Commissie voor Woonbeleid, Stedelijk Beleid en Energie
Vergadering van 04/03/2010
Interpellatie van de heer Carl Decaluwe tot mevrouw Freya Van den Bossche, Vlaams minister van Energie, Wonen, Steden en Sociale Economie, over de implementatie van lokale toewijzingsreglementen in het lokaal woonbeleid
De voorzitter : De heer Decaluwe heeft het woord.
De heer Carl Decaluwe : Voorzitter, minister, collegas, sinds het kaderbesluit Sociale Huur van 12 oktober 2007 beschikt het lokaal woonbeleid over een belangrijk nieuw instrument, namelijk het lokale toewijzingsreglement. Dat moet de gemeente of stad in staat stellen nog beter in te spelen op de lokale woonnoden. In samenwerking met de verhuurders, lokale huisvestingsmaatschappijen en welzijnsactoren, kan een gemeente voortaan een reglement opmaken om een sociale huurwoning optimaal toe te wijzen. De wachtlijsten daarvoor zijn nog altijd lang. Dat reglement kan inspelen op de woonbehoefte van de hele gemeente, maar ook van een buurt of een gebouw. Men kan bijvoorbeeld initiatieven ontwikkelen voor doelgroepen die het moeilijk hebben om een passende woning te vinden.
Dat is een schitterend instrument, dat al van toepassing is sinds oktober 2007. De nieuwsgierigheid van een parlementslid dat de sector volgt, is groot. Ik probeer te achterhalen hoe het zit met de implementatie daarvan. Minister, ik heb u daar eind vorig jaar een schriftelijke vraag over gesteld. Volgen de gemeenten? Misschien is de situatie ondertussen al verbeterd, dat hoop ik toch. Maar blijkbaar hebben slechts 19 gemeenten en 1 intergemeentelijk samenwerkingsverband een goedgekeurd lokaal toewijzingsreglement. 39 gemeenten en 2 intergemeentelijke samenwerkingsverbanden deden een aanvraag tot goedkeuring van een lokaal toewijzingsreglement, maar daarvan werd de helft geweigerd.
We kunnen niet zeggen dat het glas halfvol of halfleeg is, we zitten verre van de helft. Dit zijn geen goede cijfers op een totaal van 306 Vlaamse steden en gemeenten en hoewel deze mogelijkheid ruim 2 jaar bestaat. Dit werd ingevoerd door de vorige regering en werd kamerbreed gedragen. De situatie van Gent en Antwerpen is niet dezelfde van Limburg, de situatie op het platteland is niet dezelfde als in Vlaams-Brabant. Iedereen heeft specifieke problemen.
Minister, uit verschillende rondvragen die ik deed bij bouwmaatschappijen en bij steden en gemeenten die dit al hebben, blijkt dat de ervaringen positief zijn. Bepaalde doelgroepen zoals mensen met een handicap kunnen, afhankelijk van de aard en de ernst van het probleem, terecht in beschut, beschermd en begeleid wonen. Alle woonvormen moeten we concreet kunnen invullen. Bouwmaatschappijen proberen ook te participeren om die doelgroep te helpen. Bij ons in Ieper loopt dat heel voortreffelijk.
Ook de daklozen zijn een niet-onbelangrijke doelgroep. Uit evaluaties van centra voor algemeen welzijnswerk (caws) verneem ik dat bouwmaatschappijen als er een echte nood is in het lokaal toewijzingsbeleid van doorgangswoningen aandacht hebben voor vijf ex-daklozen. Het middenveld evalueert deze zaken positief. De bevolking vergrijst. Daarom krijgen ook de senioren extra aandacht. Dat zijn allemaal positieve elementen. Toch maken de cijfers van de gemeenten mij bezorgd, tenzij er plots een tsunami van nieuwe aanvragen en goedkeuringen zou zijn, maar die indruk heb ik niet.
Minister, ofwel is er onvoldoende interesse, ofwel is het onbekend ondanks de gevoerde campagnes, ofwel is er geen draagvlak, ofwel is het te ingewikkeld. Ik sta voor een raadsel.
Waarom kent het lokaal toewijzingsreglement zon beperkt succes, niettegenstaande de degelijke informatiecampagne van uw of van de voorgaande administratie? Werd dit specifieke instrument voor het lokale woonbeleid reeds geëvalueerd? Wat waren de conclusies? Wanneer wordt een evaluatie gepland? Of is het daarvoor te vroeg? Kunnen stimuli of sancties, hoewel ik dat laatste niet graag uitspreek, worden overwogen ter bevordering van de lokale toewijzingsreglementen? Is de procedure tot goedkeuring van een lokaal toewijzingsreglement niet te omslachtig? Indien wel, hoe zou dit kunnen vereenvoudigd worden? Uit enkele contacten bleek dat dit een mogelijke oorzaak is.
De voorzitter : Mevrouw Homans heeft het woord.
Mevrouw Liesbeth Homans : Ik sluit me aan bij deze vraag om uitleg over het belang van de autonomie van de lokale huisvestingsactoren. Dat is zeer belangrijk, al was het maar omdat ze de klemtonen kunnen leggen die lokaal en plaatselijk nodig zijn. Het lijkt me nodig dit allemaal eens te evalueren en, waar nodig, tot bijsturingen over te gaan. De mogelijkheid voor lokale actoren om over een eigen toewijzingsreglement te beschikken, moet zeker blijven bestaan. We kunnen dit enkel aanmoedigen.
De voorzitter : De heer Hendrickx heeft het woord.
De heer Marc Hendrickx : Voorzitter, mijn partijgenote heeft wijze woorden uitgesproken. Ook de vragen en bedenkingen van de heer Decaluwe zijn zeer wijs. Ik wil hier enkel nog voor een uitholling van de reglementering waarschuwen. We zien dat slechts weinig lokale actoren hier gebruik van maken. Bovendien worden er aanvragen geweigerd. Dit zou tot een uitholling van deze mogelijkheid kunnen leiden. Hier moeten we voor oppassen.
De voorzitter : Minister Van den Bossche heeft het woord.
Minister Freya Van den Bossche : Voorzitter, alvorens op de vragen van de heer Decaluwe in te gaan, geef ik een actuelere stand van zaken.
Tot nu toe zijn 25 toewijzingsreglementen geheel of gedeeltelijk goedgekeurd. Hierdoor is in 35 gemeenten een lokaal toewijzingsreglement van kracht. Er zijn immers twee intergemeentelijke samenwerkingsverbanden die gezamenlijke toewijzingsreglementen hebben uitgewerkt. Daarnaast liggen nog vijf dossiers voor advies bij de administratie en zijn vijf aanvragen onontvankelijk verklaard omdat de vereiste stukken niet in het dossier waren opgenomen. Ik vermoed dat die gemeenten hun dossier nu verder uitwerken en opnieuw zullen indienen.
Dat brengt het totaal op 52 gemeenten. Dat betekent dat een op zes gemeenten gebruik maken van de mogelijkheid een lokaal toewijzingsbeleid uit te werken. Uit gegevens van het Agentschap Wonen-Vlaanderen blijkt bovendien dat de verschillende provinciale diensten op dit ogenblik bij het opstellen van lokale toewijzingsreglementen voor een twintigtal gemeenten zijn betrokken. Daarnaast is dit reglement in een twintigtal gemeenten al een eerste keer tijdens het lokaal woonoverleg besproken. We verwachten dan ook nog redelijk wat bijkomende aanvragen.
De ingediende toewijzingsreglementen spitsen zich hoofdzakelijk op de lokale binding en op de doelgroep senioren toe. Vooral in het laatste geval stemmen de reglementen niet altijd overeen met het kaderbesluit Sociale Huur. In de toewijzingsreglementen van een aantal gemeenten wordt immers een te groot aandeel van de beschikbare een- en tweeslaapkamerwoningen voor 55-plussers voorbehouden. Soms zouden er zelfs amper of geen appartementen meer overblijven voor alleenstaanden, koppels met kleine kinderen en mensen jonger dan 55 jaar. Hierdoor zijn redelijk wat toewijzingsreglementen afgekeurd. Dit heeft natuurlijk tot een beperking van het aantal goedgekeurde dossiers geleid. Het is toegelaten voorrang aan een doelgroep te verlenen. Dit mag er niet toe leiden dat een andere doelgroep zo goed als volledig wordt verdrongen.
We werken momenteel aan een evaluatienota van het kaderbesluit Sociale Huur. Die nota wordt gebaseerd op de voorstellen en de bekommernissen van de verschillende woonactoren. In die nota zullen we zeker stilstaan bij de hanteerbaarheid van het gemeentelijk toewijzingsbeleid. Indien de conclusie luidt dat het kaderbesluit moet worden aangepast, wil ik daar in de loop van het najaar mee klaar zijn.
Daarnaast blijken een aantal andere aspecten voor de gemeenten niet altijd even duidelijk. We hoeven niet op die evaluatie of op een wijziging van het kaderbesluit te wachten om voor verduidelijking te zorgen. Zo vergeten sommige gemeenten, bijvoorbeeld, een flankerend beleid ten aanzien van de doelgroep aan te tonen. Andere gemeenten beschouwen een leeftijd hoger dan 55 jaar dan weer als een verplicht criterium.
Op korte termijn kunnen we de bestaande handleiding updaten. Dit zou voor meer duidelijkheid en minder vergissingen moeten zorgen. Indien dit zinvol zou blijken, wil ik de gemeenten ook een omzendbrief sturen. Ik zal bij de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) aftoetsen of die vraag bij de gemeenten leeft. Ik zal de gemeenten op korte termijn meer duidelijkheid verschaffen.
De gemeenten zijn als regisseurs van het woonbeleid in de Vlaamse Wooncode opgenomen. Dit valt binnen de autonomie van de gemeenten. De beslissing over de nood aan een lokaal toewijzingsreglement moet natuurlijk in samenspraak met de lokale huisvestings- en welzijnsactoren worden genomen.
De heer Decaluwe heeft het niet graag over sancties. Ik hoef het helemaal niet over sancties te hebben. Het gaat hier om een mogelijkheid. Ik ben het eens met de stelling dat we dit moeten stimuleren. We moeten de gemeenten die vragende partij zijn, minstens voldoende ondersteunen om hun toewijzingsreglement daadwerkelijk op de goede manier uit te werken. Die ondersteuning wordt momenteel door de provinciale diensten van het Agentschap Wonen-Vlaanderen verzorgd.
Zoals ik daarnet al heb verklaard, wordt de handleiding momenteel in samenwerking met de ondersteuners op het terrein herschreven. Het is de bedoeling tot een erg praktische handleiding te komen. Die handleiding moet het werk van de gemeenten vereenvoudigen. Dit zou tot een verhoging van het aantal ingediende voorstellen en vooral van het aantal goedkeuringen moeten leiden.
De procedure is in het kaderbesluit Sociale Huur opgenomen. Indien uit de evaluatieverslagen zou blijken dat de procedure te omslachtig is, is de zaak heel eenvoudig. In dat geval moet de procedure worden vereenvoudigd.
Ik zal de commissie op de hoogte houden van de vooruitgang die wordt geboekt. Zodra de evaluatienota klaar is, zal ik de commissie hiervan op de hoogte stellen.
De voorzitter : De heer Decaluwe heeft het woord.
De heer Carl Decaluwe : Ik wil de minister van harte danken voor haar antwoord en voor de engagementen die ze is aangegaan. We zullen zien wat op basis van de evaluatie allemaal zal moeten gebeuren. Ik vind het positief dat de minister in samenspraak met de bouwmaatschappijen en met de VVSG te werk wil gaan.
Er moet me echter nog iets van het hart. Het gaat me hier om de administratie. Er staat een theorie op papier. De politiek kan hier soms weinig aan doen. Ik ken het voorbeeld van een gemeente die op de nieuwe noden wil inspelen. De bouwmaatschappij heeft een stedenbouwkundige vergunning voor kangoeroewoningen gekregen. De gemeente heeft een specifiek stappenplan voor een toewijzingsreglement opgesteld. Uiteindelijk heeft de gemeenteraad dit unaniem goedgekeurd en is het dossier eind 2008 naar de administratie gestuurd. Hierop volgt een grote leegte. De administratie antwoordt niet. De gemeente probeert antwoorden te krijgen, maar niemand weet van iets. Intussen staan die woningen al 6 maanden leeg. Men kan ze niet toewijzen omdat men wacht op dat specifieke toewijzingsreglement.
Ik vraag dat de administratie iets laat weten als er iets ontbreekt. Het dossier moet conform zijn. Maar men hoort niets, men weet van niets. De administratie moet daar correct mee omgaan. In andere dossiers zegt de administratie aan kredietvennootschappen dat als er binnen de 8 dagen geen antwoord is, er een boete volgt. Dat staat ook op papier. Dan verwacht ik ook dat de administratie zelf correct werkt. Deze kwestie is uit het leven gegrepen. De politiek moet hiervoor aandacht hebben. U en wij zijn hiervan het slachtoffer, want wij moeten het in de media uitleggen terwijl wij er niets aan kunnen doen. Het zou goed zijn indien u een signaal zou geven. Zo kan daar goed op worden ingespeeld.
Minister Freya Van den Bossche : Ik ben een beetje verbaasd, want men heeft maar 90 dagen om dat oordeel te vellen en om te laten weten dat er een stuk ontbreekt en het goed te keuren of niet goed te keuren. Die 90 dagen zijn natuurlijk ver overschreden. Als die gemeente een klein signaal kan sturen, laat ik dat dossier onmiddellijk bekijken. Dat is niet de geijkte procedure, niet de geijkte gang van zaken. Ik wil graag weten hoe dat komt.
De heer Carl Decaluwe : Ik zal vragen dat die gemeente het overmaakt aan het kabinet.
De voorzitter : Het incident is gesloten.