Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 04/03/2010
Vraag om uitleg van mevrouw Sabine Poleyn tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over het stimuleren van ondernemerschap in het onderwijs
De voorzitter : Mevrouw Poleyn heeft het woord.
Mevrouw Sabine Poleyn : Voorzitter, minister, geachte leden, de helft van de Vlaamse leerlingen vindt een eigen zaak opbouwen een aantrekkelijk idee, zo bleek begin februari wat verrassend uit een Vlerickstudie. De Unie van Zelfstandige Ondernemers (UNIZO) heeft die resultaten aangegrepen om te pleiten voor meer aandacht voor ondernemerszin op school, via projecten, vakoverschrijdende eindtermen en de nadruk op vaardigheden, veeleer dan op de reproductie van kennis. In de vorige legislatuur, in 2006, hebben we al geregeld over dit onderwerp gesproken. In 2006 maakte de Koning Boudewijnstichting in opdracht van de toenmalige minister van Onderwijs een studie getiteld Ondernemend leren en leren ondernemen, met een aantal beleidsaanbevelingen om ondernemerschap in het onderwijs te stimuleren.
Een aantal aanbevelingen zouden wonderwel passen in de doelstellingen van een mogelijke hervorming van het secundair onderwijs. Ik denk aan het stimuleren van een actieve didactiek en van de ondernemerschapscompetenties, zoals verantwoordelijkheidszin, creativiteit, probleemoplossend denken enzovoort. Een duidelijke aanbeveling was ook dat er een kader moet worden geschapen waarin diverse initiatieven zouden moeten worden gecoördineerd en gestimuleerd. Er werd in 2007 dan ook een actieplan Ondernemend Onderwijs opgezet door Onderwijs en Werk. Dat werd dat jaar ook opgenomen in de Competentieagenda 2010.
Op 4 februari 2009, op het einde van de vorige legislatuur, hadden wij in de commissie Onderwijs een gedachtewisseling met vertegenwoordigers van Vlaamse Jonge Ondernemingen vzw (Vlajo) over het stimuleren van ondernemerschap in het onderwijs. Naast hun vraag naar structurele financiering was een van de conclusies van het gesprek dat er nood was aan een inventarisatie en afstemming van de vele initiatieven die worden ontwikkeld met betrekking tot het ondernemerschap in het onderwijs. De betrokken instellingen zouden dat zelf trachten te doen.
Intussen, in 2010, lezen we in de beleidsnota Onderwijs zeer weinig over het stimuleren van ondernemerschap. We hebben dat ook aangekaart tijdens de bespreking van de beleidsnota. Ik dacht dat u toen hebt geantwoord dat u dat wel belangrijk vindt, maar niet meer uitleg hebt gegeven. Daarom voelde ik me aangesproken om u toch even wakker te schudden over dit onderwerp. Welke beleidsaanbevelingen van het rapport van de Koning Boudewijnstichting van de vorige legislatuur wilt u in deze legislatuur uitwerken? Is er een actieplan Ondernemend Onderwijs voor 2010 opgesteld? Plant u dat ook nog de komende jaren? Werden de vorige geëvalueerd? Welke andere initiatieven bent u van plan ter zake te nemen met de minister van Economie? Op welke manier wilt u de aanbevelingen een plaats geven in uw visie op een nieuw secundair onderwijs? Ook in de nota-Monard staan er al een aantal suggesties. Ziet u ook kansen in het lager en hoger onderwijs?
Wat de initiatiefnemers met betrekking tot didactisch materiaal betreft, hebt u al overleg gehad met Vlajo, UNIZO en eventueel met Voka en het Verbond van Kristelijke Werkgevers en Kaderleden (VKW) of andere initiatiefnemers? Hebben zij nog die vraag naar een structurele financiering? Kan daar een antwoord op worden gegeven, of niet? Is daar al duidelijkheid over? Is er een aanzet tot bundeling van de initiatieven, van het aanbod voor de leerkrachten? Ziet u ter zake een rol weggelegd voor de overheid? Welke middelen worden eventueel vrijgemaakt om het ondernemerschap in het onderwijs te stimuleren? Hoeveel daarvan komt van uw begroting en hoeveel van de begroting van Ondernemen en Economie?
De voorzitter : Mevrouw Celis heeft het woord.
Mevrouw Vera Celis : Voorzitter, ik sluit me zeer graag aan bij mevrouw Poleyn. Op de studiedag die door de partij van de commissievoorzitter is opgezet, hebben alle sprekers formeel bevestigd dat het onderwijs een zeer belangrijke actor is in het bieden van een uitweg naar werk, naar knelpuntberoepen en alles wat daarmee te maken heeft. Alle leerlingen en studenten moeten wel de kans krijgen om in hun opleiding kennis te maken met het ondernemerschap. Voor zover me bekend is, zijn momenteel alleen de miniondernemingen populair in het secundair onderwijs. We moeten gaan naar een meer structurele oplossing om het onderwijs en het bedrijfsleven aan elkaar te koppelen. Een kennismaking met het ondernemerschap moet eigenlijk wat vervlochten zijn met het curriculum van het secundair onderwijs. Het lijkt me niet onmogelijk om ondernemerschap op te nemen in de vakoverschrijdende eindtermen die voor het onderwijs van toepassing zijn. Minister, ik kijk dan ook uit naar uw antwoord en naar eventuele plannen en initiatieven die u ter zake wilt nemen.
De voorzitter : Mevrouw De Knop heeft het woord.
Mevrouw Irina De Knop : Als liberalen sluiten wij ons zeer graag aan bij deze vraag. Ik ben zelfs een klein beetje jaloers dat ik ze niet zelf heb ingediend.
Het is een zorg van ons allen, minister, om ervoor te zorgen dat de kinderen en jongeren van morgen meer ondernemend zijn, misschien wel meer dan onze generatie. Dit moet inderdaad een plaats krijgen doorheen het hele curriculum van het secundair onderwijs. Dit mag geen vak zijn, geen verplicht nummertje. Die miniondernemingen, dat is fijn, maar het mag geen windowdressing zijn. Dat moet ingebakken zitten in het onderwijs als dusdanig. Het is vast ook een aandachtspunt bij een hervorming in de lerarenopleiding.
De heer Boudewijn Bouckaert : Ook ik sluit mij ten volle aan bij de opmerkingen die door de vorige sprekers zijn gemaakt.
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : Voorzitter, collegas, ik wil uiteraard bevestigen, zoals ik ook tijdens de bespreking van de beleidsnota heb gedaan, dat we absoluut zullen inzetten op het stimuleren van jongeren tot zelfstandig ondernemerschap. Hoe we dat zullen doen, wordt op dit moment uitgewerkt door de administratie. Het zal uiteraard geïnspireerd worden door Accent op Talent. We denken nog na over de wijze waarop het pakket bedrijfsbeheer kan worden geïntegreerd in het lessenpakket voor alle leerlingen in het bso.
Uiteraard zullen de succesvolle initiatieven uit het vorige actieplan herhaald worden. Ik denk daarbij aan de brugprojecten economie-onderwijs die georganiseerd worden door het agentschap Ondernemen, de Ondernemersklasseweek, die plaatsvond tijdens de week van 1 maart 2010, de tweejaarlijkse infomarkt met aanbieders van ondernemerschapsprojecten en tal van initiatieven die georganiseerd worden door de Dienst Beroepsopleiding zoals Beloftevolle Ondernemer, een ondernemingsplanwedstrijd voor het secundair onderwijs en de scholencompetitie rond ondernemerskwaliteiten voor schoolteams.
Via het project Proleron worden navormingen voor leraren rond ondernemerschap aangeboden. Leraren die dat wensen, kunnen ook een aanvraag voor een stage in een onderneming indienen. Er zullen uiteraard afspraken worden gemaakt tussen alle betrokken beleidsdomeinen om tot een eenvormige financiering te komen. Daartoe zullen gesprekken met mijn collega-ministers worden opgestart. Ikzelf heb voor 2010 150.000 euro vrijgemaakt voor een subsidie ter bevordering van ondernemend onderwijs.
De toelichting bij de begroting van het beleidsdomein van mijn collega laat ik uiteraard aan hem over.
Mevrouw Sabine Poleyn : Minister, ik dank u voor het overzicht dat u hebt gegeven van wat er gebeurt. U hebt dus plannen, maar wat die zijn, weten we vooralsnog niet.
Minister Pascal Smet : Neen, maar u mag mij eigenlijk ook niet ondervragen over intenties. Ik wil niet onaangenaam zijn, maar u moet aan de mensen van de administratie ook de nodige tijd geven. Wij hebben honderden projecten. Die mensen zijn daar nu volop mee bezig. Het is ook de keuze van deze regering geweest om de administraties te responsabiliseren. Ik stel vast dat de administratie nu veel schriftelijke en mondelinge vragen moet beantwoorden. Ondertussen kunnen zij dat andere werk allemaal niet doen.
De voorzitter : Om antwoorden te krijgen op onze vragen, mogen we dus geen vragen meer stellen? (Gelach/Opmerkingen)
Minister Pascal Smet : Dat zeg ik niet. Ik begrijp uw ongeduld, mevrouw Poleyn. Ik ben ook maar de spreekbuis van wat de ambtenaren mij zeggen. En zij zouden ook graag aan die dossiers werken.
Mevrouw Sabine Poleyn : Ik begrijp dat, minister, maar u bent toch meer dan de spreekbuis van uw ambtenaren. U kunt gerust al wat duidelijker aangeven of iets voor u belangrijk is en of u daar specifiek op wilt toezien, zeker als het gaat over iets dat helemaal niet nieuw is, zoals in dit geval. Er is al veel voorbereidend werk gedaan, er was al van alles in gang gezet. Ik hoor dat een aantal zaken nu nog draaien.
Ik wil u toch oproepen om uit te zoeken hoe we die coördinatie en bundeling van educatief materiaal voor leerkrachten kunnen doen, zodat zij door de bomen wat meer het bos kunnen zien.
Natuurlijk is het heel belangrijk dat u met de minister-president overlegt, want het steunen van dergelijke initiatieven staat voor een groot deel op de begroting Economie. Maar het is belangrijk dat u daar een gedeelde en coherente visie rond ontwikkelt.
Ik heb begrepen dat u nog geen overleg hebt gepleegd met Vlajo en UNIZO, die volgens mij de grootste ontwikkelaars zijn. U sprak over 150.000 euro. Is dat dan voor de leerondernemingen?
Minister Pascal Smet : Dat is voor ondernemend onderwijs. Ik weet niet waar het specifiek naartoe gaat.
Mevrouw Sabine Poleyn : Dat was ook al een aanzet in de eerste voorliggende nota inzake de hervorming van het secundair onderwijs. Wat wij heel vaak horen, zowel bij de ondernemers als algemeen in de maatschappij, is dat het vandaag in het onderwijs vaak over attitudes gaat. Enerzijds heb je dus het ondernemerschap, het opleiden tot jongeren die een zaak kunnen starten. U hebt gezegd dat u bedrijfsbeheer wat zult trachten te verbeteren in het bso. Anderzijds heb je ook ondernemingszin. Dat gaat dan meer over attitudes, zoals initiatief nemen, creativiteit, probleemoplossend denken.
Minister Pascal Smet : Hebt u de studie van Flanders DC niet gelezen? Zij hebben een studie laten uitvoeren, onder meer over onderneming en onderwijs, en daaruit blijkt dat het nog goed meevalt met de ondernemingszin van onze kinderen in het secundair onderwijs.
De heer Boudewijn Bouckaert : Er zijn natuurlijk andere studies die precies het tegenovergestelde beweren. Ik denk dat er zelfs zon studie is van Flanders DC zelf, maar dan van vorig jaar. Dan is het het afgelopen jaar spectaculair verbeterd. (Gelach)
Mevrouw Sabine Poleyn : Minister, kunt u misschien nog wat meer zeggen over de timing?
Minister Pascal Smet : Ik moet eens nakijken wat de precieze timing is. Ik weet dat niet uit het hoofd.
De voorzitter : Het incident is gesloten.