedaan. Ik wil wel even ingaan op de verschillende bepalingen die in het artikel worden vermeld.
De bewuste regeling handelt over nieuwe functies die men kan overwegen ten aanzien van bestaande gebouwen. Volgens artikel 4 moet het dus zeker al gaan over een bestaande woning. Het begrip complementair is in het artikel niet uitgelegd, maar het moet dus gaan om een functie die aanvullend is aan de woonfunctie. De woonfunctie moet met andere woorden blijven bestaan en steeds aanwezig blijven.
Het bewuste artikel legt geen oppervlaktebeperking op maar zegt wel dat het over een maximum van acht verblijfsgelegenheden moet of kan gaan. Het is dus duidelijk dat het om meer oppervlakte kan gaan dan de woongelegenheid omdat de uitbreiding tot acht verblijfsgelegenheden kan gaan. Het maximum van acht is natuurlijk slechts mogelijk als de bestaande woning met inbegrip van de woningbijgebouwen voldoende groot is om dat mogelijk te maken.
Bij de beoordeling van de vergunbaarheid spelen uiteraard nog andere beoordelingscriteria mee. Ik heb daarstraks gesproken over artikel 4.3.1: het moet nog altijd passen in een goede ruimtelijke ordening. U weet wat dat betekent. De aandachtspunten en criteria zijn: de functionele inpasbaarheid, de mobiliteitsimpact, de schaal, het ruimtegebruik en de bouwdichtheid, de visueel-vormelijke elementen enzovoort.
De adviezen van Landbouw en Visserij zijn natuurlijk adviezen. Het Departement Landbouw en Visserij behoort tot de bevoegdheid van mijn collega bevoegd voor de landbouw en de visserij. Maar ik denk dat het duidelijk is uit de opsomming die ik net gaf, dat er aandacht moet worden geschonken aan ruimtelijke ordening, de ruimtelijke kwaliteit, de inpassing in de bestaande structuren, zorg voor het waardevolle enzovoort. Wij zullen vanuit de ruimtelijke ordening aanvragen dus ook toetsen aan een aantal beginselen en het is dus niet zo dat, omdat een aanvraag voldoet aan het uitvoeringsbesluit, er automatisch een vergunning volgt. Het landbouwkundig advies is een van de elementen die zullen meespelen in de besluitvorming. Het betekent niet dat we aan alle elementen die daar worden opgesomd, gevolg zullen geven. Het niet volgen van een negatief advies zullen wij omstandig weerleggen. Dat is maar respectvol tegenover diegenen die een advies geven. Het aftoetsen aan de aandachtspunten en criteria die ik zonet heb opgesomd, zal de basis moeten vormen voor een beslissing.
Ik kan u geruststellen: de toetsingselementen worden in de praktijk niet gehanteerd om massaal aanvragen af te ketsen. Het gaat eerder om aspecten waar een aanvrager bij het concept rekening mee moet houden. Men moet dus eigenlijk zelf nagaan op welke manier men er maximaal aan kan tegemoetkomen. De vergunningverlenende overheid gaat achteraf na of het wordt gevolgd.
De bijkomende krijtlijnen waaronder de bewuste tijdelijke verblijfsgelegenheden slechts mogelijk zijn, zijn dat het moet gaan om een bestaande woning, dat het moet gaan om een nieuwe functie en dat het wonen nog aanwezig moet blijven. Het advies van Toerisme Vlaanderen zorgt ervoor dat de impact van dergelijke functiewijzigingen toch vaak zeer beperkt is.
De voorzitter : Mevrouw Taeldeman heeft het woord.
Mevrouw Valerie Taeldeman : Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik wou u er eigenlijk gewoon op attent maken dat die vergunningverlenende overheid toch zelf een aantal zaken interpreteert, voornamelijk over die complementariteit.
De minister heeft duidelijk verklaard dat er geen oppervlaktebeperkingen zijn. Ik kan hier echter melden dat dit criterium wel degelijk wordt gehanteerd. Wat de oppervlakte betreft, moet de bewoonde ruimte primeren op de verblijfskamers die worden ingericht.
Wat het advies van het Departement Landbouw en Visserij betreft, wil ik de minister er tevens attent op maken dat plots naar het erfgoed wordt verwezen. Ik vind daar eigenlijk nergens iets over terug. Er worden initiatieven genomen om het platteland aantrekkelijk te maken en om mensen naar die regio te lokken. De betrokkenen investeren financieel in de inrichting van mooi logies. Ik vind het jammer dat die erfgoedkwestie plots ter sprake komt. We vinden dat nergens terug. Ik vind het jammer dat bepaalde zaken op die manier worden geïnterpreteerd.
De voorzitter : Minister Muyters heeft het woord.
Minister Philippe Muyters : Wat het tweede punt betreft, kan ik enkel zeggen dat ik niet weet waar dat gebeurt. Ik stel voor dat mevrouw Taeldeman deze vraag ook eens aan de minister van Landbouw en Visserij voorlegt. De bevoegde minister moet haar kunnen zeggen waar ze dat vandaan halen.
Wij ontvangen de adviezen van het Departement Landbouw en Visserij. Dat is een van de adviezen die bij de beoordeling worden bekeken. Ik ben natuurlijk zelf niet bevoegd voor de beleidsdomeinen Landbouw en Visserij.
Wat het eerste punt betreft, blijft het natuurlijk spijtig en verkeerd dat bepaalde punten door gemeentebesturen verkeerd worden geïnterpreteerd. Ik heb vandaag mijn visie op het geheel gegeven. Indien nodig, zal ik die visie naar buiten brengen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.