Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed
Vergadering van 02/03/2010
Vraag om uitleg van de heer Dirk Peeters tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, over de ontheffing van nulbemesting in inzijggebieden
De voorzitter : De heer Peeters heeft het woord.
De heer Dirk Peeters : Op 12 februari nam de Vlaamse Regering een beslissing die de procedurele aspecten regelt inzake het bemestingsverbod en de ermee samenhangende ontheffingen. In deze commissie was al eerder sprake van een eventuele vertraging van de procedure.
De samenstelling van de verificatiecommissie zal nu vlug een feit zijn en de terreinbezoeken in het kader van de aangevraagde ontheffing zullen dit voorjaar kunnen aanvangen. Een van de gronden waarop landbouwers ontheffing van nulbemesting kunnen aanvragen, is naast de huiskavel ook de biologische waardering van de betrokken percelen. De huidige biologische waardering dateert soms al van enkele jaren, soms zelfs 20 jaar, geleden. Niet zelden is de waarde van de percelen ondertussen dermate veranderd dat er van de vroegere biologische waarde niet veel meer terug te vinden is, wat op zich te betreuren is.
Het gevaar is niet denkbeeldig dat bij de waardebepaling van percelen door de verificatiecommissie alleen maar wordt gekeken naar de aanwezige vegetatie, zonder bij de afweging ten volle rekening te houden met de ligging, de omgeving en de invloeden van het perceel.
In de groene ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUPs) werden deze afwegingen vaak wel opgenomen om percelen als toekomstig natuurgebied aan te duiden. Een voorbeeld kan veel verduidelijken. Veel natuurgebieden zijn gelegen in beekvalleien en zijn onderhevig aan kwelinvloeden van grondwaterstromen die terug aan de oppervlakte komen in het betrokken natuurgebied. Wanneer die omgeven zijn met landbouwgrond waarop bemest wordt en het verrijkte water via die ondergrondse waterstroom terugkomt in het natuurgebied, hebben we het tegenovergestelde bereikt van wat we wilden bereiken en gaan de natuurwaarden in het reservaat opnieuw verloren.
Ik ken een aantal dossiers, zoals De Liereman in de gemeente Oud-Turnhout en de omgeving van De Blankaart in Woumen. Er zijn studies geweest die daarop hebben gewezen. Zij lagen mee aan de basis van de invulling van de Habitatrichtlijn in het kader van Natura 2000 en de subsidie voor Europa in het kader van LIFE-project.
Gelet op deze problematiek en op het dringend karakter wil ik u een aantal vragen voorleggen. Door wie van de verificatiecommissie gebeurt de evaluatie op het terrein van de gevraagde percelen voor ontheffing in het kader van de biologische waardering en de waardebepaling?
Hoe gebeurt die waardepaling? Houdt men alleen maar rekening met de aanwezige plantjes? Of kijkt men ook naar de invloed die van die percelen kan uitgaan?
Wordt bij de biologische waardebepaling ook uitgegaan van mogelijke bedreigingen die kunnen ontstaan vanuit het betrokken perceel op het vlak van infiltratie met verrijkt water zoals hiervoor geschetst?
De voorzitter : De heer Verfaillie heeft het woord.
De heer Jan Verfaillie : Minister, een aantal weken geleden hebben we hier in andere bewoordingen eveneens over gediscussieerd. Het ging toen vooral over de verificatiecommissie en de specifieke situatie van een aantal gebieden. Ik wil het dan specifiek hebben over het Blankaartbekken. Een aantal landbouwers worden daar met deze problematiek geconfronteerd. De nulbemesting zou daar van toepassing zijn, maar het vergoedings- en juridisch kader waarin zij kunnen functioneren, is nog niet aanwezig. Hopelijk raakt dit met de verificatiecommissie opgelost.
Voor de landbouwers in de betrokken gebieden blijft het een specifiek probleem. Ik wil u dan ook vragen om ook op het terrein rekening te houden met de vertraging van de verificatiecommissie.
De voorzitter : Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege : Voorzitter, collegas, i n het besluit dat op 12 februari 2010 principieel door de Vlaamse Regering is goedgekeurd, wordt niet alleen de oprichting en werking van de verificatiecommissie vastgelegd, maar ook de manier waarop de biologische waardering van de betrokken percelen zal worden geëvalueerd. Het besluit geeft uitvoering aan artikel 41bis van het Mestdecreet inzake de kwetsbare gebieden natuur. Artikel 41bis bakent kwetsbaar gebied natuur af op basis van gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (GRUPs) volgens het decreet Ruimtelijke Ordening.
Het Mestdecreet legt in deze gebieden in principe een bemestingsverbod op. De biologische waardering van het perceel is hierbij een cruciaal gegeven. De biologische waardering van de landbouwpercelen gebeurt door de Mestbank in overleg met het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) op basis van de laatste versie van de biologische waarderingskaart (BWK), tenzij recentere karteringsgegevens beschikbaar zijn. De betrokken landbouwers ontvangen een kennisgeving van de Mestbank voor al hun percelen die naar aanleiding van het GRUP wisselden van een landbouw- naar een natuurbestemming. Hierin is de informatie over de BWK en de eraan gekoppelde gevolgen voor bemesting opgenomen. Gaan landbouwers niet akkoord met de aangegeven biologische waardering op een of meerdere percelen, dan kunnen zij een aanvraag tot correctie indienen bij de Mestbank. Deze procedure is bepaald in het Mestdecreet.
In het besluit van 12 februari is aangegeven hoe de aanvraag tot correctie tegen die gemelde biologische waardering van de percelen moet worden afgehandeld. De betrokken percelen zullen bezocht worden door een deskundige van de Vlaamse Landmaatschappij (VLM). Om de karteringen naar aanleiding van het plaatsbezoek gestructureerd en uniform te laten verlopen, wordt een veldprotocol opgemaakt in overleg met het INBO. Tijdens het terreinbezoek maakt de deskundige een attest op overeenkomstig het protocol en maakt dit attest over aan de Mestbank. Vervolgens koppelt de Mestbank het opgemaakte attest terug met het INBO voor validatie en eventuele aanpassing van de BWK. Als het INBO niet akkoord gaat met het voorgelegde attest, dan zal men de Mestbank hiervan op de hoogte brengen binnen de 2 werkdagen en zal vervolgens binnen de 5 werkdagen een alternatief attest worden overgemaakt.
Het volledige dossier, inclusief alle opgemaakte attesten, wordt vervolgens voorgelegd aan de verificatiecommissie ter advisering. In de verificatiecommissie zetelt naast een vertegenwoordiger van de VLM, het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) en het Agentschap voor Landbouw en Visserij (ALV), niet de terreinkarteerder zelf maar een MER-deskundige discipline fauna en flora. Op basis van de voorliggende attesten zal de MER-deskundige een belangrijke rol spelen in het formuleren van het advies van de verificatiecommissie.
De wijze van waardebepaling van een perceel staat nog niet helemaal vast vermits het veldprotocol de komende weken in overleg tussen INBO en VLM nog moet worden uitgewerkt. Ik kan u wel zeggen dat in het veldprotocol alle elementen worden opgenomen die noodzakelijk zijn om een correcte biologische waardering van de percelen uit te voeren. Het belangrijkste element hierbij is een inventaris van de plantensoorten en hun bedekkingsgraad in het perceel en in de perceelsrand. Het veldprotocol zal tevens het gewenste tijdstip van kartering aangeven. Er zal ook rekening worden gehouden met structuurbepalende elementen in het perceel, zoals het microreliëf.
De waardebepaling heeft enkel betrekking op de biologische waarden van het perceel zelf en niet op de impact die een mogelijke ontheffing op het bemestingsverbod heeft op de onmiddellijke omgeving. Het is deze methode die wordt gehanteerd.
Mijnheer Verfaillie, we hebben de discussie inderdaad al gevoerd over het feit dat men laat op de hoogte werd gebracht. Met die elementen moet rekening worden gehouden. Er moet overleg worden gepleegd om te kijken hoe men daar moet uit geraken. We zijn zeker bereid om dat overleg te plegen.
De voorzitter : De heer Peeters heeft het woord.
De heer Dirk Peeters : Minister, uw antwoord bevestigt mijn vermoeden. Ik heb contact opgenomen met de Mestbank van de provincie Antwerpen. Ik heb ook contact gehad met mensen van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO). Er zijn bij INBO ook mensen die vroeger via de universiteit van Antwerpen dergelijke onderzoeken hebben gedaan. En zij wijzen mij erop dat het belangrijk is om niet enkel naar de aanwezige plantjes en de dekkingsgraad van bepaalde plantensoorten te kijken om al dan niet een biologische waardering uit te spreken.
Wanneer het veldprotocol wordt ingevuld, moet u er als minister op aansturen dat ook de invloeden die van percelen in de omgeving van natuurgebieden kunnen uitgaan, worden meegenomen in de weging. Het gevaar is immers niet denkbeeldig dat we ergens de nulbemesting ontheffen en dat het reservaat een kilometer verderop daar de schadelijke invloed van ondervindt. We waren net bezig, met de afbakening van de buitengebieden van natuur-, bos- en landbouwgronden, om natuurwaarden te beschermen en te versterken, en door deze afwijking op de nulbemesting gaan we dat weer vernietigen. Voor bepaalde natuurgebieden in watergevoelige gebieden, met name de beekvalleien, kan dat heel nefaste invloeden hebben.
Ik pleit ervoor dat u erop aanstuurt dat er in het veldprotocol aandacht wordt besteed aan die problematiek, zeker voor wat betreft de ondiepe grondwaterlagen, die vaak 2 of 3 dagen later al naar boven komen in het reservaat. Die heel concrete, meetbare en zichtbare waterstromen in de omgeving zijn heel gevoelig voor de inbreng van die nutriënten in de reservaten. Daarom hecht ik zo veel belang aan het veldprotocol en aan de invloed die uitgaat van omliggende percelen.
Minister Joke Schauvliege : Ik laat mij vooral adviseren door wetenschappers en door het INBO. Ik ben bereid om aan hen te vragen of er inderdaad effecten zijn en of ze dat nog eens kunnen nagaan. U hebt contact opgenomen met een aantal ambtenaren, wij hebben daar uiteraard ook af en toe contact mee. Wij hanteren onze huidige methodes, omdat we ervan uitgaan dat de effecten beperkt zijn.
Maar ik ben bereid om aan het INBO en andere te vragen of dat effectief zo is en of daar desgevallend rekening mee moet worden gehouden.
De heer Dirk Peeters : Als dat laatste het geval is: bedankt.
De voorzitter : Het incident is gesloten.