Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 04/03/2010
Vraag om uitleg van mevrouw Gwenny De Vroe tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over de programmatiestop in het deeltijds kunstonderwijs
De voorzitter : Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Mevrouw Gwenny De Vroe : Voorzitter, minister, geachte leden, in verscheidene hoeken van Vlaanderen werd uitgekeken naar een uitbreiding of inrichting van een programmatie in het deeltijds kunstonderwijs. In mijn eigen regio heb ik bijvoorbeeld weet van de plannen voor de oprichting van een filiaal van het conservatorium van Mechelen in de gemeente Haacht. Dat was initieel gepland voor 1 september van dit jaar.
Het gemeentebestuur van Haacht moest de muziekliefhebbers ontgoochelen. Voor de schooljaren 2010-2011 en 2011-2012 werd immers een programmatiestop doorgevoerd, als gevolg van de lineaire besparingen van de huidige Vlaamse Regering en in afwachting van een geplande hervorming van het deeltijds kunstonderwijs. De gemeente Haacht zag zich genoodzaakt de plannen uit te stellen en nog geen officiële aanvraag in te dienen.
Een gelijkaardige problematiek zien we in Kampenhout, waar werd gedacht aan een eventuele uitbreiding van het recent opgerichte filiaal Muziek en Woord met Beeldende Kunst. Waarschijnlijk laten zich ook nog gelijkaardige gevolgen van de Vlaamse besparingen in meer gemeenten voelen. Tijdens de begrotingsbesprekingen in de commissie gaf u echter aan dat de programmatiestop voor het lopende en het volgende schooljaar niet absoluut is, en dat in uitzonderlijke gevallen een afwijking kan worden toegestaan, zoals bij het uitbouwen van een derde graad boven op een reeds bestaande tweede graad, zodat de studiecontinuïteit van leerlingen binnen dezelfde instelling en opleiding gegarandeerd is, bij het toekennen van een veiligheidsopleiding enzovoort.
Minister, aan de hand van welke concrete criteria zult u toetsen of er een afwijking kan worden toegestaan op de programmatiestop voor het deeltijds kunstonderwijs? Kan er, meer specifiek, een afwijking worden gekregen voor de oprichting van een nieuw filiaal van een conservatorium van een gemeente, die door de gemeenteraden van beide gemeenten wordt gesteund en die wordt geruggensteund door een voldoende groot rekruteringspotentieel? Daarmee bedoel ik leerlingen. Kan er meer specifiek een afwijking worden verkregen voor de uitbreiding van een filiaal van een academie waar bijvoorbeeld al Muziek en Woord wordt onderwezen, met een richting Beeldende Kunst? Hebt u weet van nog andere initiatieven dan de aangehaalde in Haacht en Kampenhout die door de programmatiestop in de kiem worden gesmoord? Zo ja, welke? Hoeveel initiatieven hebben totnogtoe een afwijking op de programmatiestop aangevraagd en verkregen? Zal de programmatiestop in het deeltijdse kunstenonderwijs volgens u een nadelig effect hebben op de algemene ontwikkeling en doorgroei van het artistieke en muzikale talent in Vlaanderen?
De voorzitter : Mevrouw Poleyn heeft het woord.
Mevrouw Sabine Poleyn : Minister, ik sluit me graag aan bij deze vraag, die mij ten zeerste verheugt. Er bestond namelijk enige onduidelijkheid. Ik had ook gehoord dat u bij de bespreking van de beleidsnota zei dat er afwijkingen kunnen zijn op die programmatiestop, specifiek voor het deeltijds kunstonderwijs. Nadien is mij dat niet meer zo duidelijk geworden. Maar u hebt dat hier inderdaad zo gezegd. Ik ben blij dat mevrouw De Vroe dat heeft teruggevonden.
Ik wil aansluitend nog een eenvoudiger casus voorleggen, waarbij een eerste en een tweede graad indertijd voor het eerst zijn opgericht, en men aansluitend een derde graad in dezelfde richting wou oprichten, maar dat kan niet met zon programmatiestop. Zou dat eventueel ook onder die uitzonderingen kunnen vallen?
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : Voorzitter, collegas, er is inderdaad een klein misverstand ontstaan bij de bespreking van de beleidsnota. Het is nog iets genuanceerder, ik zal het u uitleggen. Er is inderdaad een programmatiestop voor het deeltijds kunstonderwijs (dko). Dat houdt in dat in de schooljaren 2010-2011 en 2011-2012 geen instellingen, filialen, studierichtingen en hogere graden kunnen worden geprogrammeerd. Dat staat in artikel 49 en 50 van het decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2010. De mogelijkheid tot afwijking van die bepalingen is niet in de decreettekst ingeschreven. Ook voor het secundair onderwijs geldt een programmatiestop, maar daar zijn wel afwijkingen mogelijk.
In mijn toelichting bij dat decreet in dit parlement heb ik de programmatiestops in het secundair en het deeltijds kunstonderwijs in één beweging toegelicht. Wellicht is daardoor enige verwarring ontstaan, waarbij u naar analogie van de afwijkingen voor de derde graad in het secundair onderwijs ook afwijkingen mogelijk ziet voor de hogere graad in het dko. Maar dat is, zoals gezegd, niet het geval.
Dat betekent, voor alle duidelijkheid, dat een filiaal waar al Muziek en Woordkunst wordt onderwezen, de komende schooljaren geen beeldende kunst kan worden onderwezen met middelen van de Vlaamse overheid. In een filiaal kan een schoolbestuur zonder programmatieaanvraag enkel studierichtingen aanbieden die al in de hoofdschool bestaan, zo niet moet het de programmatie van een studierichting aanvragen, wat door de programmatiestop tijdelijk onmogelijk gemaakt wordt. Als er dus in de hoofdschool een richting bestaat die nog niet in een filiaal wordt aangeboden, kan dat wel, voor zover het in de hoofdschool wel bestaat. In die zin is de programmatiestop dus niet absoluut.
Een filiaal Muziek en Woordkunst kan dus enkel Beeldende Kunst organiseren als er ook Beeldende Kunst is in de hoofdinstelling. Dat impliceert dat die hoofdinstelling een kunstacademie is met zowel de studierichtingen Muziek, Woordkunst als Beeldende Kunst. Er zijn op dit ogenblik drie dergelijke academies, namelijk in Geraardsbergen, Knokke en Ronse.
De laatste jaren ontvingen het kabinet en de administratie Onderwijs elk jaar ongeveer vijf aanvragen voor de programmatie van filialen en één voor een studierichting, waarvan de meerderheid werd toegestaan. Je kunt er dus van uitgaan dat de komende twee schooljaren een vijf- à tiental potentiële programmaties niet kunnen opstarten door de programmatiestop.
Het nadelige effect op de algemene ontwikkeling en doorgroei van het artistieke en muzikale talent in Vlaanderen lijkt mij eerder beperkt, en wel om twee redenen. Ten eerste is het dko al vrij goed uitgebouwd en gespreid in Vlaanderen. Iedereen kan binnen een straal van 15 kilometer van zijn woonplaats dko-opleidingen in de Beeldende Kunst en Podiumkunsten terugvinden. Nieuwe programmaties zorgen dan ook voor een stuk voor een comfortverschuiving, waarmee ik wil zeggen dat ze een aantal leerlingen de kans geven om nog dichter bij huis les te volgen. Al wil ik niet ontkennen dat dko dichter bij huis ook een motivatie kan zijn voor kansarme en minder mobiele leerlingen om toch de weg naar het dko te vinden.
Ten tweede wil ik erop wijzen dat de programmatiestop tijdelijk is. Hij duurt normaal gezien maar twee schooljaren. Schoolbesturen die nu klaarstaan om een programmatieaanvraag in te dienen, kunnen dat met 2 jaar vertraging doen in 2012. Waarom is dat zo? Omdat we dan rond moeten zijn met de hervorming van het deeltijds kunstonderwijs.
Mevrouw Gwenny De Vroe : Minister, ik denk dat het voor de mensen die een filiaal willen starten, echt niet gemakkelijk is om te weten wanneer het wel kan en wanneer niet. In elk geval verschil ik met u van mening dat het nadelige effect beperkt zou zijn. U spreekt over dichter bij huis en dergelijke. Ik vind dat toch wel heel belangrijk. U haalt aan dat er vijf à tien aanvragen per jaar niet doorgaan. Ik denk dat dat er meer zullen zijn. Er zijn er immers veel die weet hebben van de programmatiestop, en die hun aanvraag gewoon niet indienen.
U zegt ook dat die mensen over 2 jaar wel geholpen kunnen worden met de oprichting van een nieuw filiaal. Vreest u niet dat er op dat moment erg veel geïnteresseerden zullen zijn voor de oprichting van een nieuw filiaal? Het stapelt zich immers almaar op. Vreest u niet dat u dan opnieuw mensen teleur zult moeten stellen, bijvoorbeeld om dat er een beperkt budget zou zijn? Ik hoop dat u op dat moment alle nieuwe aanvraagde filialen ook in aanmerking zult nemen. Ik hoop dat u mij daar nu ook een positief antwoord op kunt geven.
Mevrouw Sabine Poleyn : Minister, ik dank u voor de verduidelijking. Het is natuurlijk wel spijtig dat het zo is moeten lopen, want het heeft wel wat verwarring gecreëerd op het veld. Ik begrijp ook wel dat wat u hier zegt, geen juridische gevolgen heeft, of toch veel minder dan het decreet zelf. Uiteindelijk is het het decreet dat geldt, en daar staat het niet in.
Ik betwist uw argumentatie dat er geen probleem is. Er zijn waarschijnlijk geregeld aanvragen voor een soort dubbelaanbod, maar dan in een filiaal of ergens op een andere plaats, om aan de grote interesse te kunnen beantwoorden. Maar in de concrete situatie die ik ken, in Harelbeke, gaat het gewoon over een doorstroming. De eerste en tweede graad werden voor het eerst ingericht. Men was nu met die generatie bijna aan het einde van de tweede graad, en dus wou men nu een derde graad beginnen in te richten. Dat is een opleiding die alleen maar in de hoofdinstelling van het plaatselijke dko wordt georganiseerd. Er is dus geen parallel dichtbij. Daar is het dus echt jammer dat men zal moeten stoppen na de tweede graad, of twee jaar wachten en de derde graad pas vanaf 2012 doen.
Ik ben ervan overtuigd dat, mocht u die afwijking toch toestaan, het over een zeer beperkt aantal situaties zou gaan, misschien een tiental. Het is misschien interessant om dat eens uit te zoeken. We hebben natuurlijk gestemd voor besparingen, maar het is toch goed dat er een verduidelijking komt.
Minister Pascal Smet : Ik begrijp dat dat op het terrein niet altijd evident is. De achterliggende redenering die er gemaakt is om het onderscheid te maken, is dat het dko wordt hervormd en dat we daar de komende twee jaren hard aan gaan werken. En met het oog op een hervorming is het beter dat er geen verschuivingen zijn of nieuwe filialen worden opgericht. Er was trouwens eensgezindheid over die redenering.
Ik ben zelf ook in Maasmechelen geweest, waar die vraag ook leefde. Daar komen op een avond 1300 mensen kijken naar wat de leerlingen daar leren en aan de lokale gemeenschap voorstellen. Dat doet men nergens in Vlaanderen na. Ook daar leefde die vraag. Ik besef dit, maar het is een keuze die werd gemaakt. U weet dat besparingen niet altijd gemakkelijke beslissingen inhouden. Ik hoop dat dit binnen twee jaar opgelost is.
De voorzitter : Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Mevrouw Gwenny De Vroe : Ik heb niet onmiddellijk een antwoord gekregen op mijn vraag of alle filialen
Minister Pascal Smet : Ik kan daar nu niet op antwoorden omdat het afhankelijk is van de hervorming en de richting die we zullen uitgaan.
Mevrouw Sabine Poleyn : Minister, los van het nieuwe decreet en het nieuwe landschap dko wil ik toch suggereren om voor de doorstroomrichtingen eens te onderzoeken over hoeveel of hoe weinig het gaat, wat het zou kosten om het toch toe te laten en op korte termijn mogelijk te maken. Het heeft echt onduidelijkheid gecreëerd op het veld, zeker omdat het voor het andere onderwijs wel kan dat er afwijkingen zijn op basis van die filosofie. Ik zou u willen vragen om toch de moeite te doen om dat eens te bekijken.
De voorzitter : Het incident is gesloten.