Commissie voor Woonbeleid, Stedelijk Beleid en Energie
Vergadering van 04/03/2010
Vraag om uitleg van de heer Veli Yüksel tot mevrouw Freya Van den Bossche, Vlaams minister van Energie, Wonen, Steden en Sociale Economie, over de leegstand van winkels in stadscentra
De voorzitter : De heer Yüksel heeft het woord.
De heer Veli Yüksel : Minister, ik heet u als stadsgenoot welkom in deze commissie.
Ik heb een vraag over een onderzoek van Locatus België over de leegstand van winkels in stadscentra. Er worden heel wat inspanningen geleverd om van de Vlaamse steden aantrekkelijke plaatsen te maken waar het aangenaam wonen, werken, winkelen en leven is. De vele initiatieven die de voorgaande jaren genomen werden onder meer met de stadscontracten, de stadsvernieuwingsprojecten, de middelen van het Stedenfonds werpen hun vruchten af. Dat mag onder meer blijken uit de gestegen tevredenheid van de inwoners over het wonen en leven in hun stad. De laatste jaren hebben de Vlaamse steden zich opnieuw ontwikkeld tot aantrekkelijke centra.
Enkele weken geleden bleek echter dat de leegstand in de stadscentra een groot probleem blijft. Uit een rapport van Locatus België, een dataleverancier van winkelinformatie voor de Benelux en de grootste Europese steden, blijkt dat de leegstand van winkels in 2009 sterk is toegenomen. Die cijfers worden gerelativeerd door Cushman and Wakefield, de internationale vastgoedmakelaar die stelt dat de leegstand op toplocaties beperkt blijft.
De cijfers van Locatus wijzen uit dat in Sint-Niklaas een vijfde van de winkelruimten leegstaat. Dat valt misschien te verklaren door de aanwezigheid van een groot winkelcentrum in de nabijheid van de stad. In het Mechelse stadscentrum zou een winkel op de zes leegstaan en in Antwerpen zou de leegstand gestegen zijn tot bijna 12 percent. Ook in Gent komen steeds meer winkels leeg te staan. Dat zal wel een beetje zijn aangewakkerd door de economische crisis.
Aantrekkelijke en bruisende winkelcentra zijn zeer belangrijk voor de Vlaamse steden. Meer leegstand van winkels kan leiden tot een grotere verloedering en verpaupering van onze buurten. Mede om die reden werd jaren geleden, door toenmalig minister van Economie Eric Van Rompuy, via het zogenaamde Mercuriusfonds, officieel het Fonds voor Binnenstedelijke Commerciële Centra, 25 miljoen euro uitgetrokken voor het ondersteunen van projecten die de commerciële functie van steden en gemeenten versterkten.
Ik heb een aantal vragen voor u. Hebt u al kennis genomen van de studie van Locatus België en zo ja, welke conclusies trekt u uit de vaststellingen? Hebt u laten onderzoeken wat de oorzaken zijn van de leegstand van winkels in de stedelijke commerciële centra? Welke specifieke maatregelen gaat u nemen, vanuit uw bevoegdheid voor het stedenbeleid, om de commerciële functie van steden te versterken?
De voorzitter : Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Mevrouw Mercedes Van Volcem : In het kader van het stedenbeleid weet ik niet goed welke maatregelen u, minister, thans gaat nemen voor de winkelcentra in de verschillende centrumsteden. Ik wil er vooral voor pleiten dat de stad zelf haar visie mag doordrukken want ik vind dat steden toch vooral voor hun verantwoordelijkheden moeten worden geplaatst. Als ik in Trends kijk, dan zie ik bijvoorbeeld dat Brugge 0 procent leegstand heeft. Het zijn niet altijd de slechte leerlingen van de klas die bijvoorbeeld geen goed beleid voeren en die dan moeten worden beloond. Ik pleit er dan ook voor dat u, als u in het kader van het stedenbeleid overweegt om iets te doen in verband met de kernen van steden, dan met een enveloppenfinanciering werkt en niet met een hele resem regeltjes over hoe we de stad moeten aanpakken. Dat is vooral mijn suggestie ter zake.
De voorzitter : De heer Marc Hendrickx heeft het woord.
De heer Marc Hendrickx : De vraagsteller relativeert gedeeltelijk zijn vraag door te stellen dat uit een bijkomende studie, die is wel niet vermeld in de vraag, zou blijken dat die leegstand zich op toplocaties niet voordoet. Ik durf dat toch te betwijfelen. Ik woon in de binnenstad van Mechelen en ik stel vast dat de leegstand zich daar ook zelfs op toplocaties manifesteert. Uiteraard kunt u stellen dat de crisis daarvan mee de oorzaak is, dat weten we allemaal. Maar daarenboven denk ik dat de grootste oorzaak gelegen is in het feit dat er steeds meer winkelcentra aan de rand van de stad komen en dat daardoor de winkels wegtrekken. Dat weten we ook allemaal. Ik durf te suggereren dat er daar toch een ontmoedigend beleid ter zake zou worden gevoerd. Met alle respect, mevrouw Van Volcem, voor de lokale autonomie.
De voorzitter : Mevrouw Patricia De Waele heeft het woord.
Mevrouw Patricia De Waele : Ik sluit me deels aan bij wat de heer Yüksel hier naar voren heeft gebracht. De leegstandsproblematiek van commerciële panden of bedrijfspanden is uiteraard ook niet uit straatbeeld weg te denken. De heer Yüksel spreekt natuurlijk enkel over de steden. Ik denk dat we hier toch duidelijk het onderscheid moeten maken tussen de zeer commerciële locaties en de minder goede, want die zijn er ook en ook buiten de steden. De problemen zijn dezelfde, maar de kansen op invulling zijn heel anders. Ik zou het eigenlijk wel betreuren, mocht ik hier uit het pleidooi van de heer Yüksel horen dat de oplossing voor de leegstand van winkels in steden is dat ze een soepeler regelgeving moeten krijgen. Maar ik wacht het antwoord van de minister af om te horen welke richting het uitgaat. Ik denk dat we zeker met de bespreking van de beleidsnota nog de kans zullen krijgen om daaraan vanuit deze commissie sturing te geven.
De voorzitter : De heer Wim Wienen heeft het woord.
De heer Wim Wienen : Het probleem dat de heer Yüksel schetst, is inderdaad een groot probleem voor die steden. Sommige steden zijn toch zeker voor bezoekers een aantrekkingspool wanneer ze mooie en goede winkels hebben. Maar ik zou het debat toch nog een beetje verder willen opentrekken. Een stedenbeleid moet in de eerste plaats een beleid zijn, niet om steden de kans te geven om bezoekers aan te trekken, maar voor de inwoners van die steden. Wat we ook vooral vaststellen, is niet zozeer dat er leegstand in die centra is, maar dat er ook en vooral een grote leegstand is van bepaalde wijken in steden, die dan weer leidt tot een verloedering van die buurten. Ik denk dat er en ik heb uiteraard respect voor de stedelijke autonomie, dat is absoluut geen probleem vanuit het Vlaamse stedenbeleid een insteek moet zijn om ervoor te zorgen dat er vooral in die achtergestelde wijken opnieuw initiatieven worden genomen, dat er stimuli worden ontwikkeld om daar opnieuw winkels en handelaars naartoe te krijgen. Ik denk dat dat een essentieel punt is van het stedenbeleid.
De voorzitter: De heer Martens heeft het woord.
De heer Bart Martens : Ik denk dat dit een problematiek is die niet alleen het grootstedenbeleid aanbelangt, maar ook de ruimtelijke ordening. Minister Muyters heeft al eens het voornemen genomen om een ruimtelijk afwegingskader te maken over het al dan niet inplanten van grote vestigingen voor detailhandel, voor de retail. We zitten bijvoorbeeld in Vlaams-Brabant met drie plannen van Machelen, Vilvoorde en dan nog van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, allemaal in een omtrek van een paar kilometer. Natuurlijk zuigt dat de kleinhandel weg uit de binnensteden. Ik stel voor dat de minister bij de opmaak van het afwegingskader van minister Muyters een voet tussen de deur zet en dat Grootstedenbeleid en Ruimtelijke Ordening samen proberen vorm te geven aan het afwegingskader. Vanuit Grootstedenbeleid moet worden bekeken welke potentie er nog in de steden aanwezig is op het vlak van kleinhandel, detailhandel en in welke mate dat wordt meegenomen bij de beoordeling van plannen voor grote vestigingen buiten de stedelijke kernen, die ook heel wat problemen op het vlak van mobiliteit en dergelijke meer met zich meebrengen.
De voorzitter : Mevrouw Homans heeft het woord.
Mevrouw Liesbeth Homans : Ik geef de heer Martens gelijk dat het inderdaad ook een probleem van ruimtelijke ordening is, als men ziet dat er in Antwerpen plannen zijn om in Boom een groot winkelcentrum te openen, dat er plannen waren en die zijn gelukkig van de baan om in Berchem X een winkelcentrum te openen en dat er in Wijnegem het shoppingcenter is. Dan is het natuurlijk niet verbazend dat de leegstand in Antwerpen gegroeid is tot 12 procent. Hoe kunnen we dat oplossen? De minister zegt zelf in haar beleidsnota, meer bepaald bij strategische doelstelling 4 de steden groeien uit tot belangrijke centra van creativiteit en ondernemerschap, dat er inderdaad leegstand is in de steden. Misschien kunt u dan initiatieven nemen? U zegt dat u wilt investeren, premies bedenken en een stelstel tot stand brengen. Misschien kunt u die jonge starters onderdak bieden in die leegstaande winkels zodat die opgevuld worden. Wie weet, kunnen die dan als ze een beetje gevorderd zijn in hun creativiteit het pand officieel huren. Dat kan een goede suggestie zijn.
De voorzitter : Minister Van den Bossche heeft het woord.
Minister Freya Van den Bossche : Ik heb kennis genomen van de persmededeling van het bureau Locatus over een recente meting van leegstand en ik heb ook het rapport opgevraagd. Dat heb ik zelf nog niet. Ik zou wel een beetje voorzichtig zijn over het specifieke rapport, want er zijn al steden die hebben laten weten dat ze de cijfers ernstig betwisten. Ik kan niet oordelen over de kwaliteit van het onderzoek in se, maar ik wil het naar aanleiding van het onderzoek wel graag hebben over het thema.
U weet dat de stadsmonitor een aantal parameters bevat die de vingers aan de pols houden over het ondernemerschap in centrumsteden, geen expliciete cijfers over leegstand van panden, maar wel over ruimtebeschikbaarheid en -productiviteit. Er zijn natuurlijk een aantal externe onderzoeken die we kunnen citeren met betrekking tot de leegstand van winkels in stadscentra. Een vrij belangrijk onderzoek vind ik dat van DTZ Zadelhoff, dat aantoont dat vooral de vraag naar kwalitatief goed winkelvastgoed op topretaillocaties, de A-locaties, bijzonder groot blijft. In april 2009 was er zelfs een gedaalde leegstand op die A-locaties ten opzichte van een jaar eerder. De leegstand op B- en C-locaties is over het algemeen wel hoger dan op die A-locaties. De minder populaire winkellocaties, vooral in het C-segment, vangen vooral de klappen op. Ook de aanloopstraten naar die A-locaties kampen met een aantal vrijkomende winkelunits zodat de hier gevestigde zelfstandige ondernemers al te vaak en helaas door de economische recessie in zwaar weer komen.
Daarnaast wordt het voor zelfstandige en relatief kleine retailers op sublocaties steeds moeilijker om te blijven concurreren met de grootschalige, vaak internationale, retailketens in het hoofdwinkelgebied. Er is natuurlijk een belangrijke ruimte voor lokaal beleid. Het beleid van de stad Mechelen bijvoorbeeld bestaat erin om zo veel mogelijk de winkels in het centrum te krijgen. Dat zorgt voor leegstand vaak buiten dat centrum, maar dat is deel van het beleid. De vraag is dan natuurlijk wat men doet met de vrijgekomen ruimte. Men moet daar dan geen lege winkels laten staan, als het niet de bedoeling is om daar verder in winkelruimte te voorzien. Elke stad heeft een bepaalde visie. Gaat men proberen om in wijken en buurten een aantal buurtwinkels te houden? Welke zijn dat? Gaat men de aanloopstraten ook voorzien voor winkelen of niet? Het is een coördinerende vraag voor stedenbeleid en een vraag voor mijn collegas Peeters en Muyters om samen na te denken, zowel ruimtelijk als economisch, en om een beleid te voeren naar starters, zoals mevrouw Homans suggereerde.
Er zijn enerzijds mensen die een initiatief willen nemen en anderzijds moeten de lokale overheden zorgen voor voldoende autonomie, beide zaken moeten kunnen samengaan. We moeten vanuit Vlaanderen helpen bij de verwezenlijking van sommige doelstellingen. De ene vorm van leegstand is bovendien de andere niet.
De stijging van de leegstandsgraad van winkels is volgens het onderzoeksbureau Graydon het gevolg van twee elementen in deze economische crisis: enerzijds een verhoogde faillissementsgraad en anderzijds een lagere startersgraad. Vorig jaar zijn veel minder mensen met een handelszaak begonnen. De jaren voor 2009 bedroeg de gemiddelde jaarlijkse groei 4 percent en in 2009 was dat nog niet eens 1 percent. Minder mensen hebben het aangedurfd om in 2009 een eigen zaak op te starten.
Ik begrijp uit de reactie van Locatus in de pers dat de leegstand in de steden van 8,1 percent hoog lijkt, maar het valt al bij al nog mee. Voor het up-to-date houden van de kwaliteit van de winkelruimtes in de stad, moet geregeld worden geïnvesteerd in bijkomende ruimten of bestaande ruimten worden verbouwd. Soms leidt dat tot een tijdelijke leegstand. Locatus wijst er zelf op. Er is ook een nood aan een beperkte leegstand omwille van bewegingen op de markt van vraag en aanbod naar winkelruimten. Er zijn verhuizers, nieuwe vragen in functie van ruimte, maar ook uitbreiders. In dat geval is er een soort van frictieleegstand. De frictieleegstand bedraagt om en bij 7 percent.
Het onderzoeksbureau PRO wijst dan weer op de tijdelijke impact van sommige grootschalige stadsontginningen, waar na verloop van tijd weer stabilisering optreedt. Men moet zulke ontwikkelingen de nodige tijd en kansen gunnen. De steden gaan ook verschillend om met grote winkelcentra. Sommige steden geven er de voorkeur aan die in te planten buiten de stadskern, andere steden u verwees zelf al naar Gent geven er de voorkeur aan om ze in de stad zelf in te planten en ervoor te zorgen dat de lokale middenstand er niet te veel nadeel van ondervindt. Ook dat zijn afwegingen die een groot effect kunnen sorteren op de leegstand, het aantal starters en het succes van een zaak.
De steden zijn zich wel bewust geworden van de druk op de retailhandel en nemen daarvoor maatregelen zowel op het vlak van stadspromotie, lokale economie als vestigingsbeleid. Het vroegere Mercuriusfonds heeft zeker bijgedragen tot deze bewustwording. Voorbeelden van een dergelijk flankerend beleid zijn Kortrijk met het binnenstedelijk winkelcentrum K in Kortrijk en Gent.
Het economische weefsel in de binnenstad waarvan de detailhandel integraal deel uitmaakt, is mee bepalend voor de leefbaarheid van onze steden. Ik zal daarmee rekening houden bij het verder uitwerken van de strategische doelstellingen. De steden groeien uit tot belangrijke centra van creativiteit en ondernemerschap. De suggestie van mevrouw Homans wil ik graag meenemen. Ik zal dat doen in samenspraak met mijn collegas Muyters en Peeters. Ik treed immers als minister voor Stedenbeleid veeleer coördinerend op.
Ik zou ook een partnerschap met de steden willen aangaan. Ik wil dat afstemmen op lokale handelspanden en winkelschapmanagement. Ik wil zeker niet in de plaats treden van de steden. De lokale autonomie blijft heel belangrijk. Het stedenbeleid moet hefbomen aanbieden aan de centrumsteden op dat vlak. Centrumsteden kunnen zelf ook inzetten op lokale uitdagingen en noden om de leefbaarheid in de stad te verhogen. Ik denk bijvoorbeeld aan Gent en Sint-Niklaas. Er zijn ook stadsvernieuwingsubsidies die aan het Waalse stedenbeleid worden verstrekt voor de realisatie van goed onderbouwde en doordachte vernieuwingsprojecten met een multifunctioneel karakter. Het moet dan gaan om projecten met een hefboomfunctie met de buurt, wijk of stadsdeel. Dat moet voor een nieuwe dynamiek zorgen. Een luik lokaal ondernemen vind ik daarbij een absolute meerwaarde bij het indienen en beoordelen van de projecten.
De voorzitter : De heer Yüksel heeft het woord.
De heer Veli Yüksel : Ik dank u voor het uitgebreide antwoord, minister. Ik had graag even iets gezegd aan mevrouw Van Volcem. Ik heb niet gepleit voor de uitschakeling van de lokale autonomie van de steden. Dat is evident. We willen gewoon dat Vlaanderen ook nieuwe initiatieven mogelijk maakt.
Ik wil evenmin de resultaten van het onderzoek relativeren, mijnheer Hendrickx. Er bestaan ook andere cijfers. De problematiek is wel nauw verbonden met de ruimtelijke ordening. U hebt het zelf aangehaald. Binnen of buiten de steden inplanten is een daaraan gerelateerde problematiek.
We moeten kijken naar de impact op de samenleving. Daar hebt u in uw antwoord weinig naar verwezen, minister. Dat is zeer belangrijk. Leegstaande winkels, verpauperde straten hebben een enorme weerslag en trekken veel problemen aan. Soms loop ik in Gent rond in straten waar winkels naast elkaar leegstaan. Dat geeft onmiddellijk een vreemd gevoel. In Antwerpen en Mechelen is het net hetzelfde. De steden kunnen hun verantwoordelijkheid niet wegsteken. Ze moeten zoeken naar nieuwe hefbomen en initiatieven. U hebt het zelf ook aangehaald.
De cijfers kunnen inderdaad op verschillende manieren worden geïnterpreteerd, maar als we op de leegstand zelf afgaan, moeten we vaststellen dat er een probleem is. We weten dat er een zware economische crisis heerst, toch zijn er in Vlaanderen nog voldoende jonge dynamische Vlamingen die een bedrijf willen opstarten. We moeten deze mensen helpen.
Ik wil nog een suggestie doen. Het voorbeeld van de heer Van Rompuy heeft zijn nut bewezen. Is er een mogelijkheid om te zorgen voor een soort opvolging van het Mercuriusfonds?
Minister Freya Van den Bossche : Ik ben helaas niet bevoegd voor een eventuele opvolger van het Mercuriusfonds. Ik wil het wel aankaarten bij mijn collega-minister tijdens het overleg. Misschien kunt u best uw vraag nog eens herhalen bij minister-president Peeters.
De impact van leegstaande winkelpanden is inderdaad groot. Leegstaande winkelruimtes zorgen ook voor een onveiligheidsgevoel bij mensen die door de straten lopen. Het geeft een verpauperde indruk en maakt de buurt veel droeviger om in te wonen. Het is belangrijk om daar iets aan te doen. Ofwel moeten er nieuwe winkels komen, ofwel moet er een andere invulling aan de panden worden gegeven. Gewoon langdurige leegstand is zeker geen optie. Daar ben ik het mee eens.
De voorzitter : Het incident is gesloten.