Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Decreetsevaluatie, Inburgering en Toerisme
Vergadering van 09/03/2010
Vraag om uitleg van de heer Hermes Sanctorum tot de heer Geert Bourgeois, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, over de problematiek van onbestuurbare gemeenten ten gevolge van politieke wijzigingen
Vraag om uitleg van de heer Felix Strackx tot de heer Geert Bourgeois, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, over de onbestuurbaarheid van gemeenten
De voorzitter : De heer Sanctorum heeft het woord.
De heer Hermes Sanctorum : Voorzitter, minister, binnen de gemeentelijke bestuursmeerderheid kan het soms fors mislopen. Schepenen of gemeenteraadsleden van de meerderheid stappen soms over naar een andere partij, waardoor een nipte meerderheid in de gemeenteraad wordt doorbroken. Lubbeek is daar een mooi voorbeeld van. De overstap van een schepen naar een andere partij heeft ertoe geleid dat de oppositie de meerderheid werd in de gemeenteraad. Daardoor is er voor 2010 geen budget. Belangrijker nog is dat er ook geen voorlopige twaalfden voor maart zijn goedgekeurd, wel voor januari en februari.
Lubbeek is een recent voorbeeld. Ik wil de discussie iets verruimen. Het kan ook elders gebeuren. Volgens mij wijst dat op een hiaat in het Gemeentedecreet. Minister, hoe moet er op een structurele manier worden omgegaan met dergelijke situaties? Wat zult u doen in het geval van Lubbeek? Hoe denkt u dergelijke situaties van bijna onbestuurbaarheid in de toekomst aan te pakken? Ik denk daarbij aan het invoeren van een constructieve motie van wantrouwen tegen een bestuursmeerderheid. In de verslagen uit het verleden heb ik gezien dat het Vlaams Parlement, en waarschijnlijk deze commissie, uitvoerig heeft gediscussieerd over dit onderwerp. Door een aantal burgemeesters werd het ook afgeschoten. Toch denk ik dat het een interessante tool is als er in de feiten geen bestuursmeerderheid meer is.
Een bijkomende vraag die ik wil stellen, is in welke mate het niet goedkeuren van voorlopige twaalfden de dagelijkse werking in gevaar brengt. Ik heb begrepen dat personeelsuitgaven, belastingen en verzekeringspremies sowieso kunnen doorlopen. Maar ik neem aan dat wegenonderhoud en dergelijke uitgesloten zijn?
De voorzitter : De heer Strackx heeft het woord.
De heer Felix Strackx : Voorzitter, minister, het verbaast mij dat deze situatie zich, na 3 jaar, nu pas voordoet. 3 jaar is in de gemeentepolitiek lang. Waarschijnlijk zijn er in de 308 gemeenten nog wel een paar waar de coalitie uit elkaar gevallen is. Nu is het natuurlijk in de feiten zo dat er zich meestal vrij snel een andere meerderheid aftekent. Dan is het geen probleem meer. Ik mag dan ook hopen, minister, dat de situatie die zich hier voordoet, waarbij een gemeente geen beslissingen meer kan nemen, ook geen financiële, heel zeldzaam, om niet te zeggen uniek is. Ik vind het toch een ernstig feit. Als er zelfs geen voorlopige twaalfden meer kunnen worden goedgekeurd, is de gemeente compleet onbestuurbaar.
Minister, naar aanleiding van deze situatie had ik van u graag vernomen wat de hogere overheid kan ondernemen als een gemeente niet meer kan functioneren doordat ze geen enkele beslissing en geen enkele financiële handeling meer kan stellen.
De voorzitter : Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Mevrouw Karin Brouwers : Een gemeente die onbestuurbaar wordt, dat is heel erg. Vooral voor de inwoners. Dat heeft veelal te maken met de psychologie. U zult merken dat het in de betrokken gemeente, Lubbeek, altijd een heel krappe meerderheid is geweest, een meerderheid ook die de oppositie niet echt veel gunde. Nu verwachten dat die oppositie in de bres springt om het tij te doen keren, dat is wat moeilijk in de eerste maanden. Toch zal er een oplossing moeten komen. Een oplossing zou kunnen zijn dat van de huidige meerderheid, die er geen meer is, er één of twee schepenen hun mandaat overlaten aan iemand van de huidige oppositie. Dat vergt onderhandelingen, en blijkbaar is het water toch zeer diep tussen de oude meerderheid, die nu minderheid is, en de oppositie, die nog steeds oppositie is.
Mijnheer Sanctorum, een constructieve motie van wantrouwen is, zoals ik mij heb laten vertellen door de burgemeester die naast mij zit, bewust niet ingeschreven in het Gemeentedecreet. Het waren niet alleen de burgemeesters die dat hebben beslist, maar de meerderheid in het parlement. Er zijn goede redenen voor. Ik vrees echt dat dit de politieke instabiliteit in gemeenten zal vergroten.
Wat kan er in dit concrete geval gebeuren? Ik hoop, minister, dat u met het bevrijdende antwoord zult komen. Een regeringscommissaris sturen, lijkt mij nogal straf. Maar is het niet mogelijk dat u of de gouverneur een bemiddelaar stuurt? Het kan natuurlijk niet blijven duren. Voor de inwoners van die gemeente blijft het de spuigaten uitlopen.
De voorzitter : De heer De Meulemeester heeft het woord.
De heer Marnic De Meulemeester : Voorzitter, minister, collegas, een gemeente die onbestuurbaar wordt, dat is toch wel het ergste dat men kan tegenkomen. Dat is het uiterste geval. Hopelijk zijn er niet zoveel steden of gemeenten in Vlaanderen die daarmee te kampen hebben. Ik denk het niet. De problematiek die hier wordt aangehaald, is toch ook in andere steden aanwezig.
Ik heb weet van bepaalde andere schepenen, die bij het begin van hun legislatuur als schepen van een bepaalde partij werden voorgedragen en die in de loop van de legislatuur van partij zijn veranderd. Dat kan in schepencolleges leiden tot onaangename situaties. Ik spreek niet meteen over de onbestuurbaarheid van gemeenten, maar het is geen gezonde toestand. Op die manier gaat de samenwerking in het schepencollege, die toch enorm belangrijk is, teloor. Die problematiek bestaat en er zou iets aan gedaan moeten kunnen worden om deze toestanden te vermijden.
Mijnheer Sanctorum, die constructieve motie van wantrouwen is hier tijdens de vorige legislatuur tijdens de totstandkoming van het Gemeentedecreet zeer uitvoerig besproken. Niet de burgemeesters waren van mening dat dit niet kon, maar de meerderheid. Uw voormalige collega de heer Tavernier was daar een hevig voorstander van. Hij heeft daar enorm voor gepleit, maar hij heeft het uiteindelijk niet gehaald.
Het heeft allemaal zijn voor- en nadelen. Ik denk dat die constructieve motie van wantrouwen te pas en te onpas zou kunnen worden gebruikt. Zeker in de gemeenten is het niet aan te raden om ze in te voeren. Zij is niet ingevoerd. Mijn fractie is er zeker geen voorstander van. Ik heb oor en oog voor uw bemerking, om te proberen de situaties te vermijden die momenteel bestaan, maar die geen aanleiding geven tot de onbestuurbaarheid van de gemeenten. In de loop van de legislatuur zijn al heel wat politici die in het schepencollege zetelen van partij veranderd. Dat geeft aanleiding tot moeilijkheden binnen het schepencollege en binnen de bestuursmeerderheid.
De voorzitter : De heer Verfaillie heeft het woord.
De heer Jan Verfaillie : Voorzitter, ik voel mij persoonlijk aangesproken. Het zijn niet de burgemeesters die daar tegen gekant zijn.
Minister, u moet mij tegenspreken als ik fout ben, maar je kunt decretaal sowieso niet tegen een constructieve motie van wantrouwen stemmen, want burgemeesters worden benoemd door de minister van Binnenlands Bestuur en leggen de eed af bij de gouverneur. Tegen een schepen kun je via het Gemeentedecreet eventueel wel een constructieve motie van wantrouwen invoeren, maar dat betekent wel dat je op dat moment de schietschijf bent van Jan en alleman. Die afweging werd toen bij de bespreking gemaakt. Als er op federaal of Vlaams niveau een andere bestuursmeerderheid komt, en er is een partij die opgenomen wil worden, dan kunnen daar andere gemeenten aan worden gekoppeld om binnen te komen in het college, enzovoort. (Opmerkingen van de heer Bart Caron)
Mijnheer Caron, u bent zeer goed geplaatst om te weten wat dat kan betekenen.
De gemeenteraadsverkiezingen vinden om de 6 jaar plaats. Ondanks het feit dat er zich nu in één gemeente, of misschien twee gemeenten, problemen voordoen, moet je er nog altijd van uitgaan dat in 99 percent van die 306 of 307 gemeenten zeer goed bestuurd wordt van de dag na de verkiezingen tot de dag voor de volgende verkiezingen. Er zijn dus op dat vlak heel weinig problemen. Er zijn andere bestuursniveaus met veel grotere problemen.
De voorzitter : De heer Vanden Bussche heeft het woord.
De heer Marc Vanden Bussche : Ik heb destijds in de oppositie nog deel uitgemaakt van zon onbestuurbare gemeente, maar dat is zoals een file: die problemen lossen zich vanzelf op.
De voorzitter : De heer Caron heeft het woord.
De heer Bart Caron : Minister, voorzitter, dit was bijna een pleidooi om de standstill van het verkeer te handhaven goed idee van de heer Vanden Bussche.
Alle gekheid op een stokje. Men kan zich afvragen of de wijze waarop een burgemeester wordt benoemd een intellectueel argument is om een bepaalde techniek in een democratie al dan niet in te voeren. Het spreekt voor zich dat als je met een constructieve motie van wantrouwen zou werken, dat je ook de burgemeester daarin moet betrekken en niet uitsluiten. Hetzelfde geldt voor een gouverneur op het provinciale niveau omdat hij een andere techniek heeft van aanstellen en benoemen. Het gaat over het principe. Als je door interne wijzigingen in het lokale bestuur die gemeente niet kunt besturen, dan moet je de afweging maken: gaat het over bestuurbaarheid, desnoods met een andere meerderheid, of gaat het om wat sommige collegas de stabiliteit van het bestuur zouden noemen? Zij suggereren toch ongeveer dat het dat is. Die afweging moet je maken.
Het is een lange periode, 6 jaar. Wij zijn voorstander van een sterk en degelijk bestuur. Als dat goed gebeurt, zal het ook 6 jaar duren. Komt er een kink in de kabel, dan moet er een andere constellatie mogelijk zijn bij de zetelende fracties in een bepaalde gemeenteraad. Maar goed, die discussie moeten we hier niet uitputtend voeren. Dat is in het verleden al gebeurd. Het blijft echter ons standpunt.
De voorzitter : De heer Dehandschutter heeft het woord.
De heer Lieven Dehandschutter : Voorzitter, minister, geachte leden, als mandatarissen, zowel Vlaams en federaal, maar ook lokaal, zijn wij vertegenwoordigers. We hebben een zekere vrijheid, maar ook een grote verantwoordelijkheid. Of iemand nu begint in de meerderheid of in de oppositie, hij moet zich daarvan bewust zijn, en ook van het feit dat hij na 6 jaar door de kiezer ter verantwoording zal worden geroepen. Lichtzinnige wissels keren dus als een boemerang terug in het gezicht van diegene die een dergelijke beslissing neemt.
Toen de N-VA in 2001 van start is gegaan, waren wij eigenlijk ook wel voorstander van een dergelijke constructieve motie van wantrouwen. Er zijn voor- en tegenargumenten. In de vorige legislatuur heeft men een bepaalde keuze gemaakt. Mijnheer Verfaillie, u verwijst naar een bepaalde koppeling. U bent oud en wijs genoeg, en genoeg doorgewinterd in de politiek, om te weten dat er ook na de gewone gemeenteraadsverkiezingen soms intergemeentelijke koppelingen bestaan met betrekking tot coalities. Dat hangt enigszins af van de machtsbasis van een aantal tenoren in de diverse partijen.
Minister, ik kijk met belangstelling uit naar uw antwoord. Er rijzen nu één of twee problemen. We moeten ons hoeden voor steekvlampolitiek, waarbij we het decreet zouden wijzigen naar aanleiding van één probleem dat nu rijst. Er zijn een aantal middelen. We kijken uit naar uw antwoord, om een gepast antwoord te geven voor de problemen die nu rijzen, in het belang van de bestuurbaarheid van de gemeenten en op de eerste plaats in het belang van de bevolking.
De voorzitter : De heer Van Hauthem heeft het woord.
De heer Joris Van Hauthem : Voorzitter, hier gaat het over een schepen die is overgestapt en daardoor de meerderheid heeft doen kantelen, waardoor de discussie over de constructieve motie van wantrouwen opnieuw wat oplaait. Wij waren daar ook voorstanders van. Nu is het immers zo dat, indien een coalitie verandert, die schepen blijft zitten, maar men hem zijn bevoegdheden afneemt. Ik weet niet of dat de ideale situatie is, maar het argument ertegen van de heer Verfaillie slaat werkelijk alles. Men gaat de Vlaamse Regering vormen en dus gaat men daar een schepen wegnemen, of zoiets. Dat slaat werkelijk alles.
We kennen dit systeem van een constructieve motie van wantrouwen ook in het Vlaams Parlement. Hier gaat het er in feite over wanneer er een meerderheid is die kantelt. In dit geval is dat door een schepen, maar in een andere gemeente kan dat gebeuren doordat een gemeenteraadslid anders begint te ageren, als er maar één zetel verschil is tussen meerderheid en oppositie, los van het feit of hij al dan niet schepen is. Dat kan ook in dit parlement. Het kan dat er geen meerderheid meer is, dat die uiteenvalt. Wat dan? Dan is er ook geen decretale oplossing. Dat kan ook niet. Voor de gemeenten kunnen we misschien wel proberen een oplossing te bieden voor die onbestuurbaarheid. Ik neem aan dat er sowieso een aantal regels van continuïteit zullen zijn, maar ik kijk wat dat betreft ook uit naar uw antwoord.
De voorzitter : Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois : Voorzitter, geachte leden, er is heel veel belangstelling voor deze zaak. Die houdt heel veel mensen bezig. De zaak bevat twee aspecten. Er is het concrete probleem van Lubbeek, waarover vragen zijn gesteld, en er is het ruimere probleem van mogelijke structurele oplossingen voor dergelijke situaties in het algemeen.
Wat Lubbeek betreft, is de huidige situatie onhoudbaar. Ze getuigt ook van onverantwoordelijkheid. De situatie is natuurlijk veroorzaakt door de dissidentie van een schepen, maar we moeten net zozeer vaststellen dat er een onvermogen is van het zetelende bestuur van burgemeester en schepenen om vanuit die positie te komen tot een werkbare meerderheid. Dat is nochtans de verantwoordelijkheid van het lokaal bestuur. Men gaat een coalitie aan en maakt een meerderheid. Als men met een meerderheid van één zetel bestuurt, weet men al dat men zich in een bijzondere situatie bevindt.
In mijn ogen is het op de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de lokale bestuurders om daaruit te komen. Wie zijn meerderheid verliest, moet zorgen voor een nieuwe meerderheid. Zo niet, moet die bestuurder erin slagen om voldoende steun te vinden voor bestuur door een minderheidscollege. Dat is de logische consequentie van het voortzetten van bestuur met een minderheid. Zoals we weten, zijn er in een aantal landen, vooral in de Scandinavische landen, ook dergelijke systemen op regeringsvlak.
De situatie nu is onhoudbaar. Er zijn zelfs geen voorlopige twaalfden goedgekeurd. De heer Sanctorum heeft er terecht op gewezen. Dat betekent dat momenteel slechts de lonen en de verzekeringspremies kunnen worden betaald. Ook de belastingen die de gemeenten moeten betalen, mogen worden betaald, maar dat is het dan. Dat is onhoudbaar. Andere noodzakelijke uitgaven kunnen niet gebeuren. Er kunnen uiteraard ook geen investeringen gebeuren. Er kan niets worden beslist in buitengewone dienst. Er zijn ook geen subsidies mogelijk.
Men moet niet vertrouwd zijn met het lokale leven om te weten dat een dergelijke situatie niet houdbaar is. De situatie is nog slechter dan wanneer er alleen maar voorlopige twaalfden zijn goedgekeurd. Met voorlopige twaalfden kunnen uiteraard dezelfde kosten worden betaald, maar er is wat meer ruimte: ze kunnen voor drie posten ook worden betaald als ze meer dan een twaalfde van het desbetreffende krediet van het jaar ervoor bedragen. Voor de overige uitgaven mogen de voorlopige kredieten niet meer bedragen dan een twaalfde van het begrotingskrediet van het voorbije dienstjaar. Nogmaals: Lubbeek zit niet in dat systeem. In Lubbeek kan zo ongeveer niets gebeuren. Ondanks alle onverantwoordelijkheid kunnen gelukkig nog de lonen van de medewerkers worden betaald. Dat is een heel dramatische situatie.
Ik vind dat dit niet kan blijven duren. Ik beroep me op het Gemeentedecreet. Ik vind dat een lokaal bestuur een verantwoordelijkheid draagt. Het Gemeentedecreet maakt dwangtoezicht mogelijk. Het decreet stelt dat de toezichthoudende overheid, na een schriftelijke ingebrekestelling, een of meer commissarissen kan gelasten zich ter plaatse te begeven om de gevraagde inlichtingen of opmerkingen in te zamelen van de gemeenteoverheid of om de maatregelen ten uitvoer te brengen die in rechte zijn voorgeschreven. Dat kan pas gebeuren nadat de termijn is verstreken die is bepaald in de schriftelijke ingebrekestelling. Ik ben van plan dat te doen. Ik wil dat gemeentebestuur niet de kans geven om zijn verantwoordelijkheid te ontvluchten. In eerste instantie ga ik dus zeggen dat in die gemeente voorlopige twaalfden moeten worden goedgekeurd. Dat moet gebeuren binnen de termijn die ik zal opleggen, namelijk uiterlijk tegen het einde van de maand, misschien ook vroeger. Zo niet zal ik inderdaad een of meer regeringscommissarissen sturen, met de opdracht ervoor te zorgen dat niet alleen deze uitgaven kunnen worden verricht, maar ook alle andere wettelijk verplichte uitgaven. Leveranciers moeten worden betaald. Bestellingen moeten kunnen worden geplaatst. Ik hoor dat de groendienst een aantal zaken niet kan kopen, die uiteraard moeten kunnen worden gefactureerd. Dit kan allemaal niet gebeuren. Ik zal daar dus tegen optreden.
Ik voeg er ook aan toe dat paragraaf 2 van het decreet duidelijk het volgende bepaalt: Het optreden van een of meer commissarissen gebeurt op de persoonlijke kosten van de personen die verzuimd hebben aan de ingebrekestelling gevolg te geven. Dat is dus heel duidelijk voor die bestuurders. Ik heb van de secretaris vernomen dat er op 17 maart een gemeenteraadszitting zal plaatsvinden, waarbij het punt van de voorlopige twaalfden opnieuw op de agenda zal worden gezet. Dat is dus een allerlaatste kans. Dan moet iedereen die in de gemeenteraad zetelt, zijn verantwoordelijkheid nemen. Ik vind dat dit niet kan. Het is een zaak van iedereen. Het gaat nog maar over voorlopige twaalfden, niet over andere budgettaire keuzes. Het is evident dat nadien de gemeenten hun verantwoordelijkheden opnemen. Dat heeft niets met het behoren tot oppositie of meerderheid te maken: een raadslid is verkozen om ervoor te zorgen dat een aantal elementaire uitgaven kunnen gebeuren. Ik vraag dus dat die voorlopige twaalfden tegen 26 maart zijn goedgekeurd.
Ik kan ook een bemiddelingsopdracht geven. Ik zal dat nog niet doen, want het bestaande decreet legt de verantwoordelijkheid om een oplossing te vinden bij de verkozenen. Zij moeten de meerderheid verruimen ofwel als minderheid ervoor zorgen dat de gemeente wordt bestuurd. De inwoners van Lubbeek hebben daar recht op. Ik kan een andere maatregel nemen, maar dat doe ik vooralsnog niet, want dat zou ik beschamend vinden.
Over de algemene vraag, over de constructieve motie van wantrouwen, zijn hier al grote debatten gevoerd. Ik sta daar zelf niet afkerig tegenover, integendeel. Onder bepaalde, strikte voorwaarden kan dit een oplossing voor onbestuurbaarheid bieden. Ik deel wel de mening van diegenen die stellen dat we geen steekvlamwetgeving moeten uitwerken. Het is de eerste keer in deze regeerperiode dat we met zon probleem worden geconfronteerd. In 1 gemeente, op een totaal van 308, doet zich zon probleem voor. Het is zeker geen algemeen probleem.
In Wallonië bestaat wel zon wetgeving, en die is ook al enkele keren toegepast. Er kunnen situaties ontstaan waarbij men enkel via een coalitiewissel het probleem kan oplossen. Dat is mijn persoonlijke mening, en de invoering van die mogelijkheid staat niet in het regeerakkoord. Ik zeg dus niet dat ik in die zin een initiatief zal nemen. Als men die mogelijkheid zou invoeren, moet men ervoor uitkijken dat dit niet te gemakkelijk kan en dus het omgekeerde wordt gerealiseerd en men dus instabiliteit creëert. We moeten daar goed over nadenken en daar dan sterke voorwaarden aan koppelen.
Het Gemeentedecreet voorziet in een aantal sancties voor dissidente raadsleden, maar een schepen die een dissident wordt, blijft zitten. Dat kan met het oog op goed bestuur niet worden getolereerd. Ik zal daartegen dus optreden. Op 17 maart, zo zegt de secretaris me, vindt er een gemeenteraadszitting plaats. Alle raadsleden, van meerderheid en oppositie, moeten hun verantwoordelijkheid nemen ten aanzien van de voorlopige twaalfden. De minimale uitgaven moeten kunnen gebeuren.
Als dat tegen 26 maart niet gebeurt, dan stuur ik een regeringscommissaris met een welbepaalde opdracht. Ik zal dan niet het heft helemaal in handen nemen: het lokale bestuur heeft zijn verantwoordelijkheden. Ik zal dan bekijken of er verdere stappen moeten worden gezet.
De voorzitter : De heer Sanctorum heeft het woord.
De heer Hermes Sanctorum : Uw antwoord is zeer bevredigend. Uw analyse is juist en u schat de ernst van de toestand goed in. Ook ik denk dat het in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de lokale bestuurders en bij uitbreiding van de lokale gemeenteraadsleden is. Ik vind het positief dat u de lokale overheid de kans biedt een oplossing uit te werken, maar dat u, als dat niet lukt, uw taak zult opnemen en zult interveniëren.
Sommige mensen koppelen aan die constructieve motie van wantrouwen allerlei doemscenarios. Op andere niveaus bestaat die al, en dat zorgt niet voor meer instabiliteit. Zodra een bestuur niet langer de steun van de gemeenteraad geniet, is het in het belang van de burger dat er een meerderheid komt. Ik hoop dat men in Lubbeek een oplossing bereikt. Maar eigenlijk vind ik het principe van de constructieve motie van wantrouwen veel waardevoller dan een ingrijpen van een regeringscommissaris. Dat is trouwens ook veel democratischer.
Ten slotte nog dit: naast Lubbeek zijn er nog andere gemeenten met kleinere problemen, waar schepenen van partij wisselen bijvoorbeeld. Die gemeenten worden niet totaal onbestuurbaar, maar er zijn daar wel schepenen zonder bevoegdheden die soms 4, 5 jaar zetelen zonder iets uit te voeren. Dat is toch ook totaal onverantwoord. Het zou daarom goed zijn als we over d e constructieve motie van wantrouwen een nieuw debat zouden voeren.
De voorzitter : De heer Strackx heeft het woord.
De heer Felix Strackx : Ik dank u voor het antwoord. U geeft uitstel tot 26 maart, en dan zult u een schriftelijke ingebrekestelling afleveren. Wanneer stuurt u dan die regeringscommissaris?
Minister Geert Bourgeois : De ingebrekestelling verstuur ik nu. Als het probleem tegen 26 maart niet is weggewerkt, dan stuur ik een regeringscommissaris. De termijn loopt dus tot 26 maart, en ondertussen vindt er een gemeenteraadszitting plaats.
De voorzitter : De heer Kennes heeft het woord.
De heer Ward Kennes : Ik zal het niet hebben over het dossier L. In het algemeen moeten we leren leven met een zekere graad van onvolmaaktheid. We zoeken naar een oplossing voor een probleem dat zeer uitzonderlijk is. Een en ander kan nooit helemaal zeker worden voorkomen, en dat moet ook niet onze ambitie als decreetgever zijn. Veel collegas benadrukken de nood aan stabiliteit. Een goed kiesstelsel draagt daar al toe bij, want dat staat stabiele meerderheden toe. Op dat punt zitten we niet altijd op dezelfde golflengte, maar dat is op zich geen probleem.
Wat d e constructieve motie van wantrouwen betreft, vrees ik wel dat iemand die op de wip zit, met een overstap beloond zou kunnen worden. Dat moeten we vermijden. De zwakheid van sommige mensen kennende, is het gevaarlijk een beloning voor dat soort praktijken in te voeren. Een stabiele meerderheid via een goed kiesstelsel met een niet-constructieve motie van wantrouwen is beter dan een aangepaste wetgeving op basis van incidenten.
De voorzitter : De heer Caron heeft het woord.
De heer Bart Caron : U bent een goede democraat, mijnheer de minister. Ik wil één punt aansnijden: de implementatie van een constructieve motie van wantrouwen zal de relatie tussen verkozen raadsleden en de uitvoerende macht op lokaal niveau een beetje veranderen. Het kan die relatie wat spannender maken. Het is zo dat zeker de meerderheidsleden in de raad in een verstikkende positie zitten. Je kunt 6 jaar lang zeer weinig doen. Als je de spanning wat kunt opvoeren en in politiek gaat het toch over meningsverschillen die tot een synthese komen , dan bedenk je een spannendere positie voor de raadsleden.
Ik vind natuurlijk ook dat je niet in een systeem mag vervallen waarbij en wie ben ik om het te zeggen? veranderen van partij beloond zou kunnen worden. Ik wil erkennen dat zulke systemen moeten worden uitgesloten. Als je zulke perversiteiten krijgt, dan kan het niet.
Ik vind wel dat onbestuurbaarheid of slecht bestuur zelfs in een zittende meerderheid druk en spanning mag zetten. We zullen deze discussie later nog grondig voeren.
De voorzitter : Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Mevrouw Karin Brouwers : Voorzitter, minister, u gaat dus beginnen met het dwangtoezicht en u sluit nadien bemiddeling niet uit. Ik had eigenlijk het omgekeerde voorgesteld. Ik denk dat je normaal eerst bemiddelt en pas nadien dwang uitoefent.
Maar goed, de situatie is hier waarschijnlijk al te ver gekomen. Ik begrijp dat, maar ik vind het toch niet serieus tegenover de oppositie in deze gemeenteraad die nu persoonlijk voor de kosten kan opdraaien. U hebt dat toch met zoveel woorden gezegd. Voor mij gaat dat net iets te ver, maar ik denk dat u op dit moment niet anders kan omdat het al veel te lang aansleept. Maar het is niet logisch: normaal ga je eerst bemiddelen en gebruik je nadien pas dwang in uiterste nood. U draait de zaken een beetje om.
De voorzitter : De heer Vanden Bussche heeft het woord.
De heer Marc Vanden Bussche : Ik geef kort ons standpunt weer. Ik ben volledig tegen de motie van wantrouwen. Ik zit volledig op de golflengte van de heer Kennes. Ik denk ook dat het alleen maar aanleiding zou geven tot gefoefel en dat we op die manier vrij spel geven aan mensen die met verkeerde ideeën zitten.
De voorzitter : De heer Verfaillie heeft het woord.
De heer Jan Verfaillie : Minister, ik vind toch dat u alles nog eens goed moet controleren. U kunt toch onmogelijk een oppositie hoofdelijk geldelijk aansprakelijk stellen voor een aantal bestuursdaden die moeten worden gepleegd, maar die niet worden gepleegd.
Ik denk dat u uw woorden nog eens goed moet controleren, ofwel heb ik het verkeerd begrepen. Je kunt toch moeilijk een oppositie verantwoordelijk stellen voor de onbestuurbaarheid van de gemeente en omdat ze weigeren een of andere bestuursdaad te stellen om aan de voorlopige onbestuurbaarheid een einde te brengen. Ik vind dat het toch wel heel ver gaat. Het is nu eenmaal het resultaat van het feit dat men de grootste partij in de oppositie zet en gaat regeren met een heel nipte meerderheid. Als er een wiel af loopt, dan kom je in zon situatie terecht. Je kunt dan toch de oppositie niet hoofdelijk financieel verantwoordelijk stellen voor een bestuursdaad die ze niet plegen. Dat vind ik toch wel heel vergaand.
De voorzitter : De heer Dehandschutter heeft het woord.
De heer Lieven Dehandschutter : Voorzitter, minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik denk dat u uw verantwoordelijkheid opneemt en gebruikmaakt van de instrumenten die het Gemeentedecreet biedt om op te treden. U neemt de gepaste maatregelen. U plaatst alle raadsleden, individueel en collectief, voor hun verantwoordelijkheden. Dit heeft niets te maken met meerderheid en oppositie. Iedereen wordt opgeroepen om de voorlopige twaalfden goed te keuren. Het heeft niets met meerderheid of oppositie te maken.
Ik ben ook blij met de teneur in de commissie. Men zegt dat een aantal bijsturingen van het Gemeentedecreet mogelijk. Het zijn niet de eerste en het zullen ook niet de laatste zijn.
Ik wil er ook nog even op wijzen dat schepenen geen bevoegdheden hebben. Schepenen hebben verantwoordelijkheden en bepaalde taken, maar geen enkele schepen heeft een individuele beslissingsverantwoordelijkheid.
De voorzitter : Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois : Voorzitter, er zijn nog een aantal interessante aspecten aan bod gekomen.
Mevrouw Brouwers, u zegt dat ik het omgekeerde doe: eerst de dwang en dan de bemiddeling. Ik wil uitdrukkelijk zeggen dat ik hoop dat ik de dwang die ik wil, niet moet toepassen. Het heeft alleen betrekking op de goedkeuring van de voorlopige twaalfden. Ik vind het een daad van verantwoordelijkheid dat er voorlopige twaalfden worden goedgekeurd.
Mijnheer Verfaillie, ik heb alleen uit het decreet voorgelezen: Het optreden van een of meer commissarissen gebeurt op de persoonlijke kosten van de personen die verzuimd hebben aan de ingebrekestelling gevolg te geven. Ik heb me niet uitgesproken over wie ervoor moet opdraaien, dat heb ik niet gezegd. Ik heb het decreet geciteerd. Ik meen ook wat ik zeg. Ik vind dat het nu, voor iedereen die daar verkozen is, een daad van verantwoordelijkheid is om ervoor te zorgen dat minimum de voorlopige twaalfden kunnen worden goedgekeurd. Dat betekent nog altijd niet dat er beleid zal worden gevoerd. Dat betekent nog altijd niet dat er een investering kan gebeuren. Dat betekent nog altijd niet dat er een euro subsidie kan worden betaald. Het gaat gewoon om het verzekeren van de hoogstnoodzakelijke wettelijke uitgaven. Iedereen moet oordelen hoe hij er tegenover staat, maar ik stuur niemand en ik zeg dat uitdrukkelijk om een begroting te maken, om die op te leggen, om te beslissen over investeringen. Ik ga dat niet doen, maar ik vind dat het niet kan dat een gemeente nog langer in een situatie zit waarbij voorlopige twaalfden niet goedgekeurd zijn waardoor een aantal normale, wettelijke betalingen niet kunnen. Het staat iedereen vrij om zijn verantwoordelijkheid op te nemen.
Mevrouw Brouwers, ik hoop dat dit ook een signaal is, want ik geef in eerste instantie een signaal aan de meerderheid die er geen meer is en die haar verantwoordelijkheid moet opnemen. Je kunt niet in een situatie blijven dat je de hele duur van de bestuursperiode geen meerderheid hebt. Ik zie maar twee mogelijkheden: ofwel verruim je de meerderheid, en dan moeten mensen hun verantwoordelijkheid opnemen, ofwel slaag je er vanuit een minderheid in om toch afdoende meerderheden in de gemeenteraad te hebben. Dat is de taak van dit college en van die burgemeester om dat te doen.
Ik wil nog even wachten en hen nog een kans geven vooraleer we een ambtenaar of wie dan ook sturen om tot bemiddeling over te gaan. Een volgende stap is het dwangtoezicht dat ik eventueel zal uitvoeren, in het geval er zelfs geen voorlopige twaalfden worden goedgekeurd op 17 of voor 26 maart. Ik ga beginnen met de ingebrekestelling.
Er zijn een aantal beschouwingen gemaakt over de constructieve motie. Mijnheer Kennes, dit is een vrij debat. Dit moet kunnen. Er is al uitvoerig op ingegaan bij de bespreking van het decreet. Als je dat doet, moet je omzichtig zijn en een aantal waarborgen invoeren. Je kunt natuurlijk nooit naar een systeem komen dat de dissident baas is. Je kunt dat niet, want ook in dat systeem moet je nog altijd een voordracht van schepenen hebben, gedragen door een meerderheid van de raad en door een meerderheid binnen elke fractie. Anders kom je bij het omgekeerde waarbij een dissident het goed of het slecht weer bepaalt. Dat zou niet mogen.
Er zijn ongetwijfeld nog meer aspecten, maar het is niet de bedoeling om dit vandaag uit te klaren. Ik geef ook een puur persoonlijke mening. Ik ga ook geen initiatief nemen omdat het geen deel is van het regeerakkoord. Het zal ongetwijfeld nog opnieuw ter discussie komen. Gelukkig worden we er niet elke dag mee geconfronteerd. Het is bij mijn weten de eerste keer dat we in zon geblokkeerde situatie zitten.
De voorzitter : Het incident is gesloten.