Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebeleid
Vergadering van 09/02/2010
Vraag om uitleg van mevrouw Sophie De Wit tot de heer Jo Vandeurzen, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over de financiële gezondheid van de Vlaamse vzw-woonzorgcentra
De voorzitter : Mevrouw De Wit heeft het woord.
Mevrouw Sophie De Wit : Ik heb deze vraag ingediend naar aanleiding van de MARA-studie (Model for Automatic Resthome Analysis) die werd gepresenteerd op 21 januari 2010. De studie omvat een financiële doorlichting. Daaruit blijkt dat de meeste vzw-rusthuizen in 2008 financieel gezond waren. 75 percent van de rusthuizen haalde een goede score. In 2007 was dat nog 77, maar het blijft nog altijd grote onderscheiding.
Ik denk dat de gezonde financiële situatie vooral te danken is aan het feit dat de overheid voor een groot deel subsidieert. Toch nog net bijna 50 percent van de kosten voor het verblijf wordt door de overheid gedragen, en een kleine 48 percent door de bejaarde. Die prijzen blijven jaarlijks stijgen. In 2010 zal de gemiddelde kostprijs van een dergelijk verblijf die mensen zelf zullen moeten betalen, ongeveer 47 euro per dag bedragen. Daarom dringt Zorgnet Vlaanderen aan op een systeem waarbij de kostprijs, de eigen bijdrage van de bewoner in zon woonzorgcentrum, zo veel mogelijk beperkt blijft. Dat staat trouwens ook in het Vlaams regeerakkoord. Nu wordt een groot deel van de loonkosten door het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV) betaald, maar men zal dat eigenlijk pas kunnen bereiken door die personeelskosten volledig ten laste te nemen. Daarvoor is er natuurlijk een goed overleg nodig met de federale regering, zodat we toch die doelstelling kunnen verwezenlijken.
Ook blijkt uit de financiële doorlichting dat de rusthuizen op zich over onvoldoende cashflow beschikken voor grote investeringen, wat leidt tot de situatie dat ze gebouwen laten optrekken en die nadien huren. De instellingen zijn geen eigenaar van de gebouwen waarin ze huizen, omdat ze onvoldoende liquide middelen hebben om dat te doen. Dat is natuurlijk een probleem. Dat blijkt ook voldoende uit de studie. Er komt een en ander op ons af. Dan denk ik aan de vergrijzing. Binnenkort zullen 65.000 mensen een beroep moeten doen op een dergelijke huisvesting. Er is een tekort aan mantelzorg en andere mogelijkheden. Een blijvende investering door de overheid zal nodig zijn, via het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA).
Minister, hoe beoordeelt u zelf de resultaten van de MARA-studie? Zult u naar aanleiding van die studie overleg plegen met uw federale collega, zodat we die kostprijs voor het verblijf en de eigen bijdrage daarin zoveel mogelijk kunnen beperken? In welke mate zal extra worden tegemoetgekomen met het oog op de te beperkte cashflow van de rusthuizen om grote investeringen te doen? Ik ben me ervan bewust dat een deel van deze vraag al achterhaald is door het VIPA-decreet, dat vorige week is goedgekeurd en meer mogelijkheden geeft, zoals pps.
De voorzitter : Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Mevrouw Vera Van der Borght : Ten behoeve van mevrouw De Wit wil ik erop wijzen dat de commerciële rusthuizen er vandaag in slagen om, zonder het VIPA en andere subsidies en terwijl ze toch alle normen naleven, toch lagere dagprijzen te vragen dan de vzws vandaag. Dij cijfers kunt u opvragen bij de Federale Overheidsdienst Economie.
De voorzitter : Minister Vandeurzen heeft het woord.
Minister Jo Vandeurzen : Voorzitter, ik wil er vooraf op wijzen dat er momenteel drie soortgelijke studies zijn uitgevoerd, over de financiële toestand van onze ziekenhuizen, van onze psychiatrische ziekenhuizen en van onze woonzorgcentra. Het zou interessant zijn om al die studies eens kort te overlopen. Ze geven immers op een goede manier aan wat de financiële toestand is van al die soorten instellingen. In dit geval gaat het over een doorlichting van de woonzorgcentra. De studies zijn ook interessant in die zin dat ze de betrokkenen in de sector toelaten aan benchmarking te doen: die kunnen zien welke positie ze innemen. De studies zijn voldoende ver ontwikkeld om een goed overzicht te geven. Ik ben aanwezig geweest bij de drie presentaties. We merken een aantal trends, die uiteraard veel te maken hebben met federale materie. Dan gaat het over de financiering van de ziekteverzekering. Dit geeft een goed beeld van de financiële toestand in de betrokken instellingen.
Als Vlaams minister bevoegd voor de residentiële ouderenzorg heb ik uiteraard met aandacht de tekst doorgenomen van de financiële analyse van de vzw-sector ouderenzorg in Vlaanderen, zoals die door Zorgnet Vlaanderen, Partezis en Dexia voor de derde keer werd gerealiseerd. De studie verschaft immers belangrijke macro-economische informatie over de financiële gezondheid van de Vlaamse vzw-ouderenvoorzieningen en laat ook toe een aantal trends na te gaan die belangrijk zijn voor de betaalbaarheid van het verblijf in een woonzorgcentrum uitgebaat door een vzw.
De studie draagt ook in belangrijke mate bij tot het verwerven van verder inzicht in de financiële stromen binnen de betrokken voorzieningen en het detecteren van de impact van externe factoren op de kostprijs van het verblijf in de voorziening. Dan denk ik bijvoorbeeld aan de impact van de sterk gestegen energiekosten. Die elementen zijn belangrijk in het kader van de bepalingen in het regeerakkoord met betrekking tot de betaalbaarheid van een verblijf in een woonzorgcentrum. Daar hebt u trouwens op gezinspeeld. Beleidsmatig laat het rapport ten slotte ook toe om de impact van diverse overheidsmaatregelen op de financiële stromen binnen de voorzieningen te detecteren. Wat Vlaanderen betreft, denk ik daarbij in eerste instantie aan de impact van de gewijzigde VIPA-subsidiëring. In de nieuwe financieringsregeling van het VIPA worden de subsidies nu uitgekeerd via een gebruikstoelage over een periode van 20 jaar, die op een specifieke wijze moet worden geboekt in de boekhouding van de betrokken voorzieningen. De voorzieningen moeten echter verbintenissen op lange termijn afsluiten om de bouwwerken te financieren. Voorheen kreeg men onder voorwaarden de bouwsubsidies 50 tot 60 percent van het investeringsbedrag volledig uitbetaald tijdens de bouwfase.
De studie concludeert dat, door de specifieke boekingsmethode van die investeringsubsidies, de solvabiliteit van de voorzieningen licht onder druk gekomen is. Als gevolg van de nieuwe financieringsmethode voor dergelijke projecten worden de voorzieningen bovendien verplicht om meer een beroep te doen op externe financiering. Dan gaat het over vreemd vermogen op lange termijn. In de toekomst zal daardoor de financiële schuldgraad van de voorzieningen het percentage van de activa dat wordt gefinancierd met een financiële schuld op lange of korte termijn verder toenemen. Ook wat de cashflow de capaciteit om toekomstige schulden terug te betalen betreft, zal het opvolgen van de terugbetalingscapaciteit een belangrijk element worden in het kader van de toenemende kredietverlening die nodig zal zijn om de investeringen te financieren, als gevolg van de gewijzigde financiering door het VIPA.
De impact van de subsidiëring van de loonkosten door het RIZIV en de diverse maatregelen die de federale overheid heeft genomen, komt in deze studie ook duidelijk aan bod. Ik denk onder meer aan de financiering van de meerkost van de federale sociale akkoorden voor het omkaderend personeel; de aangepaste financiering van kortverblijf leegstand en liaisonfunctie en dagverzorging, met onder meer het transport; de verdere reconversie van ROB-bedden (rustoorden voor bejaarden) naar rvt-bedden (rust- en verzorgingstehuizen); de financiering van producten voor handhygiëne en ter bestrijding van infectieziektes; de vorming inzake zorg voor dementerenden en de bijkomende omkadering met het oog op palliatieve zorgen in de voorzieningen. De studie concludeert dat de woonzorgcentra voor het eerst meer middelen hebben ontvangen voor hun werking van het RIZIV dan er uit de inning van de dagprijzen komen. Dat is een belangrijk keerpunt.
Ook wordt vastgesteld dat de woonkosten de kosten die rechtstreeks te maken hebben met de huisvesting van de bewoner in de afgelopen jaren met 18,9 percent zijn gestegen. Daarvoor is voornamelijk de stijgende energiekost met 44,1 percent op 4 jaar tijd verantwoordelijk. Ik ben me er goed van bewust dat een blijvende aandacht voor een correcte financiering van de voorzieningen, zelfs in deze economische moeilijke tijden, voor alle betrokken partijen cruciaal blijft om de financiële gezondheid van de voorzieningen te kunnen garanderen, zodat ze hun maatschappelijke rol voort kunnen vervullen. Specifiek vanuit Vlaanderen zullen de inspanningen worden voortgezet om via het VIPA te voorzien in een financiering van de investeringen in infrastructuur en zal, in uitvoering van het regeerakkoord, een systeem ter begrenzing van de kosten van een verblijf in een woonzorgcentrum worden onderzocht.
Wat uw specifieke vraag betreft over het overleg met mijn federale collega over deze studie, ik zal de studie inderdaad onder haar aandacht brengen. Ik wil u wat dat betreft toch al zeggen dat er, in het overleg dat sinds 1997 tussen de federale overheid en de gemeenschappen en gewesten plaatsvindt over het te voeren ouderenzorgbeleid, steeds aandacht werd geschonken aan die financiële aspecten. Heel wat van de net geciteerde maatregelen van het RIZIV zijn bijvoorbeeld een direct uitvloeisel van de besprekingen die daarover door de diverse werkgroepen voor ouderenzorg in de schoot van de Interministeriële Conferentie Volksgezondheid worden gevoerd. Ik verbind me er dan ook toe om die inspanningen, in overleg met de federale collegas, onverkort voort te zetten.
De voorzitter : Het incident is gesloten.